MEVROUW MEINEN - KNOLL
WEET WAAR HET GOUD ZIT
KLAARMOND
KAPPIE EN DE TI-PISCHE BOOT
Maar niemand
heeft er geld
voor over om
44 miljoen
uit de grond
te peuteren.
Vereniging van Leraren en
Onderwijzers in Lichamelijke
Opvoeding nu KONINKLIJK
Uit de kerken
TRITS HUEl
m
L
Porseleinaarde
Het had geregend
Zelfde uitkomsten
Aan de lage kant
Aan Verolme
Bewaar ik hier"
Hef besfe
-x Mevr. Johanna Charlotte
Meinen-Knoll: „Ik weet waar
het goud ligt, maar ik zeg het
(nog) niet".
lillllllllllllllllllllllllllllllllll JlTOMP /I/ilü
FLITS
GORDON
in het
heelal
m
Dan Barry
Hl
■■■mm
Hunuu
/ziezo.
OERM
n
Johnny
i 1 '"a
Hart
lllilllllilllllli
Woensdag 25 april 1962
ZEEUWSCH DAGBLAD
Pag. 2
LOOSDRECHT „Ik weet
waar voor ten minste 44
miljoen gulden aan goud
ligt, maar ik zeg niet waar dat
is", vertelt mevrouw Johanna
Charlotte Meinen-Knoll lang
zaam en legt haar hoofd weer
achterover naast het stuk
zachtboard, dat tussen haar en
een gloeiend heet gestookt pot
kacheltje aan de schoorsteen is
vastgemaakt. „Al eerder nam
ik mensen in vertrouwen; men
zou geld op tafel leggen voor de
exploratie en men zou zeker
35 procent van de winst krijgen.
Maar als puntje bij paaltje
kwam was men nooit thuis. En
mijn papieren zijn me ook nog
ontstolen. Iedereen die nu ge-
interesseerd is verwijs ik naar
mr. W. H. Vermeer, Keizers
gracht 633 in Amsterdam. Die
heeft nu alles onder zijn berus
ting.
Buiten schijnt de zon en binnen, in
dit kleine huis aan de Nootwegr 27 in
Loosdreeht, praten wat tropische vo
gels in een grote kooi tegen elkaar.
Mevrouw Meinen (58 jaar) ligt op een
divan onder enkele plaids. „M^n hart",
zucht ze en tegen haar man: „Mijn
pillen alsjeblieft". Het glazen potje
verwisselt van hand en mevrouw Mei
nen neemt haar medicijn. „Sommige
mensen denken dat ik klets, misschien
denken ze wel dat ik gek ben, maar ik
weet dat het zeker is, wat ik zeg".
Naast het kacheltje staat een ijzeren
koffiepot en meneer Meinen, die aan
tafel is gaan zitten in de kleine kamer,
biedt een sigaretje aan. „Het is te
warm hier", zucht mevrouw Meinen
en zakt weer achterover.
„Negen en zestig", zegt meneer Ja
cob Elbertus Meinen wanneer ik vraag
hoe oud hij is; „en daar zitten 22 tro
penjaren bij, op Java en Sumatra, in
de suiker en de vezels. In 1932 kwam
ik weer in Nederland. Een jaar later
stierf mijn vrouw en weer een jaar la
ter ben ik hertrouwd", en een hand
wijst naar de divan.
„In Dresden ben ik geboren, toeval
lig, maar ik groeide op in Wenen",
neemt mevrouw Meinen deel aan het
gesprek. „Toen ik ruim twaalf jaar
was waren mijn ouders gestorven. Ik
had stiefouders. Mijn stiefvader was
directeur van een porseleinaardebe-
drijf en nu ben-ik 26 jaar getrouwd".
Zo, ik weet nu waar ik ben en bij
wie ik zit, denk ik en constateer, dat
ik nog net al die getallen en jaren heb
kunnen bijhouden. Maar die 44 miljoen,
wat moet ik" daar nu mee aan?
„U weet dus hoe het begon", zegt
mevrouw Meinen. Ik weet helemaal
niks, antwoord ik.
