NU AL 28 MENSEN AANGEWEZEN Grote vlucht Hervormde zending in West-Afrika EEN SOM DIE NIET UITKOMT? PACIFISME: Zondeval of bekering Watergeuzen en Duinkerkers Gereform. kerken hebben taak in de recreatie Veertien werkers in Kameroen Discussies worden beheerst door menigte verwijten Zaterdag 7 juli 1962 ZEEUW SCH DAGBLAD Pag. ft Overdenking RAUWE PRIMITIEVEN EN HUMANE CULTUURMENSEN Medisch werk Nigeria -w Enquête onder kerken in recreatiegebieden ONMACHT Uitgangspunt Duidelijk Niet achteloos ^oen ruim een jaar geleden de Raad voor de zending van de Hervormde kerk twee van zijn secretarissen naar West- Afrika zond om ter plaatse een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden van het uitzenden van hervormde zendingsarbei ders naar deze gebieden, heeft men in Oegstgeest niet gedacht, Naar een theologische school in Ndoungué vertrekt deze zomer prof. dr. E. Jansen Schoonhoven. Hij zal worden opgevolgd door de heer G. D. Posthumus Meyes. theol. drs., die zich thans vooroereidt voor het exa men aan de zendingshageschool. Voor dat hij volgend jaar vertrekt, za„ de heer Posthumus Meyes promoveren aan de Leidse universiteit. De Raad voor de Zending is in ge sprek met een predikant, die aange zocht is om de tweede docent te wor den aan deze theologische school. Vijf zendingspredikanton zullen als ressort"-zendelingen naar Kameroen vertrekken en daar woonachtig zijn. Het zijn: ds. J. Schipper, die tot voor kort in Bandoeng werkte en de heer M. J. van Slageren, die binnenkort als zendingspredikant; beroepen zal worden. Zij zullen nog dit jaar uit gaan. In het begin van 1963 zal zich bij hen voegen de heer M. P. Ma- gré, die dan als zendingspredikant beroepen zal zijn. Ten slotte is v< or een van deze plaatsen aangewezen ds. A. de Kuiper, theol. drs., die onlangs repatrieerde uil Indonesië waar hij docent was aan de theologische school in Malang. Zij allen zullen alvorens uit te gaan een tijd lang naar Frank rijk gaan om zich daar voor te be reiden voor hun werk in het Frans sprekende Kameroen. De vijfde „ressortszendeling" voor Kameroen is de heer A. A. de Looze, die na zijn beroeping naar het En gelssprekende gedeelte zal vertrekken en daarom nog een tijdlang in Schot land zal studeren. dat het'werk in Afrika zo'n grote vlucht zou nemen, dat nu reeds over acht en twintig zendingsposten een beslissing is ge nomen. Van deze acht en twintig zendingsarbeiders zijn er veertien aangewezen voor Kameroen. De plaatsen waar ze wer ken staan op het kaartje onder aan deze pagina vers 17. Totdat ik 'heiligdommen in- Ps. 73 in Gods ging...... Wie proberen wil God na te rekenen breekt vroeg of laat zijn hoofd. De som klopt niet. Er blijft altijd een rest over. Ja, uiteindelijk blijkt er hele maal van geen sCxm sprake te zijn, doch alleen van een onop losbaar raadsel. Dit laatste is ook het geval met de dichter van psalm. 73. De goddelozen hebben voor spoed, ze vermeerderen onbe zorgd hun bezit; maar met hemzelf is het precies anders om, hoewel zijn hart rein is en zijn handen onschuldig zijn. Ondanks dat is hij er ongeluk kig aan toe. Hoe is het moge lijk, dit te rijmen met de rechtvaardigheid Gods? Deze som is voor hem geworden tot een probleem, waar hij niet uit kan komen. Zulke rekenaars zijn wij op zijn tijd allemaal. De vergelij king mag dan wat anders lig gen, maar ten slotte komt het toch op hetzelfde neer. Hoe kan God dit toelaten? Waarom moet dat zo gebeuren? We kiun- nen in bepaalde omstandighe den van het leven scans einde loos gaan zitten rekenen, maar we komen er geen stap verder mee. Eerder is de mogelijk heid groot, dat we er juist slechter van worden. Het geloof sterft weg, omdat God immers toch geen God van liefde en barmhartigheid schijnt te zijn. Maaris er dan geen oplos sing? Ja zeker, die is er wel, maar een