NU AL 28 MENSEN AANGEWEZEN
Grote vlucht Hervormde
zending in West-Afrika
EEN SOM DIE NIET UITKOMT?
PACIFISME:
Zondeval of bekering
Watergeuzen en Duinkerkers
Gereform. kerken hebben
taak in de recreatie
Veertien werkers
in Kameroen
Discussies worden beheerst
door menigte verwijten
Zaterdag 7 juli 1962
ZEEUW SCH DAGBLAD
Pag. ft
Overdenking
RAUWE PRIMITIEVEN EN
HUMANE CULTUURMENSEN
Medisch werk
Nigeria
-w
Enquête onder kerken
in recreatiegebieden
ONMACHT
Uitgangspunt
Duidelijk
Niet achteloos
^oen ruim een jaar geleden de Raad voor de zending van de
Hervormde kerk twee van zijn secretarissen naar West-
Afrika zond om ter plaatse een onderzoek in te stellen naar de
mogelijkheden van het uitzenden van hervormde zendingsarbei
ders naar deze gebieden, heeft men in Oegstgeest niet gedacht,
Naar een theologische school in
Ndoungué vertrekt deze zomer prof.
dr. E. Jansen Schoonhoven. Hij zal
worden opgevolgd door de heer G. D.
Posthumus Meyes. theol. drs., die
zich thans vooroereidt voor het exa
men aan de zendingshageschool. Voor
dat hij volgend jaar vertrekt, za„ de
heer Posthumus Meyes promoveren
aan de Leidse universiteit.
De Raad voor de Zending is in ge
sprek met een predikant, die aange
zocht is om de tweede docent te wor
den aan deze theologische school.
Vijf zendingspredikanton zullen als
ressort"-zendelingen naar Kameroen
vertrekken en daar woonachtig zijn.
Het zijn: ds. J. Schipper, die tot voor
kort in Bandoeng werkte en de heer
M. J. van Slageren, die binnenkort
als zendingspredikant; beroepen zal
worden. Zij zullen nog dit jaar uit
gaan. In het begin van 1963 zal zich
bij hen voegen de heer M. P. Ma-
gré, die dan als zendingspredikant
beroepen zal zijn. Ten slotte is v< or
een van deze plaatsen aangewezen ds.
A. de Kuiper, theol. drs., die onlangs
repatrieerde uil Indonesië waar hij
docent was aan de theologische school
in Malang. Zij allen zullen alvorens
uit te gaan een tijd lang naar Frank
rijk gaan om zich daar voor te be
reiden voor hun werk in het Frans
sprekende Kameroen.
De vijfde „ressortszendeling" voor
Kameroen is de heer A. A. de Looze,
die na zijn beroeping naar het En
gelssprekende gedeelte zal vertrekken
en daarom nog een tijdlang in Schot
land zal studeren.
dat het'werk in Afrika zo'n grote vlucht zou nemen, dat nu
reeds over acht en twintig zendingsposten een beslissing is ge
nomen. Van deze acht en twintig zendingsarbeiders zijn er
veertien aangewezen voor Kameroen. De plaatsen waar ze wer
ken staan op het kaartje onder aan deze pagina
vers 17. Totdat ik
'heiligdommen in-
Ps. 73
in Gods
ging......
Wie proberen wil God na te
rekenen breekt vroeg of laat
zijn hoofd. De som klopt niet.
Er blijft altijd een rest over.
Ja, uiteindelijk blijkt er hele
maal van geen sCxm sprake te
zijn, doch alleen van een onop
losbaar raadsel.
Dit laatste is ook het geval
met de dichter van psalm. 73.
De goddelozen hebben voor
spoed, ze vermeerderen onbe
zorgd hun bezit; maar met
hemzelf is het precies anders
om, hoewel zijn hart rein is en
zijn handen onschuldig zijn.
Ondanks dat is hij er ongeluk
kig aan toe. Hoe is het moge
lijk, dit te rijmen met de
rechtvaardigheid Gods? Deze
som is voor hem geworden tot
een probleem, waar hij niet uit
kan komen.
