GENT: NIET
ALLEEN DE
ZEEVAART
Vrijdag 27 juli 1962 ZEEUW SCH DAGBLAD Pag. 5
Lonen snel verdwenen
Een lepel
V'
Nog net
-#■ Onze speciale verslaggever Wim Hoffmann speurt de omgeving af, te
zamen met mitrailleurschutter marinier II zeemilicien W. Linthoud.
De flank van de patrouille wordt gedekt door een mitrailleurschutter
met een Browning machinegeweer.
De voorste man van de patrouille
heeft de geweergranaat vuurklaar.
De granaat zit op de tromp van
het geweer.
-#• Na het eten draait marinier II zeemilicien C. van der Merwe uit de
Vlaardingse Burgemeester Pruissingel 144c, de gesproken brief die hij de
vorige dag van thuis had gekregen. Naast hem onze speciale verslaggever
Wim Hoffman.
muis-spel is het allereerst om de para's
te doen.
-*■ Als de dagpatrouille voorhij is
doet soldaat Lagarde de was. Eten
bezigheid die in dit land bepaald
niet als een luxe kan worden be
schouwd. Een schoon shirt is na een
zweterige dag een verademing.
TEGEN de avond ontmoeten we de
mannen van de andere patrouille
op het afgesproken kaaripunt. Die zijn
bemodderd tot de knieën. Ze zijn de
loempoer van het zijterrein ingegaan.
Een sergeant wijst met een komiek
gezicht op zijn hoge rimboelaarzen
van canvas en rubber: „Dit zijn nou
die nieuwe, verstrekt door- het Rijk!
Je tenen trekken er krom in, de
oogjes voor de veters gaan los uit
het canvas, en als je door de nattig
heid hebt gelopen, blijft het water er
in stóan. Je kunt beter voor je eigen
geld échte goeie kopen in de kota, dan
deze van de baas." Iedereen laciht.
We lachen ook over de „patrouille
toelage". Eén gulden vijftig per dag
extra. Dat is niet gek. Maar de rege
ling zegt dat die toelage alleen wordt
betaald voor patrouilles die langer dan
vierentwintig uur duren. Vandaag
vangen ze dus niets extra, en honderd
dagpatrouilles achter elkaar leveren
ook nog niets op.
„Een pracht systeem", meesmuilt er
een, „om achthonderd gulden op te
strijken hoef je maar anderhalf jaar
onafgebroken in de bush te zitten."
Juist als hier en daar wat wordt
gebromd over de lange mars die nog
rest tot de kazerne, wordt werkelijk
heid wat te mooi scheen om waar te
zijn. Langs het smalle landweggetje
komen twee militaire vrachtwagens
aanmodderen, richting stad!
Duimen wijzen, de remmen knarsen,
klim er maar in! In een fraaie explosie
van energie zit meteen iedereen hutje-
mutje in de laadbak, alle vermoeid
heid kwijt, opeens grijnzend van wei-
behagen. Sloffen wij even?
In een wolk van rood stof dreunen
we Merauke binnen. In al die nóg
roder verbrande koppen één gedachte:
de ijskoude blikjes bier en cola van
de cantinebaas.
Aan het eind van de patrouilletocht kwam er toevallig een legertruck
voorbij, en een lift naar de kazerne werd dankbaar aanvaard.
Van onze scheepvaartredacteur
GENT De krachtigste bepleiter van
de scheepvaartbelangen van Gent is
ongetwijfeld de schepen voor de haven
de heer Van Daelen. De verruiming
van het Kanaal naar Terneuzen en de
bouw van de nieuwe sluizen waar
door Gent schepen van vijftigduizend
ton kan gaan ontvangen kunnen
hem niet snel genoeg gaan. Liever
over vier dan over zes jaar ziet hij
de voltooiing van deze kostbare wer
ken tegemoet.
Toch wenst Gent niet alleen zijn geluid
als zeehaven te laten horen. Het zegt
met nadruk dat het ook als haven
voor de internationale binnenvaart
belangrijk is. De heer Van Daelen be
toogt dat voor Gent de rijnvaart van
evenveel betekenis is als voor Antwer
pen. De bouw. te -Terneuzen van de
grote binnenvaartsluis waarvan ook
duwkonvooien gebruik zullen kunnen
maken, schijnt dat te bevestigen.
Duwvaart
Daarom heeft Gent zijn stem verheven
toen dit jaar de besprekingen tussen
Nederland en België over de verbete
ring van de vaarweg tussen Schelde
en Rijn wat op gang kwamen. Gent
steunt Antwerpen wel in zijn verlan
gens, maar het wenst ook begrip voor
zijn eigen standpunt.
Gent vreest dat het terrein gaat ver
liezen als alleen een nieuwe meer
oostelijk gelegen vaarweg geschikt
wordt voor de duwvaart. Nu zijn de
afstanden van Antwerpen en Terneu
zen naar Hansweert nog ongeveer gelijk.
Ten behoeve van de rijnvaart naar Gent
stelde men daarom op de voorgrond:
In elk geval moet het kanaal door
Zuid-Beveland voor de duwvaart ge
schikt worden gemaakt. Het is moei
lijk te voorspellen of Gent zijn zin
krijgt doorgedreven.
Stem gehoord
Gent heeft intussen van de Belgische
regering de mededeling gekregen dat
zijn stem voortaan zal worden gehoord
als er rijnvaartvraagstukken aan de
orde komen. Een feit is overigens
dat de bespreking over de verbetering
van de veelomstreden verbinding tus
sen Schelde en Rijn weer wat minder
vlot gaat.
LONDEN (AP) Vijf gemaskerde
mannen zijn gisteren een spoorwegloods
in een voorstad van Londen binnenge
drongen. Zwaaiend met knuppels hiel
den zij de aanwezigen in bedwang,
sloegen twee kassiers neer en verdwenen
met veertienduizend pond (ongeveer
140.000 gulden).
Het geld was even tevoren gebracht
in een gepantserde auto. Het was be
stemd voor de uitbetaling van de lonen
van ruim duizend spoorwegmannen.
Een alleenstaand verlaten huisje wordt degelijk onderzocht. Men kan nooit weten of er zich para's in verscholen
houden. Een sinister tafereel in een omgeving waar de klapperbomen een vreemd decor vormen.
door Wim Hoffmann
(onze speciale verslaggever in
Nieuw-Guinea
•ERAUKE. Het
zuiden van Nieuw-
Guinea is vlak: lap
pen oerwoud, maar
ook savannen, grazige open
vlakten met hier en daar
groepjes bomen verspreid.
Rondom Merauke doet het
denken aan Indonesië: sawahs,
frisse groentevelden, lichtbruin
Indisch rundvee met zware
kossem, de afhangende keel-
plooi. De kampongs zijn vrien
delijk, sierlijke klapperbomen
staan langs de landweggetjes
van rood leem.
Een stel jeeps, afgeladen met mari
niers, brengt ons een eind buiten de
stad. De mitrailleurs punt-dertig staan
vuurklaar in hun affuiten op de wagens.
De mannen dragen alleen hun wapen,
munitie, veldfles en een pakje brood.
Dit is een korte patrouille; vanavond
zijn we weer thuis.
Het strand uitstappen. Op de
motorkap wordt de stafkaart bestu-
De patrouille rukt uit. In gespreide gelederen wordt het oerwoud door- deerd. Marsroute, riskante punten:
zocht. De oefening is bittere ernst geworden. lat<rr °P de da® moeten we contact
maken met een andere patrouille in
de buurt.
Voorwaarts in linie: allemaal achter
elkaar, met flinke tussenruimte; zo
bestaat de minste trefkans bij plotseling
vuur. De patrouilletactiek verschilt
niet veel van de Europese. Ieder houdt
een terreinsector nauwlettend in het
oog, gereed om te vuren.
De mitrailleursohutters zijn verdeeld
over de formatie. Voorop loopt een
geweergranaatschutter. Het bolle bri-
santprojectiel op de tromp van zijn
geweer is een snel en effectief ver
weermiddel bij een onverhoedse aanval.
OOR de mariniers is dit allemaal
routine. „Denk erom mannen,
waakzaam blijven!" waarschuwt hun
luitenant.
Een marinier naast me grijnst me
toe. „Met één oog terrein waarnemen,
met 't andere oog snurken, dat is de
manier!"
We lopen tussen de palmen, door een
lage ondergroei. Op het wijde strand
breekt de branding een tropische
prentbriefkaart. Dan landinwaarts,
dwars door de vlijmscherpe alang-
alang, die tot heuphoogte staat.
Een regenbui begint neer te ruisen,
in een oogwenk is ieder nat tot op
het lijf. Maakt niet uit, zo lang sigaret
ten en lucifers maar droog blijven, en
die heeft iedereen in een plastic zakje
verpakt.
Halt! Er is iets gevonden. In een
bosschage ligt een blinkend-nieuwe
lepel. U.S.N. staat erop: United States
Navy. Achtergelaten door een para?
Men weet het nooit: door de kleinste
onbeduidendheden, een verloren geld
stuk, een afgerukte uniformknoop, de
afdruk van de rubberen profielzool
van een para-laars in de modder
komt men soms een groep Indonesiërs
op het spoor.
De morgen schiet al op. Even pauze:
rust en roken. Langs een weggetje
duikt iedereen in de begroeiing.
Rondom zit beveiliging op de uitkijk,
mitrailleur of karabijn in de aanslag.
De rest draait met innig genoegen
zijn strootje van zware shag.
De luitenant wijst in de bomen, die
wemelen van vogels. „We jagen hier
veel. Als je er zó één uit de boom
schiet, heb je een maaltje vlees voor
vier man!"
Een paar Papoea's komen voorbij, op
de kittige paardjes van de streek. Ze
grijnzen breeduit tegen de mannen in
de groene dungaree-pakken. De luite
nant kent ze; deze kampongbewoners
fungeren als een soort officieuze ver
kenners. Veel van de para's worden
op aanwijzingen van de bevolking
gepakt.
„Slamat pagi, goede morgen! Heb
ben jullie nog pajongsoldaten gezien?"
Ze schudden grijnzend: Neen, vandaag
niets gezien.
WE gaan weer, mannen! Nóu al
weer? Ietwat brommerig komt
men overeind. Een smal pad tussen
de sawahs. Het begint heet te worden,
er is geen schaduw. Een sergeant
majoor naast me veegt zich het zweet
van het voorhoofd.
„Over drie jaar krijg ik pensioen",
zegt hij meesmuilend. „Ik dacht: zo
lamg loopt het wel los maar nu heeft
de dienst me nog net lelijk te pak
ken!" Hij zet zijn bril eens op, om al
lopend de kaartpositie te controleren.
's Middags, na de rust voor de boter
ham. gaan we door meer bewoond
gebied, dichtbij enkele kampongs. Er
staan afgelegen huisjes, verlaten hutjes
ideale schuilplaatsen. Eén voor één
worden ze onderzocht, terwijl schut
ters ze onder schot houden, op alles
voorbereid. Maar van para's geen
spoor, het ziet er niet naar uit dat we
iets vangen vandaag.
We gaan door kampongs van de
Marüid-staan: diepzwarte visserslud met
lange gebogen neuzen en bolle ogen.
De volwassenen lachen en wuiven: de
patrouilles geven hun een gevoel van
veiligheid, zij zijn het Nederlandse
bestuur welgezind.
Overal krioelt het van kinderen,
poedelnaakt, met grote kraalogen,
bolle buikjes van de rijst. Ze vinden
de soldaten schitterend interessant,
maar zijn dodelijk verlegen. Hun ogen
kijken ze uit, maar kijkt iemand in
hun richting, dan duiken ze achter
een boom of ze houden beide handjes
voor hun gezicht.
Dan een kampong met bewoners van
Indonesische herkomst, verzorgder,
verfijnder. Voor de huizen zitten
vrouwen in sarong en kabaja; sommi
gen groeten ons met vriendelijke
waardigheid. Anderen blijven zwijgen.
Hier zitten ook mensen die met de
Indonesiërs samenspannen. De meesten
zijn met name bekend, maar nog nie
mand is gearresteerd. In dit kat-en-
In de buurt van Merauke zag de patrouille Papoeakinderen in een
kampong. Ze durfden zich niet te laten fotograferen, maar wilden toch wel
graag, en met rare grimassen hieven ze tenslotte even staan.