Overdenking
NOOIT MEER VAN
GOD VERLATEN
Dominee H. Hasper de man van het Psal-
ter-1936 antwoordt op de beschuldigingen,
die de Generale Synode der Gereformeerde
Kerken (1961-1962, Apeldoorn) tegen hem in
bracht. In een brochure heeft hij uitvoerig de
droeve gang van zaken uiteengezet. Wij hopen
van harte dat deze nare affaire na het ver
schijnen van het geschrift en na een samen-
spreking definitief de wereld uit zal gaan.
Uit de kerken
Zaterdag 7 april 1962
ZEEUWSCH DAGBLAD
Pag. 7
Mijn wederwoord
aan ds. Van Andel
Jaartallen
Vogelvrij verklaard
Wil Hasper alles
of niets?
Waren medestanders
er naast?
Weet ds. Van Andel
alles?
Aanbevelen een
leeg woord?
Hasper in de piste
van een circus
Hasper en de oecumene
Gerbrandy en Hasper
Gehuil in de wildernis
Vliegtuig of
trammetje?
En nu?
Maakte dominee Hasper
werkelijk bokkesprongen?
Op de laatst gehouden Synode
der Geref. Kerken (januari 1962)
is een boekje opengedaan over
het slepend conflict tussen ds. H.
Hasper, emeritus-predikant van
de voormalige Geref. Kerken in
Hersteld Verband te 's-Graven-
hage, voorzitter van de Stichting
Geestelijke Liederen èn de Geref.
Kerken.
Een kind kan zo langzamer
hand weten wat er aan de hand
is.
De Geref. Kerken gingen aan
vankelijk geheel met de nieuwe
psalmberijming, gedicht door ds.
Hasper, mee om later over te
gaan op de berijming die van
hervormde zijde klaar kwam,
welke z.g. interkerkelijke berij
ming op de bovengenoemde Sy
nodevergadering vrij werd gege
ven „ter beproeving" in de Geref.
Kerken.
Om deze al in 1952 ingezet
te koersverandering beschul
digt de Stichting Geestelijke Lie
deren (lees ds. Hasper) de Geref.
Kerken van contractbreuk.
Een arbitrale uitspraak (twee,
nl. Dr. J. Schouten en Dr. A. A.
L. Rutgers, tegen één, nl. prof.
Dr. H. Bergema) stelde de Geref.
Kerken in het gelijk.
De Stichting acht hier echter
de zaak niet mee afgedaan en is
blijven ageren tegen wat zij als
duidelijk onrecht en geknoei
iiiiiiiiiiii hi niiiiiiiiiiiiiiiiii in in nu iiiiiniiiMitiHii in mi min mui iiuMiiitiiiiMiiiu
ziet. Op de Synode der Geref.
Kerken heeft vooral Ds. H, W. H.
v. Andel, adjunct-scriba en actu-
arius der Synode, zich fel ge
keerd tegen de beschuldigingen
die ds. Hasper in de loop der
jaren tegen deze kerken inbracht.
Ds. H. Hasper heeft nu op ds.
v. Andel's philippica gereageerd.
In een hrochure die juist vandaag
verscheen en aan alle predikan
ten der Geref. Kerken voor zich
zelf en hun kerkeraden gratis
werd toegezonden. (Wie 0,60
gireert op giro nr. 20.000 t.n.v.
Administratie „Geestelijke Liede
ren" te 's-Gravenhage krijgt
het geschrift toegezonden).
Uit deze brochure die tot titel
heeft Mijn Wederivoord willen
we nu het een en ander citeren.
Om deze citaten te kunnen volgen
moeten we u eerst even vermoeien met
het volgende jaartallenlijstje:
22-9-1949 De Geref. Kerken aanvaar
den met algemene stemmen de berij-
ming-H'asper.
27-2-1950 Contract-sluiting tussen Has
per en Geref. Kerken, ten huize van
wijlen prof. mr. N. Okma. De Geref.
kerken beloven de berijming Hasper
bij hun kerkeraden te zullen aanbeve
len. (Een verslag van deze contract
sluiting is er niet. Later komt er daar
om verschil van mening tussen de ker
ken en Hasper over dat woord „aanbe
velen". Hasper leest daar veel méér
in dan de Synode der Geref. Kerken).
Okt. 1952 Nieuw deputaatschap-berij-
ming gaat in meerderheid in zee met
Hervormden om te werken aan een in
terkerkelijke berijming (een berijming
die onlangs klaar kwam).