„Als meisje dus, ik was net zestien
jaar, woonde in Oostenrijk en reed
paard. Het had geregend, de grond
was nat, het paard gleed af en toe uit
en ik stapte af. Mijn voet bleef zitten
in de modder en het kostte moeite om
hem weer los te krijgen. Ik keek naar
de modder en schrok: ik zag glanzen
de schilfers en ik nam wat mee. Later
bleek dat goud te zijn, niet meer en
niet minder".
Twee en dertig jaar geleden was
dat die voet en die modder maar
mevrouw Meinen's ogen glijden weg
in de verte wanneer ze er over vertelt
en het klinkt, of ze het de vorige week
heeft meegemaakt.
En toen, en nu? kan ik niet nalaten
te vragen.
„Ik heb mijn geheim altijd bewaard,
ook toen ik trouwde, want pas later
heb ik mijn man er over verteld",
zegt mevrouw Meinen en gaat weer
wat rechtop zitten. „Ik loop zo naar
de plek toe en we zijn er ook samen
geweest, maar ik zeg niet waar dat is,
in Oostenrijk."
„In 1956 waren we er voor het
laatst", vult de heer Meinen die
een palmboom op zijn rechterarm
meedraagt op de manier waarop zee
lieden soms ankers en mooie meisjes
meevoeren aan. „Op dertig plaat
sen nam ik toen monsters en die zijn
onderzocht: in Wenen en bij Drijf
hout aan de Nes in Amsterdam. Ér
zijn analyses gemaakt en de uitkom
sten van Amsterdam en Wenen waren
hetzelfde. Per ton zit er daar in de
grond 420 gram zilver en een half ons
goud." „Neen, zes gram goud", zegt
mevrouw Meinen. „Neen, per ton .een
half ons", gaat haar man verder, „en
in Afrika werken nog mijnen die per
ton niet meer goud opleveren dan het
gewicht van een boordeknoopje."
„Ik wilde weten hoeveel dat was",
aldus mevrouw Meinen, „en ben met
een boordeknoopje naar een apotheker
gegaan om te wegen." Hoeveel was
het mevrouw Meinen? „Och, dat weet
ik niet meer, maar zó weinig"
En in welke richting moet men uw
vindplaats in Oostenrijk zoeken, bij
Wenen of bij Salzburg of heel ergens
anders of wilt u daar niets over ver
tellen?
„Neen, neen, dat zeg ik niet", schudt
mevrouw Meinen het hoofd. En even
later een kleine tip van de sluier om
hoog tillend gaat ze door: „Men weet
allang dat de Donau gouddragend is.
Ik zeg niet dat het er iets mee te
maken heeft, maar toch."
„Men kan direct met de exploitatie
beginnen", zegt de heer Meinen, „en
dan hebben ze meteen goud. Tot op
honderd meter afstand kun je met de
auto komen en het delven is gemak
kelijk, want waar ik de monsters nam
haalde ik ze zo uit de blubber."
„En uit de beken", vult mevrouw
Meinen aan.
Maar wie garandeert u aangeno
men dat er goud ligt dat het voor
44 miljoen is, vraag ik.
„De onderzoekingen van de mon
sters", zegt de heer Meinen zonder
dralen. „Men heeft me gevraagd hoe
groot het terrein daar is en andere
bijzonderheden en aan de hand van de
analyses is men bij de schatting aan
de lage kant gebleven en zei toen:
44 miljoen." „Ze hebben het bij de
schatting zelfs op de helft gehouden",
zegt mevrouw Meinen.
-X- De heer Jacob Elbertus Mei
nen: „Een goed onderlegde
vriend in Amsterdam rekende
Het uit".
Van een onzer verslaggevers
AMSTERDAM De honderd
jarige Vereniging van Leraren en
Onderwijzers in de Lichamelijke
Opvoeding in Nederland is ko
ninklijk onderscheiden. Dr. J.
Miedema, chef van de afdeling
lichamelijke vorming van het mi
nisterie van onderwijs, kunsten
en wetenschappen deelde gisteren
in Amsterdam tijdens de honderd
ste jaarvergadering mee, dat de
jubilerende vereniging de toch
al lange naam voortaan mag sie
ren met het predikaat „konink
lijke".
Een ontroerde voorzitter J. M.
J. Korpershoek reageerde op
deze verrassende mededeling
met: „zolang wij er de kracht
toe hebben zullen wij strijden
voor de lichamelijke opvoeding in
overeenstemming met de hoge
onderscheiding, die ons vandaag
is verleend".