Zulke rekenaars zijn wij op
zijn tijd allemaal. De vergelij
king mag dan wat anders lig
gen, maar ten slotte komt het
toch op hetzelfde neer. Hoe kan
God dit toelaten? Waarom
moet dat zo gebeuren? We kiun-
nen in bepaalde omstandighe
den van het leven scans einde
loos gaan zitten rekenen, maar
we komen er geen stap verder
mee. Eerder is de mogelijk
heid groot, dat we er juist
slechter van worden. Het geloof
sterft weg, omdat God immers
toch geen God van liefde en
barmhartigheid schijnt te zijn.
Maaris er dan geen oplos
sing?
Ja zeker, die is er wel, maar
een andere oplossing dan wij
zoeken.
De dichter van de 73e psalm
kan er ook niet uitkomen, tot
dattotdat, zegt hij, ik in
Gods heiligdommen inging en
op hiun einde lette. Dan gaat
hem een licht op, het licht van
Gods Heilige Geest, waardoor
hij tot de ontdekking komt, dat
hij van een geheel andere kant
moet beginnen.
Wie van de wereld uit, van
de omstandigheden van 'het le
ven uit tot God wil komen,
loopt vast. Onherroepelijk vast.
Maar, wie vanuit het heiligdom,
vanuit de ontmoeting met God
in de wereld en in de omstan
digheden van het leven terug
keert, is een ander mens. In
het licht van Gods Heilige
Geest Ieren we de dingen an
ders zien. Dan leren wij ze zien,
niet zoals ze zich aan ons voor
doen, maar zoals ze in werke
lijkheid zijn. Wanneer de
psalmdichter deze kijk krijgt
op de goddelozen, dan moet hij
zeggen: ze zijn maar armzalig
en voos. Jezus zegt het in de
gelijkenis van de rijke man
met zijn volle schuren nog veel
duidelijker. Deze man is rijk,
schatrijk naar de wereld, maar
de ware rijkdom mist hij, want
hij mist God, hij rekent niet
met God. En daarom: deze
dwaas houdt niets over, wan
neer hij sterft en voor de eeu
wigheid staat.
Het ware levensgeluk is al
leen gelegen in de gemeenschap
met God. En voor iemand, die
deze gemeenschap kent, kan het
ware geluk misschien midden
in de ellende en de ware vreug
de midden in een groot verdriet
liggen. Als we dat niet ver
staan, kan het leven wellicht
reuze prettig zijn, maar in wer
kelijkheid zijn we verblind door
de schijn. En de schijn is een
machtig wapen van de duivel
om ons van God af te trekken.
Geve God ons geopende ogen,
opdat we de werkelijkheid dui
delijk mogen zien.
C. BEZEMER
ZIERIKZEE
Voor het medische werk zijn reeds
naar Kameroen gezonden: de vroed
vrouw zr. M. Kruyt naar Ndoungué.
Aan dit ziekenhuis werkt ook dokter
Jac. van Bergeyk. In Bangwa wer
ken de artsen J. Ie Grand en F. H.
Weisz. Begin 1963 zal aan het zieken
huis te Bangwa nog le arts M. R.
Buimer worden geplaatst. Stellig is er
aan dit grote ziekenhuis voor drie
artsen werk. maar een van hen zal
bij verlof van één der artsen in Ka
meroen als diens vervanger moeten
waarnemen. Ten slotte werkt in
Foumban de zendingsarts A. van Hil-
ten.
De Raad voor de zending besloot
tevens naar Kameroen een jeugdlei
der te zenden. Hierover loopt nog
een correspondentie met de synode
van de kerk in Kameroen. Wanneer
het werk. dat aan deze jeugdleider
zal worden opgedragen door de syno
de beter is omschreven, zal tot be
noeming worden overgegaan.
Bovendien besloot de Raad voor de
zending deel te nemen aan een groot
literatuurcentrum dat op initiatief van
de agent van het Nederlandsch Bij
belgenootschap in Kameroen, ds. Y.