andere oplossing dan wij zoeken. De dichter van de 73e psalm kan er ook niet uitkomen, tot dattotdat, zegt hij, ik in Gods heiligdommen inging en op hiun einde lette. Dan gaat hem een licht op, het licht van Gods Heilige Geest, waardoor hij tot de ontdekking komt, dat hij van een geheel andere kant moet beginnen. Wie van de wereld uit, van de omstandigheden van 'het le ven uit tot God wil komen, loopt vast. Onherroepelijk vast. Maar, wie vanuit het heiligdom, vanuit de ontmoeting met God in de wereld en in de omstan digheden van het leven terug keert, is een ander mens. In het licht van Gods Heilige Geest Ieren we de dingen an ders zien. Dan leren wij ze zien, niet zoals ze zich aan ons voor doen, maar zoals ze in werke lijkheid zijn. Wanneer de psalmdichter deze kijk krijgt op de goddelozen, dan moet hij zeggen: ze zijn maar armzalig en voos. Jezus zegt het in de gelijkenis van de rijke man met zijn volle schuren nog veel duidelijker. Deze man is rijk, schatrijk naar de wereld, maar de ware rijkdom mist hij, want hij mist God, hij rekent niet met God. En daarom: deze dwaas houdt niets over, wan neer hij sterft en voor de eeu wigheid staat. Het ware levensgeluk is al leen gelegen in de gemeenschap met God. En voor iemand, die deze gemeenschap kent, kan het ware geluk misschien midden in de ellende en de ware vreug de midden in een groot verdriet liggen. Als we dat niet ver staan, kan het leven wellicht reuze prettig zijn, maar in wer kelijkheid zijn we verblind door de schijn. En de schijn is een machtig wapen van de duivel om ons van God af te trekken. Geve God ons geopende ogen, opdat we de werkelijkheid dui delijk mogen zien. C. BEZEMER ZIERIKZEE Voor het medische werk zijn reeds naar Kameroen gezonden: de vroed vrouw zr. M. Kruyt naar Ndoungué. Aan dit ziekenhuis werkt ook dokter Jac. van Bergeyk. In Bangwa wer ken de artsen J. Ie Grand en F. H. Weisz. Begin 1963 zal aan het zieken huis te Bangwa nog le arts M. R. Buimer worden geplaatst. Stellig is er aan dit grote ziekenhuis voor drie artsen werk. maar een van hen zal bij verlof van één der artsen in Ka meroen als diens vervanger moeten waarnemen. Ten slotte werkt in Foumban de zendingsarts A. van Hil- ten. De Raad voor de zending besloot tevens naar Kameroen een jeugdlei der te zenden. Hierover loopt nog een correspondentie met de synode van de kerk in Kameroen. Wanneer het werk. dat aan deze jeugdleider zal worden opgedragen door de syno de beter is omschreven, zal tot be noeming worden overgegaan. Bovendien besloot de Raad voor de zending deel te nemen aan een groot literatuurcentrum dat op initiatief van de agent van het Nederlandsch Bij belgenootschap in Kameroen, ds. Y. Schaaf, wordt opgericht. De Raad voor de zending zal de salarissen en werkkosten van twee Europeanen en hun beide Afrikaanse medewerkers aan dit centrum voor zijn rekening nemen tot een totaalbedrag van 76.000 gulden per jaar. In Ghana werken de hervormde zen dingsarbeiders tezamen met de Pres byteriaanse kerk in het kader der Bazelse zending. Het zijn ds. C. B. Bot, thans met verlof in Nederland, werkzaam te Garu; mejuffrouw dok ter J. van der Mei, kinderarts in Agogo en mejuffrouw A. A. van den Eyk, analiste in Bawku. Deze maand vertrekt ds. H. K. Jonkman met zijn gezin naar Tamale, waar hij enige jaren als jeugdpredikant onder de middelbare schooljeugd werkzaam zal zijn. Daarna zal hij zijn plaats als predikant-directeur van het zendings huis weer innemen. Ten slotte kan worden vermeld, dat de Raad voor de Zending in gesprek is met een momenteel nog voor stu die in Amerika vertoevende psychia ter over de mogelijkheid om deze arts «veneens naar Ghana uit te zen den. In Dakar (Sénégal) werkt ds. Clir. Petri, die daar veel contacten onder houdt met éen team van de interker- Zo zien enkele