STERSGEWIJS NAAR
„WAT ANDERS
Geen
valletj
puzzels9 geen foefjes of
es, maar Altenheken
1
XV?
KAPPIE EN DE TI-PISCHE BOOT I
Dinsdag 1 mei 1962
ZEEUWSCH DAGBLAD
1 Gehoord c
Indrukwekkend mooi
De weg erheen j
„Wat anders'
Of het gewoon is
Goed bekeken
Prettig maken
Oplossing van het
spel der zeven
vergissingen
OERM
Johnny
Hart
li
niiittiiuiifliiiiiioouiiiii
Waterman vrijdag
naar Nieuw-Guinea
Dag. 2
ALTENBEKEN. Als iemand de vorige maand naar me
toe was gekomen met de mededeling: „Er ligt tien
mille voor je klaar in Altenbeken, maar je moet ze zelf gaan
halen", dan zou ik gezegd hebben: Graag, maar waar ligt dat
Altenbeken; het klinkt een beetje Duits, dat wel, voor de rest
ben ik een vraagteken. Nu niet meer; nu weet ik, dat Alten
beken al in 1691 een burgemeester had en dat het „vermoede
lijk een boer was", zoals de archieven melden. En de heer Hein-
rich Menne zei me: „Ik durf wat te voorspellen: ik durf te
wedden dat u het hier mooi vindt en dat u dat ook tegen ande
ren zult zeggen".
Gelijk gekregen, meneer Menne,
helemaal gewonnen burgemeester. Ja
wel, want de heer Heinrich Menne is
sinds 1956 de burgemeester van Alten
beken en dit weekeinde zat hij in een
feestzaal met een stevige Nederlandse
rigaar in de mond en keek naar het
Sotterdamse stadswapen, dat groot en
•toer tegen de muur hing.
Dat gaat zo in een stadje als Alten
beken, waar dik 3500 mensen wonen.
Daar zit een burgemeester 's avonds
met een dikke glimlach tussen de
gasten en de burgers, want hij is een
populaire figuur in de omgeving, die
hem zelf koos. Hij is een van de hun
nen, daar in Altenbeken, de stoffeerder
en meubelverkoper Menne en geen
schoolkind of het kent hem.
Er hingen vlaggen buiten en er
stonden een hoop mensen in het cen
trum bij elkaar; uit de ramen van de
huizen werd gezwaaid toen we in
Altenbeken binnenkwamen en alles
wat ook maar een beetje autoriteit
was had zich in het goede goed ge
stoken en stond lachend en buigend
handen te drukken. „Ik hoop dat u
een goede reis hebt gehad, u moet zich
hier thuis voelen, we staan ter beschik
king". Zo ongeveer ging dat en
ik wist toen nog niet wat ik nu weet:
dat het rond Altenbeken indrukwek
kend mooi is, mèt een voordeel.
Ik geloof, dat ik intussen;jeen meet
gemaakte fout herhaal en te' ver vooruit
loop op de dingen. Laat me terug
keren op mijn schreden eh u eerst
zeggen, waar Altenbeken nu eigenlijk
wel ligt.
U kunt er natuurlijk op een hele
boel manieren heenrijden, maar een
voudig lijkt me om te beginnen met
Münster. Als u dat Münster nii even
in gedachten neemt en u gaat eerst
tachtig kilometer naar het oosten dan
bent u in Wiedenbrück; nog veertig
kilometer verder en er staat Pader-
born op het plaatsnaambord en nu
bent u er bijna: nog negentien kilo
meter en u staat „aan de ingang" van
het Egge-gebergte, daar waar die drie
een half duizend mensen bij elkaar
wonen in het stadje Altenbeken.
Wel, en die drie en een half duizend
hebben zaterdag en zondag een kleine
honderd mensen uit Rotterdam, Den
Haag en Delft ontvangen en ze hebben
dat goed gedaan. Ze hebben hun land
van de beste kant laten zien en ze
hebben waar gemaakt wat drie (nog
jonge) mannen in Rotterdam hadden
voorspeld: Het is de moeite waard.
