Tussen BOSSCHE PARADE VAN DE HANDIGEN Terneuzen op vijf bij negen meter KMSSLvw door Zeeland „Laat het maar een gezellige rommel worden" Sportontmoeting Middelburg-F olke- stone besloten Minuscule arbeid van de heer Olijslager Zaterdag 28 juli 1962 ZEEUWSCH DAGBLAD Pag. 5 Laatste Stil en verlaten De herder Dreischor Legaat WILLEM ENZINCK mmm TERNEUZEN. „Het valt lang niet mee om Terneuzen binnen de bruggen op te bouwen", zegt de heer J. Olijslager en hij zet een minuscuul dakje op een kaboutertjesachtig klein huisje. De heer Olijslager, gepensioneerd gemeente-ontvanger Van de stad Terneuzen, is bezig met de bouw van een maquette „Terneuzen tot Sluiskil, de toestand over vijf of zes jaar". De gemeente Terneuzen plaatste hem voor dit omvangrijke karwei. De heer Olijslager denkt er nog ruim een half jaar aan te bouwen, maar hij begint iedere dag weer met pleizier aan zijn monnikenwerk. Modelbouw is zijn hele leven zijn grootste hobby geweest. De heer Olijslager „doet niet zomaar wat", want vaak zullen de Ter- neuzenaren hem tegenkomen in de stad waar hij met de meetlat de straten afneust om de onderlinge verhoudingen tussen de gebouwen vast te leggen. Van luchtfoto's kijkt hij de ligging af van de huisjes die vaak schots en scheef door elkaar blijken te staan. Vier maanden is hjjn nu met „Terneuzen binen de bruggen" bezig en iedere inwoner zal zijn woning op de maquette terug kunnen vinden. Over de buitenwijken hoopt de heer Olijslager wel iets korter te doen. DDe maquette, die in het geheel een afmeting van vijf bij negen meter krijgt, is momenteel voor een vijfde gedeelte gereed. De heer Olijslager past, lijmt en zoekt voorlopig nog rustig verder. Zijn lijfspreuk is een variant op het bekende: „Iedere dag een draadje is een hemdsmouw in een jaar", namelijk: „Iedere dag wat huisjes is Terneuzen in een jaar". Waar de omvangrijke maquette zal worden geplaatst is voor de gemeen te nog een probleem, een probleem dat vijf bij negen meter groot is. ZIERIKZEE EN BROUWERSHAVEN EZELFDE gewaarwor ding, die Werumeus Buning eens onderging tussen de twee kleine Noordhollandse dorpjes Katrijp en Hangen, had ik onlangs op Schouwen-Duiveland. Wat kan ik derhalve beter doen dan de beginregels van een van Buninigs helderste en zuiverste liederen iets te variëren om mijn gevoel uit te drukken? Tussen Zierikzee en Brouwershaven sprong mijn hart op in mij op een heldere warme morgen in 't midden ton de Mei. Ja, mijn hart sprong op in mij. Van pure vreugde. En niet eenmaal, doch meermalen. Zo maar op de grote weg, die de verbinding vormt tussen de Zuid- en de Noordkust van het eiland. Tussen Zierikzee en Brouwers haven. Op die heldere meimorgen dan had ik al vroeg mijn auto zonder kras of achram door de smalle Noordhaven poort van Zierikzee geloodst en nu reed ik langzaam in noordelijke rich ting. Aan beide zijden van de weg lag het land languit tot de einder, ▼lak, boomloos, akker aan donkere ak ker gerijd en daarboven spande zich de hemel egaal-blauw met hier en daar een plukje ganzedons. De eerste ogenblikken was er geen mens te zien wijd en zijd. De akkers zijn geploegd, het zaad is gezaaid, dacht ik, en de boeren kunnen nu voor eerst afwachten wat er van komen wil. Toch was het zo niet, daarvoor was de lente te laat dit jaar. Even verder op zag ik kleine verticalen bewegen in de vlakte waarover nu bij het klim men van de zon een vaag-violette glans kwam te liggen: mensen, klein en verloren in de wijdheid en even eens klein en verloren snaar groter toch: paarden, Zeeuwse paarden. En mijn hart sprong op in mij. IK vertraagde mijn tempo tot stapvoetegang en keeik mijn ogen uit. Want het aanschouwen van paarden bij de landarbeid mag langzamerhand in heel Nederland dan al een gebeurtenis zijn, voor wie in Zeeland woont is het dat in dubbele mate. Vreemd eigenlijk, maar waar, want is het paard en dan nog wel het typische streekras wel ergens zó door de landbouwmachine