Tussen
BOSSCHE PARADE
VAN DE HANDIGEN
Terneuzen op vijf
bij negen meter
KMSSLvw
door Zeeland
„Laat het maar
een gezellige
rommel
worden"
Sportontmoeting
Middelburg-F olke-
stone besloten
Minuscule arbeid van de heer Olijslager
Zaterdag 28 juli 1962 ZEEUWSCH DAGBLAD
Pag. 5
Laatste
Stil en verlaten
De herder
Dreischor
Legaat
WILLEM ENZINCK
mmm
TERNEUZEN. „Het valt lang niet mee om Terneuzen
binnen de bruggen op te bouwen", zegt de heer J. Olijslager
en hij zet een minuscuul dakje op een kaboutertjesachtig
klein huisje.
De heer Olijslager, gepensioneerd gemeente-ontvanger Van
de stad Terneuzen, is bezig met de bouw van een maquette
„Terneuzen tot Sluiskil, de toestand over vijf of zes jaar".
De gemeente Terneuzen plaatste hem voor dit omvangrijke
karwei. De heer Olijslager denkt er nog ruim een half jaar aan
te bouwen, maar hij begint iedere dag weer met pleizier
aan zijn monnikenwerk. Modelbouw is zijn hele leven zijn
grootste hobby geweest.
De heer Olijslager „doet niet zomaar wat", want vaak zullen de Ter-
neuzenaren hem tegenkomen in de stad waar hij met de meetlat de
straten afneust om de onderlinge verhoudingen tussen de gebouwen
vast te leggen. Van luchtfoto's kijkt hij de ligging af van de huisjes die
vaak schots en scheef door elkaar blijken te staan.
Vier maanden is hjjn nu met „Terneuzen binen de bruggen" bezig en
iedere inwoner zal zijn woning op de maquette terug kunnen vinden.
Over de buitenwijken hoopt de heer Olijslager wel iets korter te doen.
DDe maquette, die in het geheel een afmeting van vijf bij negen meter
krijgt, is momenteel voor een vijfde gedeelte gereed. De heer Olijslager
past, lijmt en zoekt voorlopig nog rustig verder. Zijn lijfspreuk is een
variant op het bekende: „Iedere dag een draadje is een hemdsmouw in
een jaar", namelijk: „Iedere dag wat huisjes is Terneuzen in een jaar".
Waar de omvangrijke maquette zal worden geplaatst is voor de gemeen
te nog een probleem, een probleem dat vijf bij negen meter groot is.
ZIERIKZEE EN
BROUWERSHAVEN
EZELFDE gewaarwor
ding, die Werumeus
Buning eens onderging
tussen de twee kleine
Noordhollandse dorpjes Katrijp
en Hangen, had ik onlangs op
Schouwen-Duiveland. Wat kan
ik derhalve beter doen dan
de beginregels van een van
Buninigs helderste en zuiverste
liederen iets te variëren om
mijn gevoel uit te drukken?
Tussen Zierikzee en Brouwershaven
sprong mijn hart op in mij
op een heldere warme morgen
in 't midden ton de Mei.
Ja, mijn hart sprong op in mij. Van
pure vreugde. En niet eenmaal, doch
meermalen. Zo maar op de grote
weg, die de verbinding vormt tussen
de Zuid- en de Noordkust van het
eiland. Tussen Zierikzee en Brouwers
haven.
Op die heldere meimorgen dan had
ik al vroeg mijn auto zonder kras of
achram door de smalle Noordhaven
poort van Zierikzee geloodst en nu
reed ik langzaam in noordelijke rich
ting. Aan beide zijden van de weg
lag het land languit tot de einder,
▼lak, boomloos, akker aan donkere ak
ker gerijd en daarboven spande zich
de hemel egaal-blauw met hier en
daar een plukje ganzedons.
De eerste ogenblikken was er geen
mens te zien wijd en zijd. De akkers
zijn geploegd, het zaad is gezaaid,
dacht ik, en de boeren kunnen nu voor
eerst afwachten wat er van komen wil.