Kentering ten goede
T)E HEER Miedema die de rede
voorlas van de zaterdagnacht
plotseling overleden staatssecretaris
drs. G. C. Stubenrouch, zei dat er ten
aanzien van de lichamelijke opvoe
ding reden was voor een optimistisch
geluid. „Wat gedurende de laatste
vijftien jaar tot stand is gekomen
bewijst dat wij op de goede weg zijn.
Na 1945", zei de heer Miedema, is
er op het gebied van de lichamelijke
opvoeding een kentering ten goede
merkbaar."
Hij wees op het groeiende begrip
van school- en gemeentebesturen, par
lement en rijksoverheid. Zo verrezen er
na de Tweede Wereldoorlog enkele hon
derden gymnastieklokalen.
Voorts wees de heer Miedema op de
toegenomen steun aan de instituten, die
de opleiding van leraren in de lichame
lijke opvoeding verzorgen, terwijl een
commissie bestudeert of, en op welke
wijze, wetenschappelijk onderzoek en
studie op het gebied van de lichamelij
ke opvoeding door de universiteiten ter
hand genomen kunnen worden. „Met u
realiseer ik mij", zei de heer Miedema
tot de tientallen aanwezige leraren, „dat
er op uw gebied nog talrijke lacunes
zijn, die nodig moeten worden opge
vuld. Anderzijds meen ik, dat er be
langrijke verbeteringen te bespeuren
zijn. Wij zijn op de goede weg, mede
dank zij de steun van uw vereniging."
Overzicht
VOORZITTER Korpershoek, die met
enkele woorden staatssecretaris
Stubenrouch herdacht, gaf voordien in
zijn openingsrede een cromologisch
overzicht van de geschiedenis der jubi
lerende vereniging. Hij legde hierbij de
nadruk op de strijd, die gevoerd moest
worden voordat de noodzakelijkheid
van verplicht onderwijs in de lichame
lijke opvoeding algemeen werd erkend.
In 1920 werd de gymnastiek als wette
lijk verplicht leervak voorgeschreven,
maar pas in 1942 was de accommodatie
voldoende om uitvoering aan deze wet
te kunnen geven. Pas sedert twintig
jaar bestaat dus deze verplichting,
hoewel in het verleden medische
keuringen op de scholen de noodzaak
Dat goud ligt er nu dus zo maar,
informeer ik.
Twee mensen knikken.
En er gebeurt niets?
Weer knikken twee hoofden, nu in
horizontale richting.
„Er moet geld zijn voor de exploita
tie en dat hebben we niet", zegt me
vrouw Meinen. „Ik heb een pensioen
tje en mijn a.o.w.", vult haar echtge
noot aan. „Voor de exploitatie en de
exploratie is veel geld nodig."
„We hebben iemand gehad, ik zei het
u al, maar dat is op niets uitgelopen.
Nu zijn er weer nieuwe geïnteresseer
den. Drie heb ik er afgekeurd, één is
er nog over".
„Ik heb ook de zaak aan de heer
Verolme voorgelegd, want als iemand
geld heeft is hü het toch", zegt meneer
Meinen aan; „hij heeft alle berekeningen
ter schreef hü ook, dat hij een en an
der had laten nagaan en dat het klopte,
maar dat hij jammer genoeg geen per
soneel genoeg had voor dit werk."
Als er nu iets gevonden wordt, is
dat goud dan geen eigendom van de
staat Oostenrijk, wil ik weten.
„Neen, wel met aardgas en olie, niet
met edelmetalen", zegt mevrouw Mei
nen. „Ze zeggen, dat er misschien ook
platina in de grond zit, maar dat weet
ik niet. Er is natuurlijk een ader, maar
meer wil ik niet vertellen".
„In Delft ben ik geweest bij een pro
fessor", zegt de heer Meinen, die eigen
lijk deze middag in de tuin bezig is zijn
geraniums aan de volle grond toe te
vertrouwen. „De beste raad die ik ge
ven kan is deze: haal er een betrouw
baar geoloog bij, zei die professor. Aan
de hand van zijn rapport kan men dan
aan het werk gaan".
