Zeilers, skiërs en racers wriemelen mokkend door elkaar. Beperkende
bepalingen rijgen zich aaneen, en toch..,, er is ruimte in overvloed
EEN VERLOPEN VAK
WERD ZIJN GELUK
WIJdo ven
voor de «n
Veel plezier verdwijnt
onder de papierlawine
li
«II
Mt.,
VADER
VOORZITTER NEDERLANDSE WATERSKIROND:
VERKEERSREGELS
OP HET WATER
VER ACHTEROP
Buitenlanders in
Nederlands water
lllliiSlliillii
HBM
MMH
Zaterdag 9 juni 1962
ZEEUWSCH DAGBLAD
Pag. 9
Langer wachten voor
bruggen en sluizen
Alleen De Jong bouwt nog oud-Friese jachten
4M>».
Van «en onzer verslaggevers
AMSTERDAM. Het Binnenaanva-
riragsregjemeht, dat schepen op het
grootste deel van de Nederlandse bin
nenwateren aan boord moeten heb
ben, staat al 36 jaar op de helling.
In 1926 is -een commissie ingesteld,
die het reglement moest herzien om
dat het uit de tijd was. Tot op de
huidige dag zijn de belanghebbenden
het' niet eens over nieuwe verkeersre
gels op, het water. I
Het B.A.R. is inmiddels verder ach
terop geraakt. Het is veel drukker ge
worden op het water. De binnensche
pen zijn groter en sneller, het aantal
jachten is zeer sterk gegroeid.
Het gebeurt nooit, maar volgens het
B.A.R. moeten schepen elkaar rechts
inhalen. Een zeiler haalt bet niet in
zijn hoofd om door te varen als een
vrachtschip zijn koers kruist, maar
volgens het B.A.R. beeft hij in vele
gevallen voorrang op „stoomwaartui-
gen".
De beroepsvaart vraagt voorrang
op plezierboten. De watersportmensen
zeggen daarentegen: „Als wij altijd
voorrang moeten geven, kunnen we
wel thuis blijven". Zo zijn er meer
verschillen van inzicht.
De commissie weet niet wat zij er
mee aan moet.
Van een onzer verslaggevers
AMSTERDAM. Terwijl heit tij
dens de weekeinden op de binnenwa
teren steeds drukker wordt, worden
sluizen en bruggen steeds minder be
diend.
Enerzijds brengt die vijfdaagse werk
week steeds meer mensen op bet wa
ter, anderzijds 'hebben sluis- en brug
wachters ook een kortere werkweek
gekregen.
Omdat er niet genoeg personeel is
te krijgen heeft men voor vele brug
gen en sluizen op zaterdag en zon
dag vaste openingstijden -opgesteld.
In vele igeyahen draaide dat op een
fiasco uit.
De watersporters kwamen in groten
getale een flink einde voor de slui
tingstijd bij brug of sluis, omdat zij
niet precies kunnen schatten hoe laat
ze ergens zijn. Het gevolg was, dat
men een half uur eerder ophield met
draaien. Het gevolg daarvan was weer
dat de watersportmensen andere rou
tes namen, omdat de openingstijden
hun te krap waren geworden.
Als er dan geen belangstelling meer
was. werd besloten brug of sluis op
zondag niet meer te bedienen.
-.liW
Van een onzer verslaggevers
AMSTERDAM. De heer C.
Lakens Douwes (36) uit Am
sterdam is een vriendelijke jon
gensachtige man. Als hij evenwel
als voorzitter van de Neder
landse waterskibond spreekt
over de manier, waarop het varen
met snelle motorboten wordt ge
remd, tegengewerkt vaak, dan krijgt-
hij iets van de verbetenheid van een
terrier.
„De snelle motorboten zijn overal
de schuld van", zegt hij, „van de on
rust op het water, van de ongelukken,
van de kermisachtige sfeer in sommi
ge watersportcentra. Als je tegen
woordig met een snelle boot op of
achter je auto het land rondtrekt,
mag je wel een auto extra meene
men voor alle papieren die je no-
hebt.
Reservaten
Overal heb je vergunningen nodig,
links en rechts worden beperkende
bepalingen opgesteld. Het wordt een
grote onoverzichtelijke papierlawine.
