TOCHT DOOR HET ZWIN Voornaam gemeentehuis Coulissen van operette bleven ruim zestig jaar staan w&nöeLinqen öoor be zeeuwse histoRie Moeilijke naam 9 Rijk geschakeerd Concurrentie? Berucht debacle rondom eeuwwisseling Het begi in TERNEUZEN. Bij onze speur tocht naar de geschiedenis van de Terneuzenso staalfabriek kwamen wij natuurlijk terecht bij slager Albert Ysebaert uit de Vlooswijk- straat. De echte Terneuzenaars zal dit nauwelijks verbazen. Zij im mers weten dat die slager een soort wandelende encyclopedie is als 'jet op de geschiedenis van de sta„ aankomt. Als jongen had de heer Ysebaert al een meer dan gewone belang stelling voor de historie van Ter- neuzen en hij begon foto's en do cumenten te verzamelen waarbij hij een ware speurdersnatuur aan de dag legde. Zoetjesaan is die ver zameling uitgegroeid tot een indruk wekkend arsenaal dat beslist de sfeer van het amateurisme te bo ven is. Specialisten die een studie van de streek maken komen on veranderlijk bij Yseibaert terecht en zijn er dan met geen stok meer weg te krijgen. Het materiaal dat in zijn huis ligt opgestapeld heeft vaak een unieke waarde. Foto's, waaronder talrijke bijzondere en historische opnamen, vindt men bij hem bij duizenden. De staalfabriek heeft exterieur geen enkel geheim voor deze sla ger, omdat hij foto's van het com plex heeft die de fabriek onthullen zoals hij eenmaal is geweest. Wilt weten wat de gasten in 1899 bij de eerste steenlegging heb ben gegeten? Ysebaert weet het en komt binnen weinige ogenblikken met de menu-kaart aandragen. Wilt U de zilveren troffel met in scriptie zien die de toenmalige bur gemeester J. Geill kreeg nadat hij de eerste steen voor het complex had gelegd? Ysebaert heeft hem. Een bezoek aan deze „vlees- en worstspecialist" (want ook dat is hij) is meer dan de moeite waard. Over vlees en worst gesproken: Als U zijn zaak binnenkomt ziet U meteen dat de muur eenvoudig be hangen is met certificaten, getuig schriften en diploma's die allen in de zwaarste categorieën werden verworven. Blijkbaar heeft hij ook van zijn hoofdberoep een specialiteit ge maakt en kennelijk heeft hij alles wat hij deed gelijk maar goed ge daan. Een eigenschap die even prettig als zeldzaam is Vier schoorstenen langs het kanaal markeren de plaats waar omstreeks de eeuwwisseling een luidruch tige operette werd opgevoerd. Het is het verhaal van een staalfabriek die helemaal werd afgebouwd, maar nimmer in bedrijf gesteld. De geschiedenis van een berucht faillissement dat velen ruïneerde en dat er de oorzaak van werd dat Terneuzen nimmer staalstad werd. En toch heeft het bitter weinig gescheeld of de stad had de eerste hoog ovens van Nederland gehad. Zaterdag 23 juni 1962 - ZEEUWSCH DAGBLAD Pag. 5 DE FABRIEK DIE NOOIT DRAAIDE door L. van Waltenbura Wie waren die waaghalzen, die met een miljoenenproject zee kozen en di rect op de klippen van de economie strandden? De geschiedenis is moei lijk tot in de details te achterhalen. Betrouwbare bronnen zijn schaars en op de knelpunten is de kwestie niet zonneklaar. Vast staat dat de zaak onder een fameuze naam van star.t ging en dat de Belgische familie Wilmar bij de op richting van de vennootschap een gro te rol speelde via haar kapitaal uiteraard. De naam van de onderneming is een „mijnheer" apart. Wie hem volle dig uitspreekt moet eerst de mond spoelen met een snuifje Frans raffine ment. Vervolgens ziet hij bijna auto matisch pandjesjassen en hoge zijen. „Société Anonyme des Forges et Acières Néerlandaises a ter Neuzen", zo luidde het voluit, maar de gemid delde Terneuzenaar sprak kortweg van „staalfabriek". Dat lag wat beter in de mond, weet U. Op sommige punten is de geschiede nis weer vermakelijk gedetailleerd. Stelt U zich maar voor. Het was een trieste dag, op die 19e december 1899. De regen viel gesta dig uit een loodgrijze hemel