verdrongen als juist hier? Het Zeeuwse paard lijkt enkel nog een object van belangstelling van tra- ditiebewuste fokkers en liefhebbers. Als arbeidsdier is het door de Fergu sons, de Fordsons, de Mac Ormicks en hoe zij nog meer mogen heten, verdre ven. Zeker in Zeeuws-Vlaanderen leiden zij een bestaan van „laatste der Mohikanen". Daar treden zij vrijwel alleen nog op in ongewoon natte pe rioden. Als de grond dan een vette, zuigende bagger geworden is, waar in de tractor blijft steken en een te hulp geroepen andere, zwaardere tractor er ook niet in slaagt de eerste te verlossen en beide zo vast in de klei gevangen zitten als een vlieg in een brok barnsteen, dan eerst wordt een dier geweldenaars van het Zeeuw se ras uit de stal geleid omdat men met onwrikbare zekerheid weet dat alleen hij in staat is de beide tracto ren uit hun benarde positie te ontzet ten. En hiertussen Zierikzee en Brouwershaven, zwoegden onvervals te Zeeuwse paarden, de machtige borst in de zelen geleund, de koppen met de helmbos der manen aandach tig en toegewijd voorover gebogen, de monumentale poten bedachtzaam, maar met de kracht van een hei blok in de aarde plantend. Hier werk ten ze nog. natuurlijk en vanzelf sprekend, alsof er op de wereld nog geen tractor was uitgevonden. Links van de weg telde ik er drie. rechts van de weg vijf, verspreid in de on eindigheid. Hun vaalbruine gestalten, met het fel en triomfantelijk afste kend strogeel van de manen brach ten de hemel dichter bij de aarde en maakten het landschapsbeeld bij na. tot een visioen uit het verleden. Dat men dit op Schouwen nog zien kan, had ik nooit vermoed. En mijn hart sprong op in mij. Tussen Zierik zee en Brouwershaven. IK REED verder, een paar kilometer misschien. Daar lag het land weer stil en verlaten. Aan de einder doemde het silhouet op van een dorpje. Het welige gras op de brede bermen ter weerszijden van de weg glinster s nu eens diepgroen, dan zilverig onder de aaiepoeshand van de wind. Opeens, een paar honderd meter vóór mij. schoot een hond uit de rechter berm. Ik nam de voet van het gaspedaal. De hond bescchreef een halve cirkel op de weg en schoot bliksemsnel terug in het hoge gras van de berm. In het gras? Welnee, in een bewegende witte massa. Een seconde later stond ik stil bij wat ik nooit verwacht had te zullen zien: een paar honderd schapen, ooien en jonge lammeren, die dichtopeen- gedrongen, grazend on stoeiend de grasberm over geruime afstand tot wit wollig leven brachten. En tussen die wemeling van stuwende warme dierenlijven stond als een breker in de branding een man, de pet diep in de ogen gedrukt, een oude versleten maar altijd nog dikke bunkerjas aan en een Amerikaanse legerknapzak aan zijn zijde. EN MIJN hart sprong op in mij. Want ik hefb altijd een zwak gehad voor de kudde schapen met zijn herder vanwege de oor spronkelijke evangelische sfeer, die zij uitstralen en dat zwak is nog on vergelijkelijk sterker geworden sinds ik in de eenzame bergwildernissen van Griekenland vaak met herders contact had, met hen aan hun nach telijk kampvuur zat en luisterde naar hun verhalen. De herders van Hellas zijn meestal koninklijke gestalten met een baard, gehuld in lange, tot de en kels reikende mantels van schape vacht. Het zijn peinzers, verhalenver tellers en halve dichters; zij vormen onder de herders als het ware een klasse apart, die wij in ons land, ge loof ik, ook vroeger nooit zo gekend hebben. Maar Leendert van den Bosch, de man met zijn kudde aan de berm van de weg tussen Zierik zee en Brouwershaven, behoort on miskenbaar tot hun hier bijkans uit gestorven gilde. Warempel een herder! zei ik en wenste hem goede morgen. Van 't zelfde, meneer! zei hij en de vriendelijke lach van zijn wa- terblauwe ogen verspreidde zich over heel zijn rode gezicht. Ik ben er een van de vier op Schouwen. Zolang als het duurt tenminste. Hij verklaart dat hij nu zestig is en er toch over een