Schaaf, wordt opgericht. De Raad
voor de zending zal de salarissen en
werkkosten van twee Europeanen en
hun beide Afrikaanse medewerkers
aan dit centrum voor zijn rekening
nemen tot een totaalbedrag van 76.000
gulden per jaar.
In Ghana werken de hervormde zen
dingsarbeiders tezamen met de Pres
byteriaanse kerk in het kader der
Bazelse zending. Het zijn ds. C. B.
Bot, thans met verlof in Nederland,
werkzaam te Garu; mejuffrouw dok
ter J. van der Mei, kinderarts in
Agogo en mejuffrouw A. A. van den
Eyk, analiste in Bawku. Deze maand
vertrekt ds. H. K. Jonkman met zijn
gezin naar Tamale, waar hij enige
jaren als jeugdpredikant onder de
middelbare schooljeugd werkzaam zal
zijn. Daarna zal hij zijn plaats als
predikant-directeur van het zendings
huis weer innemen.
Ten slotte kan worden vermeld, dat
de Raad voor de Zending in gesprek
is met een momenteel nog voor stu
die in Amerika vertoevende psychia
ter over de mogelijkheid om deze
arts «veneens naar Ghana uit te zen
den.
In Dakar (Sénégal) werkt ds. Clir.
Petri, die daar veel contacten onder
houdt met éen team van de interker-
Zo zien enkele van de gebouwen van de theologische hogeschool
op de heuvels bij Yaoundé, de hoofdstad van Kameroen, er uit: een
complex om zelfs in Nederland jaloers op te zijn. Een hoofdgebouw (zie
foto boven) vier collegezalen, een bibliotheek en een aula. Daarachter
twee gebouwen met elk tien kamers voor ongehuwde studenten en een
eetzaal. En terzijde enkele bungalows voor de hoogleraren (zie foto
beneden) en vier woningen voor getrouwde studenten.
Met deze hogeschool is de theologische opleiding in Kameroen af.
Ze begon reeds spoedig nadat de zending haar intrede deed. Men
leidde evangelisten op, die leerden lezen en wat bijbelkennis opdeden.
Daarna zijn „middelbare" theologische scholen ingericht. En thans is
de hogeschool begonnen, waarvan de hoogleraren gepromoveerde theo
logen zijn en de examens worden gecontroleerd door de theologische
faculteit in Genève.
De hogeschool is bedoeld (met die van Elisabethstad in Kongo) als
centrum voor theologisch universitair onderwijs in Franssprekend
Afrika. De eerste minister van Kameroen zei bij de opening: „We zijn
dankbaar dat de kerk de geestelijke vorming in onze landen zo se
rieus neemt".
kelijke hulpverlening waaraan o.a. de
Nederlander Bob van der Heide ver
bonden is.
In Nigeria werkt in Jos dr. W. A.
Bijlefeld en in Itigidi (Oost-Nigeria)
de zendingsarts H. J. Middelkoop en
de zendingsverpleegster zr. J. de
Schipper. Zij zijn verbonden aan een
klein ziekenhuis, maar hun opdracht
is vooral preventief onder de bevol
king in deze streek werkzaam te
zijn.
Met de Bazelse zending zijn bespre
kingen gaande om dokter A. H. van
Soest, die onlangs met verlof uit Gha
na naar Nederland kwam, te plaat
sen in Gawa ten Zuiden van het
Tsaadmeer. Reeds werkt daar uit ons
land, naast twee Bazelse zendelingen
en een Zwitserse verpleegster, zr. G.
van Wessel, die verleden jaar na een
jarenlange zendingsdienst in Indonesië
uit Bandoeng repatrieerde.
Bovendien onderhoudt de Raad voor
de zending in Oost-Nigeria nauw con
tact met de volgende Nederlandse zen
dingsartsen, die daar werken in dienst
van buitenlandse corporaties: dokter
L. Hogerzeil te Uzuakoli; dokter K.
Reynierse te Uburu en dokter A. G.