en de trein .scheen er dan ook weinig zin in te hebben. Met een flinke vertraging kwam het vehikel snuivend en bla zend op het Terneuzense perron tot stilstand. Zowel het comité van ontvangst dat op het natte perron stond als de gas ten die de trein uitkwamen, moeten de moeite van het bekijken waard zijn ge weest. Er stond immers een plechtige eerste steenlegging op stapel en dit zou met de nodige luister gepaard gaan. De toenmalige burgemeester J. Geill verrichtte de plechtigheid en kreeg als tegenprestatie een zilveren troffel met inscriptie aangeboden. Daarna verenigden de gasten zich aan een luisterrijk diner dat goed Zeeuws met „huitres de Zélande" (oesters) begon. Onnodig te vermelden dat de. wijn rijkelijk vloeide, en dat de gasten eerder spraken van „pre mière pierre" dan van „eerste steen". Het was een rijk geschakeerd ge zelschap dat de gewone burgerman wel enig ontzag inboezemde. We lezen b.v. de namen van de heren A. van den Oever, consul de Beigique, en Auglxste de Mever, vice-consul van De nemarken. Welke Deense belangen hier een rol speelden is niet direct duidelijk. Ook zater er vele Duitsers aan. en we lezen verder de namen van Josef Hirvoux, redacteur van Petit Bleu en de heer M. de Jong van het „Terneu- zens volksblad". Voor zover bekend verliep het diner in „gepaste plechtigheid", maar zeker is dat niemand van de gasten het ver moeden had aanwezig te zijn bij de eerste scène van een operette waar van alleen de coulissen zij het dan in zeer vervallen staat de tand des tijds zouden weerstaan. Die coulissen zijn er nu nog, en ze zijn zelfs in de jongste geschiedenis nog dienstbaar geweest aan een ver makelijke stunt. Maar eerst zwenken we met onze telescoop nog even terug naar de eeuwwisseling om zo mogelijk een en kel sprankelend detail in het vizier te vatten en dichterbij te halen. „Wat kan ons nu eigenlijk die sloot schelen". Ze hadden echter buiten de waard .gerekend, want tot hun niet ge ringe verbazing moet boer Dees in smetteloos Frans gezegd (helbtoen dat die sloot hem wel wat kon .schelen. Dit verhaaltje is wellicht in de loop van de tijd een beetje geromantiseerd, maar is het er (minder igoed om? TERNEUZEN Als een lopend vuurtje verspreidde het nieuws zich door het toen nog stille stadje Terneuzen. De plaatselijke krant had nieuws van een soort dat zich dagen- en weken lang liet uitmelken met breedvoerige beschouwingen, speculaties en toekomstvoorspellingen. Zelden waren de gemoederen zo sterk in beweging geweest want Terneuzen zou een industrie krijgen van landelijk formaat, niet zomaar een bedrijfje voor twintig man, maar een fabriek die z'n stempel op de streek zou drukken. „Genoemde industrie belooft voor velen in deze gemeente en omstreken een vaste bron van inkomsten te worden" aldus de Terneuzensche Courant van 21 december 1899 en het waren woorden die visioenen opriepen van een groeiende stad met een verzekerde toekomst. Maar het pakte anders uit, hoewel nog steeds niet geheel duidelijk is waarom het op 't kantje af fout moest gaan. De hele geschiedenis doet denken aan de vaart van een heiaden vrachtschip, dat na een wekenlange zwerftocht over de wereldzeeën in de monding van de thuishaven wordt getor pedeerd. Wie is die sluipmoordenaar, die volbrachte arbeid vernielt? Waarom dan niet onmiddel lijk toegeslagen? Inderdaad was het op 't kantje af. In 1903 stond daar langs het kanaal een gloednieuwe staalfa briek idie «en oppervlakte be sloeg van tien ha. Daarnaast wa ren dertig ha fabrieksgrond be schikbaar voor opslag en uitbrei ding. Een kolossaal project met een begincapaciteit van 140.000 ton walsproducten, hetgeen ook nu nog voor niet onaanzienlijk mag doorgaan. De vennootschap had een kapitaal van zes miljoen francs (omstreeks de jaarwisseling, vergeet U dat niet) en bouwde twee koepelovens van 20 ton elk, drie