TOCHT DOOR HET ZWIN
Voornaam gemeentehuis
Coulissen van operette bleven ruim zestig jaar staan
w&nöeLinqen öoor be zeeuwse histoRie
Moeilijke naam
9 Rijk geschakeerd
Concurrentie?
Berucht debacle
rondom
eeuwwisseling
Het begi
in
TERNEUZEN. Bij onze speur
tocht naar de geschiedenis van de
Terneuzenso staalfabriek kwamen
wij natuurlijk terecht bij slager
Albert Ysebaert uit de Vlooswijk-
straat. De echte Terneuzenaars zal
dit nauwelijks verbazen. Zij im
mers weten dat die slager een
soort wandelende encyclopedie is
als 'jet op de geschiedenis van de
sta„ aankomt.
Als jongen had de heer Ysebaert
al een meer dan gewone belang
stelling voor de historie van Ter-
neuzen en hij begon foto's en do
cumenten te verzamelen waarbij
hij een ware speurdersnatuur aan
de dag legde. Zoetjesaan is die ver
zameling uitgegroeid tot een indruk
wekkend arsenaal dat beslist de
sfeer van het amateurisme te bo
ven is. Specialisten die een studie
van de streek maken komen on
veranderlijk bij Yseibaert terecht
en zijn er dan met geen stok meer
weg te krijgen.
Het materiaal dat in zijn huis
ligt opgestapeld heeft vaak een
unieke waarde. Foto's, waaronder
talrijke bijzondere en historische
opnamen, vindt men bij hem bij
duizenden.
De staalfabriek heeft exterieur
geen enkel geheim voor deze sla
ger, omdat hij foto's van het com
plex heeft die de fabriek onthullen
zoals hij eenmaal is geweest.
Wilt weten wat de gasten in
1899 bij de eerste steenlegging heb
ben gegeten? Ysebaert weet het en
komt binnen weinige ogenblikken
met de menu-kaart aandragen.
Wilt U de zilveren troffel met in
scriptie zien die de toenmalige bur
gemeester J. Geill kreeg nadat hij
de eerste steen voor het complex
had gelegd? Ysebaert heeft hem.
Een bezoek aan deze „vlees- en
worstspecialist" (want ook dat is
hij) is meer dan de moeite waard.
Over vlees en worst gesproken:
Als U zijn zaak binnenkomt ziet U
meteen dat de muur eenvoudig be
hangen is met certificaten, getuig
schriften en diploma's die allen in
de zwaarste categorieën werden
verworven.
Blijkbaar heeft hij ook van zijn
hoofdberoep een specialiteit ge
maakt en kennelijk heeft hij alles
wat hij deed gelijk maar goed ge
daan. Een eigenschap die even
prettig als zeldzaam is
Vier schoorstenen langs het kanaal markeren de
plaats waar omstreeks de eeuwwisseling een luidruch
tige operette werd opgevoerd. Het is het verhaal van
een staalfabriek die helemaal werd afgebouwd, maar
nimmer in bedrijf gesteld.
De geschiedenis van een berucht faillissement dat
velen ruïneerde en dat er de oorzaak van werd dat
Terneuzen nimmer staalstad werd. En toch heeft het
bitter weinig gescheeld of de stad had de eerste hoog
ovens van Nederland gehad.
Zaterdag 23 juni 1962 - ZEEUWSCH DAGBLAD Pag. 5
DE FABRIEK DIE NOOIT DRAAIDE
door L. van Waltenbura
Wie waren die waaghalzen, die met
een miljoenenproject zee kozen en di
rect op de klippen van de economie
strandden? De geschiedenis is moei
lijk tot in de details te achterhalen.
Betrouwbare bronnen zijn schaars en
op de knelpunten is de kwestie niet
zonneklaar.
Vast staat dat de zaak onder een
fameuze naam van star.t ging en dat
de Belgische familie Wilmar bij de op
richting van de vennootschap een gro
te rol speelde via haar kapitaal
uiteraard.