Toch was het zo niet, daarvoor was
de lente te laat dit jaar. Even verder
op zag ik kleine verticalen bewegen in
de vlakte waarover nu bij het klim
men van de zon een vaag-violette
glans kwam te liggen: mensen, klein
en verloren in de wijdheid en even
eens klein en verloren snaar groter
toch: paarden, Zeeuwse paarden. En
mijn hart sprong op in mij.
IK vertraagde mijn tempo
tot stapvoetegang en keeik
mijn ogen uit. Want het aanschouwen
van paarden bij de landarbeid mag
langzamerhand in heel Nederland dan
al een gebeurtenis zijn, voor wie in
Zeeland woont is het dat in dubbele
mate. Vreemd eigenlijk, maar waar,
want is het paard en dan nog wel het
typische streekras wel ergens zó door
de landbouwmachine verdrongen als
juist hier?
Het Zeeuwse paard lijkt enkel nog
een object van belangstelling van tra-
ditiebewuste fokkers en liefhebbers.
Als arbeidsdier is het door de Fergu
sons, de Fordsons, de Mac Ormicks en
hoe zij nog meer mogen heten, verdre
ven.
Zeker in Zeeuws-Vlaanderen leiden
zij een bestaan van „laatste der
Mohikanen". Daar treden zij vrijwel
alleen nog op in ongewoon natte pe
rioden. Als de grond dan een vette,
zuigende bagger geworden is, waar
in de tractor blijft steken en een te
hulp geroepen andere, zwaardere
tractor er ook niet in slaagt de eerste
te verlossen en beide zo vast in de
klei gevangen zitten als een vlieg in
een brok barnsteen, dan eerst wordt
een dier geweldenaars van het Zeeuw
se ras uit de stal geleid omdat men
met onwrikbare zekerheid weet dat
alleen hij in staat is de beide tracto
ren uit hun benarde positie te ontzet
ten. En hiertussen Zierikzee en
Brouwershaven, zwoegden onvervals
te Zeeuwse paarden, de machtige
borst in de zelen geleund, de koppen
met de helmbos der manen aandach
tig en toegewijd voorover gebogen, de
monumentale poten bedachtzaam,
maar met de kracht van een hei
blok in de aarde plantend. Hier werk
ten ze nog. natuurlijk en vanzelf
sprekend, alsof er op de wereld nog
geen tractor was uitgevonden. Links
van de weg telde ik er drie. rechts
van de weg vijf, verspreid in de on
eindigheid. Hun vaalbruine gestalten,
met het fel en triomfantelijk afste
kend strogeel van de manen brach
ten de hemel dichter bij de aarde
en maakten het landschapsbeeld bij
na. tot een visioen uit het verleden.
Dat men dit op Schouwen nog zien
kan, had ik nooit vermoed. En mijn
hart sprong op in mij. Tussen Zierik
zee en Brouwershaven.
IK REED verder, een paar
kilometer misschien. Daar
lag het land weer stil en verlaten. Aan
de einder doemde het silhouet op van
een dorpje. Het welige gras op de
brede bermen ter weerszijden van de
weg glinster s nu eens diepgroen,
dan zilverig onder de aaiepoeshand
van de wind.
Opeens, een paar honderd meter
vóór mij. schoot een hond uit de
rechter berm. Ik nam de voet van het
gaspedaal. De hond bescchreef een
halve cirkel op de weg en schoot
bliksemsnel terug in het hoge gras
van de berm. In het gras? Welnee,
in een bewegende witte massa.
Een seconde later stond ik stil bij
wat ik nooit verwacht had te zullen
zien: een paar honderd schapen, ooien
en jonge lammeren, die dichtopeen-
gedrongen, grazend on stoeiend de
grasberm over geruime afstand tot
wit wollig leven brachten. En tussen
die wemeling van stuwende warme
dierenlijven stond als een breker in
de branding een man, de pet diep in
de ogen gedrukt, een oude versleten
maar altijd nog dikke bunkerjas aan
en een Amerikaanse legerknapzak
aan zijn zijde.