Die drie mag ik dan wel even aan
u voorstellen en ik begin met Rudi
Montjjn (24). Direct er achter zeg ik
dan ook Hans Huldij (ook 24) en Frits
Meyneken (30). Niet dat ik zo van
je-en-jij met ze ben u weet dat ik
niet van dat jou-tegen-iedereen houd
maar het is even vanwege de dui
delijkheid.
Samen hebben ze alles te maken met
de N.T.A.C, en dat is de Nederlandse
Touring en Automobiel Club, waarvan
ze in dezelfde volgorde commissaris,
secretaris en voorzitter zijn.
„Wat anders" wilden ze; niet een
■jfr Of ze vandaag griep hebben uieet ik
niet, maar dit weekeinde stonden ze met
kippenvel op de armen ons te verwel
komen in Altenbeken, namens de ge
meente, de autoclub ter plaatse, de slager,
de bakker, de kruidenier, kortom: namens
iedereen daar.
tocht van wie-er-het-eerste-is; ook niet
puzzelen onderweg. Neen, neen, niks
van dat alles. Rijden, zo'n honderd
mensen en dat betekende een veertig
auto's, over goede wegen, geen foppe
rijen, alleen als doel: een streek die
niet vol staat met kraampjes waar men
kaarten, sleutelringen en poppetjes in
klederdracht kan kopen, maar waar
men wel zucht: he, hé. dit is het wel.
Zonder een woord overdrijving mag
gezegd worden: Heren, u bent geslaagd;
u heeft een beste gooi gedaan naar
wat zoveel mensen nu zoeken en wat
zo moeilijk te vinden is. Een stuk land,
waar we niet onze nek breken over de
lege blikjes en de sinaasappelschillen
van de vorige bezoekers, waar men
stil wordt tussen de Indrukwekkend
hoge en nog echte bossen en waar, of
het gewoon is, bier en daar een forel
door een bergbeek springt.
Het zat mee, dat moet gemeld wor
den. Want dat Altenbeken is een wat
vreemd dorp. „Ontelbare jaren hebben
hier achthonderd mannelijke inwoners
hun boterham via de spoorwegen be
legd", vertelde me burgemeester Hein
rich Menne en schoof de rest van zijn
sigaar naar de andere mondhoek. „Na
tuurlijk, Duitsland heeft nog een hoon
kolenlocomotieven, maar steeds weer
verdwijnen de briketten en komen de
elektrische leidingen. Weet u wat dat
bijvoorbeeld voor een plaatsje als het
onze betekent? Dat er nu nog maar
vierhonderd Altenbekers bij het spoor
werken",
„Ja, ja, bij de post en in de bossen,
natuurlijk, dat brengt ook weric mee
voor een paar honderd, maar wij moes
ten dus naar iets anders uitzien", praatte
de burgemeester verder. „Het is hele
maal niet vreemd dat we hierop geko
men zijn en het lag zo'n beetje voor
het opscheppen: toerisme. Om ons heen
het Egge-gebergte, bossen, groot, onge
rept, mooi. Het landschap is prachtig,
we zitten vlak bij grote steden voor
mensen die 's avonds uit willen en we
hebben hier onze sauna- er. modder
baden voor de liefhebbers. Wat wil een
mens meer?".
Nog een ding, burgemeester, zei
het niet, maar ik heb het met eigen
ogen gezien en, ais dat niet zo was,
van anderen nog eens uitvoerig ge
hoord. U zit met uw Altenbeken in een
streek, die zo mooi is, dat u het zelf
nauwelijks meer gelooft, heeft geen
stinkende schoorstenen in uw plaatsje;
u mist het gereutel van motoren en
brommers, het uitgaan van fabrieken,
het lawaai van de grote stad. U zit
midden tussen de bossen waar men de
stilte en de rust kan vastpakken, waar
de vogels tegen elkaar praten omdat
ze er nog door niemand zjjn wegge
jaagd en waar de eekhoorns rustig op
hun tak blijven zitten noten-kraken,
want de draagbare radio's zijn nog altijd
uw streek voorbij gegaan.