De naam van de onderneming is
een „mijnheer" apart. Wie hem volle
dig uitspreekt moet eerst de mond
spoelen met een snuifje Frans raffine
ment. Vervolgens ziet hij bijna auto
matisch pandjesjassen en hoge zijen.
„Société Anonyme des Forges et
Acières Néerlandaises a ter Neuzen",
zo luidde het voluit, maar de gemid
delde Terneuzenaar sprak kortweg
van „staalfabriek". Dat lag wat beter
in de mond, weet U.
Op sommige punten is de geschiede
nis weer vermakelijk gedetailleerd.
Stelt U zich maar voor.
Het was een trieste dag, op die 19e
december 1899. De regen viel gesta
dig uit een loodgrijze hemel en de
trein .scheen er dan ook weinig zin in
te hebben. Met een flinke vertraging
kwam het vehikel snuivend en bla
zend op het Terneuzense perron tot
stilstand.
Zowel het comité van ontvangst dat
op het natte perron stond als de gas
ten die de trein uitkwamen, moeten de
moeite van het bekijken waard zijn ge
weest. Er stond immers een plechtige
eerste steenlegging op stapel en dit
zou met de nodige luister gepaard
gaan.
De toenmalige burgemeester J.
Geill verrichtte de plechtigheid en
kreeg als tegenprestatie een zilveren
troffel met inscriptie aangeboden.
Daarna verenigden de gasten zich
aan een luisterrijk diner dat goed
Zeeuws met „huitres de Zélande"
(oesters) begon. Onnodig te vermelden
dat de. wijn rijkelijk vloeide, en dat
de gasten eerder spraken van „pre
mière pierre" dan van „eerste steen".
Het was een rijk geschakeerd ge
zelschap dat de gewone burgerman
wel enig ontzag inboezemde. We lezen
b.v. de namen van de heren A. van
den Oever, consul de Beigique, en
Auglxste de Mever, vice-consul van De
nemarken. Welke Deense belangen
hier een rol speelden is niet direct
duidelijk.
Ook zater er vele Duitsers aan. en
we lezen verder de namen van Josef
Hirvoux, redacteur van Petit Bleu en
de heer M. de Jong van het „Terneu-
zens volksblad".
Voor zover bekend verliep het diner
in „gepaste plechtigheid", maar zeker
is dat niemand van de gasten het ver
moeden had aanwezig te zijn bij de
eerste scène van een operette waar
van alleen de coulissen zij het dan
in zeer vervallen staat de tand des
tijds zouden weerstaan.
Die coulissen zijn er nu nog, en ze
zijn zelfs in de jongste geschiedenis
nog dienstbaar geweest aan een ver
makelijke stunt.
Maar eerst zwenken we met onze
telescoop nog even terug naar de
eeuwwisseling om zo mogelijk een en
kel sprankelend detail in het vizier
te vatten en dichterbij te halen.
„Wat kan ons nu eigenlijk die sloot
schelen". Ze hadden echter buiten de
waard .gerekend, want tot hun niet ge
ringe verbazing moet boer Dees in
smetteloos Frans gezegd (helbtoen dat
die sloot hem wel wat kon .schelen. Dit
verhaaltje is wellicht in de loop van
de tijd een beetje geromantiseerd,
maar is het er (minder igoed om?
TERNEUZEN Als een lopend vuurtje verspreidde het nieuws zich door het toen nog stille
stadje Terneuzen. De plaatselijke krant had nieuws van een soort dat zich dagen- en weken
lang liet uitmelken met breedvoerige beschouwingen, speculaties en toekomstvoorspellingen.
Zelden waren de gemoederen zo sterk in beweging geweest want Terneuzen zou een industrie
krijgen van landelijk formaat, niet zomaar een bedrijfje voor twintig man, maar een fabriek die
z'n stempel op de streek zou drukken.