EN MIJN hart sprong op in
mij. Want ik hefb altijd een
zwak gehad voor de kudde schapen
met zijn herder vanwege de oor
spronkelijke evangelische sfeer, die
zij uitstralen en dat zwak is nog on
vergelijkelijk sterker geworden sinds
ik in de eenzame bergwildernissen
van Griekenland vaak met herders
contact had, met hen aan hun nach
telijk kampvuur zat en luisterde naar
hun verhalen. De herders van Hellas
zijn meestal koninklijke gestalten met
een baard, gehuld in lange, tot de en
kels reikende mantels van schape
vacht. Het zijn peinzers, verhalenver
tellers en halve dichters; zij vormen
onder de herders als het ware een
klasse apart, die wij in ons land, ge
loof ik, ook vroeger nooit zo gekend
hebben. Maar Leendert van den
Bosch, de man met zijn kudde aan
de berm van de weg tussen Zierik
zee en Brouwershaven, behoort on
miskenbaar tot hun hier bijkans uit
gestorven gilde.
Warempel een herder! zei ik en
wenste hem goede morgen.
Van 't zelfde, meneer! zei hij
en de vriendelijke lach van zijn wa-
terblauwe ogen verspreidde zich over
heel zijn rode gezicht. Ik ben er
een van de vier op Schouwen. Zolang
als het duurt tenminste.
Hij verklaart dat hij nu zestig is
en er toch over een paar jaar mee
op wil houden. Waarom? is mijn
vraag want hij ziet er uit als een
dikke vijftiger.
Jae meneer, zegt hij, je moet er
een keer mee ophouden as je nog
wat an het laatste stuk van je leven
wilt hebben, want het valt niet mee.
En hij vertelt hoe hij als jongen al
schapen hoedde, toen nog in dienst
van de boeren, later en ook nu voor
eigen rekening zijn eigen kudde, in
wind en weer onder de blote hemel.
Ook in de winter, bij vorst weken
lang, met een ijzige Noord-Ooster.
Toch vertelt hij met onverholen ple
zier over de bijna honderd lamme
ren, die de laatste weken voorspoe
dig ter wereld gekomen zijn, over de
honden die hij in de loop van zijn
herdersbestaan heeft afgericht.
Naer vore! beveelt hij. En Jennie,
zijn hulpje, rent onmiddellijk naar
de kop van de troep om een op de
kant van de weg dribbelend lam re
soluut, maar behoedzaam tot de orde
te roepen.
De kudden van zijn drie collega's
op het eiland hebben ongeveer dezelf
de omvang als de zijne, vertelt Leen
dert van den Bosch. Jae, voegt hij er
naderhand aan toe, die zijn ook al
niet jong meer... ïk vraag hem of
hij zich nooit verveelt zo alleen met
de dieren. Ach nee, zegt hij, 's avonds
gaan we altijd naar huis en overdag,
vooral in het goeie seizoen zoals nu
zijn er nogal eens mensen die een
praatje met me komen maken, net
zoals u....
Goeie reis, meneer! roept Leen
dert van den Bosch mij nog na als ik
weer in de auto stap. Ik denk aan
het op de Balkan verbreide geloof,
dat de heilwens van een herder ge
luk betekent.
EN HET kwaim uit ook hier
op Schouwen-Duiveland.
Want via het gehucht Schuddebeurs
waar de sforzitia overvloedig bloeide
en nog iets van de sfeer van vroegere
landelijke lustverblijven opriep, kwam
ik terecht in Dreischor. En Dreischor
bleek een van de liefste, aantrekkelijk
ste plaatsjes, die ik op Sdhouwen-Dud-
veland zou leren kennen, een kleine
openbaring. Wéér sprong mijn hart op
in mij. Tussen Zierikzee en Brouwers-
haven.
Zwarte houten schuren zetten aan
de rand van Dreischor als evenzovele
architectonische katers een hoge rug
- op. Ze vormen de herinnering aan de
tijd dat Dreischor hèt vlascentrum
was van het eiland. Meer dan zes-
tig vlassers stapelden hier toen hun
voorraden op, maar sedert een jaar
of acht staan ze leeg. Gelukkig dat
men ze laat staan. Zij vormen een
verrassende, imponerende, zelfs wel
ietwat spookachtige entree van Drei
schor, dat overigens de liefelijkheid
zelve is.