Dat moet u zo houden, burgemeester
Menne.
Een sterrit dus, dat achter ons lig
gende weekeinde, een sterrit Rotter
damAltenbeken, zoals het ook op al
die auto's stond. De zon deed mee, de
stemming ook en iedereen schoof
's morgens met zijn bos-gezicht achter
het stuur.
We zeiden „Dag" rond acht uur in
de morgen en in Elten zouden we el
kaar weer zien. Dat deden wc dan ook
en bét .boeit steeds weer, dat Elten,
Dan loop ik daar zo rond, kijk naar de
Mëtzgerei met zijn Hollandse rookwor
sten en dan denk ik: Die jongens van
Elten hebben het toch wel goed beke
ken. Een kapot dorp na de oorlog, bij
Nederland gevoegd, van boven tot be
neden opgeknapt, herbouwd wat moest
gebeuren, nieuw neergezet wat er
nodig was, straks weer Duits en intus
sen met die „laatste pomp voor de
grens" een beste zaak. Nederlanders
zeggen „Gooi maar vol" omdat de ben
zine in Duitsland veel duurder is en
Duitsers zeggen hetzelfde om dezelfde
reden. Kortom: alles dat er passeert
neemt een slok voor auto, brommer of
scooter, alles kijkt er rond en denkt:
„Dat is nog even van ons" of „Dat wordt
weer vlug van ons" en die Eltenaren
's avonds maar aan de kassa staan en
lachen, die olijkerds uit het drostambt.
In de buurt van Halle bij Bielefeld
waren we elkaar wel even kwijt: acht
auto's reden goed, de rest zat al uitge
breid in Quelle achter de koffie. Maar
wat gaf het eigenlijk; er vielen geen
prijzen te winnen voor de beste rijders,
er viel alleen maar een weekeinde
tramrails en oliekachels te vergeten
en dat lukte zonder moeite.
En Alten-béken wachtte en liet in
sneltreinvaart nieuwe papiertjes druk
ken waarop stond, dat de honderd
Nederlandse sterrijders niet om vijf uur
maar om zeven uur zouden arriveren,
waarmee andermaal iedereen vrede had.
Ze hadden allemaal meegedaan: het
hotel, dat natuurlijk Zur Egge heette
en alle burgers, die bjj tientallen ka
mers voor de sterrijders hadden inge
richt en de Schnitzels al in de pan
ronddraaiden. De man van het benzine
station om de hoek deelde sleutel
ringen uit en landkaarten, drie dealers
van auto's hadden een kleine open
luchttentoonstelling ingericht bij de
finish, de slagers en de bakker, het
textielbedrijf en de postbode ze de
den allemaal lets, want ze hebben daar
in Altenbeken maar één gedachte: we
gaan het hier prettig maken voor
toeristen.
De burgemeester zei het anders en
wel zo: „Wat in het verleden niet kon,
kan nu wel, nu we allemaal naar een
Verenigd Europa streven". En de slager
was iets eenvoudiger in zijn woordkeus:
„Het is hier mooi, toeristen brengen
omzet, we hebben iets aan te bieden,
dat de moeite waard is, menen we en
we worden er zelf niet slechter van;
waarom zou de ene hand de andere
niet wassen?"
Dé slager heeft gelijk en wie naar
Altenbeken wil, moet er nu heen, want
over vijf jaar lopen we ook weer door
die dorpsstraat van: „Pardon, neemt
u me met kwalijk, mag ik even pas
seren?"
(Laat me er u morgen nog
iets over mogen zeggen.)