Dissevelt, die naar Umuahja gaat en
met de oud-zendingsarts dokter D. L.
Leiker, thans als leprozenarts werk
zaam in dienst van het gouverne
ment in Noord-Nigeria.
NÏGEW|--"
Van een medewerker
De sterk toegenomen recreatiebehoefte van de Nederlandse bevolking stelt
ook de Gereformeerde kerken voor het probleem van de verhouding tussen kerk
en recreatie. Steeds meer, aldus een mededeling van generale deputaten kerk
opbouw (deputaten voor voorlichting en steun aan kerken, die voorzieningen
hebben te treffen in verband met de migratie), blijkt er bij de kerkeraden de
behoefte te bestaan aan steun en voorlichting. Zo zien bijvoorbeeld de kerken
in de recreatiegebieden hun kerkbezoek verdubbeld, soms verdrie- en viervoudigd.
Op welke wijze dient men dit alles op te vangen; en welke taken liggen er ten
opzichte van de recreatiezoekenden? Om in deze problematiek een beter inzicht
te krijgen hebben deputaten kerkopbouw een werkgroep „Kerk en recreatie" in
het leven geroepen, verdeeld over twee secties, en onder voorzitterschap van
dr. P. G. Kunst.
Een der secties heeft zich bezig ge
houden met onderzoek en inventarisatie.
Ze heeft bijvoorbeeld in de afgelopen
maanden onder de kerken in de recre
atiegebieden een enquête gehouden, om
een inzicht te verkrijgen in wat de ker
ken reeds verrichten en om te verne
men met welke moeilijkheden men zit.
Het Gereformeerd sociologisch insti
tuut zal dit enquêtemateriaal verwer
ken en de werkgroep wil pro-beren op
basis hiervan .suggesties te geven, waar
mee de kerken hun voordeel kunnen
doen.
Verder wil men in de komende win-
ter in verschillende streken regionale
contactbijeenkomsten houden met de
kerkeraden die dit op prijs stellen en
daar de resultaten van de enquête be- reformeerde kerken (evangelisatie,
spreken. Er is nauw contact met ver- jeugdwerk) en ook wordt voeling" on-
schillende organen in en rondom de ge- derhouden met instanties van de her
vormde kerk, die zich met het recrea-
tievraagstuk bezig houden.
De andere sectie heeft zich bezonnen
over de grondvragen en mogelijkheden
rondom kerk en recreatie.
In dit tweede artikel over
Zeeuwse zeerovers moeten we bo
vengenoemde twee groepen eens
nader bekijken. We komen ze her
haaldelijk tegen in de geschiede
nis van de zeevaart. Twee soorten
die niet voor elkaar onderdeden
wat durf en moed, wat ruwheid
en wreedheid betreft.
Vooral in het begin van de 80-jarige
Positieve waardering van de vrije tijd
als een gave van God zal gevolgen
dienen te hebben voor de wijze waar
op de kerk in de wereld aanwezig is,
niet alleen als kerk van de arbeidende
mens, maar ook voor de mens in zijn
recreatie. Ook de kerk als organisatie
heeft tot taak de beleving van liet kerk
lid-zijn in de recreatie mogelijk te ma
ken. Soms kan de plaatselijke kerk dat
doen, in andere gevallen zullen classi
caal, provinciaal of zelfs landelijk voor
zieningen getroffen moeten worden, zo
meent deze sectie.
De sectie stond onder voorzitterschap
van wijlen prof. dr. R. van Dijk. Een
beschouwing naar aanleiding van het in
de sectie besprokene, besluit ds. J. M.
van Krimpen als volgt:
„In de „dienst der barmhartigheid"
zal de kerk voor haar deel er toe heb
ben bij te dragen, dat die kerkleden,
die niet bij machte zijn om gebruik te
maken van aanwezige mogelijkheden,
deze verschaft worden."
Deze onmacht kan van verschillende
aard zijn.