Het centrum van het dorp is de
aan St. Adrianus gewijde hallenkerk
uit 1637 met twee ringen er om heen,
één van water en een van huizen.
De muren, verzakt en uitpuilend, staan
in de steigers en ook het inte/ieur
met zijn blauwgeschilderd houten ge-
welf is een woud van steigerpalen.
BOVEN het houtwerk, dat zijn
pompeuze praalgraf tijdens
de restauratiewerkzaamheden beschermt,
steekt nog juist het marmeren hoofd
uit van mr. Pieter Mogge van Renes-
se. ambachtsheer van Dreischor. Hij
toont ons een fier en zelfbewust ge
zicht. Hij was dan ook een man van
aanzien, geboren in 1698 te Zierikzee
en bekleedde een lange reeks eervol
le ambten, tot hij in ongenade viel.
Toen hij in november 1756 kinderloos
overleed en men zijn testament open
de, bleek hij een vermogen van
70.000 Vlaamse ponden (dat is onge
veer 420.000) aan zijn geboortestad
te hebben vermaakt met de bepaling
dat er binnen de drie jaar een uni
versiteit voor Zierikzee van moest
worden gebouwd. De vroedschap was
echter te laks, de Staten van Holland,
mogelijk bevreesd voor de toekomst
van Leiden, rekten de zaak. de schen
kingsdatum verviel en Zeeland kreeg
geen universiteit.
Nu had er een armenkinderhuis ge
bouwd moeten worden. Ook daarvan
kwam niets. Tenslotte gebruikte men
de renten van de Engelse fondsen,
waaruit het legaat bestond, ter aflos
sing van de schulden, ontstaan door
de restauratie van het stadhuis, om
predikanten te betalen en visserijbe-
langen te dienen, zodat in 1846 Mog-
ge's legaat tot tien procent van het
oorspronkelijk bedrag was inge-
schrompeld.... Er gaat in Dreischor
een legende, die vertelt dat het witte
marmeren gezicht van de milde schen
ker op zijn praalgraf op sommige
ogenblikken van kleur verandert en
rood wordt, vuurrood. Van toorn en
verontwaardiging. Een menselijke,
wellicht al te menselijke legende, die
zij echter onvoorwaardelijk geloven.
In de kring van huizen om de kerk
is de gevel van het gerestaureerde
raadhuisje uit 1637 een klein juweel.
Het interieur bestaat uit niet veel
meer dan een eveneens zorgvuldig in
oorspronkelijk staat gebrachte een-
manskamer. Maar de deuren zijn er
van nobel eeuwenoud hout. Daar
staat een Zeeuwse kast zoals er maar
weinige te vinden zijn. Het schrijfbu
reau van de Burgemeester van Brou
wershaven, die gedurende de restau
ratie van zijn raadhuis te Dreischor
zetelt, heeft panelen die bestaan uit
houtsnijwerk van de koorbanken uit
de allang vergane kerk van Zonne-
maire. Ontroerende staaltjes van volks
kunst, voorstellende o.a. de Kruisiging
en Opstanding van Christus.
Ja, tussen Zierikzee en Brouwers
haven sprong mijn hart op in mij....
door
Tekeningen
Sinco Schram de Jong
De P.V. „De Blauwe Doffer" te
Wolfaartsdijk hield twee wedvluchten.
De uitslagen waren: uit Vilvoorde ge-
br. Houtekamer 1, 2, 4 en 7, Jac. Egge-
been 3, P. P. Dieleman 5, 9 en 10, J.
Houtekamer 6, P. A. van Loo 8, uit
slag Bordeaux (oude duiven(: C. A.
Korstanje 1, J. G. de Jager 2, gebr.
Houtekamer 3.
Begunstigd door fraai zomerweer
maakten de ouden van dagen uit St,
Annaland hun jaarlijkse reisje. De be
jaarden trokken over de grens naar Bel
gië, waar enkele steden werden be
zocht. Bij thuiskomst zorgde „Accele
rando" voor een muzikaal welkom.