3-4-1958 Arbitrale uitspraak. (Zie bo
ven). Geref. Kerken krijgen gelijk. Has
per blijft protesteren.
Sept. 1961 Geref. Kerken geven de
NED. HERVORMDE KERKEN
Beroepen te Katwijk aan Zee (7e pre-
dikantsplaats): L. Kievit te Putten.
Aangenomen naar Berlijn (Marien-
feldei Evangelische Kirche Berlijn-Bran-
denburg: J. T. Havman, em. pred. voor
het vluchtelingenwerk te Berlijn.
GEREFORMEERDE KERKEN
Beroepen te Heerjansdam: P. Hom
burg te Vlissingen.
GER. KERKEN (VRIJGEMAAKT)
Ds. H. Knoop te Noordwijk aan Zee zal
vier maanden de dienst verzorgen in
de kerk van Pretoria gedurende de af
wezigheid van dr. C. van der Waal en
is gisteren naar Zuid-Afrika vertrokken.
CHR. GEREF. KERKEN
Tweetal te Papendrecht: L. S. den
Boer te Sassenheim en I. de Bruyne
te Rotterdam-C.
Beroepen te Edmonton-Red Deer, Can.
W. van Heest te Emmen.
Aangenomen naar Zwaagwesteinde 2e
beroep): W. de Joode te Den Haag-Z
EVANG.-LUTHERSE KERKEN
Beroepen te Dordrecht: J. Blase te
Den Helder.
üiiiiiHiiiimiiiiJiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiimiiiiiiimii
nieuwe interkerkelijke berijming vrij
,.ter beproeving" in de gemeenten.
Jan. 1962 ds. v.1 Andel beschuldigt ter
Synode Hasper van „schandalig optre
den en minderwaardig gedrag" jegens
de Geref. kerken.
Maart 1962 ds. Hasper pareert deze
aanval met zijn brochure: „Mijn We
derwoord".
Tot de zitting der Synode, waarop de
ze kwestie werd behandeld, was ds.
Hasper niet uitgenodigd. Ds. Hasper
reageert hierop als/ volgt:
In normale gevallen had de praeses
van een Synode de man, die aangeval
len zou worden, waarschijnlijk uitgeno
digd de vergadering bij te wonen. Maar
dit was te Apeldoorn wat moeüijk, om
dat de praeses, ds. P. D. Kuiper van
Sassenheim, óók voorzitter is van de
tegen mij en mijn werk opgerichte
Stichting voor de uitgave van een
concurrerend Psalmboek, na
melijk dat van enkele Hervormde dich
ters. Wij moeten willen begrijpen, dat
hetds. Kuiper moeilijk moest vallen de
aanklager te interrumperen en te zeg
gen, dat hij diens publieke beschuldigin
gen niet kon toelaten buiten mijn tegen
woordigheid. Nog beter zou het geweest
zijn, wanneer de praeses de „actuarius"
of „adjunct-scriba" der Synode, ds. H.
W. H. van Andel te Utrecht, geadvi
seerd had, vóór de vergadering met
zijn brieven en andere stukken eens
naar Den Haag te gaan om de hele
geruchtmakende zaak met mdj en 'het
bestuur onzer Stichting te bespreken.
Dit is niet gebeurd. Zo staan wij voor
het onbevredigende feit, dat in openba
re kerkelijke vergaderingen ten opzichte
van een afwezige zeer speciale tenlas
teleggingen kunnen worden uitgespro
ken, waartegen hij ter plaatse waar zij
worden bekend gemaakt, geen verweer
heeft. Het gevolg van betichtingen in
openbare zittingen ener Synode is, dat
zij door brede persverslagen van Noord
tot Zuid en van Oost tot West in de
courant komen en als knipsels rond
fladderen door het ganse land. Daar
door wordt iemand, die 'zich van geen
kwaad bewust is, als een vogelvrijver
klaarde voor aller mensen oog gestem
peld met een brandmerk tot herken
ningsteken, opdat de een 'hem zal mij
den en de ander hem dodelijk kan tref
fen. In deze dagen vertelt iedereen aan
iedereen, dat ds. v. Andel te Apeldoorn
„over ds. Hasper een boekje heeft open
gedaan", het geschil tussen de Stich
ting Geestelijke Liederen en de Gerefor
meerde Kerken „uit de doekken gedaan
heeft" en dat door het aanvoeren van
een overweldigende vloed van onweer
legbare bewijzen Haspers brochure
„DOE RECHT" uit het jaar 1958 „on
gegrond gebleken is".
.tiiiiiiliimMiiiimmiliiiiliiiiMiiiiiMHiiiiiiiiMiiiiiiiiiiimriimiiiiiiimimimiZ
Ter Synode-vergadering der Geref.
Kerken 1962 aldus publicaties over
deze zitting hield ds. Van Andel een
betoog, waaruit bleek dat er vele „po
gingen waren,gedaan om met ds. Has
per tot een minnelijke schikking te ko
men, die echter alle op de onwil van
ds. Hasper zouden zijn afgestuit. Niet
temin besloot de Synode uiteindelijk
aan het moderamen op te dragen nog
maals de mogelijkheden af te tasten om
ds. Hasper op een of andere wijze fi
nancieel tegemoet te komen. Niet om
dat de Gereformeerde Kerken van oor
deel zijn tegenover de auteur van deze
psalter onrecht te hebben gepleegd,
maar uit waardering voor het vele werk
dat hij heeft verricht voor de verrijking
van het kerkgezang, pet was een bewo
gen, emotionele zitting."
Hasper geeft op dit persbericht
het volgende commentaar: Zulke
uitlatingen zijn in een openbare
vergadering, waar de persoon die
aangevallen wordt niet aanwezig is, on
betamelijk. Maar 's avonds kwamen de
dagbladen, en een week later de kerk
boden. Het valt mij op, dat de Her-
vormd-kerkelijke pers voor zover mij
bekend is opvallend gereserveerd is.
In „Hervormd Den Haag", „Rond de
Bavo", enz. stond slechts een aanhaling
uit het dagblad .Trouw", aldus luiden
de:
„In het interkerkelijk overleg is alles
geprobeerd om het psalter-Hasper in te
brengen, maar toen een bepaalde psalm
uit dit psalter, op een klein onderdeel
na (dat men wenste te veranderen)
door alle partners acceptabel werd ge
acht, is dit afgestuit op de houding
van ds. Hasper, die neerkwam op: óf
mijn gehele bundel, óf niets."
Hierbij merk ik op, dat van de zijde
van het interkerkelijk overleg nimmer
iets gevraagd is, en dat nóch door de
„werkcommissie", nóch door de In
terkerkelijke Stichting" ooit met het
bestuur der Stichting Geestelijke Liede
ren enig contact is gezocht. Het ant
woord, dat ik zou hebben gegeven, is
niet anders dan fantasie.
Ik lees: „Ds. Hasper, hoewel steeds
uitgenodigd, weigerde constant aan el
ke bespreking deel te nemen." Hiervan
is geen woord waar. Integen
deel! En het Stichtingsbestuur, èn ik
persoonlijk hebben sinds 1952 steeds uit
gezien naar een mogelijkheid om tot
een gesprek te komen en in brieven en
telefoongesprekken daarom gevraagd.
Het was voor ons steeds een teleurstel
ling te moeten bemerken, dat dit con
tact gemeden werd en dat wij meer
als tegenstanders in een nare zaak dan
als medewerkers voor een gemeenschap
pelijk doel werden beschouwd.
Ter synode 1961-'62 werd Haspers zaak
verdedigd in een Memorandum, inge
diend door de predikanten De Graaf en
Visser namens de Particuliere Synode
N. Brabant-Limburg.
Op de Synode werd gezegd: Dit stuik
wemelt van onjuistheden. De kranten
beweerden: Toen hebben de predikan
ten hun Memorandum geheel ingetrok
ken.
Wat is hier van waar?
Hasper betoogt:
Verder lees ik in de bladen: „Het
memorandum De Graaf-Visser wemelt
van. onjuistheden." Is dat zo? Zou ik
dieonjuistheden óók mogen weten? Ik
heb het memorandum nog eens aan
dachtig doorgelezen en geen enkele on
juistheid daarin gevonden. Wel is uit
het stuk één volzin teruggenomen: „De
Gereformeerde Kerken weten immers
dat in de zaak rondom het Psalter-1949
en de daaruit voortgevloeide arbitrage
niet zo -gehandeld is, dat zij voor God
en wereld kunnen getuigen, dat hierin
waarlijk naar recht gehandeld en ge
sproken is." Het ware beter geweest
te schrijven: „De Kerken hebben kun
nen weten".
Ds. v. Andel moest ter Synodeverga
dering een boekje over Hasper open
doen. Want, zo zei de praeses: „Hij
Ds. Hasper op de kansel
heeft de ganse affaire meegemaakt."
Hasper bestrijdt deze mening met de
volgende beweringen:
De adjunct-s-criba der Synode heeft
volgens de couranten-verslagen indruk
wekkend en emotioneel gesproken. „Met
ingehouden adem luisterde de Synode",
lees ik hier en daar. Hij had „in de be
treffende commissies en deputaatschap-
pen de ganse affaire medegemaakt".
Wat ds. Van Andel heeft medegemaakt,
kan ik niet beoordelen. Wel weet ik, dat
hij niet gezeten heeft in de commissie
van deputaten, die aan de Synode van
's-Gravenhage 1949 een nieuw Psalm
boek in definitieve vorm moest voorleg
gen. Hij heeft ook niet gezeten in de
commissie tot het ontwerpen van een
overeenkomst met de Stichting Geeste
lijke Liederen, welke commissie be
staan heeft van 29 september 1947ein
de september 1949. Evenmin is hij door
de Synode van 's-Gravenhage benoemd
in de commissie, die met het modera
men der Stichting-Psalmgezang en het
moderamen van de Stichting Geestelij
ke Liederen de ontworpen concept-over
eenkomst te Amsterdam met de advo
caat der Kerken moest gaan bespreken.
Hij is eerst op 7 oktober 1949 benoemd
in een commissie, die een andere, een
„wederzijdse" overeenkomst moest
voorbereiden. De voorbereidingscommis
sie voor een nieuw op te zetten verbin
tenis heeft ds. Van Andel dus als lid ge
kend, maar ik heb hem in al die maan
den niet gezien. Hij heeft mij in die da
gen ook nooit geschreven, en deze com
missie (waarin ds. Van Andel dus wèl
gezeten heeft) heeft noch mij, noch een
der ande're bestuursleden ooit uitgeno
digd voor haar vergaderingen. Hoeveel
dit er geweest zijn, weet ik niet. Ik weet
alleen, dat van die vergaderingen geen
notulen bestaan.
Maar al zouden er vele vergaderingen
gehouden zijn, en al zou ds. Van An
del daar telkens present zijn geweest,
hij ontbrak op de bijeenkomst van 27 fe
bruari 1950 ten huize van wijlen prof.
mr. N. Okma, waarin de Gereformeer
de Kerken met de Stichting Geestelijke
Liederen een wederzijdse verbintenis
hebben aangegaan tot 50 jaar na mijn
dood. Ds. Van Andel kan dus niet oor
delen over wat prof. Okma als lastheb
ber der Kerken voor de afsluiting van
de overeenkomst daar gezegd heeft. Dit
is de enige vergadering, waarop het aan
komt, en daar is ds. Van Andel niet
bij geweest.
Ter contractsluiting bij prof. Okma
27 febr. 1950 wenste Hasper een
nadere precisering van het woord
„aanbevelen". Zonder meer vond hij
dit maar een „leeg" woord.
Zie hier volgens Hasper de reac
tie van ,prof. Okma op deze opmerking:
„Hij was hoogst verontwaardigd. Ik zie
hem nog vóór mij met uitgestrekte arm:
,,U moet bedenken, dat u te maken
hebt met de Gereformeerde Kerken in
Nederland! Die verbinden zich niet aan
u met een leeg woord. Dat woord is ge
vuld met deze inhoud: Hier volgde
wat de twee getuigen, die reedtS vóór
de vergadering de bedoeling der bewoor
dingen kenden, onder ede hebben ver
klaard. Zie de bijlagen van mijn „Na
dere verklaring", 22 januari 1961 (toe
gezonden aan alle Kerkeradien en pre
dikanten der Gereformeerde Kerken).
De Stichting moest geloven in de hoog
heid en de betrouwbaarheid der Gere
formeerde Kerken en de uitlegging van
prof. Okma aannemen, alsof deze woor
delijk was opgenomen in de akte van
overeenkomst."
Ging het Hasper in deze affaire om
hem zélf of om de eer der Geref. Ker
ken? Laat het hem zélf zeggen:
Ds Van Andel heeft volgens de pers
berichten gezegd, dat hem ,,de haren
ten .berge zijn gerezen", toen hij mijn
brochures, het memorandum de Graaf-
Visser enz. las. Dit was .gelukkig. Maar
het .is helaas bij de schrik gebleven. De
actuarius der Synode is er niet door
veranderd. Hij heeft niet begrepen, dat
het mij met mijn geschrift „DOE
REOHT" te doen was om de eer der
Gereformeerde Kerken. Toen de leden
van de „Gereformeerde Kerken in Her
steld Verband" werden overgebracht
naar de Hervormde Kerk (1946) en de
predikanten een ruimer arbeidsveld
kregen, ben ik de enige geweest, die
geen predikant in de Hervormde Kerk
is geworden. Het zou voor mij heel wat
lucratiever geweest zijn dan een eme-
ritering van het Hersteld Verband met
een pensioen van 2400 's jaars. De eer
der Gereformeerde Kerken is m ij n
eer. Onbegrijpelijk is het daarom voor
mij, dat de praeses van Apeldoorn een
uitdrukking als „schandalige strijd
van ds Hasper tegen de Gereformeerde
Kerken" heeft laten passeren. Ik
heto nog nimmer een schandalig woord
tegen de Gereformeerde Kerken gespro
ken. En wanneer ds. P. D. Kuiper mijn
brief aan hem d.d. 2 december 1959
aan de afgevaardigden te Apeldoorn
zou hebben voorgelezen, zou de Synode
onmiddellijk daarna voorlopig gesloten
zijn om niet weer samen te komen
vóór er tussen de Gereformeerde Ker
ken en de Stichting Geestelijke Liede
ren èen oprechte verzoening was tot
stand gekomen.
De brief aan ds. Kuiper waarvan ik
een lichtdruk heb afgestaan aan de af
gevaardigden der Particuliere Synode
van Noord-Brabant en Limburg, eindig
de weer met een uitnodiging tot gesprek:
„Wanneer U een tiende gedeelte ge
weten had van hetgeen zich een halve
eeuw lang op het gebied van het ge
loofslied heeft afgespeeld, zoudt U
nimmer vrijmoedigheid hebben .gehad
voorzitter te worden van uw stichting.
(Hier is bedoeld de „Interkerkelijke
Stichting", die gelijk ik van Her
vormde zijde weeit tegen den den
arbeid der Stichting Geestelijke Liede
ren is opgericht. H.Maar dat hebt
U niet ingezien. En dan is er noig altijd
Jacobus 5:4; hoewel ik niet in loondienst
gearbeid heb. Komt U eens hier, zo mo
gelijk nog vóór uw vergadering. Met
vriendischappeiijkem groet t.t. en/z."
In een aanhangsel kwam opnieuw
mijn steeds levendige begeerte tot sa-
menspreking uit:
,,....U (nl. ds. Kuiper, Red. Z.D.)
woont drie kwartier met de bus van mij
vandaan. In Parijs heb ik U zo ernstig
uitgenodigd eens te komen. Wat een
tijd, wat een geld, hoeveel verdriet zou
niet bespaard zijn, wanneer wij een
paar jaar geleden eens rustig gespro
ken hadden!
Ik kan eenvoudig niet begrijpen, waar
op de bewering van ds Van Andel be
rust, dat ik op geen besprekingen zou
willen ingaan.
Ha/sper betoogt verder: Omdat men
het oecumenisch streven van mijn werk
en van de Stichting, wier voorzitter ik
ben, moeilijk kan afkeuren, tracht men
mij in mijn persoon te treffen:
Hij schrijft hierover:
Wanneer ik nu in de couranten lees
hoe ds Van Andel mij getekend heeft
(met in „Centraal Weekblad" een foto
bij het verslag om te laten zien hoe
de mensen zich uitrekken en naar voren
schuiven op de kerkbanken om maar
niets van het emotionele te missen en
als was het een televisievoorstelling
„tot in details al de verdere bok
kesprongen van ds Hasper" in de piste
van een circus te kunnen volgen), her
ken ik in die tekening niets van mij
zelf. Zijn schets behoort tot het arsenaal
van hen, die reeds meer dan 30 jaar het
oecumenische weik onzer Stichting be
strijden. Omdat „oecumenisch-zijn" te
genwoordig mode is, kan men de
Stichting niet treffen door haar doel
stellingen af te keuren. Daarom
moet mijn persoon in een k/waad
daglicht gesteld worden.
Ik weet heel goed wie voor het fpnds
der Geestelijke Liederen bij Ke'rken en
scholen *de deur hebben dichtgeslagen.
Maar die mensen moeten bedenken, dat
als God voor deze zaak van het Evan
gelie en voor de openbaring van „een
heid in Jezus Christus door het geloofs
lied" weer de deur opent, niemand
haar zal kunnen sluiten (Op. 7: vers 8).
Hasper vindt de terzijde schuiving
van zijn levenswerk maar een verdrie
tige zaak. Begrijpelijk.
Méér om de oecumenische zaak die
hij daarmee dienen wil dan om hem
zélf. Rooms-katholieken en Protestanten
hebben zich juist hierom over de tot
standkoming van zijn werk verheugd.
Dr. John R. Mott, een der voorman
nen uit de Oecumenische Beweging,
schreef in 1955 aan Hasper: ,,Ik be
schouw de publicatie van dit ontworpen
zangboek als een hoogst begerenswaar
dige onderneming. Naar mijn oordeel
zal het een absoluut onschatbare bij
drage zijn voor het bevorderen van een
werkelijk oecumenisch Christendom en
evenzo voor het aankweken van een
wereld-wijde vrede en goede gezindheid
tussen de naties."
Ook prof. P. S. Gerbrandy heeft zich
met de kwestie beziggehouden, maar
haar niet kunnen oplossen.
Hasper vertelt: In de courantenver
slagen wordt ook prof. Gerbrandy ge
noemd. Hij was geen lid van het be
stuur der Stichting, wél van de Raad
van Toezicht. Ds. Van Andel heeft ge
zegd, dat prof. Gerbrandy ontgoocheld
is geworden. Deze ontgoocheling werd
veroorzaakt door de heterogene samen
stelling van een door hem in het leven
geroepen commissie, waarin ook iemand
was opgenomen, die te zeer in de moei
lijkheden betrokken was om een boven
de partijen uitreikend standpunt te kun
nen innemen. Reeds bij de aanvang heb
ik prof. Gerbrandy op dat bezwaar ge
wezen, doch deze integere strijder heeft
gemeend die delicate kwestie op eerlij
ke wijze te kunnen overwinnen. Dat hij
daarin niet geslaagd is, was voor hem
inderdaad een ontgoocheling. Na de ont
binding der commissie zeide hij tegen
mij: „Ik ga alleen door. Ik wil voor
jou persoonlijk ten minste 100.000 ver
zamelen van particulieren. Dat gelukt
mij ook." Maar prof. Gerbrandy is he
laas gestorven. Zijn commissie ging
niet van de Kerken uit!
Wil Hasper medelijden nu zijn zaak
in een tragiek dreigt onder te gaan?
Hoor hem zelf hier over:
In de vette kop van een dagblad
stond het woord van ds. Van Andel: „Ik
heb medelijden met deze broeder". Ik
heb nog nooit om medelijden gevraagd
en op mijn 75-jarige leeftijd zal ik
daarin ook geen verandering brengen.
Ik ben door die zin, uitgesproken in
een openbare vergadering, niet ver
kwikt, maar gekrenkt. Waaruit is dat
„medelijden" ook gebleken? Heeft ds.
Van Andel iets van zich laten horen,
toen al mijn bezittingen en mijn werk
van 35 jaren in de oorlog in vlammen
opgingen? Is hij misschien eens bij ons
geweest om over een minnelijke schik
king te spreken? Hij behoorde tot het
moderamen van Leeuwarden, dat in
1956 bij ons kwam. Toen heeft hij geen
woord gezegd. Het moderamen kwam
ook niet om iets te „schikken". Het
kwam om het contract „op te zeggen"!
Maar dit ging niet, daar een partij, die
een contract verbroken heeft, zich niet
aan de gevolgen daarvan kan onttrek
ken door zulk een contract achteraf op
te zeggen. Het aangaan van een ver
bintenis is een ernstige zaak. Een over
eenkomst strekt de partijen tot wet.
Ds. Van Andel ziet „geen oplossing".
Natuurlijk niet. Redevoeringen als thans
in uitvoerige verslagen door het land
gaan, maken de beëindiging van het
door de Kerken slepend gehouden con
flict even moeilijk als de regeling van
de kwestie Nieuw-Guinea voor de Ver
enigde Naties.
Aan deze zaak moet een einde ko
men. De jarenlang tegen ons gevoerde
zenuwenoorlog heeft mijn vroeger ijzer-
stehk lichaamsgestel gesloopt. Kunnen
de Gereformeerde Kerken mij mijn
gezondheid en de verloren levensjaren
teruggeven?
Wat thans in de couranten staat over
openheid en Christelijke samenwerking
is reeds in februari 1913 door mij met
prof. dr. H. Th Obbink en in 1935
met de toenmalige bisschop van Haar
lem besproken. Maar mijn brede oecu
menische opzet van een zangboek voor
Nederland en andere landen moest „in
de grond worden geboord". Aldus prof.
dr. G. van der Leeuw in 1943 te Utrecht.
Prof. dr. Adolf Keller zei voorjaar 1937
tegen mij: „Uw eigen mensen zul
len het ombrengen". Ik achtte dit on
gelofelijk. Maar na een kwart eeuw zijn
zij daarmede nog vlijtig bezig. De good
will van het werk der Stichting wordt
nog dagelijks geschaad.
Natuurlijk weet ik wel, dat in de af
gelopen 30 jaar veel veranderd is in de
wereld en dat het Oude Testament (in
weerwil van de bijbelverspreiding op
grote schaal) vooral bij de jongeren in
discrediet is geraakt. Mozes zou zeggen
(Deut. 32 10), dat wij met ons Psalm
gezang zijn terechtgekomen in „een
woest land van gehuil In de wildernis".
Hier helpt geen handel meer van ge
ven en nemen. In de Nederlandse Psal-
menstrijd der twintigste eeuw zal eerst
verandering komen, wanneer geluisterd
wordt naar de profetische roep (Jes.
40 3): „Bereidt in de woestijn een weg
voor de Heer, effent in de wildernis een
ba>am voor onze God!"
Ter versterking van het oecumenisch
contact sturen de Gereformeerde Ker
ken waarnemers naar New Delhi. Waar-
om blijven ze niet dichter bij huis?
klaagt Hasper. Om een stuk gebroken
oecumenisch werk weer te hélen?
Hasper vervolgt:
Ik kan de publieke uitlatingen op de
Synode van Apeldoorn niet onweerspro
ken laten. Wat zal er vroeger in de be
sloten vergaderingen gezegd zijn? Ik
weet het niet. Maar het een hangt met
het ander samen. Van jaar tot jaar is
de toestand erger en beschamender ge
worden. Waarom is prof. Kuiper nooit
eens bij mij geweest o/m vriendschap
pelijk te praten? Waarom prof. Gispen
niet? Waarom ds. Van Andel niet?
Waarom dr. Kunst niet? Waarom ds.
Kuiper van Sassenheim niet? Waarom
broeder Melse niet? Hij woont maar
een uur bij mij vandaan. Allen zijn mij
welkom. Ook de twee arbiters.
In deze weken dringen vele vragen
van het wereldtourisme en de interna
tionale contacten zich aan mij op. Het
einde van al mijn overleggingen is dan:
„Wat is het toch gemakkelijker, eer
voller en interessanter met een vlieg
tuig naar New Delhi of Israël te gaan
dan eens een trein of een trammetje te
nemen naar de Benoordenhoutseweg 250
te 's-Gravenhage 1
We gaven bovenstaande weergave
van Hasper's brochure niet omdat we
menen dat in alle opzichten het gelijk
aan zijn zijde is. Wèl, omdat hier toe
gepast moet worden de oude rechtsre
gel: „Audi et alteram partem", d.w.z.
Hoor ook de andere partij. Seneca zei-
de: „Wie een besluit neemt zonder de
andere partij te hebben gehoord, han
delt niet billijk, zelfs dan niet wanneer
hij tot iets billijks zou hebben beslo
ten."
Gelukkig heeft de Synode der Geref.
kerken besloten met Hasper en zijn
Stichting het gesprek te heropenen.
Aan de predikanten De Graaf en Vis
ser schreef Hasper hierover:
Wij vernamen, dat het Moderamen
u beiden opdracht heeft gegeven om te
onderzoeken of bij het bestuur der
Stichting bereidheid bestaat tot een
vriendschappelijke samen/spreking met
het Moderamen. Deze bereidheid heeft
altijd bestaan en is ook thans aanwe
zig.
Het voornemen der Synode om de
Stichting uit waardering en erkentelijk
heid voor haar werk een som gelds te
schenken, is ons aReen maar aange
naam. Wij verlangen immers naar her
stel van de banden, die in 1937 het
Amsterdamse Comité-Ferwerda, daar
na de Stichting-Psalmgezang en voorts
de Generale Synoden van Utrecht-1943,
Mijn God, mijn God, waar
om hebt Gij Mij verlaten?