■X- Bij Quelle zaten de meeste rijders van de sterrit Rotterdam—Altenbeken al
achter de koffie, want een handvol kilometers terug waren we elkaar kwijt geraakt.
Geen nood, geen kuade gezichten, alleen gelach ran die honderd Nederlanders die
een weekeinde de grotesladsluchl waren ontvlucht en hier ontdekten dat we elkaar
toch allemaal weer gevonden hadden.
1. Stuk gereedschap op de steiger
omgedraaid.
2. Rechterbeen van man op stei
ger meer naar voren
3. Rechtermouw van deze man is
langer.
4. De overal van deze man sluit
hoger.
5. Een stelgersteun meer.
6. Stuk glas op steiger anders
gesneden.
7. Boven de pet van man onder
toog stuk lood minder.
BURGEMEESTER HEINRICH MENNE
met Nederlandse sigaar
34
Hij lacht om haar rap antwoord en
is niet meer boos. Zij gaan terug
naar de stad. Wanneer zij de brug
van de Klare over zijn, zegt Kan dat
hij niet verder mee kan komen dan
tot het circus, want om vier uur
heeft hij bespreking bij mijnheer
Sacha en mijnheer Léon. Komende
Zaterdagmiddag wordt al veer in
Maastricht gespeeld. Zij gaan Vrij
dagmorgen uit Klaarmond weg. Hij
moet morgen de hele dag naar Maas
tricht om van allerlei te regelen. Hij
kan niet met de auto gaan, want er
is een cylinder-zuiger vastgelopen.
Hij zal zich Maandagavond laten
vervangen bij de voorstelling en het
hindert dus niet, dat de avondtrein
uit Maastricht eerst te acht uur vier
entwintig in Klaarmond aankomt.
Bij de afrit naar de Stadsweide
zegt Ran:
De avond-kassa is al open. Je
krijgt een mooie plaats voor van
avond. Dan kun je zien hoe ik mijn
schoenen in het zaagsel sta te ver
slijten. Ik heb de annoncering van
avond, want de spreekstalmeester
heeft zijn enkel verstuikt.
De juffrouw gaat kijken met
mijnheer Hornbach, ik moet thuis
blijven.
Waarvoor moet je thuisblijven,
om op de zeeleeuw te passen? Die
zit in Artis.
Nee op de hond, zegt Ria. Maar
dat is niet waar. Ran weet het wel.
Het is kwart over vier als Theo
van Carnebrauw in de Walstraat bij
mevrouw Hoevels aan de bel trekt.
Het dienstmeisje doet de deur open.
Zij heeft haar zwarte jurk aan,
waarover zij een hoog schort draagt.
Maar wat Truus op het hoofd heeft is
maar een flapje, dat zij zelf wel een
ijzertje geven kan. Zij behoort niet
tot de clientèle van juffrouw Ruwge-
nius!
Van Carnebrauw hangt zijn hoed
aan de kapstok. Hij is niet in offi
ciële kleding gekomen, gewoon een
jas met panden, donkergrijze fanta-
siestof. In de ontvangsalon vóór aan
de straat, staat Carla bij de gesloten
porte brisée. Hij begroet haar met
een onvormelijke handdruk. Hij is de
kamer binnengekomen met een zwar
te departementstas. Carla kijkt enigs
zins verrast naar de tas. Zij begrijpt
niet waarom deze meegebracht is.
Ik zal de tas hier maar even
neerzetten, daar heb ik het copieboek
in, zegt van Carnebrauw en hij
plaatst het voorwerp naast een van
de fauteuils, waar hij zelf in neer
valt, vóórdat mevrouw Hoevels hem
vraagt plaats te nemen.
Theo voelt zijn vergissing, zegt:
„o, pardon" en staat weer op. Maar
middelerwijl is ook Carla gaan zit
ten en zo volgt, dat Theo onmiddel
lijk weer in de fauteuil neerstrijkt.