MIDDELBURG. De week van de
sportontmoeting Middeïburg-Folkesto
ne werd gisteren besloten met een
afscheidsavond in het City-theater.
„Wij zitten hier met z'n allen ais
een gelukkige Middelburg-Folkestone-
famuie bijeen", aldus burgemeester
mr. J. Drijber voordat hij de beker
(symbolisch) aan de Mayor van Fol
kestone overhandigde. Het is voor de
eerste maal dat deze fraaie beker de
Engelsen toekomst, reeds negen jaar
pronkte hij in het Middelburgs stad
huis, waar hij overigens blijft staan.
„Het was de fijnste sportweek die
ik heb meegemaakt in twintig jaar"
zei de joviale mr. Alfredo Clarke, de
Engelse organisator van de uitwisse-
lingsweek.
Het programma voor de afscheids
avond bevatte veel afwisselende pun
ten. Veel succes oogstten de Souburgse
Suus en Emma Francke, het zangduo
dat onlangs de eerste prijs verwierf bij
de landelijke wedstrijden van De Op
rechte Amateur.
Zij werden voor hun optreden met
„Iwan Iwanowitsch", „Greenfields" enz.
door burgemeester Drijber beloond met
een boeket rode anjers.
Een niet minder oorverdovend applaus
klaterde op voor de leden van de Eliza
beth Glass Ballet School, die met dezelf
de dansen optraden als woensdagavond
op „Miniatuur Walcheren".
Kreten van vreugde bij de jongeren
ontlokte het optreden van „The Melody
Mixers", die met waar enthousiasme
rock and roll, twists en wat dies meer
zij, produceerden.
Veel Middelburgse turnverenigingen
werkten aan deze avond. Als eerste ver
scheen „Veldo" op het toneel, met rit
mische oefeningen. De dames senioren
van „Wilhelmina" brachten een grappi
ge „Middelburgse can-can" en „Medio
Burgum" maakte een goede indruk met
enige Hongaarse dansen. De meisjes
van „Achilles" ten slotte lieten even
eens ritmische oefeningen zien.
Twee dames van de selecte groep
van „Medio Burgum" toonden haar vrije
oefeningen.
Na het slotwoord van de voorzitter
van de commissie van advies, de heer
F. van Roo, begaf Middelburg-Folkesto-
ne zich naar de dansvloer, waar tot
twee uur het feest werd voortgezet.
0 Vanaf 19 juli worden in hotel Mon-
dragon te Zierikzee elke donderdag
avond dia's vertoond over „Zierikzee
in kleur". Deze dia's worden toege
licht met een sprankelend commentaar
en een stijlvolle muzikale illustratie.
In verband met het herbestraten
is de Ooststraat te Dreischor tijdelijk
voor het verkeer afgesloten. Deze
herbestratingswerkzaamheden zullen
slechts enkele dagen in beslag nemen.
Tijdens de vergadering in Zoute-
lande van de vereniging tot Christelij
ke verzorging van de Krankzinnigen in
Zeeland werden de aftredende bestuurs
leden de heren D. Kodde en J. Wisse sr.
herkozen. In de plaats van de heer A.
Janse werd benoemd de heer J. ,de
Witte Fzn.
Per 1 augustus is tot Posteomman.
dant van de Rijkspolitie te Schoondijke
benoemd de tot Opper-wachtmdester
bevorderde wachtmeester le klas C.
van Nieuwenhuijzen te Groede.
De Christelijke Muziekvereniging
„Excelsior" te Cadzanid onder leiding
van de heer M. Zonneheld zal zaterdag
28 juli a.s. om half 8 's avonds een
concert geven op het parkeerterrein na
bij de voormalige haven voor hotel „de
Wielingen" te Cadzand-Bad.