Bessemer converters van tien ton en drie stel walsstraten, elk met eigen stoomaandrijving. Verder verrezen een walsgieterij, een wals- draaierij. een reparatie-werkplaats, een eigen electrische centrale en een monumentale rij fabriekswoningen. Was het mogelijk dat dit tastbare bewijs van ondernemingsgeest en van durf weinig meer was dan een driest plan? Er was niemand die het ook maar veronderstelde. Men geloofde in het faillissement van een fietsenmaker of een broodbakker, maar de moloch van een moderne industrie was te hard. te onbuigzaam om onder*e gaan. Dit kon eenvoudig niet misgaan. Men kan daarom slechts een ver moeden hebben van de sensatie die het bankroet van deze onderneming heeft gebracht. De tragedie is in enke le woorden verteld. Nog voor de fa- brieksinstallaties in wei king kwamen ging de zaak op de fles. De Terneu zensche Courant van 25 april 1902 gaf uitvoerig verslag van een aan deelhoudersvergadering. De pas opge richte zaak had een nadelig saldo van 43.330 francs. Op dat moment stond het complex, dat kant en klaar lag voor de productie, reeds onder rech terlijk toezicht Een paar jaar later ging de ven nootschap met het heie „hebben en houwen" op de fles, terwijl de fabriek met ingehouden kracht startklaar langs het kanaal te wachten lag. Een vreemde situatie waarvan gefluisterd wordt dat de concurrentie er achter zat. De staalmagnaat Boëll zou een aannemelijk bod hebben gedaan, uit sluitend met het oogmerk om het be gin van de productie te voorkomen. Men fluistert eveneens dat hij het ma chinepark met een lekker winstje heeft doorverkocht. Hoe het ook zij, Terneuzen heeft nimmer zijn staalfa briek gehad. Wat een aantrekkelijk project leek werd de Terneuzenaars netjes door de neus geboord. Spoedig na het faillissement werd de fabriek ontmanteld, maar het vreemde van de situatie is dat er nooit een definitieve opruiming werd .gehouden. In plaats van een industrie die de streek eeneind omhoog zou stoten op de maatschappelijke ladder, kreeg Terneuzen een vermaarde bouwval Op deze plaats kwam in 1899 een miljoenenproject van de grond, een staalfabriek met een voor die tijd fabelachtige capa citeit. Een be drijf echter dat nooit in werking werd gesteld We gaan terug naar 1899, misschien moeten we nog een jaartje eerder zijn, en zien plotseling een gezelschap Frans sprekende Belgen het erf oplo pen van de landbouwer Dees (voorva der van de huidige gemeentesecreta ris) wiens akkers langs het kanaal la gen. Ja, ze kwamen eens praten over de aankoop van grond. De goede Dees zal misschien even verbleekt zijn, maar naarmate het gesprek vor dert, blijkt hij toch genegen, evenals trouwens buurman de Fuyter, om een" flinke lap .grond van de hand te doen. In totaal wordt op die gedenkwaardi ge middag veertig bunder land ver handeld voor de belachelijke spotprijs van 8700 gulden in die dagen ech ter een belangrijk kapitaal. Dees was echter gezworene van de polder en had dus van hui® uit veel belangstel ling voor .sloten en alles wat met af watering te m'aken heeft. Hij schijnt ook bepaalde woonwaarden te helbtoen .gesteld ten aanzien van een sloot die door het terrein liep. De juiste toe dracht weten we niet. maar de Frans .sprekende heren moeten zich op een gegeven moment hebben omgedraaid en in hun eigen taal hebben gezegd: De verlatenheid van ruines is van een bijzondere soort. Anders dan die van een lege straat of een stil plein. Anders ook dan die van een afgelegen bos, een stil strand of een winterse akker. De verlatenheid van bouwvallen heeft iets van volstrekte een zaamheid, van het onherstelbare, het onherroepe lijke. Het is hier het domein van schimmels, riool- ratten en gif- zwammen, de plaats waar cul tuur tot stof we derkeerde en waar het leven alleen een echo adliterliet. Groenachtig schuim drijft op het zwarte water dat tussen de fun deringen staat. Een bruine rat glipt geluidloos onder een over hangende struik en laat een dode rimpeling ach ter... De in de gemeente Tholen gehou den collecte ten bate van de T.B.C.