van de gebouwen van de theologische hogeschool op de heuvels bij Yaoundé, de hoofdstad van Kameroen, er uit: een complex om zelfs in Nederland jaloers op te zijn. Een hoofdgebouw (zie foto boven) vier collegezalen, een bibliotheek en een aula. Daarachter twee gebouwen met elk tien kamers voor ongehuwde studenten en een eetzaal. En terzijde enkele bungalows voor de hoogleraren (zie foto beneden) en vier woningen voor getrouwde studenten. Met deze hogeschool is de theologische opleiding in Kameroen af. Ze begon reeds spoedig nadat de zending haar intrede deed. Men leidde evangelisten op, die leerden lezen en wat bijbelkennis opdeden. Daarna zijn „middelbare" theologische scholen ingericht. En thans is de hogeschool begonnen, waarvan de hoogleraren gepromoveerde theo logen zijn en de examens worden gecontroleerd door de theologische faculteit in Genève. De hogeschool is bedoeld (met die van Elisabethstad in Kongo) als centrum voor theologisch universitair onderwijs in Franssprekend Afrika. De eerste minister van Kameroen zei bij de opening: „We zijn dankbaar dat de kerk de geestelijke vorming in onze landen zo se rieus neemt". kelijke hulpverlening waaraan o.a. de Nederlander Bob van der Heide ver bonden is. In Nigeria werkt in Jos dr. W. A. Bijlefeld en in Itigidi (Oost-Nigeria) de zendingsarts H. J. Middelkoop en de zendingsverpleegster zr. J. de Schipper. Zij zijn verbonden aan een klein ziekenhuis, maar hun opdracht is vooral preventief onder de bevol king in deze streek werkzaam te zijn. Met de Bazelse zending zijn bespre kingen gaande om dokter A. H. van Soest, die onlangs met verlof uit Gha na naar Nederland kwam, te plaat sen in Gawa ten Zuiden van het Tsaadmeer. Reeds werkt daar uit ons land, naast twee Bazelse zendelingen en een Zwitserse verpleegster, zr. G. van Wessel, die verleden jaar na een jarenlange zendingsdienst in Indonesië uit Bandoeng repatrieerde. Bovendien onderhoudt de Raad voor de zending in Oost-Nigeria nauw con tact met de volgende Nederlandse zen dingsartsen, die daar werken in dienst van buitenlandse corporaties: dokter L. Hogerzeil te Uzuakoli; dokter K. Reynierse te Uburu en dokter A. G. Dissevelt, die naar Umuahja gaat en met de oud-zendingsarts dokter D. L. Leiker, thans als leprozenarts werk zaam in dienst van het gouverne ment in Noord-Nigeria. NÏGEW|--" Van een medewerker De sterk toegenomen recreatiebehoefte van de Nederlandse bevolking stelt ook de Gereformeerde kerken voor het probleem van de verhouding tussen kerk en recreatie. Steeds meer, aldus een mededeling van generale deputaten kerk opbouw (deputaten voor voorlichting en steun aan kerken, die voorzieningen hebben te treffen in verband met de migratie), blijkt er bij de kerkeraden de behoefte te bestaan aan steun en voorlichting. Zo zien bijvoorbeeld de kerken in de recreatiegebieden hun kerkbezoek verdubbeld, soms verdrie- en viervoudigd. Op welke wijze dient men dit alles op te vangen; en welke taken liggen er ten opzichte van de recreatiezoekenden? Om in deze problematiek een beter inzicht te krijgen hebben deputaten kerkopbouw een werkgroep „Kerk en recreatie" in het leven geroepen, verdeeld over twee secties, en onder voorzitterschap van dr. P. G. Kunst. Een der secties heeft zich bezig ge houden met onderzoek en inventarisatie. Ze heeft bijvoorbeeld in de afgelopen maanden onder de kerken in de recre atiegebieden een enquête gehouden, om een inzicht te verkrijgen in wat de ker ken reeds verrichten en om te verne men met welke moeilijkheden men zit. Het Gereformeerd sociologisch insti tuut zal dit enquêtemateriaal verwer ken en de werkgroep wil pro-beren op basis hiervan .suggesties te geven, waar mee de kerken hun voordeel kunnen doen. Verder wil men in de komende win- ter in verschillende streken regionale