paar jaar mee op wil houden. Waarom? is mijn vraag want hij ziet er uit als een dikke vijftiger. Jae meneer, zegt hij, je moet er een keer mee ophouden as je nog wat an het laatste stuk van je leven wilt hebben, want het valt niet mee. En hij vertelt hoe hij als jongen al schapen hoedde, toen nog in dienst van de boeren, later en ook nu voor eigen rekening zijn eigen kudde, in wind en weer onder de blote hemel. Ook in de winter, bij vorst weken lang, met een ijzige Noord-Ooster. Toch vertelt hij met onverholen ple zier over de bijna honderd lamme ren, die de laatste weken voorspoe dig ter wereld gekomen zijn, over de honden die hij in de loop van zijn herdersbestaan heeft afgericht. Naer vore! beveelt hij. En Jennie, zijn hulpje, rent onmiddellijk naar de kop van de troep om een op de kant van de weg dribbelend lam re soluut, maar behoedzaam tot de orde te roepen. De kudden van zijn drie collega's op het eiland hebben ongeveer dezelf de omvang als de zijne, vertelt Leen dert van den Bosch. Jae, voegt hij er naderhand aan toe, die zijn ook al niet jong meer... ïk vraag hem of hij zich nooit verveelt zo alleen met de dieren. Ach nee, zegt hij, 's avonds gaan we altijd naar huis en overdag, vooral in het goeie seizoen zoals nu zijn er nogal eens mensen die een praatje met me komen maken, net zoals u.... Goeie reis, meneer! roept Leen dert van den Bosch mij nog na als ik weer in de auto stap. Ik denk aan het op de Balkan verbreide geloof, dat de heilwens van een herder ge luk betekent. EN HET kwaim uit ook hier op Schouwen-Duiveland. Want via het gehucht Schuddebeurs waar de sforzitia overvloedig bloeide en nog iets van de sfeer van vroegere landelijke lustverblijven opriep, kwam ik terecht in Dreischor. En Dreischor bleek een van de liefste, aantrekkelijk ste plaatsjes, die ik op Sdhouwen-Dud- veland zou leren kennen, een kleine openbaring. Wéér sprong mijn hart op in mij. Tussen Zierikzee en Brouwers- haven. Zwarte houten schuren zetten aan de rand van Dreischor als evenzovele architectonische katers een hoge rug - op. Ze vormen de herinnering aan de tijd dat Dreischor hèt vlascentrum was van het eiland. Meer dan zes- tig vlassers stapelden hier toen hun voorraden op, maar sedert een jaar of acht staan ze leeg. Gelukkig dat men ze laat staan. Zij vormen een verrassende, imponerende, zelfs wel ietwat spookachtige entree van Drei schor, dat overigens de liefelijkheid zelve is. Het centrum van het dorp is de aan St. Adrianus gewijde hallenkerk uit 1637 met twee ringen er om heen, één van water en een van huizen. De muren, verzakt en uitpuilend, staan in de steigers en ook het inte/ieur met zijn blauwgeschilderd houten ge- welf is een woud van steigerpalen. BOVEN het houtwerk, dat zijn pompeuze praalgraf tijdens de restauratiewerkzaamheden beschermt, steekt nog juist het marmeren hoofd uit van mr. Pieter Mogge van Renes- se. ambachtsheer van Dreischor. Hij toont ons een fier en zelfbewust ge zicht. Hij was dan ook een man van aanzien, geboren in 1698 te Zierikzee en bekleedde een lange reeks eervol le ambten, tot hij in ongenade viel. Toen hij in november 1756 kinderloos overleed en men zijn testament open de, bleek hij een vermogen van 70.000 Vlaamse ponden (dat is onge veer 420.000) aan zijn geboortestad te hebben vermaakt met de bepaling dat er binnen de drie jaar een uni versiteit voor Zierikzee van moest worden gebouwd. De vroedschap was echter te laks, de Staten van Holland, mogelijk bevreesd voor de toekomst van Leiden, rekten de zaak. de schen kingsdatum verviel en Zeeland kreeg geen universiteit. Nu had er een armenkinderhuis ge bouwd moeten worden. Ook daarvan kwam niets. Tenslotte gebruikte men de renten van de Engelse fondsen, waaruit het legaat bestond, ter aflos sing van de schulden, ontstaan door de restauratie van het stadhuis, om predikanten te betalen en visserijbe- langen te dienen, zodat in 1846 Mog- ge's legaat tot tien