- bestrijding bracht op 128.31 en voor „Draagt Elkanders Lasten" een bedrag van 206.45. Schoorstenen die nimmer ge rookt hebben en het ook nooit ztilien doen. Het gemeentehuis van St. Maar tensdijk krijgt een voornaam voor komen. Als de restauratie van het complex voltooid is, gaat het ad ministratieve apparaat van de ge meente schuil achter drie gevels die nagenoeg in hun oorspronkelijke staat hersteld zullen zijn. Het ge meentehuis zelf is het middelste gebouw dat ongeveer uit 1622 da teert. Bij het onderzoek dat aan de restauratie vooraf ging bleek dat het linker woonhuis waarschijnlijk nog ouder is. Van het rechterpand is de ouderdom niet meer precies na te gaan. In de loop van de eeuwen is hier veel aan verbouwd. Achter de gevels worden de drie gebouwen samengesmeed tot een functioneel opgezet pand waarin de administra tieve diensten van de gemeente be hoorlijk de ruimte zullen krijgen. Maar de buitenkant wordt zo veel mogelijk in de oorspronkelijke staat waarvan de krochten stof gaven voor vele en sappige verhalen. Een van de mooiste verhalen, naar het schijnt ook nog op waar heid toerustend stamt uit het jongste verleden. De Duitsers zagen in de bezettings jaren nl. wel iets in de schaduw van deze staalfabriek. Leek het niet spre kend op een met succes gebombar deerde industrie? Met een brutaliteit, het Nazi-regiem eigen, bliezen ze een schouw van vijf tig meter hoogte op, filmden de „ca tastrophe" en verscheepten deze rol prent naar de Heimat om daar te la ten zien hoe de Engelse industrie in elkaar gesmeten werd door de zege vierende Luftwaffe van het Derde Rijk. Uiteraard heeft men in Terneuzen, in de donkere bezettingsjaren, een lang gerekt plezier beleefd aan deze onno zele stunt. De Terneuzense staalfabriek is trou wens wel vaker onderwerp van vrij grote vergissingen geweest. Eeh Frie se krant om precies te zijn de „Balkster Courant" schreef op een ongelukkig moment dat in Terneuzen zwaar was gevochten en dat onder meer een staalfabriek met de grond gelijk was gemaakt. „Vier schoorste nen staan nog onbeschadigd overeind", zo vermeldde dit blad, en hoe het mogelijk is begrijpt niemand die laatste zin bevatte klinkklare waar heid. De toekomst van de bouwval bij Terneuzen is natuurlijk vrij onzeker. Waarschijnlijk zal Terneuzen wel de langste tijd tegen de merkwaardige resten van een mislukte onderneming hebben aangekeken. We willen aller minst de suggestie doen dat we op dit punt behoorlijk zijn geïnformeerd, maar het lijkt toch een redelijke pro fetie als we voorspellen dat de ,,fa- brieksterreinen" binnenkort nodig zijn voor fabrieksterrein. Geruchten gaan ook dat Terneuzen op deze roemruchte plaats een nieuwe insteekhaven krijgt. Maar hoe het ook zij, het lijkt een veilige veronderstel ling dat het gemeentebestuur van Ter neuzen vroeg of laat (dan maar vroeg) belangstelling voor deze terreinen zal krijgen. Dan zal het niet larag meer duren of de coulissen van een groteske operette zullen voor goed verdwijnen. En de mogelijkheid is zelfs niet uitgesloten dat de slopers die dan aan het werk zijn be zoek zullen krijgen van een paar oude mannen (heel oud mogen we wel zeggen) die nog aan de opbouw van de „scherts- fabriek" hébben gewerkt. Op een winderige zaterdag ben ik dwars door het Zwin getrokken. Nu eens langs de voet van de duinen, waar konijnenholen de aanwezigheid van duinkonijntjes aantoonden, dan weer langs een smal glibberig paadje tussen de kreken. Soms springend over een kreek, waar het betonnen over gangspaaltje half was weggezakt. De bedoeling was om het vogelleven te bespieden. Maar dat i-s geen succes geworden: veel vogels waren er niet te