Het is verblijdend dat velen zich niet
„thuis" voelen in de vaak ontkerstende
sfeer van bestaande centra. Vandaar
hun onmacht er zebruik van te maken.
Voor velen ook is het zuiver commer
cieel opgezette centrum te kostbaar.
Voor ouderen en gehandicapten zijn de
bestaande mogelijkheden weinig of niet
geschikt.
In de praktijk zal blijken dat ook vele
niet-kerkleden graag gebruik zullen ma
ken van de reerf atiemogelijkheden die
door of vanwege de kerk geboden wor
den.
oorlog treden de Watergeuzen op. Het
was een ruw volkje dat niets en nie
mand ontzag. De meesten had'den al
veel ellende meegemaakt, voor ze hun
toekomst op het water zochten. Fami
lieleden die door de Spaanse Inquisitie
om het leven waren gebracht, zelf soms
ternauwernood toet leven .gered.
Groot was hun haat tegen al wat
Rooms en Spaans was. Onder hen wa
ren ook veel Zeeuwen, hun kapiteins
Vink en Vlieg waren waarschijnlijk
VMssimgers.
Van Prins Willem kregen ze kaper
brieven. Een deel van de buit, ook het
veroverde geschut moesten ze aan de
Prins afstaan. De rest verkochten ze,
vooral in Engeland waren kopers te vin
den. U kent wel de geschiedenis, dat
koningin Elizabeth op aandrang van de
Spaanse koning Filips II de Watergeu
zen verbood in het vervolg de Engelse
havens aan te doen. Ze wilden toen
naar Texel en daar de Spaanse scheeps
macht, die op de rede lag, aanvallen.
Maar door tegenwind raakten ze uit de
koers en kwamen 'bij Den Briel terecht,
dat ze veroverden (1 april 1572). „Op
de eerste april verloor Alva zijn Bril".
Een paar dagen later, toen Vlissin-
gen zich zonder hulp van buiten voor
de Prins had verklaard (6 april), kwam
hun vloot de Schelde opvaren om de
inwoners te helpen. „En op april zes
verloor hij zijn Fles".
Vooral in de eerste jaren van de oor
log tegen Spanje hebben ze ons volk
grote diensten bewezen bij de bevrij
ding van de Spaanse tirannie. Ze heb
ben gevochten in de Zeeuwse stromen
vooral, maar ook op de Zuiderzee en
bij de bevrijding van Leiden en ande
re steden. Van hen geldt wat een ge
schiedschrijver zegt:
„Men moet derhalve de Zeeuwen prij
zen, die hun vijand zoveel pluimen af
snijden als ze kunnen". De historicus
Fruin drukt zi,ch wel heel sterk uit als
hij hun grote verdiensten met deze
woorden weergeeft: „Zonder de bij
stand der Watergeuzen had het vertre
den volk zich misschien nimmer opge
richt."
Duinkerker kapers
Algemeen bekend in onze geschiede
nis niet het minst in de geschiede
nis van Zeeland zijn de kapers uit
Duinkerken. Zoals in de laatste oorlog
honderden schepen door de Duitse on
derzeeërs zijn vernietigd, hebben deze
zeerovers tal van koopvaardijschepen
veroverd of tot zinken gebracht. Het
middel om onze handelsschepen te be
wapenen was niet afdoende, ieder jaar
vielen er nog te veel in hun handen.
Wel werden er oorlogsschepen en
Watergeuzen op afgestuurd om ze te on-
CPREKENDE over het communisme en over onze houding
tegenover het oostelijk hlok heeft de heer A- J. Koejemans
zelf ex-communist - gezegd dat we „het nu maar eens met
de Liefde Gods en niet met atoomhommen moesten proberen".
De heer Koejemans zei dit in eén lezing die hij veertien dagen ge
leden in Hedenesse hield voor de hervormde mannenbond „In
dienst der Kerk".
In een eerste reactie, die we vorige week zaterdag publiceerden
zeiden we dat de heer Koejemans een niet bestaande tegenstelling
had gemaakt. Deze opmerking behoeft een nadere toelichting.