contactbijeenkomsten houden met de kerkeraden die dit op prijs stellen en daar de resultaten van de enquête be- reformeerde kerken (evangelisatie, spreken. Er is nauw contact met ver- jeugdwerk) en ook wordt voeling" on- schillende organen in en rondom de ge- derhouden met instanties van de her vormde kerk, die zich met het recrea- tievraagstuk bezig houden. De andere sectie heeft zich bezonnen over de grondvragen en mogelijkheden rondom kerk en recreatie. In dit tweede artikel over Zeeuwse zeerovers moeten we bo vengenoemde twee groepen eens nader bekijken. We komen ze her haaldelijk tegen in de geschiede nis van de zeevaart. Twee soorten die niet voor elkaar onderdeden wat durf en moed, wat ruwheid en wreedheid betreft. Vooral in het begin van de 80-jarige Positieve waardering van de vrije tijd als een gave van God zal gevolgen dienen te hebben voor de wijze waar op de kerk in de wereld aanwezig is, niet alleen als kerk van de arbeidende mens, maar ook voor de mens in zijn recreatie. Ook de kerk als organisatie heeft tot taak de beleving van liet kerk lid-zijn in de recreatie mogelijk te ma ken. Soms kan de plaatselijke kerk dat doen, in andere gevallen zullen classi caal, provinciaal of zelfs landelijk voor zieningen getroffen moeten worden, zo meent deze sectie. De sectie stond onder voorzitterschap van wijlen prof. dr. R. van Dijk. Een beschouwing naar aanleiding van het in de sectie besprokene, besluit ds. J. M. van Krimpen als volgt: „In de „dienst der barmhartigheid" zal de kerk voor haar deel er toe heb ben bij te dragen, dat die kerkleden, die niet bij machte zijn om gebruik te maken van aanwezige mogelijkheden, deze verschaft worden." Deze onmacht kan van verschillende aard zijn. Het is verblijdend dat velen zich niet „thuis" voelen in de vaak ontkerstende sfeer van bestaande centra. Vandaar hun onmacht er zebruik van te maken. Voor velen ook is het zuiver commer cieel opgezette centrum te kostbaar. Voor ouderen en gehandicapten zijn de bestaande mogelijkheden weinig of niet geschikt. In de praktijk zal blijken dat ook vele niet-kerkleden graag gebruik zullen ma ken van de reerf atiemogelijkheden die door of vanwege de kerk geboden wor den. oorlog treden de Watergeuzen op. Het was een ruw volkje dat niets en nie mand ontzag. De meesten had'den al veel ellende meegemaakt, voor ze hun toekomst op het water zochten. Fami lieleden die door de Spaanse Inquisitie om het leven waren gebracht, zelf soms ternauwernood toet leven .gered. Groot was hun haat tegen al wat Rooms en Spaans was. Onder hen wa ren ook veel Zeeuwen, hun kapiteins Vink en Vlieg waren waarschijnlijk VMssimgers. Van Prins Willem kregen ze kaper brieven. Een deel van de buit, ook het veroverde geschut moesten ze aan de Prins afstaan. De rest verkochten ze, vooral in Engeland waren kopers te vin den. U kent wel de geschiedenis, dat koningin Elizabeth op aandrang van de Spaanse koning Filips II de Watergeu zen verbood in het vervolg de Engelse havens aan te doen. Ze wilden toen naar Texel en daar de Spaanse scheeps macht, die op de rede lag, aanvallen. Maar door tegenwind raakten ze uit de koers en kwamen 'bij Den Briel terecht, dat ze veroverden (1 april 1572). „Op de eerste april verloor Alva zijn Bril". Een paar dagen later, toen Vlissin- gen zich zonder hulp van buiten voor de Prins had verklaard (6 april), kwam hun vloot de Schelde opvaren om de inwoners te helpen. „En op april zes verloor hij zijn Fles". Vooral in de eerste jaren van de oor log tegen Spanje hebben ze ons volk grote diensten bewezen bij de bevrij ding van de Spaanse tirannie. Ze heb ben gevochten in de Zeeuwse stromen vooral, maar ook op de Zuiderzee en bij de bevrijding van Leiden en ande re steden. Van hen geldt wat een ge schiedschrijver zegt: „Men moet derhalve de Zeeuwen prij