DEN BOSCH. „Ik voelde
wel iets voor dat broodmes,
maar ik schrik een beetje van
de prijs van dertig gulde-n",
zei een mevrouw in een rode
regenjas. De messeniheftmaker
keek verbaasd en sprak: „Het
heft is helemaal met de hand
gemaakt, mevrouw". De heer
C. Walhout uit het Zeeuwse
Othene was gisteren in Den
Bosch om op de Parade te laten
zien hoe hij heften van messen
maakt. Een ambacht waarmee
hij het dagelijks brood verdient.
Overigens: hij was niet de enige, die
naar Den Bosch was getrokken om
daar op de Bossche Parade te laten
zien, dat er ook nog zonder hulp van
ingewikkelde machines gewerkt kan
worden. Neen, er waren zo'n vijfen
twintig handwerkende mannen en
vrouwen en ik denk, dat touwslager
Van Buul met repenmaker Marinus
v. d. Greef de oudste was. Samen zijn
ze al een eind over de honderd en
zestig jaar.
REPEN
„Het is de eerste keer dat wij in
Den Bosch zoiets georganiseerd heb
ben", hoorde ik van de VW-directeur
Bruens. „Het moet een gezellige ge
organiseerde rommel worden en als
het een succes wordt dan gaan we het
meer doen. Het is in ieder geval
origineler dan een kunstmarkt."
Met een paraplu in de hand ver
dween hij in de menigte kijklustigen,
die zich vanaf tien uur rond de hand
werkers verdrong. Daar waren ook
een heleboel jongetjes van tien en
twaalf jaar bij en dat heb ik, terug
in Rotterdam, duidelijk gemerkt aan
de neuzen van mijn schoenen. Er was
duidelijk op te zien, dat vele jonge
voeten bijzonder ongelijk hebben ge
staan.
Neen, repen worden tegenwoordig
niet meer met de hand gemaakt", ver
telde de 83-jarige repenmaker Van
der Greef me, terwijl mijn oor dicht
tegen zijn mond lag. „Zestig jaar heb
ik die repen of hoepels voor boter- en
visvaten gemaakt, maar het ia altijd
hard werken geweest. Lange dagen
werken, 's morgens om vier uur be
ginnen en rijk ben ik er beslist niet
mee geworden. Als ik heel hard door
werkte kwam ik aan de 33 repen per
dag. Kijk, van wishout worden ze ge
maakt, maar ook dat wordt tegenwoor
dig machinaal gesneden."
Het was gisteren dik de moeite
waard om een kijkje te gaan nemen
op die Parade, aan de voet van de
kathedraal omdat een repenmaker
iemand is waarvan men misschien wel
heeft gehoord, maar die men niet
iedere dag aan het werk ziet,
Mevrouw Gloudemans uit Blerl-
cum, beter bekend onder de naam
Sjaan Kasteleyn, was er ook. Ondanks
het feit, dat haar ogen niet zo scherp
meer zien als vroeger deed zij toch
Neen, neen, dit zijn geen lage
zwarte schoenen, maar het is gewoon
een paar klompen. Klompenmaker
Klerkx uit Sint-Oedcnrode had ze
gisteren op de Parade uitgestald om
te laten zien, dat een klompenmaker
opmerkelijke dingen kan doen met
een stuk boomstam.
De jongste zoon van de heer Louis
Kennis heeft het vak van zijn vader
geleerd: koperslager is hij en bij het
werk, dat hij aflevertkomt geen machine
te pas.
van alles met kanten mutsen. Mutsen
maakster was haar beroep en zij ver
telde me: „Dat ben ik zestig jaar lang
geweest, vanaf de school. Maar de
mensen kopen nu alles kant en klaar
en ik heb nog maar zeven klanten.
Het is altijd een heel priegelwerk ge
weest, dat kan ik u verzekeren."
De heer Van Buul kon vroeger met
touw omgaan als de beste, maar zestig
jaar geleden is hij het touwslagersvak
uitgegaan. Gisteren was hij van de
oude ambachten-partij, want touw-
slaan is voor hem hetzelfde als tele
foneren: „Als je het een paar keer
hebt gedaan, verleer je het nooit
meer.