In hetzelfde ogenblik, waarin van
Carnebrauw in zich opneemt hoe
Carla gekleed is, heeft hij ook de ka-
merinrichting bekeken. Het ameuble
ment bestaat uit een canapé en drie
fauteuils, gecapitonneerd en met
blauw trijp gestoffeerd. Carla zit
naast een theetafel, gemaakt van
twee japanse, gelakte, presenteerbla
den, die met knobbelige stokjes on
derling verbonden zijn. Aan de wand
staat een Louis XVI vitrine-kastje.
Aan de tegenoverliggende muur
neemt een kleurendruk reproductie,
in zwarte lijst, veel ruimte in. Het
stuk is met aarzelende instemming
van Carla door haar man gekocht.
Het Dodeneiland van Arnold Böck-
lin, een plaat die geen uitzondering
maakt op de gruwel die van Carne
brauw altijd gevoelt als hij gecon
fronteerd wordt met, wat hij
noemt: „een van die mystische ver
zinsels van deze beruchte mode-schil
der".
Aan het plafond hangt een orna
ment met vijf lijvige glaskelken, die
de gasbranders aan het oog onttrek
ken. Ver naar voren komende staat,
vóór de grijs marmeren schoorsteen
mantel, een grote vierkante Godin
vulkachel, die met een vernikkelde
sierdeksel bekoepeld is. Tussen de
§luche overgordijnen hangen stores,
ie door hun rijk patroon het dag
licht moeilijk laten passeren.
Carla heeft, na uit de kerk thuis
te zijn gekomen, zich niet meer
verkleed. Het is wel haar bedoe
ling geweest, maar zij heeft telkens
als zij aan het verkleden dacht niet
kunnen besluiten wat zij aan zou
trekken. Daarom draagt zij nog de
satijn-zijden blouse, met een hoog
stijf boord en de rok uit reseda-kleu
rige stof die zij 's morgens heeft
aangedaan. Een zwarte ceintuur uit
ripsband vormt de afsluiting tussen
de blouse en de rok. Reseda is een
kleur die Carla flatteert. Want haar
teint heeft de tint van pastel en
haar coiffure is wat ros van toon.
Zij draagt het haar opgekamd en
samengerold tot een toetje, dat bo
ven op het kapsel ligt. Zij is een
vrouw die een grote mate van be
schaving en charme in haar ver
schijning tot uitdrukking brengt.
Carla moet het gesprek openen en
vraagt: Mag ik u een kop thee ge
ven Zij is innerlijk zeer nerveus,
maar bereikt, dat niets van dit ge
voelen naar buiten komt. Het inschen
ken van de thee geeft haar ontspan
ning. Theo slaat de tas open die
naast zijn fauteuil staat en zegt:
Ik zal dan nu maar even die brief
van mij aan de burgemeester laten
zien.
Hij is lang aan het bladzijden om
slaan eer hij de brief in het copie
boek gevonden heeft. Het ontgaat
hem daarbij, dat Carla de gereedge
maakte kop thee aanbiedt. Zij is
daardoor in de noodzakelijkheid zelf
de kop bij hem neer te zetten. Als
tot van Carnebrauw doordringt, dat
dit gebeurd is reageert hij daarop
nogmaals onbeholpen; juist als zo
even geschiedde toen hij te vroeg
ging zitten.
Hij verplaatst het copieboek in de
richting van Carla. Maar zij kan
met de afdruk van het schrijven
niets beginnen. Want niet alleen, dat
van Carnebrauw een moeilijk lees
bare hand schrijft, ook is de kwast
waarmee van Carnebrauw het blad
in het copieboek bevochtigde veel
te nat geweest en vervloeide het
schrift daardoor tot een dessin waar
woorden nog nauwelijks bij te ont
waren zijn.
(Wordt vervolgd)
Uil
lllllllllllllUOIIIIIUIIIIIillllOllllllllllllll
DE
TINTELS
door
Jack
Dunkley
al
IlilllllllllllUlllllllIlllllIll
zee paul, wo rot
HET ZOETJESAAN
GEEN TI0P OM DBTUIN
OMTE.SPITTMN?
rir
KIND,WAT SEN Old TOCH EEN
STUK OMGEDUIDEEN MENS
KAN MAAR ÉEN DING TEGELIJK
iP06N.NET WAT VOOREEN
VROUW»Old LOOPT AL T6PHS-
kPDPJ OVH3 nu
a
Ifliiiitiiliiiliiiiiiiiiiiiifflil
§11
FLITS -U,
GORDON
in het
SCHAKEL UWPE/L- J
zenderin. gqr-
donwiu moetën
uw POSITIE be-i^^T yjjtrK'
PALEN.HOORT U
J
heelal
-
door
B {yd!?
a
Dan Barry
H'Vfc K'At-STUBLIEFT,
Juffrouw,Dri nk
(al,' maar.ik moet
die radio.
Éi
nHUHNn
■■■■■ill
ZOU LOMPE KARPER
ZWM BRIL AL GEVON
DEN HEBBEN.
m
door
hip
m
Mr* H.-U TrlnrM 2üQ
It MM «M V. S. r«». OH
MjiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiHiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiMiiiiiniiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii^
73 Het zag er lelijk uit voor Kappie.
De dreigementen van zijn makkers
schenen noch La'Hang, noch Ti-Pisch
zelf erg veel ontzag in te boezemen.
En generaal Hak-Hau liet zelfs een sma
lende lach horen.
De maat was de enige, die begreep
dat een diplomatiek optreden de enige
kans was. Dus hief ij smekend de ar
men op en draafde naar de vorst om ten geschieden, gebeurde nu per o.rge-
deze te vermurwen met een bewogen luk: met luid gerinkel viel de porse-
pleidooi. Geinen boot uiteen!
Maar ver bracht de maat het niet.i „Dit is het einde..!" dacht de stuur-
Het lange gewaad, dat om hem heen;"1311, de ogen sluitend. „Nu is het ge-
hing fladderde om zijn voeten en rem-: daan met ons allemaal... Nooit zien wij
de hem plotseline af. De maat stiet een L-Lutjewier weer..! Weerloos bleef hij
liggen luisteren naar het opgewonden
geroep rondom, totdat., iemand hem op
de schouders tikte. Het was Ti-Ptsch de
Slimme, die hem glimlachend toeknikte.
„Groot is uw vernuft.." sprak hij waar
derend. „Ge hebt het enige gedaan dat
Van een onzer verslaggevers
DEN HAAG. De Waterman, het
schip dat een tweede groep militai
ren naar Nieuw-Guinea zal brengen,
zal vrijdag uit Hoek van Holland
vertrekken. De familie en kennissen
van de ongeveer achthonderd mili
tairen zullen woensdag in de kazer
nes afscheid kunnen nemen. Bij het
vertrek uit Hoek van Holland zullen
zij niet in de buurt van de militairen
worden toegelaten.
De Zuiderkruis, het schip dat met
de eerste groep van ruim achthon
derd militairen op weg is naar
Nieuw-Guinea, is gisteren uit Cura
sao vertrokken.
de hem plotseling af. De maat stiet een
gil uit en wiekte met de armen. Het
hielp niet. Hij verloor het evenwicht
en viel met zijn volle zwaarte in de
Ti-Pische boot.
En wat al die tijd opzettelijk had moe-
NEW YORK (UP I.) De Amerikaan-
se mvlieger Joe Walker heeft het experi
mentele raketvhegtuig X-15 gisteren tot
een hoogte van 74 kilometer gevlogen
grootste hoogte die ooit is bereikt dW
nog gedaan kon worden om mij te be- ee" bemand vliegtuig
vrijden uit de gevangenis van het Hom- Walker startte van de vliegbasis Ed-
topse hof en Uw kapitein te redden..f" wards ia California