zen, die hun vijand zoveel pluimen af snijden als ze kunnen". De historicus Fruin drukt zi,ch wel heel sterk uit als hij hun grote verdiensten met deze woorden weergeeft: „Zonder de bij stand der Watergeuzen had het vertre den volk zich misschien nimmer opge richt." Duinkerker kapers Algemeen bekend in onze geschiede nis niet het minst in de geschiede nis van Zeeland zijn de kapers uit Duinkerken. Zoals in de laatste oorlog honderden schepen door de Duitse on derzeeërs zijn vernietigd, hebben deze zeerovers tal van koopvaardijschepen veroverd of tot zinken gebracht. Het middel om onze handelsschepen te be wapenen was niet afdoende, ieder jaar vielen er nog te veel in hun handen. Wel werden er oorlogsschepen en Watergeuzen op afgestuurd om ze te on- CPREKENDE over het communisme en over onze houding tegenover het oostelijk hlok heeft de heer A- J. Koejemans zelf ex-communist - gezegd dat we „het nu maar eens met de Liefde Gods en niet met atoomhommen moesten proberen". De heer Koejemans zei dit in eén lezing die hij veertien dagen ge leden in Hedenesse hield voor de hervormde mannenbond „In dienst der Kerk". In een eerste reactie, die we vorige week zaterdag publiceerden zeiden we dat de heer Koejemans een niet bestaande tegenstelling had gemaakt. Deze opmerking behoeft een nadere toelichting. Al te gemakkelijk wordt te- pacifist eerst goed het evangelie genwoordig vooral van paci- heeft verstaan. Hij zou de zacht- fistische zijde met religieuze moedige zijn die een appèl doet motieven gewerkt. In feite wekt op het wereldgeweten, hij zou men bewust de indruk dat de pas goed verstaan hebben wat naastenliefde is en hij zou het geheim verstaan van een „oor spronkelijk christelijke denk wijze"; Daartegenover staan dan de mensen die een krachtig bewa pend westen voorstaan. Het wordt weliswaar niet gezegd, maar de suggestie dat deze men sen het oerstadium van de knots nog niet te boven zijn is toch wel duidelijk. Wie in de macht van het wapen gelooft zo stelt men gaarne die luistert in feite toch naar de menselijke oerdriften en dat mag toch in een beschaafde samenleving zo langzamerhand als een overwon nen standpunt gelden. Hier ligt dus een van de eerste mo tieven die de discussies rondom het pacifisme beheersen. Het is geen bot sing tussen twee standpunten die bei de gelijkberechtigd zijn, maar het is de humane cultuurmens die zijn hei dense broeder een lesje poogt te geven. We stellen het hier erg hard. maar we hebben ook niet de minste behoefte om met schoonklinkende woorden te gaan werken. De discussies hebben onmiskenbaar een emotionele nawer king omdat er meer met verwijten dan met argumenten wordt gewerkt. Overigens is dit geen nieuw ver schijnsel. Het ligt ons nog vers in het geheugen dat beroepsmilitairen het scheldwoord „moordenaar" naar het hoofd geslingerd kregen. Dat gebeurde in de tijd van „geen man en geen cent", de periode van het „gebroken geweertje". Ook vandaag is er weel een neiging om alles wat militair is voor dom en onnozel te verslijten, om van erger te zwijgen. Tussen de beide dieptepunten van de jaren dertig en de jaren zestig zijn de militairen hoog ge noteerd geweest. Dat was in en vlak na de oorlog. Zij heetten toen de „bloem der natie" en de „hoop des vaderlands". Wij be seften toen nl. dat zij de enigen waren die een mateloos onrecht konden be strijden. De bijna machinale „verwer king" van Joden kon maar op één ma nier gestopt worden: met kanonnen en met tanks en we wisten heel goed dat die gruwelijke apparatuur bediend moest worden door de gewone soldaat die zonder veel plichtplegingen bereid was het recht te verdedigeq, bijvoor beeld het recht van het Joodse voik op een menswaardig bestaan. Intussen zijn we thans de gruwelen te boven. We zijn het meeste vergeten en we leven in een tijd