Al te gemakkelijk wordt te- pacifist eerst goed het evangelie
genwoordig vooral van paci- heeft verstaan. Hij zou de zacht-
fistische zijde met religieuze moedige zijn die een appèl doet
motieven gewerkt. In feite wekt op het wereldgeweten, hij zou
men bewust de indruk dat de pas goed verstaan hebben wat
naastenliefde is en hij zou het
geheim verstaan van een „oor
spronkelijk christelijke denk
wijze";
Daartegenover staan dan de
mensen die een krachtig bewa
pend westen voorstaan. Het
wordt weliswaar niet gezegd,
maar de suggestie dat deze men
sen het oerstadium van de knots
nog niet te boven zijn is toch
wel duidelijk. Wie in de macht
van het wapen gelooft zo
stelt men gaarne die luistert
in feite toch naar de menselijke
oerdriften en dat mag toch in
een beschaafde samenleving zo
langzamerhand als een overwon
nen standpunt gelden.
Hier ligt dus een van de eerste mo
tieven die de discussies rondom het
pacifisme beheersen. Het is geen bot
sing tussen twee standpunten die bei
de gelijkberechtigd zijn, maar het is
de humane cultuurmens die zijn hei
dense broeder een lesje poogt te geven.
We stellen het hier erg hard. maar
we hebben ook niet de minste behoefte
om met schoonklinkende woorden te
gaan werken. De discussies hebben
onmiskenbaar een emotionele nawer
king omdat er meer met verwijten dan
met argumenten wordt gewerkt.
Overigens is dit geen nieuw ver
schijnsel. Het ligt ons nog vers in het
geheugen dat beroepsmilitairen het
scheldwoord „moordenaar" naar het
hoofd geslingerd kregen. Dat gebeurde
in de tijd van „geen man en geen
cent", de periode van het „gebroken
geweertje". Ook vandaag is er weel
een neiging om alles wat militair is
voor dom en onnozel te verslijten, om
van erger te zwijgen. Tussen de beide
dieptepunten van de jaren dertig en de
jaren zestig zijn de militairen hoog ge
noteerd geweest. Dat was in en vlak
na de oorlog.
Zij heetten toen de „bloem der natie"
en de „hoop des vaderlands". Wij be
seften toen nl. dat zij de enigen waren
die een mateloos onrecht konden be
strijden. De bijna machinale „verwer
king" van Joden kon maar op één ma
nier gestopt worden: met kanonnen en
met tanks en we wisten heel goed dat
die gruwelijke apparatuur bediend
moest worden door de gewone soldaat
die zonder veel plichtplegingen bereid
was het recht te verdedigeq, bijvoor
beeld het recht van het Joodse voik
op een menswaardig bestaan.
Intussen zijn we thans de gruwelen
te boven. We zijn het meeste vergeten
en we leven in een tijd van welvaart
en van salon-discussies. Het pacifisme
steekt opnieuw de kop op en bedient
zich van de oude motieven. Wederom
staat de „humane cultuurmens" tegen
over de „rauwe primitief', wederom
spreekt men van oorspronkelijk Chris
tendom, van goed begrepen naasten
liefde van Christelijke waarden en nog
een serie hooggestemde begrippen. Van
een eerlijke discussie waarin oprechte
motieven een rol spelen is geen sprake.
Als we nu in het navolgende
iets over het oorlogsvraagstuk
willen zeggen, dan stellen we
echter nadrukkelijk voorop dat
we tegen oorlog zijn, tegen het
afslachten van mensen en tegen
alle gruwelen die met een vol-
kerenkrijg samenhangen. Om het
goed en duidelijk te zeggen: We
zijn tegen de oorlog en voor
de vrede. Klaar en helder is dat
ons standpunt.
Het oorlogsvraagstuk is daarmee niet
opgelost, want we zijn óók tegen
onrecht, volkerenmoord, agressie en
onderdrukking. Er zijn anti-militaris
ten, die met de hand op de bijbel de
vraag stellen wat beter is, onrecht
lijden of onrecht begaan. Wel, die
vraag is niet moeilijk. Als we kiezen
mogen dan kiezen we maar voor het'
lijden. Liever vermoord worden dan
moorden. Dit is aan geen twijfel
onderhevig. Welnu, zegt de anti-mili
tarist, zo denk ik er ook over en
daarom gruw ik van alles wat
militair is.
Die conclusie is echter voorbarig
want het oorlogsvraagstuk ligt op een
heel ander vlak. Om het heel duidelijk
te zeggen: De stelling „liever onrecht
lijden dan onrecht begaan" is hier
helemaal niet in het geding. Natuur
lijk zijn we het met die stelling voor
honderd procent eens, maar het pro
bleem is daarmee niet opgelost.
De vraag die voor ons van belang
is, en die ook merkwaardig terzake is
wordt duidelijk aan de hand van de
volgende situatie:
Stel er zijn 800.000 Joden in Neder
land. Op een kwade dag wordt
Nederland onder de voet gelopen door
een vijand die een verklaarde Joden
hater is. De Nederlanders nu, die het
Evangelie goed hebben begrepen, wei
geren op de vijand te schieten en
zeggen dat ze iiever onrecht lijden
dan dat ze onrecht begaan. Maar een
paar jaar later is. die groep van 806.000
Joden uitgedund tot een zielig hoopje
van menselijke ellende.
Vraag: Op wiens geweten drukt die
massamoord?
derwerpen, maar zonder afdoend suc
ces. Laten we ook niet vergeten dat er
kaperkapiteins waren die liever niet
met de Duinkerkers in aanraking kwa
men en ze zoveel mogelijk ontzeilden.
Hun doel was buit te behalen en de
verovering van een meestal klein Duin
kerks 'kaperschip bracht niet veel op.
Te weinig om daarvoor je leven te wa
gen. Maar daar stond tegenover dat on
ze koopvaarders beschermd moesten
worden. Evenals onze vissersschepen,
die tijd hadden we 1560 haringbui
zen in de vaart. Want de Duinkerkers
ontzagen niemand. Soms Waagden ze
zich vlak voor de haven van Vlissingen.
Of nog verder in Zeeland, toen ze Yer-
seketidam plunderden en daarna in
brand staken.
Het i® een lange strijd geweest tegen,
d'eze kapers. Oorspronkelijk zijn ze van
Vlaamse afkomst (Duinkerken lag toen
in het Spaanse deel van de zuidelijke
Nederlanden). Namen van hun kapiteins
als Jan Pietersen, Michel Jacobsen,
Matthieu de Bree, Daniël Cornelissen,
Cornells Rombouts wijzen daar wel op.
Hoewel hierbij ook Wel Zeeuwen of Hol
landers kunnen zijn. Want er waren, ka
pers die gewoon in dienst van de Duin
kerkers gingen. Gedachtig aan de
spreuk: „Waar ik het goed heb en mijn
brood verdien, daar is mijn vaderland."
Dat er dan bij de strijd met eigen land
genoten soms vreemde situaties ontston
den blijkt uit enkele voorbeelden uit de
geschiedenis. B.v. Pieter Rombouts uit
Zierikzee werd' door de Duinkerkers ge
vangen genomen, ging in hun kaper-
dienst over en werd later weer door de
Zeeuwen gevangen.
In 1600 werd Prins Maurits er op af
gestuurd om hun stad te veroveren. Hij
is niet zover gekomen, onderweg werd
hij tegengehouden door de Spaanse
landvoogd Albertus van Oostenrijk met
als gevolg de slag bij Nieuwpoort. Een
luitenant-generaal Van Dorp, die in de
strijd tegen de Duinkerkers niets deed
en zich terugtrok, werd bij zijn aan
komst in Vlissingen bijna verdronken en
In Veere wilde men hem stenigen. Zijn
kapitein Bagijn die zich zonder één
schot te lossen overgaf werd voor deze
lafhartigheid op het schavot ter dood
gebracht.