De touwslager was snel gevonden,
maar meer moeite kostte het om de
benodigde attributen als hennep, een
haspel, klos en slee te vinden. In de
buurt van Gouda heeft men tenslotte
iemand gevonden, die dat allemaal
had en daarom kon meneer Van Buul
gisteren toch in een gelige stofjas
met hennep om zijn buik gebonden
laten zien wat zestig jaar terug zijn
handwerk was.
WEINIG KOOPJES
„Mensen met een beetje opvoeding
willen handwerk in huis hebben", was
de besliste mening van de heer Louis
Kennis. Terwijl zijn twee zoons met
hamers op stukken koper sloegen ver
telde hij ons iets over zijn bedrijf.
„Ik denk, dat ik de enige in Neder
land ben, die nog koper slaat en
koperen voorwerpen maak, zonder be
hulp van machines. Er wordt wel
meer met de hand gewerkt, maar dan
heeft men altijd wel een paar ma
chines staan."
„Zijn uw koperen ketels dan mooier
dan de machinaal gemaakte", vroeg ik
langs mijn neus weg. „Ja, natuurlijk,
want kijkt u maar naar deze zeven-
tiende-eeuwse ketel. Ziet u die zwaluw
staart zitten? Nou, dat vindt u bij ons
werk ook terug. Het is een moeilijk
vak en het is nog moeilijker om er
mensen voor te krijgen. Daarom wer
ken mijn twee zoons bij mij in de zaak."
We wandelden langzaam verder, ter
wijl twee luidsprekers muziek uit
braakten. Het werd steeds drukker op
de Parade en er werd met aandacht
geluisterd naar de handwerkers, die
niet moe werden om over hun werk te
vertellen.
Het bleef echter niet bij kijken, er
werden ook zaken gedaan. Terwijl de
Delftse glasblazer Schaaf blies, ver
kocht zijn vrouw vers geblazen scheep
jes voor twee gulden. De witte karton
nen doos inbegrepen. Zo hier en daar
heb ik de prijzen bekeken, maar wie
dacht met koopjes thuis te komen zal
misschien wat bedrogen zijn uitge
komen. Maar ja, het was tenslotte alle
maal handwerk en dat kost geld, zo
heeft men kennelijk geredeneerd.
Er werden ook kousen, zwarte wel
te verstaan, gebreid en ergens anders
weer was een smidse opgebouwd com
pleet met blaasbalg, die met de hand
bediend werd. Koekplanksnijders heb
ik gezien en meneer J. van Peet uit
Meerkerk was er met een boerenwagen
om te tonen hoe hij daarvoor sierstuk-
ken maakt.
Kantklossers, pottenbakkers, een za
delmaker, een kaarsenmaker, ze waren
allemaal present. De heer Klerkx, die
anders op een klompenfabriek werkt,
liet me zien, dat hij het maken van
klompen met de hand nog lang niet
verleerd is. „Het maken met de hand
zou voor ons niet meer lonend zijn",
hoorde ik. „Vroeger kregen we zes tot
zeven cent per paar klompen en als
we dan heel hard werkten kwamen we
aan de zeven gulden in de week."
Uit Hilversum was de heer K. Dal-
meyer gekomen en er werd me ver
teld, dat hij de enige is in Nederland,
die gapers maakt. „Neen, mijn vak Is
het niet", aldus de gapermaker, die van
beroep drogist is. „Ik had jaren geleden
eens een gaper nodig en ik kon er
nergens een naar mijn zin kopen. Wel,
toen ben ik er zelf een gaan maken
en dat doe ik nu nog. Mijn zuster in
Amsterdam vroeg in het begin of ik in
kachelhoutjes ging handelen. Ja, mijn
gereedschap maak ik ook zelf en wat
voor stuk hout u me ook geeft: ik maak
er een gaper van."
Ik geloof, dat de VW in Den Bosch
precies in de roos heeft geschoten met
deze handwerkersparade. In deze tijd,
waarin we het vanzelfsprekend vindeq
dat alles met de machine wordt ge
maakt, is het gewoon nuttig vast te
stellen en te zien, dat het met de hand
minstens zo goed kan.
Dat hebben die vijfentwintig mensen
op de Bossche Parade in ieder geval
laten zien.