van welvaart en van salon-discussies. Het pacifisme steekt opnieuw de kop op en bedient zich van de oude motieven. Wederom staat de „humane cultuurmens" tegen over de „rauwe primitief', wederom spreekt men van oorspronkelijk Chris tendom, van goed begrepen naasten liefde van Christelijke waarden en nog een serie hooggestemde begrippen. Van een eerlijke discussie waarin oprechte motieven een rol spelen is geen sprake. Als we nu in het navolgende iets over het oorlogsvraagstuk willen zeggen, dan stellen we echter nadrukkelijk voorop dat we tegen oorlog zijn, tegen het afslachten van mensen en tegen alle gruwelen die met een vol- kerenkrijg samenhangen. Om het goed en duidelijk te zeggen: We zijn tegen de oorlog en voor de vrede. Klaar en helder is dat ons standpunt. Het oorlogsvraagstuk is daarmee niet opgelost, want we zijn óók tegen onrecht, volkerenmoord, agressie en onderdrukking. Er zijn anti-militaris ten, die met de hand op de bijbel de vraag stellen wat beter is, onrecht lijden of onrecht begaan. Wel, die vraag is niet moeilijk. Als we kiezen mogen dan kiezen we maar voor het' lijden. Liever vermoord worden dan moorden. Dit is aan geen twijfel onderhevig. Welnu, zegt de anti-mili tarist, zo denk ik er ook over en daarom gruw ik van alles wat militair is. Die conclusie is echter voorbarig want het oorlogsvraagstuk ligt op een heel ander vlak. Om het heel duidelijk te zeggen: De stelling „liever onrecht lijden dan onrecht begaan" is hier helemaal niet in het geding. Natuur lijk zijn we het met die stelling voor honderd procent eens, maar het pro bleem is daarmee niet opgelost. De vraag die voor ons van belang is, en die ook merkwaardig terzake is wordt duidelijk aan de hand van de volgende situatie: Stel er zijn 800.000 Joden in Neder land. Op een kwade dag wordt Nederland onder de voet gelopen door een vijand die een verklaarde Joden hater is. De Nederlanders nu, die het Evangelie goed hebben begrepen, wei geren op de vijand te schieten en zeggen dat ze iiever onrecht lijden dan dat ze onrecht begaan. Maar een paar jaar later is. die groep van 806.000 Joden uitgedund tot een zielig hoopje van menselijke ellende. Vraag: Op wiens geweten drukt die massamoord? derwerpen, maar zonder afdoend suc ces. Laten we ook niet vergeten dat er kaperkapiteins waren die liever niet met de Duinkerkers in aanraking kwa men en ze zoveel mogelijk ontzeilden. Hun doel was buit te behalen en de verovering van een meestal klein Duin kerks 'kaperschip bracht niet veel op. Te weinig om daarvoor je leven te wa gen. Maar daar stond tegenover dat on ze koopvaarders beschermd moesten worden. Evenals onze vissersschepen, die tijd hadden we 1560 haringbui zen in de vaart. Want de Duinkerkers ontzagen niemand. Soms Waagden ze zich vlak voor de haven van Vlissingen. Of nog verder in Zeeland, toen ze Yer- seketidam plunderden en daarna in brand staken. Het i® een lange strijd geweest tegen, d'eze kapers. Oorspronkelijk zijn ze van Vlaamse afkomst (Duinkerken lag toen in het Spaanse deel van de zuidelijke Nederlanden). Namen van hun kapiteins als Jan Pietersen, Michel Jacobsen, Matthieu de Bree, Daniël Cornelissen, Cornells Rombouts wijzen daar wel op. Hoewel hierbij ook Wel Zeeuwen of Hol landers kunnen zijn. Want er waren, ka pers die gewoon in dienst van de Duin kerkers gingen. Gedachtig aan de spreuk: „Waar ik het goed heb en mijn brood verdien, daar is mijn vaderland." Dat er dan bij de strijd met eigen land genoten soms vreemde situaties ontston den blijkt uit enkele voorbeelden uit de geschiedenis. B.v. Pieter Rombouts uit Zierikzee werd' door de Duinkerkers ge vangen genomen, ging in hun kaper- dienst over en werd later weer door de Zeeuwen gevangen. In 1600 werd Prins Maurits er op af gestuurd om hun stad te veroveren. Hij is niet