„Maar een geoloog kost geld", zegt
mevrouw Meinen en wrijft op de be
kende manier met twee vingers over
elkaar.
„Ik heb een vriend in Amsterdam
en die is goed onderlegd", vult meneer
Meinen aan; „hij heeft alle bereke
ningen gemaakt, maar verder zijn we
niet."
„Er is beslist een redelijke kans om
er aan te komen", vindt mevrouw
Meinen, „maar er zijn kapers op de
kust en in december van het afgelopen
jaar zijn een hoop van mijn papieren
gestolen. Ja, ja, hier uit het huis. Als
we geld hadden zouden we wel een
politiehond nemen".
Maar de politie inschakelen kost toch
geen geld, zeg ik.
„Och, neen, geen politie; die papieren
hadden alleen betrekking op de analy
ses van Drijfhout in Amsterdam, meer
niet. En daarom sturen we nu iedereen
door naar mr. Vermeer", aldus meneer
Meinen.
„De vindplaats van het goud staat
nergens opgeschreven, die bewaar ik
hier", zegt mevrouw Meinen en wijst
op haar hoofd.
Ik rijd terug naar Rotterdam en pie
ker. Toen ik een afspraak wilde ma
ken en in het telefoonboek naar iemand
aan de Nootweg in Loosdreeht zocht,
zei men op een nummer in de vijftig;
„Mevrouw Meinen is ziek, u kunt be
ter de buurman bellen, die heeft ook
telefoon".
Die huurman is een schilder. „Neen,
ik doe het niet, ze komt mijn huis niet
meer in, zei hij. Toen ging ik op goed
geluk en werd bijzonder vriendelijk
ontvangen.
Vier en veertig miljoen. „Ik heb
hier in huis een monster", vertelde me-
van regelmatige lichamelijke opvoeding
herhaaldelijk aantoonden.
Aan de hand van vakliteratuur toon
de de heer Korpershoek die zelf vele
publikaties op het gebied van de licha
melijke opvoeding op zijn naam heeft
staan aan, dat de mens een onscheid
bare lichamelijk-geestelijke eenheid
vormt. Hieruit concludeerde hij, dat
verwaarlozing van gymnastiek op de
scholen ten bate van de verstandelijke
opvoeding een paedagogische dwaling
is. „Een dwaling", zei hij, „die het
vaak nodig maakte meer tijd voor de
gymnastiek op de scholen te eisen."
/VVERIGENS achit de vereniging het
aantal uren voor lichamelijke opvoe
ding ook nu nog onvoldoende op de
scholen. „Wij streven naar vier les
uren per week, een eis, die wij ook in
1926 al stelden", zei de heer Korpers
hoek.
vrouw Meinen, kwam van haar divan
af en liep naar een andere kamer om
een knipsel te halen. In een lange broek
liep ze.
Blijft u toch liggen, dat kan uw man
toch pakken, zei ik.
„Neen, dat kan hij niet", zei me
vrouw Meinen.
„De bedoeling is eigenlijk om de
claim te verkopen", besloot de heer
Meinen nog. „Dat zou het beste zijn".
29
Het bleek, dat niemand op het Stad
huis het stuk kende. Maesen zei te
gen de secretaris; O, ik dacht, dat
u het gelezen had en Blommers keek
weer naar de wethouder. Maesen ze)
aldoor, dat hij vervelend zou vinden
met een verbod te moeten komen en
vroeg of er niet een oplossing te vin
den was. Toen kwam van Elleveer
met een pracht idee. De voorstelling
zal besloten blijven voor vaste abon-
né's. Dus op de avond, dat het stuk
gegeven wordt geen verkoop van los
se plaatsen. Maesen die een eind
aan het gedaas wilde hebben zei, dat
het hem leek, dat daarmee hun be
zwaren geheel opgeheven waren. Hij
is altijd zo in die dingen. Eigenlijk
een pracht figuur. En weet u wat
het voor effect heeft gekregen. Toen
ik rondgeschreven had, dat de avond
met het nieuwe stuk van Heyermans
alleen_ toegankelijk is voor degenen
die vóór 15 augustus abonnementen
besteld hadden, kwam er een stroom
van nieuwe aanvragen voor abonne
menten binnen.