De laatste tendens is het aanwijzen
van reservaten voor snelle boten. Op
de plassen bij Amsterdam zijn de
snelle boten naar een hoekje verwe-
jzen, in Loosdrecht ook. Vorig jaar is
er een proef mee genomen op de
'Braassemermeer. Als je het zag hield
'je je hart vast. Racers, pleziervaar-
Jders, waterskiërs, alles kris-kras door
elkaar in een hoekje van de plas.
Zulke reservaten zijn levensgevaar
lijk. Ze betekenen bovendien de dood
steek voor de waterskisport. Wie kan
er ernstig trainen in zo'n chaos?"
De heer Lakens Douwes zwijgt. Hij
veegt zijn haar achterover en ver
volgt: „De waterskibond heeft sinds
zijn oprichting geprobeerd om samen
met andere watersportbonden regels
op te 'stellen voor snelle boten. Het
ingezonden mededeling)
is zinloos geweest. Op het ogenblik
zijn de bereidheid tot overleg, de re
delijkheid in de watersport zoek. Men
geeft er de voorkeur aan, gemeente
besturen dikwijls ook, maatregelen te
treffen, waardoor snelle motorboten
worden geweerd. Men maakt ook geen
onderscheid tussen de sport (water
skiën, racen) en het pleziervaren."
Hij gaat verder: „Dat is slechts een
uitstel, dat het straks alleen maar
moeilijker kan maken om regels op
te stellen. Waterskiën, het varen met
snelle boten zijn nu eenmaal vormen
van ontspanning die snel groeien. Die
ontwikkeling hou je niet tegen. Steeds
meer mensen, die genoeg hebben van
de drukte op de weg, zoeken amuse
ment op het water. Vooral in het wes
ten is men er op aangewezen. Bos of
hei is daar niet."
Hij steekt een pijp op. „Op Loos
drecht", zegt 'hij, een rookpluim weg
blazend", mag ik met een zware mo
tor niet eens de plas op, al vaar ik
nog zo langzaam. Dat begrijp ik niet.
Waarom mag ik op de plas geen
vriend bezoeken als ik langzaam
vaar?" Met de pijp in zijn hand geeft
hij zichzelf antwoord: „Er is geen
controle mogelijk. Maar, „argumen
teert hij", wat heb ik ermee te maken,
dat er te weinig politie-agenten zijn?"
Hij denkt een ogenblik na, de pijp in
de mond vasthoudend. „In het buiten
land heeft men de zaak van het begin
af goed aangepakt. In Zwitserland bij
voorbeeld bestaat een vaarbewijs. Het
examen daarvoor is zwaarder dan dat
voor een rijbewijs. In Nederland mag
iedereen zomaar varen. De Neder
landse waterskibond heeft een examen
ingesteld voor de stuurman van een
skiboot. De eisen daarvoor komen
overeen met de eisen, die men in
Zwitserland en Italië stelt. Dat is al
een stap op de goede weg.
Ik ben ervan overtuigd, dat door die
diploma's het gevaar tot een minimum
wordt beperkt".
Geven en nemen
De voorzitter van de waterskibona
zakt behaaglijk achterover in zijn
stoeh Peinzend blaast hij een rook
wolkje de lucht in, voorzichtig bijna.
Ineens veert hij op. „Ja, er moeten
regels worden gesteld. De racebootjes
moeten in de watersport worden opge
nomen. zoals de bromfietsen in het
verkeer zijn opgenomen. Dat zal een
kwestie zijn van geven en nemen".
„Er zijn vergunningen nodig om
met een snelle motorboot op een be
paald water te mogen varen. De eisen
voor die vergunningen moeten voor
een hele provincie of voor heel het
land_ gelijk zijn. Er zouden eisen aan
de boot moeten worden gesteld en aan
de bestuurder.
Voor het laatste zouden de water-
sportorganisaties samen examencom
missies moeten opstellen".
„En dan", gaat hij verder", moet er
onderscheid worden gemaakt tussen de
drie soorten snelle watersporters: de
racers, de waterskiërs, de ontspan
ning zoekenden. Voor de eerste twee
groepen zouden stukjes water moeten
worden aangewezen. Daar kan een
springschans worden gebouwd en een
slalombaan. De racers kunnen er een
mijl uitzetten. Daar hoeft geen prikkel
draad omheen te staan, maar de men
sen 'die een wedstrijd houden, of die
er oefenen zouden voorrang moeten
hebben. De derde groep, de plezier-
vaarders en -skiërs, vormt de groot
ste moeilijkheid. Voor die mensen
moet een maximum .snelheid van on
geveer 25 kilometer per uur worden
gesteld. Dat is de snelheid waarbij de
boten planeren en daar zijn ze op ge
bouwd. De snelheid moet dus niet la
ger liggen. Het'is een veilige snelheid
bovendien.