zover gekomen, onderweg werd hij tegengehouden door de Spaanse landvoogd Albertus van Oostenrijk met als gevolg de slag bij Nieuwpoort. Een luitenant-generaal Van Dorp, die in de strijd tegen de Duinkerkers niets deed en zich terugtrok, werd bij zijn aan komst in Vlissingen bijna verdronken en In Veere wilde men hem stenigen. Zijn kapitein Bagijn die zich zonder één schot te lossen overgaf werd voor deze lafhartigheid op het schavot ter dood gebracht. Ten slotte is onder Frederik Hendrik de stad veroverd. Een paar keer was het mislukt, in 1631 moest hij voor de Spanjaarden bij Brugge terugkeren, in 1637 verhinderde de storm zijn tocht. Maar in 1646 werd de stad aan de zee zijde door onze admiraal Tromp geblok keerd en aan de landzijde door troepen van de Franse koning. Toen moest de stad zich overgeven. Maar vanuit ande re plaatsen zetten de kapers hun bedrijf voort. Het antwoord is duidelijk. Die moord drukt niet alleen op het geweten van de vijand, maar ook op ons geweten omdat we niets gedaan hebben om die moord te voorkomen. Om het scherp te zeggen: We hebben de naaste uit Pruisen gespaard ten koste van de naaste uit Amsterdam. Door de ene mens te sparen hebben we de andere verbrand, vergast, ge marteld. Intussen is dit maar een voorbeeld. In werkelijkheid is het anders gelopen. Iedereen weet dat. Toch heeft de be kende Deense verzetspredikant en dich ter Kaj Munk aan een soortgelijke situatie het motief ontleend om zijn gemeenteleden en in breder verband zijn landgenoten op hun verantwoor delijkheid te wijzen. De Deense natie heeft in 1940 de wapens niet opgeno men. Kaj Munk heeft daar een vernie tigend oordeel over uitgesproken. „U hebt in de ure van het gevaar meer gelet op uw eigen zielige bestaan dan op het lot van uw naaste", zei hij. De heer Koejemans zei dat we het met de Liefde Gods moesten proberen en niet met de atoombommen. Het is nu wel duidelijk dat die tegenstelling niet bestaat. Het is een onjuiste stelling die een vertroebeld beeld geeft van de adembenemende situatie waarin we ons bevinden. Want de keus valt niet tus sen onrecht lijden of onrecht begaan, maar tussen onrecht laten lijden of voor het recht op de bres springen. Gezien tegen de achtergrond van de huidige bewapening is de keus zwaar, en lang niet altijd duidelijk. Bovendien neemt de verantwoordelijkheid die ons wordt opgedrongen zulke onmenselijke afmetingen aan, dat geen zinnig mens meer achteloos aan het probleem voor bijloopt. Wij willen eerlijk zeggen dat het oorlogsvraagstuk ons geweten belast met een verschrikkelijk dilemma. En wij willen graag geestelijk wakker blijven. God verhoede dat we achte loos over waterstofbommen spreken en dat we ons vertrouwen op een gezamen lijke strijdmacht zouden stellen. Dat zou inderdaad rauw heidens zijn. De moeilijkheid is echter dat een algehele ontwapening nog veel heidenser lijkt. Mogen wij onze naaste, ons volk, weer loos uitleveren aan de eerste de beste macht „die in de kluif wil bijten"? Deze vraag is van minstens even groot belang als de vraag of we het recht hebben te verhinderen althans pogen te verhinderen dat een ander met bommen gaat gooien. Want ieder een weet dat die poging om het te ver hinderen inhoudt dat we zelf bommen moeten bezitten. Het dilemma is gruwelijk en vervuilt een ieder die de verwoestende en ont- redderende kracht van een wereldoor log aan den lüve lieeft ondervonden met afgrijzen. Mogelijk is hier maar één weg. Dat is de weg van de be kering. Maar die bekering moet men dan op de juiste plaats zoeken: in het eigen hart. Sen natie bekeert zich niet door zich eenvoudig weerloos te maken. Integendeel, men kan met kracht van argumenten verdedigen dat dit wel eens een extra zondeval zou kunnen zijn.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1962 | | pagina 6