„Genoemde industrie belooft voor velen in deze gemeente en omstreken een vaste bron van
inkomsten te worden" aldus de Terneuzensche Courant van 21 december 1899 en het waren
woorden die visioenen opriepen van een groeiende stad met een verzekerde toekomst.
Maar het pakte anders uit, hoewel nog steeds niet geheel duidelijk is waarom het op 't kantje af
fout moest gaan. De hele geschiedenis doet denken aan de vaart van een heiaden vrachtschip, dat
na een wekenlange zwerftocht over de wereldzeeën in de monding van de thuishaven wordt getor
pedeerd. Wie is die sluipmoordenaar, die volbrachte arbeid vernielt? Waarom dan niet onmiddel
lijk toegeslagen?
Inderdaad was het op 't kantje
af. In 1903 stond daar langs het
kanaal een gloednieuwe staalfa
briek idie «en oppervlakte be
sloeg van tien ha. Daarnaast wa
ren dertig ha fabrieksgrond be
schikbaar voor opslag en uitbrei
ding. Een kolossaal project met
een begincapaciteit van 140.000
ton walsproducten, hetgeen ook
nu nog voor niet onaanzienlijk
mag doorgaan.
De vennootschap had een kapitaal
van zes miljoen francs (omstreeks de
jaarwisseling, vergeet U dat niet) en
bouwde twee koepelovens van 20 ton
elk, drie Bessemer converters van
tien ton en drie stel walsstraten, elk
met eigen stoomaandrijving. Verder
verrezen een walsgieterij, een wals-
draaierij. een reparatie-werkplaats,
een eigen electrische centrale en een
monumentale rij fabriekswoningen.
Was het mogelijk dat dit tastbare
bewijs van ondernemingsgeest en van
durf weinig meer was dan een driest
plan?
Er was niemand die het ook maar
veronderstelde. Men geloofde in het
faillissement van een fietsenmaker of
een broodbakker, maar de moloch van
een moderne industrie was te hard.
te onbuigzaam om onder*e gaan. Dit
kon eenvoudig niet misgaan.
Men kan daarom slechts een ver
moeden hebben van de sensatie die
het bankroet van deze onderneming
heeft gebracht. De tragedie is in enke
le woorden verteld. Nog voor de fa-
brieksinstallaties in wei king kwamen
ging de zaak op de fles. De Terneu
zensche Courant van 25 april 1902
gaf uitvoerig verslag van een aan
deelhoudersvergadering. De pas opge
richte zaak had een nadelig saldo van
43.330 francs. Op dat moment stond
het complex, dat kant en klaar lag
voor de productie, reeds onder rech
terlijk toezicht
Een paar jaar later ging de ven
nootschap met het heie „hebben en
houwen" op de fles, terwijl de fabriek
met ingehouden kracht startklaar
langs het kanaal te wachten lag. Een
vreemde situatie waarvan gefluisterd
wordt dat de concurrentie er achter
zat. De staalmagnaat Boëll zou een
aannemelijk bod hebben gedaan, uit
sluitend met het oogmerk om het be
gin van de productie te voorkomen.
Men fluistert eveneens dat hij het ma
chinepark met een lekker winstje
heeft doorverkocht. Hoe het ook zij,
Terneuzen heeft nimmer zijn staalfa
briek gehad. Wat een aantrekkelijk
project leek werd de Terneuzenaars
netjes door de neus geboord. Spoedig
na het faillissement werd de fabriek
ontmanteld, maar het vreemde van de
situatie is dat er nooit een definitieve
opruiming werd .gehouden.
In plaats van een industrie die de
streek eeneind omhoog zou stoten op
de maatschappelijke ladder, kreeg
Terneuzen een vermaarde bouwval
Op deze plaats
kwam in 1899 een
miljoenenproject
van de grond, een
staalfabriek met
een voor die tijd
fabelachtige capa
citeit. Een be
drijf echter dat
nooit in werking
werd gesteld
We gaan terug naar 1899, misschien
moeten we nog een jaartje eerder zijn,
en zien plotseling een gezelschap
Frans sprekende Belgen het erf oplo
pen van de landbouwer Dees (voorva
der van de huidige gemeentesecreta
ris) wiens akkers langs het kanaal la
gen. Ja, ze kwamen eens praten over
de aankoop van grond. De goede
Dees zal misschien even verbleekt
zijn, maar naarmate het gesprek vor
dert, blijkt hij toch genegen, evenals
trouwens buurman de Fuyter, om een"
flinke lap .grond van de hand te doen.
In totaal wordt op die gedenkwaardi
ge middag veertig bunder land ver
handeld voor de belachelijke spotprijs
van 8700 gulden in die dagen ech
ter een belangrijk kapitaal. Dees was
echter gezworene van de polder en
had dus van hui® uit veel belangstel
ling voor .sloten en alles wat met af
watering te m'aken heeft. Hij schijnt
ook bepaalde woonwaarden te helbtoen
.gesteld ten aanzien van een sloot die
door het terrein liep. De juiste toe
dracht weten we niet. maar de Frans
.sprekende heren moeten zich op een
gegeven moment hebben omgedraaid
en in hun eigen taal hebben gezegd:
De verlatenheid
van ruines is van
een bijzondere
soort. Anders dan
die van een lege
straat of een stil
plein. Anders ook
dan die van een
afgelegen bos, een
stil strand of een
winterse akker.
De verlatenheid
van bouwvallen
heeft iets van
volstrekte een
zaamheid, van
het onherstelbare,
het onherroepe
lijke. Het is hier
het domein van
schimmels, riool-
ratten en gif-
zwammen, de
plaats waar cul
tuur tot stof we
derkeerde en
waar het leven
alleen een echo
adliterliet.
Groenachtig
schuim drijft op
het zwarte water
dat tussen de fun
deringen staat.
Een bruine rat
glipt geluidloos
onder een over
hangende struik
en laat een dode
rimpeling ach
ter...
De in de gemeente Tholen gehou
den collecte ten bate van de T.B.C.-
bestrijding bracht op 128.31 en voor
„Draagt Elkanders Lasten" een bedrag
van 206.45.
Schoorstenen die nimmer ge
rookt hebben en het ook nooit
ztilien doen.
Het gemeentehuis van St. Maar
tensdijk krijgt een voornaam voor
komen. Als de restauratie van het
complex voltooid is, gaat het ad
ministratieve apparaat van de ge
meente schuil achter drie gevels die
nagenoeg in hun oorspronkelijke
staat hersteld zullen zijn. Het ge
meentehuis zelf is het middelste
gebouw dat ongeveer uit 1622 da
teert. Bij het onderzoek dat aan de
restauratie vooraf ging bleek dat het
linker woonhuis waarschijnlijk nog
ouder is. Van het rechterpand is de
ouderdom niet meer precies na te
gaan. In de loop van de eeuwen
is hier veel aan verbouwd. Achter
de gevels worden de drie gebouwen
samengesmeed tot een functioneel
opgezet pand waarin de administra
tieve diensten van de gemeente be
hoorlijk de ruimte zullen krijgen.
Maar de buitenkant wordt zo veel
mogelijk in de oorspronkelijke staat
waarvan de krochten stof gaven voor
vele en sappige verhalen.
Een van de mooiste verhalen,
naar het schijnt ook nog op waar
heid toerustend stamt uit het jongste
verleden.
De Duitsers zagen in de bezettings
jaren nl. wel iets in de schaduw van
deze staalfabriek. Leek het niet spre
kend op een met succes gebombar
deerde industrie?
Met een brutaliteit, het Nazi-regiem
eigen, bliezen ze een schouw van vijf
tig meter hoogte op, filmden de „ca
tastrophe" en verscheepten deze rol
prent naar de Heimat om daar te la
ten zien hoe de Engelse industrie in
elkaar gesmeten werd door de zege
vierende Luftwaffe van het Derde Rijk.
Uiteraard heeft men in Terneuzen, in
de donkere bezettingsjaren, een lang
gerekt plezier beleefd aan deze onno
zele stunt.
De Terneuzense staalfabriek is trou
wens wel vaker onderwerp van vrij
grote vergissingen geweest. Eeh Frie
se krant om precies te zijn de
„Balkster Courant" schreef op een
ongelukkig moment dat in Terneuzen
zwaar was gevochten en dat onder
meer een staalfabriek met de grond
gelijk was gemaakt. „Vier schoorste
nen staan nog onbeschadigd overeind",
zo vermeldde dit blad, en hoe het
mogelijk is begrijpt niemand die
laatste zin bevatte klinkklare waar
heid.
De toekomst van de bouwval bij
Terneuzen is natuurlijk vrij onzeker.
Waarschijnlijk zal Terneuzen wel de
langste tijd tegen de merkwaardige
resten van een mislukte onderneming
hebben aangekeken. We willen aller
minst de suggestie doen dat we op dit
punt behoorlijk zijn geïnformeerd,
maar het lijkt toch een redelijke pro
fetie als we voorspellen dat de ,,fa-
brieksterreinen" binnenkort nodig zijn
voor fabrieksterrein.
Geruchten gaan ook dat Terneuzen
op deze roemruchte plaats een nieuwe
insteekhaven krijgt. Maar hoe het ook
zij, het lijkt een veilige veronderstel
ling dat het gemeentebestuur van Ter
neuzen vroeg of laat (dan maar vroeg)
belangstelling voor deze terreinen zal
krijgen.
Dan zal het niet larag meer
duren of de coulissen van een
groteske operette zullen voor
goed verdwijnen.
En de mogelijkheid is zelfs
niet uitgesloten dat de slopers
die dan aan het werk zijn be
zoek zullen krijgen van een
paar oude mannen (heel oud
mogen we wel zeggen) die nog
aan de opbouw van de „scherts-
fabriek" hébben gewerkt.
Op een winderige zaterdag ben ik
dwars door het Zwin getrokken. Nu
eens langs de voet van de duinen,
waar konijnenholen de aanwezigheid
van duinkonijntjes aantoonden, dan
weer langs een smal glibberig paadje
tussen de kreken. Soms springend over
een kreek, waar het betonnen over
gangspaaltje half was weggezakt.
De bedoeling was om het vogelleven
te bespieden. Maar dat i-s geen succes
geworden: veel vogels waren er niet
te ontdekken. Enkele bergeenden (die
soms nestelen in de konijnenholen) en
een paar kieviten, die allerlei vreemde
buitelingen maakten als we hun nest te
dicht naderden. Groot was de oogst
dus. niet. Was het misschien nog te
vroeg in het jaar om het rijke vogelle
ven te kunnen waarnemen? Het voor
jaar van 1982 is op allerlei gebied nu
eenmaal een paar weke» achter bij
wat zoeler lentetijd.
Toch hebben we nog veel vogels ge
zien in het grote vogelpark aan de an
dere kant van dit schorrenlandschap
op Belgisch grondgebied, slechts een
half uur van Knokke vandaan. Allerlei
soorten vogels in kooien en vijvers,
verbonden door mooie wandelpaden.
Aan de kant van een grote vijver,
beschut tegen de scherpe wind, heb ik
in het zonnetje toen wat zitten mijme
ren over de historie van het Zwin.
Groot vaarwater
Waar zich nu de schorren bevinden,
stroomde eens een diep vaarwater. Tot
bij Brugge, in de veertiende en vijf
tiende eeuw een der drukste handels
steden van Europa, met driemaal zo
veel inwoners als tegenwoordig. Op
drukke dagen waren er soms wel 150
schepen bezig met laden en lossen van
de koopwaren.
Zijarmen van deze grote vaargeul
strekten zich uit tot bij Oostburg en
Aardenburg.
De moederstad Brugge liet kruim-
kens van haar welvaart vallen voor de
dochtersteden. Soms zelfs geen krui
mels, maar grote brokken. Kijk maar
eens naar Sliuis, de voorhaven van
Brugge, niet ver van de brede mond
van het Zwin. Dat moet vroeger veel
groter geweest zijn, met veel meer in
woners dan nu.
Wandel het stadje maar eens rond
over de wallen, die voor een flink deel
intact gebleven zijn. Wanneer heel de
ze ruimte volgebouwd was, moeten er
wel 20 k 30 duizend mensen hebben
gewoond in het oude Lamminsvliet,
zoals Sluis toen wel genoemd werd.
Schuin tegenover Sluis aan de ande
re oever van het Zwin lag Mude. Een
oud stadje dat reeds in 1241 stadsrech
ten kreeg. Ook een belangrijke plaats,
die een tijdlang zelfs eigen munt mocht
slaan. Dat blijkt ook wel uit de grote
kerktoren, nu zonder spits. Zo'n groot
gevaarte bouwt men niet in een onbe
tekenend dorpje. De kerk was gewijd
aan Anna, die na een 20-jarig kinder
loos huwelijk het leven schonk aan
Maria, de moeder des Heren. Nu is
de naam St.-Anna ter Muiden, een
klein onbeduidend plaatsje, zelfs geen
eigen gemeente meer: in 1380 is het
bij Sluis gevoegd.
Gaan we de grens over, dan vinden
we Damme, eveneens een oorspronke
lijk belangrijke handelsstad aan het
Zwin. Hier was het hoofd tolkantoor en
in 1352 werd er het „Zeerecht van
Damme" uitgevaardigd, een reglement
van tol en navigatie op het Zwin.
In Damme werd Jacob van Maerlant
geboren, de vader der Dietse dichters,
zoals hij wel genoemd wordt (er staat
een standbeeld van hem voor het ge
meentehuis.)
Oorlog op het Zwin
Niet alleen vreedzame, rijkbeladen
handelsvloten voeren over het Zwin. Ge
durende enkele honderden jaren heeft
er krijgsrumoer en kanongebulder over
het water weerklonken.
Het begon al met de Noormannen,
gebracht. Het werk, dat op 't ogenblik
in volle gang is, wordt uitgevoerd
door de fa. Huurman uit Delft. Deze
aannemer geldt als een specialist op
hei gebied van restauratiewerkzaam
heden. De architect is ir. J. de Wilde
uit Breda, die o.m. ook belast is mei
de voorbereiding van de restauratie
van het Markiezenhof te Bergen op
Zoom. Het geheel staat onder super
visie van architect E. A. Canneman,
die verbonden is aan de rijksdienst
voor monumentenzorg. Met de
restauratiewerkzaamheden is men
in december van het vorig jaar
begonnen. Het gehele project zal
ongeveer twee jaren in beslag nemen.
De tekening brengt de nieuwe toe
stand in beeld. Een voornaam com
plex dat het aanzien van St. Maar
tensdijk zeker zal verhogen.
Ruïne op de wallen van Sluis.
die in de negende eeuw Walcheren be
zet hadden. Van hieruit voeren ze langs
het Zwin en strekten tot ver in Vlaan
deren hun plundertochten uit.
Tijdens de Hoekse en Kabeljauwse
twisten is hier gevochten en in de hon
derdjarige oorlog tussen Engeland en
Frankrijk is hier menige veldslag gele
verd. De eeuwendurende strijd tussen
de Hollandse en Vlaamse graven werd
voor een deel op dit water uitgevoch
ten.
En dan niet te vergeten de tachtig
jarige oorlog. Tegen Spanje is hier
meermalen gevochten, in 1694 bijv.
heeft Prins Maurits Sluis op de Span
jaarden veroverd. Ook de kapers uit
Duinkerken zochten vaak het Zwin op
om er te roven en te plunderen. Het
Zwin: een bloederig toneel van enteren,
voeten spoelen en oorlogswreedheid.