ontdekken. Enkele bergeenden (die soms nestelen in de konijnenholen) en een paar kieviten, die allerlei vreemde buitelingen maakten als we hun nest te dicht naderden. Groot was de oogst dus. niet. Was het misschien nog te vroeg in het jaar om het rijke vogelle ven te kunnen waarnemen? Het voor jaar van 1982 is op allerlei gebied nu eenmaal een paar weke» achter bij wat zoeler lentetijd. Toch hebben we nog veel vogels ge zien in het grote vogelpark aan de an dere kant van dit schorrenlandschap op Belgisch grondgebied, slechts een half uur van Knokke vandaan. Allerlei soorten vogels in kooien en vijvers, verbonden door mooie wandelpaden. Aan de kant van een grote vijver, beschut tegen de scherpe wind, heb ik in het zonnetje toen wat zitten mijme ren over de historie van het Zwin. Groot vaarwater Waar zich nu de schorren bevinden, stroomde eens een diep vaarwater. Tot bij Brugge, in de veertiende en vijf tiende eeuw een der drukste handels steden van Europa, met driemaal zo veel inwoners als tegenwoordig. Op drukke dagen waren er soms wel 150 schepen bezig met laden en lossen van de koopwaren. Zijarmen van deze grote vaargeul strekten zich uit tot bij Oostburg en Aardenburg. De moederstad Brugge liet kruim- kens van haar welvaart vallen voor de dochtersteden. Soms zelfs geen krui mels, maar grote brokken. Kijk maar eens naar Sliuis, de voorhaven van Brugge, niet ver van de brede mond van het Zwin. Dat moet vroeger veel groter geweest zijn, met veel meer in woners dan nu. Wandel het stadje maar eens rond over de wallen, die voor een flink deel intact gebleven zijn. Wanneer heel de ze ruimte volgebouwd was, moeten er wel 20 k 30 duizend mensen hebben gewoond in het oude Lamminsvliet, zoals Sluis toen wel genoemd werd. Schuin tegenover Sluis aan de ande re oever van het Zwin lag Mude. Een oud stadje dat reeds in 1241 stadsrech ten kreeg. Ook een belangrijke plaats, die een tijdlang zelfs eigen munt mocht slaan. Dat blijkt ook wel uit de grote kerktoren, nu zonder spits. Zo'n groot gevaarte bouwt men niet in een onbe tekenend dorpje. De kerk was gewijd aan Anna, die na een 20-jarig kinder loos huwelijk het leven schonk aan Maria, de moeder des Heren. Nu is de naam St.-Anna ter Muiden, een klein onbeduidend plaatsje, zelfs geen eigen gemeente meer: in 1380 is het bij Sluis gevoegd. Gaan we de grens over, dan vinden we Damme, eveneens een oorspronke lijk belangrijke handelsstad aan het Zwin. Hier was het hoofd tolkantoor en in 1352 werd er het „Zeerecht van Damme" uitgevaardigd, een reglement van tol en navigatie op het Zwin. In Damme werd Jacob van Maerlant geboren, de vader der Dietse dichters, zoals hij wel genoemd wordt (er staat een standbeeld van hem voor het ge meentehuis.) Oorlog op het Zwin Niet alleen vreedzame, rijkbeladen handelsvloten voeren over het Zwin. Ge durende enkele honderden jaren heeft er krijgsrumoer en kanongebulder over het water weerklonken. Het begon al met de Noormannen, gebracht. Het werk, dat op 't ogenblik in volle gang is, wordt uitgevoerd door de fa. Huurman uit Delft. Deze aannemer geldt als een specialist op hei gebied van restauratiewerkzaam heden. De architect is ir. J. de Wilde uit Breda, die o.m. ook belast is mei de voorbereiding van de restauratie van het Markiezenhof te Bergen op Zoom. Het geheel staat onder super visie van architect E. A. Canneman, die verbonden is aan de rijksdienst voor monumentenzorg. Met de restauratiewerkzaamheden is men in december van het vorig jaar begonnen. Het gehele project zal ongeveer twee jaren in beslag nemen. De tekening brengt de nieuwe toe stand in beeld. Een voornaam com plex dat het aanzien van St. Maar tensdijk zeker zal verhogen. Ruïne op de wallen van Sluis. die in de negende eeuw Walcheren be zet hadden. Van hieruit voeren ze langs het Zwin en strekten tot ver in Vlaan deren hun