Overdenking NOOIT MEER VAN GOD VERLATEN Dominee H. Hasper de man van het Psal- ter-1936 antwoordt op de beschuldigingen, die de Generale Synode der Gereformeerde Kerken (1961-1962, Apeldoorn) tegen hem in bracht. In een brochure heeft hij uitvoerig de droeve gang van zaken uiteengezet. Wij hopen van harte dat deze nare affaire na het ver schijnen van het geschrift en na een samen- spreking definitief de wereld uit zal gaan. Uit de kerken Zaterdag 7 april 1962 ZEEUWSCH DAGBLAD Pag. 7 Mijn wederwoord aan ds. Van Andel Jaartallen Vogelvrij verklaard Wil Hasper alles of niets? Waren medestanders er naast? Weet ds. Van Andel alles? Aanbevelen een leeg woord? Hasper in de piste van een circus Hasper en de oecumene Gerbrandy en Hasper Gehuil in de wildernis Vliegtuig of trammetje? En nu? Maakte dominee Hasper werkelijk bokkesprongen? Op de laatst gehouden Synode der Geref. Kerken (januari 1962) is een boekje opengedaan over het slepend conflict tussen ds. H. Hasper, emeritus-predikant van de voormalige Geref. Kerken in Hersteld Verband te 's-Graven- hage, voorzitter van de Stichting Geestelijke Liederen èn de Geref. Kerken. Een kind kan zo langzamer hand weten wat er aan de hand is. De Geref. Kerken gingen aan vankelijk geheel met de nieuwe psalmberijming, gedicht door ds. Hasper, mee om later over te gaan op de berijming die van hervormde zijde klaar kwam, welke z.g. interkerkelijke berij ming op de bovengenoemde Sy nodevergadering vrij werd gege ven „ter beproeving" in de Geref. Kerken. Om deze al in 1952 ingezet te koersverandering beschul digt de Stichting Geestelijke Lie deren (lees ds. Hasper) de Geref. Kerken van contractbreuk. Een arbitrale uitspraak (twee, nl. Dr. J. Schouten en Dr. A. A. L. Rutgers, tegen één, nl. prof. Dr. H. Bergema) stelde de Geref. Kerken in het gelijk. De Stichting acht hier echter de zaak niet mee afgedaan en is blijven ageren tegen wat zij als duidelijk onrecht en geknoei iiiiiiiiiiii hi niiiiiiiiiiiiiiiiii in in nu iiiiiniiiMitiHii in mi min mui iiuMiiitiiiiMiiiu ziet. Op de Synode der Geref. Kerken heeft vooral Ds. H, W. H. v. Andel, adjunct-scriba en actu- arius der Synode, zich fel ge keerd tegen de beschuldigingen die ds. Hasper in de loop der jaren tegen deze kerken inbracht. Ds. H. Hasper heeft nu op ds. v. Andel's philippica gereageerd. In een hrochure die juist vandaag verscheen en aan alle predikan ten der Geref. Kerken voor zich zelf en hun kerkeraden gratis werd toegezonden. (Wie 0,60 gireert op giro nr. 20.000 t.n.v. Administratie „Geestelijke Liede ren" te 's-Gravenhage krijgt het geschrift toegezonden). Uit deze brochure die tot titel heeft Mijn Wederivoord willen we nu het een en ander citeren. Om deze citaten te kunnen volgen moeten we u eerst even vermoeien met het volgende jaartallenlijstje: 22-9-1949 De Geref. Kerken aanvaar den met algemene stemmen de berij- ming-H'asper. 27-2-1950 Contract-sluiting tussen Has per en Geref. Kerken, ten huize van wijlen prof. mr. N. Okma. De Geref. kerken beloven de berijming Hasper bij hun kerkeraden te zullen aanbeve len. (Een verslag van deze contract sluiting is er niet. Later komt er daar om verschil van mening tussen de ker ken en Hasper over dat woord „aanbe velen". Hasper leest daar veel méér in dan de Synode der Geref. Kerken). Okt. 1952 Nieuw deputaatschap-berij- ming gaat in meerderheid in zee met Hervormden om te werken aan een in terkerkelijke berijming (een berijming die onlangs klaar kwam). 