Vergane glorie
Er is niet veel meer over van het
Sincfal, zoals in oude tijden het Zwin
werd genoemd, toen „de wereldhandel
het Brugse vaarwater van masten deed
wemelen", zoals een kroniekschrijver
het zegt. Bij het doortrekken ervan was
geen mast te ontdekken. De kreken die
er djvars doorheen lopen zijn nog niet
breed genoeg voor een roeibootje. Een
schorrengebied, waarin in 't voorjaar
de vogels hun broedplaats hebben,
's Zomers een paars tapijt van bloeiend
schorrekruid. Ook zeekraal, lamsoren
en zeeasters tieren volop op deze ziltige
grond. Ongeveer een vierde deel is Ne
derlands gebied, de rest behoort aan
België.
ft
Ned. Herv. kerk te St. Anna
ter Muiden.
De oorzaak van dit verval? Het lang
zaam aan verzanden van het vaarwa
ter. Steeds ondieper werd het, tot ten
slotte de schepen Brugge niet meer kon
den bereiken. Met het verval van de
moederstad gingen ook de dochterste
den Damme, Mude on Sluis achteruit.
Behalve het zoeven bezochte natuurre
servaat is alles ingepolderd. Dat Cad-
zand vroeger een eilandje was, is nu
niet meer te onderkennen. De drukke
vaarweg is veranderd in vruchtbare
polders. Maar de vroegere voorhavens
van Brugge zijn gedegradeerd tot stille
stadjes. In het Belgische Damme ko
men niet veel toeristen, het ligt wat
terzijde van de grote autoweg. Bij St.
Anna ter Muiden kijken de voorbijsnor-
rende automobilisten misschien nog
wel even naar de dertig meter hoge
vierkante toren, maar wie doet de
moeite om even uit te stappen? Niets
bijzonders te zien: een dorpspleintje
met een oude pomp, een afgedankt ge
meentehuis met een onbenullig torentje,
een enkel straatje met middeleeuwse
kinderhoofdjes. Een dromerig plaatsje,
geschikt voor kunstschilders, voor men
sen die absolute rust zoeken; de auto
weg Sluis-België loopt er niet door
maar op een afstand van enkele meters
langs heen.
Alleen in Sluis kan het 's zomers druk
zijn, erg druk zelfs. Niet van voorbijva
rende koggen, hulken, torfscepe, pleiten,
scouden of hoe die oude schepen nog
meer geheten hebben, en waarvan er
eens 250 tegelijk in de grote haven la
gen. Nu zijn het de toeristen die Sluis
bezoeken. En dat woord „vreemdelin
gen" is van grote betekenis voor de
Sluizenaars. Voor de oorlog waren het
vooral Engelsen, die in de Belgische
badplaatsen logeerden en de grens
overwipten om een dagje in Sluis door
te brengen. Ze kochten er wat souve
nirs, wandelden langs de wallen, be
klommen de stadhuistoren en keken
even in het museum. Moe van het kij
ken en slenteren streken ze neer in een
van de café's of hotels aan de haven om
te genieten van een café cramique.
koffie met krentenbrood, een speciale
beroemdheid van Sluis.
De oorlog heeft tachtig procent van
de woningen verwoest en een eind ge
maakt aan veel schoons in Sluis, ook
aan het mooie stadhuis. Maai1 het oude
stadje is herbouwd, ook het raadhuis is
in oude trant hersteld en Jantje van
Sluis slaat met zijn grote hamer weer
de uren af aan de buitenkant van de to
ren.
Nu zijn het vooral de Belgen, die
hier hun potteke bier komen drinken.
De boodschaptassen puilen uit als ze
naar huis terug keren, want 'Olland
is altijd nog goedkoper dan hun eigen
land.