Dus uw brief aan de burge
meester heeft uitstekend werk ge
daan. Ik zou die brief graag eens
in zijn geheel lezen, kan dat?
Ja natuurlijk, ik zal u de cople
laten zien. Het is een beetje inge
wikkeld, want op de Sociëteit doen
ze het nog met een ouderwets copi-
eerboek en copieerpersje. Ik moet
dus met het hele boek bij u komen.
Maar dat is geen bezwaar. Mag het
morgen zijn. 's Middags met de
thee?
Carla Hoevels raakt van streek
door het haar overvallend vooruit
zicht Theo van Carnebrauw de vol
gende dag reeds in haar huis te zul
len ontvangen. Er is niet veel gele
genheid voor nadenken. De pauze is
ten einde, de jongens komen uit de
stallen terug.
Heel graag, is alles wat zij ant
woordt.
Tussen Maarten en Lodewijk blijkt
een dispuut gaande te zijn.
't Is wél idioot, blijft Maarten
volhouden.
Carla vraagt waar de jongens ove-
kibbelen. Beiden doen schroomvallig
Maarten laat zich eindelijk overhp
len het te zeggen.
Alle paarden in de stal staan
met hun „hm" naar je toe, dat hoort
toch niet!
Lodewijk: Ja natuurlijk jó, in
de kazerne staan de paarden ook zo
en daar zullen ze heus wel weten
hoe het hoort.
Carla voelt zich uiterst gegeneerd
door de mededeling van haar zoontje,
waarop zij zelf aangedrongen heeft!
Maar de situatie wordt gered door
pa
de hartelijke lach van Theo van Car
nebrauw die de gehele gang van dit
gesprekje al geamuseerd meegeluis
terd heeft. Hij en Carla kijken elkaar
aan. Carla gaat ook maar lachen 'en
dit is dan het eerste ogenblik van in
timiteit dat zij hebben.
Op de avond is zij aanvankelijk
zeer vervuld met gedachten aan het
bezoek. Zij probeert daarbij zoveel
mogelijk het idee te verdringen, dat
van Carnebrauw haar ten huwelijk
wil vragen. Het is best mogelijk, dat
hij met geen enkele andere bedoe
ling komt dan om aan haar verzoek
te voldoen: de brief te mogen lezen.
Zij heeft van het ogenblik af, dat
van Carnebrauw gezegd had haar te
zullen bezoeken, geweten, dat zij
daarmee heel blij is. Zij behoeft er
niet veel over na te denken hoe zij
hem vindt. Sympathiek! Zo was reeds
haar indruk uit de ontmoetingen
bij de van Heivoorts en dit is nu
zeer versterkt in de gesprekken die
zij deze middag met hem heeft ge
had.
Toch blijft zij er nog aan denken
hoe het bij de visite van Van Carne
brauw zal gaan. Het wordt niet even
een brief vertonen en dan weer ver
trekken. Van Carnebrauw heeft zich
meteen geïnviteerd voor een kop
thee. Wel wat in strijd met de eti
quette, maar precies volgens zijn na
tuur. Dus het wordt een theebezoek.
Een samenzijn met hem alleen. Want
Maarten is voor de zondagmiddag op
een verjaarspartijtje gevraagd. Hoe
zal het bij het bezoek gaan? Zij zal
hem een kop thee schenken. Heel be
grijpelijk en heel gewoon. Zij zou
toch ook voor zichzelf thee zetten
wanneer zij niet op visite rekende.
Iets meer voorbereiding, voor het
zondagmiddagse kopje thee, dan an
ders zal zij treffen. Ook daarin is
niets bijzonders te zien. Maar blijft
het alleen bij dit kopje thee?
Veronderstel, dat Van Carnebrauw
niet zo vlug weer heen gaat, dat een
goed vlottend gesprek gevoerd-wordt,
is dan misschien niet nodig, dat zij
haar bezoeker na de thee ook nog
een glas port aanbiedt. Het is ten
slotte toch een visite waarvoor belet
gevraagd werd. Van Carnebrauw
heeft haar toch beleefdheden bewe
zen, die zij revancheren kan door
een vriendelijke ontvangst, waar het
glas port bij hoort! Maar het idee
dat zij met enkel van Carnebrauw
op bezoek een apéritie'ïje zal aan
bieden blijft haar zoveel verlegen
heid geven, dat zij van het plan voor
het glas port volledig afstapt.