Niettemin is het logisch dat er aan
vullende bepalingen komen. Bijvoor
beeld dat langs de oevers niet sneller
dan tien kilometer per uur mag wor
den gevaren en in en bij haventjes
ook niet".
Die tijd is voorbij
De heer Lakens Douwes klopt zijn
pijp leeg in de asbak. „Ik ben geen
verblinde motormaniak", zegt hij, „in
tegendeel, ik ben een geestdriftig zei
ler, zeilinstructeur zelfs. Ik houd van
rust op het water. Ik heb er van ge
noten als ik 's morgens mijn zeiltje
kon hijsen en dan de hele dag alleen
was met het water, de wind en de vo
gels. Maar die tijd is voorbij".
Hij zwijgt en stopt een nieuwe pijp.
Berend de Jong op zijn werfje in
in
Toen. na de tweede wereldoorlog de
belangstelling voor tjotters opleefde,
was Berend de Jong de enige in het
land die ze kon maken. Toen kreeg
de bedachtzame man op zijn verval
len werfje plotseling handen vol werk.
van 's morgens, vroeg tot 's avonds
laat klonk er weer de dreun van de
dissel,het oude hakwerktuig, laaiden
er weer de vlammen van het riet
vuurtje, waarin planken werden ge
bogen. Tientallen tjotters maakte de
heer De Jong in dat oude schuurtje
en nog eens tientallen visboten. Steeds
weer komen er mensen die zo'n
ouderwets scheepje willen met dat
snijwerk op de bedelbalken en op het
boeisel, met de karakteristieke zwaar
den.
„De komende drie jaar heb ik mijn
handen vol", zegt hij. Hij leunt te
gen het ongeverfde schip en kijkt
door een laag ruitje. „De mensen
hebben belangstelling gekregen voor
oude dingen, ook voor platbodemjach-
ten. Het is geen, toeval dat mijn klan
ten liefhebbers zijn van kastelen,
molens en van de natuur".
Hij wijst naar buiten. „Daar ligt
een kleine tjotter." Nauwelijks .zicht
baar bewegend ligt voor de kade
zo'n eerbiedwaardig tjottertje, dat
zo prachtig past bij de wijde Friese
meren en het weidse land daarom
heen met de statige boerderijen en
de silhouetten van oude dorpen.
Zo groeit het
Zoals Berend de Jong rondschar
relt in het oude wegzakkende schuur
tje, in het halfduister onder de lage
balken, temidden van timmermansge
reedschap, zaagsel, krullen en stuk
ken hout, zo doet hij denken aan een
middeleeuws alchimist, aan een ma
giër. De zware eiken gangen (de dui
gen van het schip) zaagt hij, geleid
door een mysterieus zintuig in grilli
ge vormen. Boven een rietvuurtje
buigt hij er kronkelige bochten in,
onderhand water sprenkelend op de
plank. Zo groeit het schip. Alle gan
gen komen bij de voor- en achterste
ven samen als een plunjezak bij het
dichtgesnoerde touwtje. Pas als de
buitenkant van de boot klaar is. past
hij er spanten in. Alles doet hij op
het oog, zoals het eeuwen geleden ge
beurde. Van ronde jachten bestaan
geen tekeningen. De klant kan zeg
gen hoe breed en hoe lang hij zijn
schip wil hebben. Berend zorgt dat
het voor elkaar komt. Van tijd tot
tijd doet hij een stap achteruit, om
Heeg. In de loods staat een tjotter
één. oog half dicht te kijken
of het schip wel precies gelijk is
aan beide zijden van de stevens.
„Een tjotter moet een mooie volle
kop hebben", vertelt hij. .Achter
mag hij niet te vol zijn. Dan laat hij
het water niet genoeg los en dat kost
snelheid."
Tovenaar met hout
Ruim drie maanden is hij bezig
aan een tjotter van 4,85 meter lang
dag in dag uit, half gedraaide span
ten makend, kloppend, schavend, tim
merend, maar ook reliëfs snijdend
op het roer, op de boorden, alles op
het oog een tovenaar met hout.