procent van het oorspronkelijk bedrag was inge- schrompeld.... Er gaat in Dreischor een legende, die vertelt dat het witte marmeren gezicht van de milde schen ker op zijn praalgraf op sommige ogenblikken van kleur verandert en rood wordt, vuurrood. Van toorn en verontwaardiging. Een menselijke, wellicht al te menselijke legende, die zij echter onvoorwaardelijk geloven. In de kring van huizen om de kerk is de gevel van het gerestaureerde raadhuisje uit 1637 een klein juweel. Het interieur bestaat uit niet veel meer dan een eveneens zorgvuldig in oorspronkelijk staat gebrachte een- manskamer. Maar de deuren zijn er van nobel eeuwenoud hout. Daar staat een Zeeuwse kast zoals er maar weinige te vinden zijn. Het schrijfbu reau van de Burgemeester van Brou wershaven, die gedurende de restau ratie van zijn raadhuis te Dreischor zetelt, heeft panelen die bestaan uit houtsnijwerk van de koorbanken uit de allang vergane kerk van Zonne- maire. Ontroerende staaltjes van volks kunst, voorstellende o.a. de Kruisiging en Opstanding van Christus. Ja, tussen Zierikzee en Brouwers haven sprong mijn hart op in mij.... door Tekeningen Sinco Schram de Jong De P.V. „De Blauwe Doffer" te Wolfaartsdijk hield twee wedvluchten. De uitslagen waren: uit Vilvoorde ge- br. Houtekamer 1, 2, 4 en 7, Jac. Egge- been 3, P. P. Dieleman 5, 9 en 10, J. Houtekamer 6, P. A. van Loo 8, uit slag Bordeaux (oude duiven(: C. A. Korstanje 1, J. G. de Jager 2, gebr. Houtekamer 3. Begunstigd door fraai zomerweer maakten de ouden van dagen uit St, Annaland hun jaarlijkse reisje. De be jaarden trokken over de grens naar Bel gië, waar enkele steden werden be zocht. Bij thuiskomst zorgde „Accele rando" voor een muzikaal welkom. MIDDELBURG. De week van de sportontmoeting Middeïburg-Folkesto ne werd gisteren besloten met een afscheidsavond in het City-theater. „Wij zitten hier met z'n allen ais een gelukkige Middelburg-Folkestone- famuie bijeen", aldus burgemeester mr. J. Drijber voordat hij de beker (symbolisch) aan de Mayor van Fol kestone overhandigde. Het is voor de eerste maal dat deze fraaie beker de Engelsen toekomst, reeds negen jaar pronkte hij in het Middelburgs stad huis, waar hij overigens blijft staan. „Het was de fijnste sportweek die ik heb meegemaakt in twintig jaar" zei de joviale mr. Alfredo Clarke, de Engelse organisator van de uitwisse- lingsweek. Het programma voor de afscheids avond bevatte veel afwisselende pun ten. Veel succes oogstten de Souburgse Suus en Emma Francke, het zangduo dat onlangs de eerste prijs verwierf bij de landelijke wedstrijden van De Op rechte Amateur. Zij werden voor hun optreden met „Iwan Iwanowitsch", „Greenfields" enz. door burgemeester Drijber beloond met een boeket rode anjers. Een niet minder oorverdovend applaus klaterde op voor de leden van de Eliza beth Glass Ballet School, die met dezelf de dansen optraden als woensdagavond op „Miniatuur Walcheren". Kreten van vreugde bij de jongeren ontlokte het optreden van „The Melody Mixers", die met waar enthousiasme rock and roll, twists en wat dies meer zij, produceerden. Veel Middelburgse turnverenigingen werkten aan deze avond. Als eerste ver scheen „Veldo" op het toneel, met rit mische oefeningen. De dames senioren van „Wilhelmina" brachten een grappi ge „Middelburgse can-can" en „Medio Burgum" maakte een goede indruk met enige Hongaarse dansen. De meisjes van „Achilles" ten slotte lieten even eens ritmische oefeningen zien. Twee dames van de selecte groep van „Medio Burgum" toonden haar vrije oefeningen. Na het slotwoord van de voorzitter van de commissie van advies, de heer F. van Roo, begaf Middelburg-Folkesto- ne zich naar de dansvloer, waar tot twee uur het feest werd voortgezet. 