Matth. 27 vers 46.
WIJ STAAN onder het kruis.
Christus hangt daar boven ons
als de Man, die niet alleen maar
uit nameloze liefde zijn lichaam
voor ons liet martelen met fol
teringen, die nog oneindig veel
zwaarder zijn dan wat mensen
in concentratiekampen en op de
zwaarste ziekbedden hebben ge
leden, maar die ook volledig
Zijn geest voor ons heeft inge
zet en voor ons in de uiterste
godverlatenheid is afgedaald.
En nu horen wij hier het mid
delste van de zeven kruiswoor
den. Mijn God, Mijn God, waar
om hebt Gij Mij verlaten?
Waarom stijgt deze smarte-
kreet op, als de diepste, die
ooit op aarde is uitgeschreid?
Hierom. Jezus wilde al de waar
omvragen, die al zo veelvoudig
naar de hemel opgestegen zijn,
tot voor de troon van God bren
gen.
Bijvoorbeeld: Waarom moest
het liefste wat ik had worden
weggedragen naar het graf'?
Waarom moeten er telkens zulke
grote rampen over deze aarde
komen? Waarom zoveel angst,
waarom die oorlogen en span
ningen? Waarom word ik voort
durend aangevallen, juist in 't
heiligste wat ik heb? Waarom
wordt door de grote massa aan
God maar zo'n klein plaatsje
gegund in de wereld, maar ook
in mijn leven?
Al die waaromvragen zijn
eigenlijk maar een zwakke weer
galm van dat ene waarom, dat
toen.... door de duisternis van
de wereld klonk, toen God zelf
Zijn aangezicht voor Zijn enigst
Kind, ja eigenlijk voor Zichzelf
verborg. Want God moest van
Zijn eigen recht afzien.
Kijk, wij mensen, wij lijden
zo heel vaak niet onschuldig.
Wij halen zoveel lijden over
ons door eigen schuld, door na
latigheid, door onwil of door ons
ongeloof, ons gebrek aan gehoor
zaam vertrouwen en liefde.
WIJ HEBBEN zeer terecht
vaak ons deel aan de wereld
smart, Wij verdienen vaak de
godverlatenheid van een potdich
te hemel. Maar hoe is het mo
gelijk, dat de hemel zich nu
sluit boven die Ene, die hele
maal geen schuld op Zijn gewe
ten heeft? Waarom deze volko
men eenzaamheid?
De mensen hadden Hem alle
maal al in de steek gelaten.
Maar waarom nu ook God nog?
En ook de zon gaat weg. Het
wordt letterlijk en figuurlijk pik
donker, Waarom?
Ons avondmaalsformulier
geeft hier 'n duidelijk antwoord.
Het zegt: Hij heeft Zich verne
derd tot in de allerdiepste ver-
smaadheid en angst der hel,
met lichaam en ziel aan het hout
des kruises, toen Hij riep met
luider stem: Mijn God, Mijn
God, waarom hebt Gij Mij ver
laten?
En nu komt het: Opdat wij
tot God zouden genomen en
nimmermeer van Hem verlaten
zouden worden en heeft einde
lijk met Zijn dood en bloedstor
ting het nieuwe en eeuwige
testament, het verbond der gena
de en der verzoening besloten
toen Hij zei: Het is volbracht!
Nimmer van God verlaten?
Verzoend met God? Kent U iets
hogers? Zeg nu maar elke dag,
bij elk waarom: Het is voor
eeuwig klaar met al die godver
latenheid!
Ds, W. A. Vrijlandt
Zwolle-1947, 's-Gravenhage-1949 en Rot
terdam-IBS? met de Stichting hebben
gelegd. De Stichting heeft daarbij nim
mer enige restitutie van gemaakte on
kosten ontvangen. Zij ziet gaarne een
financieel toewijs van de waardering
der Kerken tegemoet, en verzoekt u
het Moderamen te vragen het initiatief
te nemen tot het beleggen ener samen
komst.
De bestuursleden der Stichting weten
uit ondervinding, hoe vermoeiend het
is, wanneer 's mensen geest zich voort
durend moet bezighouden met kwesties.
Dat u zich dit offer hebt willen getroos
ten, vervult ons met grote dank,
Van harte hopen wij dat deze
trieste affaire nu definitief de we
reld uit gaat. En zeker tussen
mensen, die allen zeggen zich aan
het Evangelie gebonden te weten.