Hij verwerkt Frans hout voor zijn
typisch Nederlandse schepen. „Hol
landse eiken zijn veel te stug", ver
telt hij, „daar is geen schip van te
maken."
Tjotters kunnen honderd jaar mee
gaan. Een enkele keer meert er wel
eens een hele oude tjotter bij het
werfje. Tjotters die mijn vader of
grootvader hebben gemaakt, herken
ik meteen", vertelt de heer De Jong,
„ik zou ze kunnen hebben gemaakt"
Hij wijdt zich weer aan zijn werk.
De stilte op het oude werfje wordt
weer alleen verbroken door het slis
sen van de schaaf. Een gerucht, dat
zijn grootvader zou kunnen hebben
gemaakt.
Van een onzer verslaggevers
ROTTERDAM. Het aantal bui
tenlanders dat in Nederland de wa
tersport beoefent, groeit met het jaar.
Het zijn vooral Belgen en Duitsers.
Duitsers hebben het meest belang
stelling voor de Limburgse Maas,
voor het IJsselmeer en de randme
ren. Heel wat Duitsers zijn lid van
Nederlandse watersportverenigingen.
De Belgen, die in hun eigen land
weinig zeilwater hebben, waren tot
vorig jaar aangewezen op de Wester-
schelde. In de Nederlandse Scheldeha-
vens kan men dan ook veel Belgische
jachten aantreffen.
De laatste tijd richt de Belgische
belangstelling zich vooral op het Veer.
se meer. De Royal Yachtclub de Bei-
gique heeft er (in Wolphaartsdijkè
zelfs een complete jachthaven.
Van een onzer verslaggevers
AMSTERDAM. Er zijn geen cijfers over. Niemand weet
x *- precies hoe snel het aantal jachten in Nederland groeit.
Alleen dit is duidelijk: het gaat ongelooflijk snel en het gaat elk
jaar sneller. Niet alleen in het dichtbevolkte westen, maar in
heel het land, van noord tot zuid, van west tot oost worden jacht
havens gebouwd en steigers, steeds meer steigers in de propvolle
haventjes. Zelfs wordt er ernstig over gedacht midden* op de
Mokerhei een watersportcentrum te stichten.
Ijl; Volgens een voorzichtige schatting
J waren er drie jaar geleden dertigdui-
H zend jachtjes in Nederland. Hoeveel
zouden het er nu zijn? Het dubbele'
f; Meer?
if De watersport groeit niet alleen in
f' J- Nederland, maar overal. Amerika
'A heeft wèl cijfers: vijftienduizend ple-
ziervaartuigen in 1930; 2,5 miljoen in
1947 8,5 miljoen in 1958. Vorig jaar
,s men de tel een beetje kwijtgeraakt,
maar men kwam een heel stuk ver
der dan tien miljoen. Het komt er on
geveer op neer dat één op de vijf ge
zinnen in Amerika een boot bezit. Mis
schien één op de vijftig gezinnen in
Nederland heeft een boot.
Aan papieren gebonden
WACHTLIJSTEN
Steeds meer mensen zoeken het wa
ter op. Iemand die nu op het idee
komt zijn vakantie op het water door
te brengen, komt te laat. Zijn wens
kan pas volgend jaar in vervuiling
gaan. De boten zijn verhuurd. Ze moe
ten op zijn minst een half jaar van
tevoren worden besproken. Mocht hij
een boot willen laten bouwen, dan kan
hij de werf opzoeken met de kortste
wachtlijst. Een dag, een weekeinde
een bootje huren in het zeilseizoen is
over het algemeen onmogelijk. De
jachtjes zijn dan meestal verhuurd
voor langere perioden.
De jachthavens zijn vol. Ze zouden
twee keer zo groot kunnen zijn. De
belangstelling voor nieuwe jachtha
vens is zeer groot. Vaak moeten
nog voor de aanleg is begonnen
wachtlijsten worden opgesteld. Is de
haven klaar, dan is ze dikwijls met
een te klein. Belangstelling voor wa
tersport blijkt overal te zijn. Zij slui
mert. Zodra ergens een jachthaven
wordt gebouwd melden liefhebbers
voor ligplaatsen zich in drommen aan.
Zo ging het in Drimmelen. Daar werd
een kleine jachthaven aangelegd.