Toch doet zich in de loop van de
avond nog voor wanneer zij in de
kast van de salon moet zijn dat
zij de portkaraf, die daar op een
plank staat, in de hand neemt, cri-
tisch kijkt hoeveel er nog in is, dan
de stop van de karaf afneemt, haar
neusje boven de hals van de fles
houdt, tenslotte zelfs niet geheel
bevredigd door de voorafgaande test
een bodempje van het goudbruin
vocht in een portglas schenkt en
aandachtig proeft!
Zij droomt veel in deze nacht. In
haar droom is zij bezig port te gie
ten op rozen die ongekend fraai in
haar tuin staan te bloeien. Plotse
ling steekt van Carnebrauw het
hoofd boven de schutting uit en zegt:
Mevrouwtje, wat doet u nu?
Hebt u port genomen, het moet oude
Ware zijn!
Er is nóg een die van rozen zou
kunnen dromen. Renate Carreau!
Luitenant Maurits -Staal heeft zich
aan zijn voornemen gehouden en Re
nate deze avond in de piste een ge
weldige bouquet rode rozen laten
aanbieden. Zijn kaartje hangt er
aan.
Maar Renate is in haar circus-car
rière te veel bloemenhulde gewend
om daarop in de droom nog te rea
geren!
(Wordt vervolgd)
gi
door
B
159* r
.4
s=r=
l"
door
ft
1,1
T*i* mmA *1 U 1 0*.
|lllllllllllllllllllllllllll!llllllllllllllllllllllllll!lllllllllllllllllllllllllllllll!llllllll!llllll!lllll|lll!llllllf)illlllllllll!llllllllinillllllllllll!llllllllllllllllllllllllll!llllllll!lllllllllllllllllllll)l
38. Na het onbeleefde gedrag van de
maat en de meester, siste Ti-Pisch de
Slimme zijn scherprechter een bevel
toe. Deze knikte en plaatste zich ach
ter de stoelen van de maat en de mees
ter, terwijl hij hen oplettend gadesloeg.
„Klonten!" fluisterde Kappie hen toe.
„Let je een beetje beter op! Snap je
dan niet, dat meneer Ti-Pisch die de
voornaamste is, de eerste hap moet
eten? Kijk uit, dat dit jullie galgen-
maal niet wordt!"
Kappie had het mis. De gebruiken
aan het Ti-Pische hof waren namelijk
verfijnder dan hij zich kon voorstellen.
Daar trad de voor-proever buigend
naar voren. Hij boog zich eerbiedig
over het bord van zijn vorst en nam
voorzichtig een hap van een gouden
prikker.
„Da's om te kijken of er soms ver
gif in het eten zit.." legde Kappie zijn
mannen uit.
„Proost..!" zei de meester.
„Dat kan een sappig etentje worden!"
vond Okki...
NED. HERV. KERK
Beroepen te Hoogeveen vac. dr. A.v.
d. Endt): P. J. Bos te Sprang.
GEREFORMEERDE KERKEN
Beroepen te Nijkerk vac. W. Grif
fioen): G. Hengeveld te Schoonebeek.
Bedankt voor Roosendaal: N. H. Hei-
ner te Heinkenszand.
Aangenomen naar Zuidlaren 2e pred
pl.): A. Riddersma te Schettens Fr.),
paar Utrecht-Noord voor de missionaire
arbeid in Brazilië: K. Kuiper, cand, te
Daarle; ds. G. J. van Ree'nen, em
miss. pred. en hulpprediker te Oostzaan
is eveneens als hulpprediker benoemd
in Oostzaan-Zuid.
CHRIST. GEREF. KERKEN
Bedankt voor Edmonton-Red Deer Ca
nada, Free Christ. Ref. Church- W van
Heest te Emmeren.
Tweetal te Zutphen: A. W Drechsler
te Vlissingen en J. M Visser te Dok-
kum
In het ziekenhuis in Vlaardingen is gis
teren de 91-jari.ge J. de W. overleden. Hii
werd vrijdagmiddag gewond, toen hij op
een oversteekplaats in Vlaardingen door
een bromfiets werd aangereden.