0 Vanaf 19 juli worden in hotel Mon- dragon te Zierikzee elke donderdag avond dia's vertoond over „Zierikzee in kleur". Deze dia's worden toege licht met een sprankelend commentaar en een stijlvolle muzikale illustratie. In verband met het herbestraten is de Ooststraat te Dreischor tijdelijk voor het verkeer afgesloten. Deze herbestratingswerkzaamheden zullen slechts enkele dagen in beslag nemen. Tijdens de vergadering in Zoute- lande van de vereniging tot Christelij ke verzorging van de Krankzinnigen in Zeeland werden de aftredende bestuurs leden de heren D. Kodde en J. Wisse sr. herkozen. In de plaats van de heer A. Janse werd benoemd de heer J. ,de Witte Fzn. Per 1 augustus is tot Posteomman. dant van de Rijkspolitie te Schoondijke benoemd de tot Opper-wachtmdester bevorderde wachtmeester le klas C. van Nieuwenhuijzen te Groede. De Christelijke Muziekvereniging „Excelsior" te Cadzanid onder leiding van de heer M. Zonneheld zal zaterdag 28 juli a.s. om half 8 's avonds een concert geven op het parkeerterrein na bij de voormalige haven voor hotel „de Wielingen" te Cadzand-Bad. DEN BOSCH. „Ik voelde wel iets voor dat broodmes, maar ik schrik een beetje van de prijs van dertig gulde-n", zei een mevrouw in een rode regenjas. De messeniheftmaker keek verbaasd en sprak: „Het heft is helemaal met de hand gemaakt, mevrouw". De heer C. Walhout uit het Zeeuwse Othene was gisteren in Den Bosch om op de Parade te laten zien hoe hij heften van messen maakt. Een ambacht waarmee hij het dagelijks brood verdient. Overigens: hij was niet de enige, die naar Den Bosch was getrokken om daar op de Bossche Parade te laten zien, dat er ook nog zonder hulp van ingewikkelde machines gewerkt kan worden. Neen, er waren zo'n vijfen twintig handwerkende mannen en vrouwen en ik denk, dat touwslager Van Buul met repenmaker Marinus v. d. Greef de oudste was. Samen zijn ze al een eind over de honderd en zestig jaar. REPEN „Het is de eerste keer dat wij in Den Bosch zoiets georganiseerd heb ben", hoorde ik van de VW-directeur Bruens. „Het moet een gezellige ge organiseerde rommel worden en als het een succes wordt dan gaan we het meer doen. Het is in ieder geval origineler dan een kunstmarkt." Met een paraplu in de hand ver dween hij in de menigte kijklustigen, die zich vanaf tien uur rond de hand werkers verdrong. Daar waren ook een heleboel jongetjes van tien en twaalf jaar bij en dat heb ik, terug in Rotterdam, duidelijk gemerkt aan de neuzen van mijn schoenen. Er was duidelijk op te zien, dat vele jonge voeten bijzonder ongelijk hebben ge staan. Neen, repen worden tegenwoordig niet meer met de hand gemaakt", ver telde de 83-jarige repenmaker Van der Greef me, terwijl mijn oor dicht tegen zijn mond lag. „Zestig jaar heb ik die repen of hoepels voor boter- en visvaten gemaakt, maar het ia altijd hard werken geweest. Lange dagen werken, 's morgens om vier uur be ginnen en rijk ben ik er beslist niet mee geworden. Als ik heel hard door werkte kwam ik aan de 33 repen per dag. Kijk, van wishout worden ze ge maakt, maar ook dat wordt tegenwoor dig machinaal gesneden." Het was gisteren dik de moeite waard om een kijkje te gaan nemen op die Parade, aan de voet van de kathedraal omdat een repenmaker iemand is waarvan men misschien wel heeft gehoord, maar die men niet iedere dag aan het werk ziet, Mevrouw Gloudemans uit Blerl- cum, beter bekend onder de naam Sjaan Kasteleyn, was er ook. Ondanks het feit, dat haar ogen niet zo scherp meer zien als vroeger deed zij toch Neen, neen, dit zijn geen lage zwarte schoenen, maar het is gewoon een paar klompen. Klompenmaker Klerkx uit Sint-Oedcnrode had ze gisteren op de Parade uitgestald om te laten zien, dat een klompenmaker opmerkelijke dingen kan doen met een stuk boomstam. De jongste zoon van de heer Louis Kennis heeft het vak van zijn vader geleerd: koperslager is hij en bij het werk, dat hij aflevertkomt geen machine te pas. van alles met kanten mutsen. Mutsen maakster was haar beroep en zij ver telde me: „Dat ben ik zestig jaar lang geweest, vanaf de school. Maar de mensen kopen nu alles kant en klaar en ik heb nog maar zeven klanten. Het is altijd een heel priegelwerk ge weest, dat kan ik u verzekeren." De heer Van Buul kon vroeger met touw omgaan als de beste, maar zestig jaar geleden is hij het touwslagersvak uitgegaan. Gisteren was hij van de oude ambachten-partij, want touw- slaan is voor hem hetzelfde als tele foneren: „Als je het een paar keer hebt gedaan, verleer je het nooit meer. De touwslager was snel gevonden, maar meer moeite kostte het om de benodigde attributen als hennep, een haspel, klos en slee te vinden. In de buurt van Gouda heeft men tenslotte iemand gevonden, die dat allemaal had en daarom kon meneer Van Buul gisteren toch in een gelige stofjas met hennep om zijn buik gebonden laten zien wat zestig jaar terug zijn handwerk was. WEINIG KOOPJES „Mensen met een beetje opvoeding willen handwerk in huis hebben", was de besliste mening van de heer Louis Kennis. Terwijl zijn twee zoons met hamers op stukken koper sloegen ver telde hij ons iets over zijn bedrijf. „Ik denk, dat ik de enige in Neder land ben, die nog koper slaat en koperen voorwerpen maak, zonder be hulp van machines. Er wordt wel meer met de hand gewerkt, maar dan heeft men altijd wel een paar ma chines staan." „Zijn uw koperen ketels dan mooier dan de machinaal gemaakte", vroeg ik langs mijn neus weg. „Ja, natuurlijk, want kijkt u maar naar deze zeven- tiende-eeuwse ketel. Ziet u die zwaluw staart zitten? Nou, dat vindt u bij ons werk ook terug. Het is een moeilijk vak en het is nog moeilijker om er mensen voor te krijgen. Daarom wer ken mijn twee zoons bij mij in de zaak." We wandelden langzaam verder, ter wijl twee luidsprekers muziek uit braakten. Het werd steeds drukker op de Parade en er werd met aandacht geluisterd naar de handwerkers, die niet moe werden om over hun werk te vertellen. Het bleef echter niet bij kijken, er werden ook zaken gedaan. Terwijl de Delftse glasblazer Schaaf blies, ver kocht zijn vrouw vers geblazen scheep jes voor twee gulden. De witte karton nen doos inbegrepen. Zo hier en daar heb ik de prijzen bekeken, maar wie dacht met koopjes thuis te komen zal misschien wat bedrogen zijn uitge komen. Maar ja, het was tenslotte alle maal handwerk en dat kost geld, zo heeft men kennelijk geredeneerd. Er werden ook kousen, zwarte wel te verstaan, gebreid en ergens anders weer was een smidse opgebouwd com pleet met blaasbalg, die met de hand bediend werd. Koekplanksnijders heb ik gezien en meneer J. van Peet uit Meerkerk was er met een boerenwagen om te tonen hoe hij daarvoor sierstuk- ken maakt. Kantklossers, pottenbakkers, een za delmaker, een kaarsenmaker, ze waren allemaal present. De heer Klerkx, die anders op een klompenfabriek werkt, liet me zien, dat hij het maken van klompen met de hand nog lang niet verleerd is. „Het maken met de hand zou voor ons niet meer lonend zijn", hoorde ik. „Vroeger kregen we zes tot zeven cent per paar klompen en als we dan heel hard werkten kwamen we aan de zeven gulden in de week." Uit Hilversum was de heer K. Dal- meyer gekomen en er werd me ver teld, dat hij de enige is in Nederland, die gapers maakt. „Neen, mijn vak Is het niet", aldus de gapermaker, die van beroep drogist is. „Ik had jaren geleden eens een gaper nodig en ik kon er nergens een naar mijn zin kopen. Wel, toen ben ik er zelf een gaan maken en dat doe ik nu nog. Mijn zuster in Amsterdam vroeg in het begin of ik in kachelhoutjes ging handelen. Ja, mijn gereedschap maak ik ook zelf en wat voor stuk hout u me ook geeft: ik maak er een gaper van." Ik geloof, dat de VW in Den Bosch precies in de roos heeft geschoten met deze handwerkersparade. In deze tijd, waarin we het vanzelfsprekend vindeq dat alles met de machine wordt ge maakt, is het gewoon nuttig vast te stellen en te zien, dat het met de hand minstens zo goed kan. Dat hebben die vijfentwintig mensen op de Bossche Parade in ieder geval laten zien.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1962 | | pagina 5