plundertochten uit. Tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten is hier gevochten en in de hon derdjarige oorlog tussen Engeland en Frankrijk is hier menige veldslag gele verd. De eeuwendurende strijd tussen de Hollandse en Vlaamse graven werd voor een deel op dit water uitgevoch ten. En dan niet te vergeten de tachtig jarige oorlog. Tegen Spanje is hier meermalen gevochten, in 1694 bijv. heeft Prins Maurits Sluis op de Span jaarden veroverd. Ook de kapers uit Duinkerken zochten vaak het Zwin op om er te roven en te plunderen. Het Zwin: een bloederig toneel van enteren, voeten spoelen en oorlogswreedheid. Vergane glorie Er is niet veel meer over van het Sincfal, zoals in oude tijden het Zwin werd genoemd, toen „de wereldhandel het Brugse vaarwater van masten deed wemelen", zoals een kroniekschrijver het zegt. Bij het doortrekken ervan was geen mast te ontdekken. De kreken die er djvars doorheen lopen zijn nog niet breed genoeg voor een roeibootje. Een schorrengebied, waarin in 't voorjaar de vogels hun broedplaats hebben, 's Zomers een paars tapijt van bloeiend schorrekruid. Ook zeekraal, lamsoren en zeeasters tieren volop op deze ziltige grond. Ongeveer een vierde deel is Ne derlands gebied, de rest behoort aan België. ft Ned. Herv. kerk te St. Anna ter Muiden. De oorzaak van dit verval? Het lang zaam aan verzanden van het vaarwa ter. Steeds ondieper werd het, tot ten slotte de schepen Brugge niet meer kon den bereiken. Met het verval van de moederstad gingen ook de dochterste den Damme, Mude on Sluis achteruit. Behalve het zoeven bezochte natuurre servaat is alles ingepolderd. Dat Cad- zand vroeger een eilandje was, is nu niet meer te onderkennen. De drukke vaarweg is veranderd in vruchtbare polders. Maar de vroegere voorhavens van Brugge zijn gedegradeerd tot stille stadjes. In het Belgische Damme ko men niet veel toeristen, het ligt wat terzijde van de grote autoweg. Bij St. Anna ter Muiden kijken de voorbijsnor- rende automobilisten misschien nog wel even naar de dertig meter hoge vierkante toren, maar wie doet de moeite om even uit te stappen? Niets bijzonders te zien: een dorpspleintje met een oude pomp, een afgedankt ge meentehuis met een onbenullig torentje, een enkel straatje met middeleeuwse kinderhoofdjes. Een dromerig plaatsje, geschikt voor kunstschilders, voor men sen die absolute rust zoeken; de auto weg Sluis-België loopt er niet door maar op een afstand van enkele meters langs heen. Alleen in Sluis kan het 's zomers druk zijn, erg druk zelfs. Niet van voorbijva rende koggen, hulken, torfscepe, pleiten, scouden of hoe die oude schepen nog meer geheten hebben, en waarvan er eens 250 tegelijk in de grote haven la gen. Nu zijn het de toeristen die Sluis bezoeken. En dat woord „vreemdelin gen" is van grote betekenis voor de Sluizenaars. Voor de oorlog waren het vooral Engelsen, die in de Belgische badplaatsen logeerden en de grens overwipten om een dagje in Sluis door te brengen. Ze kochten er wat souve nirs, wandelden langs de wallen, be klommen de stadhuistoren en keken even in het museum. Moe van het kij ken en slenteren streken ze neer in een van de café's of hotels aan de haven om te genieten van een café cramique. koffie met krentenbrood, een speciale beroemdheid van Sluis. De oorlog heeft tachtig procent van de woningen verwoest en een eind ge maakt aan veel schoons in Sluis, ook aan het mooie stadhuis. Maai1 het oude stadje is herbouwd, ook het raadhuis is in oude trant hersteld en Jantje van Sluis slaat met zijn grote hamer weer de uren af aan de buitenkant van de to ren. Nu zijn het vooral de Belgen, die hier hun potteke bier komen drinken. De boodschaptassen puilen uit als ze naar huis terug keren, want 'Olland is altijd nog goedkoper dan hun eigen land.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1962 | | pagina 5