Daar kwamen zoveel watersporters op
af, dat er nieuwe plannen werden ge
maakt. Nu is men er bezig met een
haven voor twaalfhonderd jachten.
Plannen voor nieuwe havens zijn er
onder andere in Zierikzee, Willemstad,
Heilevoetsluis, in Arnemuiden, Bres-
kens,'- Bergen op Zoom. in Heusden,
Wansum, Eernewoude, Makkum. Zul
ke plannen bestaan ook voor zand- en
grintafgravingen in Limburg. Eén van
die afgravingen ontstaat op de Mo
kerhei.
De kosten van het graven van een
haven kunnen niet worden goedge
maakt door het liggeld. Dat is veelal
laag. Men wil het laag houden, zodat
iedereen het kan betalen. Daarom
geeft het rijk subsidies op de onrenda
bele kosten van de aanleg, zoals dat
al met .sportvelden geschiedde. De
watersport is een- algemeen belang ge
worden.
Er is in Nederland nog ruimte ge
noeg op het water.
Als de IJsselmeerpolders klaar zijn
blijft van het IJsselmeer het Flevo-
meer over. Dat is honderd keer zo
groot als de Westeinder plassen, die
een oppervlakte hebben van twaalfhon
derd hectare. De randmeren vormen
samen duizenden hectaren zeilwater.
Als de deltadammen klaar zijn komt
daar-52.000 hectare bij van de afge
damde Zeeuwse en Zuidhollandse stro
men. Door de afdammingen wordt
verder de Biesbosch gemakkelijker
bevaarbaar voor kleine jachten.
Van een onzer verslaggevers
TJEEG. Het is doodstil op de
oude werf. Alleen klinkt zo nu
en dan in de scheefgezakte loods
het slissen van een schaaf op hout.
Daar onder de lage zoldering bouwt
Berend de Jong (58) een tjotter.
Het schip een oud-Friese boot
ligt voor hem als een hele grote
klomp.
Hij richt zich op (zijn hoofd raakt
de oude balken) en zegt: „Ik heb een
verlopen vak geleerd."
Dan buigt de enige Nederlander, die
nog oud-Friese jachten bouwt, zich
weer over zijn werk. Weer dwarrelen
dunne vliesjes hout uit de schaaf op
de grond. „Het is mijn geluk ge
weest", voegt hij eraan toe.
Zo was het altijd
Op het slissen van de schaaf na is
het weer stil. Soms rammelt buiten de
brug, soms puft dichtbij of in de ver
te een schip langs, op het Var of op
het Heegermeer.
Zo is het zover de mensen we
ten 'altijd geweest op dat werfje in
het Friese dorp Heeg. Op zijn minst
sinds 1699. De grootvader van de heer
De Jong bouwde dn dezelfde loods de
zelfde soorten schepen: tjotters, Frie
se jachten, boeiers. Daarvoor bestaat
geen school. De vader leert zijn zoon
het vak. En die leert het weer zijn
zoon.
„Ja", zegt de heer De Jong, „ik
ben op de helling geboren." Hij heeft
niet altijd op de werf gewerkt. Ook
heeft hij zijn zoon het vak d-at h'em
zozeer boeit niet geleerd.
Toen hij van school kwam, nam hij
zich voor verstandig te zijn en het vak
van zijn vader vaarwel te zeggen. Het
was een slechte tijd. De vissers be
taalden hun bootjes bij stukken en
beetjes, soms zelfs helemaal niet. Wie
had er bovendien belangstelling voor
ouderwetse schepen?
Berend de Jong .ging werken op een
tuinderij. Hij hield het er een paar
jaar uit. Toen kwam hij bij zijn vader
op de werf.
„Als er niets te doen was, liet mijn
vad'er me altijd tjotters en visboten
bouwen, misschien omdat ik het
graaig deed. Het was een hele toer om
ze kwijt te raken", vertelt hij.
Plotseling werk
In die jaren tussen de wereldoor
logen wilde niemand het vak leren.
De voorzitter van de Nederlandse waterskibond, de heer C. Lakens Douwes. „Niet de boten zijn gevaarlijk; maar
de omstandigheden waaronder ze moeten varen", is zijn mening.
-
'V
A-/
IflIïSlii
-
Hl
--
Slfti
LIGHTER
tfOCSV'
z^dag
I' lijrdol
I FFFSMA N V A'DAM TEL. 020 -