Ten slotte is onder Frederik Hendrik
de stad veroverd. Een paar keer was
het mislukt, in 1631 moest hij voor de
Spanjaarden bij Brugge terugkeren, in
1637 verhinderde de storm zijn tocht.
Maar in 1646 werd de stad aan de zee
zijde door onze admiraal Tromp geblok
keerd en aan de landzijde door troepen
van de Franse koning. Toen moest de
stad zich overgeven. Maar vanuit ande
re plaatsen zetten de kapers hun bedrijf
voort.
Het antwoord is duidelijk. Die moord
drukt niet alleen op het geweten van
de vijand, maar ook op ons geweten
omdat we niets gedaan hebben om
die moord te voorkomen.
Om het scherp te zeggen: We
hebben de naaste uit Pruisen
gespaard ten koste van de naaste
uit Amsterdam. Door de ene
mens te sparen hebben we de
andere verbrand, vergast, ge
marteld.
Intussen is dit maar een voorbeeld.
In werkelijkheid is het anders gelopen.
Iedereen weet dat. Toch heeft de be
kende Deense verzetspredikant en dich
ter Kaj Munk aan een soortgelijke
situatie het motief ontleend om zijn
gemeenteleden en in breder verband
zijn landgenoten op hun verantwoor
delijkheid te wijzen. De Deense natie
heeft in 1940 de wapens niet opgeno
men. Kaj Munk heeft daar een vernie
tigend oordeel over uitgesproken. „U
hebt in de ure van het gevaar meer
gelet op uw eigen zielige bestaan dan
op het lot van uw naaste", zei hij.
De heer Koejemans zei dat we het
met de Liefde Gods moesten proberen
en niet met de atoombommen. Het is
nu wel duidelijk dat die tegenstelling
niet bestaat. Het is een onjuiste stelling
die een vertroebeld beeld geeft van de
adembenemende situatie waarin we ons
bevinden. Want de keus valt niet tus
sen onrecht lijden of onrecht begaan,
maar tussen onrecht laten lijden of
voor het recht op de bres springen.
Gezien tegen de achtergrond van de
huidige bewapening is de keus zwaar,
en lang niet altijd duidelijk. Bovendien
neemt de verantwoordelijkheid die ons
wordt opgedrongen zulke onmenselijke
afmetingen aan, dat geen zinnig mens
meer achteloos aan het probleem voor
bijloopt. Wij willen eerlijk zeggen dat
het oorlogsvraagstuk ons geweten
belast met een verschrikkelijk dilemma.
En wij willen graag geestelijk wakker
blijven. God verhoede dat we achte
loos over waterstofbommen spreken en
dat we ons vertrouwen op een gezamen
lijke strijdmacht zouden stellen. Dat
zou inderdaad rauw heidens zijn. De
moeilijkheid is echter dat een algehele
ontwapening nog veel heidenser lijkt.
Mogen wij onze naaste, ons volk, weer
loos uitleveren aan de eerste de beste
macht „die in de kluif wil bijten"?
Deze vraag is van minstens even
groot belang als de vraag of we het
recht hebben te verhinderen althans
pogen te verhinderen dat een ander
met bommen gaat gooien. Want ieder
een weet dat die poging om het te ver
hinderen inhoudt dat we zelf bommen
moeten bezitten.
Het dilemma is gruwelijk en vervuilt
een ieder die de verwoestende en ont-
redderende kracht van een wereldoor
log aan den lüve lieeft ondervonden
met afgrijzen.
Mogelijk is hier maar één
weg. Dat is de weg van de be
kering.
Maar die bekering moet men
dan op de juiste plaats zoeken:
in het eigen hart.
Sen natie bekeert zich niet
door zich eenvoudig weerloos
te maken. Integendeel, men kan
met kracht van argumenten
verdedigen dat dit wel eens een
extra zondeval zou kunnen zijn.