3-4-1958 Arbitrale uitspraak. (Zie bo ven). Geref. Kerken krijgen gelijk. Has per blijft protesteren. Sept. 1961 Geref. Kerken geven de NED. HERVORMDE KERKEN Beroepen te Katwijk aan Zee (7e pre- dikantsplaats): L. Kievit te Putten. Aangenomen naar Berlijn (Marien- feldei Evangelische Kirche Berlijn-Bran- denburg: J. T. Havman, em. pred. voor het vluchtelingenwerk te Berlijn. GEREFORMEERDE KERKEN Beroepen te Heerjansdam: P. Hom burg te Vlissingen. GER. KERKEN (VRIJGEMAAKT) Ds. H. Knoop te Noordwijk aan Zee zal vier maanden de dienst verzorgen in de kerk van Pretoria gedurende de af wezigheid van dr. C. van der Waal en is gisteren naar Zuid-Afrika vertrokken. CHR. GEREF. KERKEN Tweetal te Papendrecht: L. S. den Boer te Sassenheim en I. de Bruyne te Rotterdam-C. Beroepen te Edmonton-Red Deer, Can. W. van Heest te Emmen. Aangenomen naar Zwaagwesteinde 2e beroep): W. de Joode te Den Haag-Z EVANG.-LUTHERSE KERKEN Beroepen te Dordrecht: J. Blase te Den Helder. üiiiiiHiiiimiiiiJiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiimiiiiiiimii nieuwe interkerkelijke berijming vrij ,.ter beproeving" in de gemeenten. Jan. 1962 ds. v.1 Andel beschuldigt ter Synode Hasper van „schandalig optre den en minderwaardig gedrag" jegens de Geref. kerken. Maart 1962 ds. Hasper pareert deze aanval met zijn brochure: „Mijn We derwoord". Tot de zitting der Synode, waarop de ze kwestie werd behandeld, was ds. Hasper niet uitgenodigd. Ds. Hasper reageert hierop als/ volgt: In normale gevallen had de praeses van een Synode de man, die aangeval len zou worden, waarschijnlijk uitgeno digd de vergadering bij te wonen. Maar dit was te Apeldoorn wat moeüijk, om dat de praeses, ds. P. D. Kuiper van Sassenheim, óók voorzitter is van de tegen mij en mijn werk opgerichte Stichting voor de uitgave van een concurrerend Psalmboek, na melijk dat van enkele Hervormde dich ters. Wij moeten willen begrijpen, dat hetds. Kuiper moeilijk moest vallen de aanklager te interrumperen en te zeg gen, dat hij diens publieke beschuldigin gen niet kon toelaten buiten mijn tegen woordigheid. Nog beter zou het geweest zijn, wanneer de praeses de „actuarius" of „adjunct-scriba" der Synode, ds. H. W. H. van Andel te Utrecht, geadvi seerd had, vóór de vergadering met zijn brieven en andere stukken eens naar Den Haag te gaan om de hele geruchtmakende zaak met mdj en 'het bestuur onzer Stichting te bespreken. Dit is niet gebeurd. Zo staan wij voor het onbevredigende feit, dat in openba re kerkelijke vergaderingen ten opzichte van een afwezige zeer speciale tenlas teleggingen kunnen worden uitgespro ken, waartegen hij ter plaatse waar zij worden bekend gemaakt, geen verweer heeft. Het gevolg van betichtingen in openbare zittingen ener Synode is, dat zij door brede persverslagen van Noord tot Zuid en van Oost tot West in de courant komen en als knipsels rond fladderen door het ganse land. Daar door wordt iemand, die 'zich van geen kwaad bewust is, als een vogelvrijver klaarde voor aller mensen oog gestem peld met een brandmerk tot herken ningsteken, opdat de een 'hem zal mij den en de ander hem dodelijk kan tref fen. In deze dagen vertelt iedereen aan iedereen, dat ds. v. Andel te Apeldoorn „over ds. Hasper een boekje heeft open gedaan", het geschil tussen de Stich ting Geestelijke Liederen en de Gerefor meerde Kerken „uit de doekken gedaan heeft" en dat door het aanvoeren van een overweldigende vloed van onweer legbare bewijzen Haspers brochure „DOE RECHT" uit het jaar 1958 „on gegrond gebleken is". .tiiiiiiliimMiiiimmiliiiiliiiiMiiiiiMHiiiiiiiiMiiiiiiiiiiimriimiiiiiiimimimiZ Ter Synode-vergadering der Geref. Kerken 1962 aldus publicaties over deze zitting hield ds. Van Andel een betoog, waaruit bleek dat er vele „po gingen waren,gedaan om met ds. Has per tot een minnelijke schikking te ko men, die echter alle op de onwil van ds. