PROS©'
TWEE BONDEN
WEIGEREN
TE TEKENEN
crème - shampoo
Hogerhuis verwerpt
beroep zeeman
Woensdag 18 juli 1962 ZEEUWSCH DAGBLAD pa3- 6
TYFUSPATIËNTEN
NAAR HUIS
't nieuwste! 't handigste!
milder schuim, schoner haar
Proco shampoo in tube geeft u snel
'n muts van schuim. Wollig schuim,
dat uw hoofd doet tintelen van
schoonheid. Proco is er met en
zonder ei. Tube voor ca. 6 wassingen,
0 Mórgen haarwassen volgens deze niè'dWe methÖdel 'l!'
VIJF DAGEN ZOEKEN
OUDE PARACHUTES
ZONDER GEJUICH
Mes op de keel
Een echt bed
MACMILLAN WIL
OVERLEG OVER
POLITIEKE UNIE
door
Wim
Hoffmann,
onze
speciale
in
Nieuw-
Guinea
MIDDEN IN DE JUNGLE
De majoor leunt op de railing. De Oerlikon staat op de
oever gericht.
Aannemers tegen c.a.o.
Van onze redactie economie
ROTTERDAM. De Nederland
se aannemers- en patroonsbond
(N.A.P.B.) en de Bond van aanne
mers in de bouwnijverheid, gespe
cialiseerd in de utiliteits-, beton- en
waterbouwkundige werken (B.A.B.)
weigeren bun handtekening te zet
ten onder de collectieve arbeids
overeenkomst voor bun bedrijfstak
ken. Het besluit is gevallen nu rijks
bemiddelaars de c.a.o. hebben
goedgekeurd. Het college is even
wel niet akkoord gegaan met de ge
wijzigde prestatiebeloning. Het
heeft gezegd hierover wel overleg
te willen plegen.
De drie bouwbedrijfsbonden die in
de centrale commissie bouwnijver
heid (C.C.B.) samenwerken, zullen er
naar streven dat de arbeiders in
dienst van leden van de twee bonden
dezelfde rechten verkrijgen als hun
collega's bij andere bedrijven. Het is
namelijk mogelijk dat de aannemers
die bij de N.A.P.B. en de B.A.B. zijn
aangesloten, zich zullen houden aan
de bepalingen van de oude c.a.o. Of
zij dit zullen doen is nog een vraag.
Het tekort aan arbeiders in de
bouwnijverheid is te groot, zodat
men zeker zal overgaan tot de uitbe
taling van de hogere lonen.
In de arbeidsovereenkomst is be
paald dat per 1 maart de lonen met
tien cent per uur verhoogd worden en
per 1 juni 1963 met vijf cent per uur.
Verder is ook een aantal secundaire
arbeidsvoorwaarden verbeterd, zoals
de vakantietoeslag, de pensioenvoor
ziening en de ziekengelduitkeringen.
Er blijft nog de mogelijkheid dat
de c.a.o. algemeen verbindend wordt
verklaard. De werknemers hebben
dan evenwel geen recht op uitbeta
lingen met terugwerkende kracht. Dit
laatste kan alleen het geval zijn als
de aannemers er zelf om vragen bij
de rijksbemiddelaars.
De katholieke en protestants-chris
telijke bonden van aannemers alsme
de de Nederlandse bond van bouwon
dernemers. de Nederlandse vereni
ging van wegenbouwers en de Neder
landse vereniging Kust- en oeverwer-
ken gaan akkoord met de c.a.o. De
werknemersorganisaties betreuren
weliswaar dat rijksbemiddelaars niet
hebben willen voldoen aan alle wen
sen, .maar zij zien geen enkele reden
om medewerking te weigeren.
Van onze Amsterdamse redactie
AMSTERDAM Vier van de zes
Amsterdamse tyfuspatiëraten zijn uit het
ziekenhuis ontslagen. De twee anderen
maken het goed en zullen binnen afzien
bare tijd naar huis kunnen worden ge
zonden.
Het onderzoeik naar de oorzaak van
de besmetting duurt nog voort. Zoals
bekend werd dit ingesteld op last van
de procureur-generaal bij het Amster
damse gerechtshof, die uitgemaakt wil
zien of er aanleiding is tot een straf
vervolging.
De tyfus werd, zo us reeds vastge
steld in de Amsterdamse gemeente
raad, met aan zekerheid grenzende
waarschijnlijkheid veroorzaakt door be
smetting van het leidingwater van Am
sterdam-West met vuil water uit de
rioolzuiveringsinstallatie. Het vuile wa
ter kon in de normale leiding doordrin
gen via een aansluiting, die enkele ja
ren geleden door een werkbaas op eigen
initiatief was gemaakt.
B en W. van Amsterdam hebben in
dertijd verklaard dat de directie van de
zuiveringsinstallatie van die aanslui
ting niets geweten heeft.
Na zes dagen in de bush is de baard tot een stoppelveld geworden. Maar
ze zjjn opgelucht, want het echte bed wacht
(Ingezonden mededeling)
P. 986
65 ct.
MERAUKE Een broeierige nacht, het
weer is bewolkt. Op de steiger is het aarde
donker. De trucks, die met vol licht zijn ko
men aanrijden, hebben hun lampen gedoofd
bij de kade. Als schimmen komen de mari
niers uit het duister. Vechtpetten, helmen,
regencapes. Het is eb, het kleine marineschip
ligt laag. Eén voor één klauteren ze van de
steiger naar beneden aan boord.
Handen reiken om de wapens vast aan te
pakken, de ransels, de kistjes patronen. Be
hendig volgen tengere figuren in shirt en
broekje, met grote pakken op de rug: de dra
gers, Papoea's.
Voor los achter los? „Halve kracht voor
uit", zegt een stem uit de stuurhut. Alleen
daar glimt een klein lichtje.
„Halve kracht voor uit meneer!" De motor
begint luider te kloppen, de steiger is al weg
achter het duister. Een bries, je voelt deining,
we zijn op de kali: Op weg naar de bush waar
de para's zwerven; kleine groepjes mannen,
haast onvindbaar verloren in honderden vier
kante kilometers wildernis.
De rivier is hier breed als een baai. De oevers
tekenen zich af als verre silhouetten. De motor
stampt en stampt, we hebben tegenstroom. Achter
volgt een kleine barkas.
Er mag niet gerookt worden aan boord. Er zijn wel
geen Indonesiërs gesignaleerd in de buurt, maar in
dit terrein kan men nooit weten.
Op het voordek staan de mitrailleursdhutters aan
hun punt-vijf tigs. Achter staat een zware mortier
vuurklaar, en een Oerlikon 20 mm. Nodig is hij nog
nooit geweest. De commandant van het schip lacht:
„Ik zie hem vannacht voor het eerst zonder dekzeil!"
Het is voorzorgsmaatregel, men kan nooit weten.
De mariniers zitten zij aan zij, bepakking om, walpen
tussen de knieën. Ze zijn al vaak op patrouille geweest,
ze maken zich er niet druk meer om. Het is gewoon ge
worden, routine. Twee op het voordek praten over hun
repat. Met een paar weken gaan ze naar Holland, maar
huis.
„Ik heb er vainnadht wel zin in, dat kazerneleven is
ook niks
Straks worden deze mariniers aan land gezet in de
jungle. Vijf dagen in de wildernis, met niets dan eten,
wapens, en de kleine radioset die de schakel met de
bewoonde wereld vormt.
Vijf d'agen op zoek in dit onmetelijke gebied, op zoek
naar kleine plukjes kerels waarvan men weet dat ze er
zijn, maar niemand weet precies waar. Later op de dag,
vele kilometers verder de kali op, zal het schip een
andere patrouille oppikken, die zes dagen in de bush
heeft gezeten.
Het wordt al wat lichter, er zijn al gezichten te onder
scheiden. De motor valt stil, dit is het punt. De barkas
komt langszij, de mannen springen over. Rantsoendozen,
machinegeweren, een foudraal met antennesecties, hier
pak aan!
Propvol zet de barkas koers naar de oever. De schut
ters gaan het eerst aan wal: een slijkig strandje; tot de
knieën in de blubber. Meteen liggen ze in het lange gras,
achter hun wapens. Men kan nooit weten wat er zit.
Twee, drie maal vaart de kleine boot, dan zijn allen
over. De machines stampen luider, de landingsplek ver
vaagt, we zijn al weer op weg. In de stuurhut seint de
ra&iotelegrafist zijn codebericht naar het hoofdkwartier
in Merauke: Patrouille aan land gezet op punt 23.56.78.
De bush wordt zichtbaar in het
morgenlicht. Als een groene muur
staat het woud langs de oevers: wilde
klappers, sagopalmen, reuzenvarens,
de mangi-mangi's met hun overdaad
aan loof, mangroven op bizarre knie-
wortels stoelend. Lianen hangen, or
chideeën, lang mos hangt sliertend
van de takken. Op omgesmakte stam
men woekeren immense zwammen.
In de slijkrand langs het water soe
zen krokodillen. De rivier stroomt
grauw van modder. Het gedreun van
de scheepsmotoren jaagt een vogelko
lonie op. een rose zwerm wolkt uit
een paar hoge boomtoppen.
Boterhammen met pindakaas voor iedereen. Stapels smeert
de Papoea-matroos met zijn Ambonese kwartiermeester.
AI De barkas wordt van de grote boot van ontbijtboterhammen
voorzien. De commandant ziet er op toe dat alles goed gaat.
AI Terwijl de mannen van boord gaan, blijven er twee tot het laatste ogenblik
de wacht houden. Want je kan nooit weten
Aan dek smeren een Papoea-matroos
en een Ambonese kwartiermeester de
ochtendboterhammen: allemaal pinda
kaas, en voor iedereen een mok koffie
en een appel.
Motorgeronk in de lucht, de boord
schutters kijken. Het is een verken-
nimgsvliegtuigje van de luchtmacht. De
piloot draait laag over, en steekt zijn
hand op. Wij wuiven terug, boterham
in de hand.
De commandant van het schip, de
mortiercommandant en de majoo-r zoe
ken regelmatig de oevers af met hun
kijkers. Veel te zien is er niet, een
prauw hier en daar, een schuilhutje
van Papoea's. Het is schaars bevolkt
hier, en de enkele kampongs liggen die
per het land in.
Op drie, vier plekken hangen flarden
van parachutes in de bomen. Het zijn
allemaal oude; ze zijn bij vorige tochten
al opgemerkt. Sporen van para's bivak-
resten, houtkap zijn nergens te zien,
laat staan Indonesiërs in levende lijve.
Mensen roept opeens de uitkijk op
de voorplecht. De commandanten rich
ten hun kijkers. Drie piepkleine figuur
tjes staan ver weg aan de oever, haast
onzichtbaar tussen de groene wirwar.
Het zijn Papoea's.
Als we naderbij varen, beginnen ze
wild te wuiven. De Papoeagidsen aan
boord wuiven terug: zij kennen deze
bosbewoners. Een getaande aartsvader
lacht zijn brokkelig gebit bloot en groet
met beide armen als de boot passeert.
Uren en uren varen we voort. De ri
vier kronkelt in grote lussen. Bush,
bush. bush. De zon stijgt en brandt
steeds feller. Enkele matrozen slapen
aan dek.
Eindelijk zijn we nabij het rendez-
vous-punt, waar we de terugkerende
patrouille aan boord zullen nemen. Hun
sitrep, het situatierapport, is al binnen
over de radio. De patrouille is onge
deerd, en ze hebben één gevangene.
Zullen ze op tijd aanwezig zijn op het
afgesproken punt?
Ze zijn er! Als we het rendez-vous
naderen, zien we van verre al figu
ren in groene gevèohtskleding om
hoog komen uit de oeverbegroeiing.
De grote boot heeft te veel diepgang
om aan de kant te komen. Als de
barkas de neus in het slijk steekt,
duiken ze van alle kanten op uit de
bush: mariniers, vervuild en met
baarden van zes dagen, Papoea-agen
ten met de vechtpet op de felle zwar
te koppen, de inheemse dragers met
hun schamele kleren aan flarden ge
scheurd na zo veel etmalen in de bush.
Geen geroep of gejuich ook voor
deze mannen is dit routine. Wel een
grijns en de duidelijke opluchting,
omdat een zwaar karwei erop zit, en
het hoog tijd werd voor een douche,
frisse kleren en een schoon bed.
Ze hebben zowaar een loopbrugge-'
tje gemaakt van stammen en bamboe,
aaneengeknoopt met touwen: om aan
boord te komen zónder nog eens tot
de heupen in de grijze modder te zin
ken. Voorzichtig schuivend op hun
spekgladde, bemodderde jungle-laar
zen, komen ze één voor één naar
beneden: de mitrailleurschutter, zijn
wapen op de nek; de ziekenverpleger
met zijn loodzware bepakking; de ver
bindingsman die de hand reikt aan
de Papoea die de kostbare radiozen
der torst; de grijnzende zwarte politie
man, voor wie boslopen dagelijks
werk is, en die met gemak er nog
twee kistjes patronen bij genomen
heeft.
Dan de Indonesiër, in camouflage
pak, de para. Hij loopt op blote voe
ten. Zijn leren laarzen, keihard ge
worden door het vocht, had hij al
voor zijn gevangenneming weggegooid.
De ziekenverpleger heeft hem leuko-
plastjes gegeven op een paar schram
men. Hij sjouwt zijn eigen machine
geweer, waar de patroonhouder en
grendel zijn uitgehaald.
Langs de kant, in de kletsnatte
alang-alang, blijven een paar ge-
weerschutters en een mitrailleur in
stelling tot de anderen aan boord zijn.
Alweer: men kan nooit weten.
Maar er gebeurt niets, en even la
ter zitten ook zij, voor het eerst se
dert zes dagen, weer eens op een
heuse bank, tussen mensen die uit een
ordentelijke behuizing komen en fris
gewassen en geschoren zijn.
Alles is best gegaan, iedereen is in
orde, de patrouille verliep vlot, al
leen het eten en de sigaretten zijn
volkomen opgeraakt. Zakken shag en
doosjes sigaretten worden toegesto
ken, ze inhaleren gretig en met wel
behagen.
Een doos conservenblikken wordt
aan dek gezeuld. Op het kleine kom
foor in de stuurhut warmt de Ambo
nese kwartiermeester pan na pan, en
even later gaan de dampende borden
rond: geurige Hollandse hutspot met
spek en klapstuk. Het gaat erin als
koek.
De stemming onder de teruggekeer
den is goed, maar niet juieherig op
getogen. Bush-lopen is voor hen rou
tine; ze maken zich niet druk, het
nieuwtje is er af. Er wordt gelachen,
met van alles de draak gestoken; ze
maken gekheid met de Papoea-politie
mannen.
Veel Maleis kennen de mariniers
niet, en ze kunnen de Papoea's dus
nauwelijks verstaan. Maar wel kun
nen ze elkaar 'begrijpen, die ruige
zwarte kerels en de jonge Nederlan
ders, die in de bush een groot re
spect voor die taaie boslopers hebben
gekregen.
Er gaan appels rond, knalgroene
sinaasappels die van binnen toch
heerlijk rijp blijken te zijn, hardge
kookte eieren en voor de heel honge-
rigen een extra bord hutspot.
Dan sukkelen ze langzaamaan in
slaap, languit op het dek, het hoofd
op een ransel of een pak mortiergra
naten: de dienstplichtige jongens van
amper twintig, met haar als een ko
kosmat na zes dagen niet kammen,
en de beroepsonderofficieren, pezige
kerels met jaren tropendienst. De
boot stampt en stampt in de laaiende
zon. De groene oevers glijden voor
bij, uur na uur.
Aan dek zit de luitenant van de
groep, een reservist. Hij is twintig,
een jongensgezicht en gek genoeg
géén baard van zes dagen. „Ik hoef
me maar één keer in de week te sche
ren. wel gemakkelijk voor hier!", zegt
hij met een lach.
Twintig jaar, maar hij spreekt ais
een man die weet wat hij doet en
weet wat hij wil. „Neen", zegt hij,
,er is eigenlijk niets bijzonders ge
beurd. Gelopen, gelopen en nog eens
gelopen, zoals bij alle patrouilles. We
hebben wel sporen van para's ge
vonden, maar geen para's gezien. Er
is geen schot gevallen".
.O ja, natuurlijk, we hebben die
gevangene. Papoea's kwamen ons ver
tellen: er zit een vreemde vent in de
kampong. Een van onze Papoea-poli
tiemannen Basilius, heeft toen zijn
uniform uitgedaan, en is alleen in een
broekje op blote voeten die kampong
binnengewandeld, net of hij er ook bij
hoorde. Hij had geen wapens bij zich,
alleen een kapmes, en daarmee kapte
hij zo'n beetje in het gras, zoals zo
veel Papoea's doen".
,,De Indonesiër had niets door. Wij
zaten al rondom verscholen, gereed
om te schieten, maar het was niet no
dig. Basilius sprong hem zó op de
nek en zette hem zijn mes op de keel. De
man wist niet hoe hard hij om hulp
moest schreeuwen. Als je het mij
vraagt, is hij blij dat hij is gevan
gen".
„Die mensen die gedropt zijn mid
den in deze jungle, en het verder
maar zelf uit moeten zoeken, ik
benijd ze niet. Onze stemming? Was
best, je lacht heel wat af op zo'n pa
trouille. Maar na zes dagen was het
meer dan genoeg. Het moet niet te
lang duren. Dan worden de mensen
prikkelbaar".
„Ach, dat boslopen zou ideaal zijn
als het niets met vechten te maken
had. Het zit hier vol herten en kan
goeroes: ideaal voor safari, maar dan
zónder para's, en met een ijskast vol
whiskey achter de hand
Dan wil ook de luitenant toch wel
een tukje maken.
In de kleine kajuit zit op de grond
de gevangen genomen para. Hij heeft
een sigaret gekregen en tipt iedere
keer keurig in de asbak af.
Het is een jong en tenger ventje;
hij zit er bescheiden en zwijgend bij,
stilletjes als een stuk oosters snij
werk. Op de bank naast hem, zijn
geweer tussen de knieën, snurkt Ba
silius, de Papoea-politieman.
Het is al Iaat als we binnenvaren in
het haventje van Merauke. Op de
steiger, langs de kade, staat het vol
mensen, die al hebben gehoord dat er
een patrouille terugkomt en nieuws
gierig zijn hoe het is gegaan.
Ook daar maken de mariniers zich
niet druk om. Voor hen zijn het be
langrijkst de gereedstaande drieton
ners. Die betekenen: vlug naar de ka
zerne, wassen en boenen, en eens
duchtig slapen in een echt bed.
Als laatste gaat de Indonesiër van
boord. Hij is geblinddoekt, zo willen
het de reglementen. Twee bewakers
leiden hem bij de schouders. Behoed
zaam tast hij zijn weg over de stei
ger, met zijn blote voeten. Voor hem
is het vechten voorbij.
LONDEN (Reuter) Het Britse Ho
gerhuis heeft gisteren handelend in
zijn kwaliteit van opperste gerechtshof
het beroep van de 29-jarige Neder
landse zeeman H. W. R. verworpen. De
zeeman, die matroos was op de Gro
ningse kustvaarder Wierna, was in
Chester veroordeeld tot levenslange ge
vangenisstraf. Hij zou in Menai Bridge
de 21-jarige Margaret Hughes hebben
gewurgd.
R. was bij het Huis in beroep ge
gaan, omdat zijn verdediger meende,
dat een brief, die de zeeman aan zijn
vrouw had gestuurd en die in handen
van de politie was gekomen, bij de be
handeling van de zaak voor de recht
bank in Chester niet als bewijsstuk
bad mogen gelden.
In de brief had R. geschreven, dat hij
iets heel ergs had gedaan, dat zijn
vrouw hem waarschijnlijk nooit zou ver
geven.
LONDEN Engeland wil volle
dig op de hoogte worden gehouden
van de plannen van de landen van
de Europese economische gemeen
schap met betrekking tot de politie
ke unie. De Britse premier Macmil-
lan heeft gisteren in het Lager
huis gezegd dat de zes landen
van de gemeenschappelijke markt
heeft gevraagd over die plannen
overleg te plegen met de Britten.
Macmillan meent dat de onderhande
lingen in Brussel over een aansluiting
bij de E.E.G. geheel losstaan van het
vraagstuk van de politieke eenwording.
Engelands lidmaatschap van de Euro-
markt behoeft evenwel niet te beteke
nen dat men zich ook verplicht mee
te werken aan een federatief Europa,
zegt de Britse premier.
Tegenover de verklaring van de Brit
se regeringsleider staat die van het
Westduitse kabinet. In Bonn is gisteren
officieel verklaard dat de Bondsrepu
bliek Engeland niet wil toelaten bij de
besprekingen over de politieke unie. Het
ministerie van buitenlandse zaken in
Bonn gelooft dat de zes landen eerst
overeenstemming moeten hebben be
reikt over een ontwerp-verdrag voordat
men de Britten zal kunnen raadplegen.
Politieke besprekingen mogen niet ver
ward raken met economische details, al
dus de verklaring.
Men zei met nadruk dat dit het stand
punt van de Duitse regering was. Mrar
Parijs is dezelfde mening toegedaan,
werd er aan toegevoegd.
Bonn wil Engeland wel op de hoogte
houden van het verloop van de gesprek
ken. De Britse regering kan dan altijd
nog haar mening kenbaar maken, vin
den de bewindslieden in West-Duitsland.
HOLLANDSE HUTSPOT
verslaggever
Voor de mannen is het routine, dat boslopen, dat zoeken naar para's
in de oerwouden van een ver en vreemd land, met zware bepakking op
de rug, onder een brandende zon, met de laarzen diep in de blubber, en
na zes dagen met een baard als een kokosmat maar iedere keer zijn ze
blij als de barkas ze terugbrengt naar de bewoonde wereld, en als ze aan
boord een dampend bord op de knieën houdenkM^dgJf0d?eb™£: op zoek X'r pT»**!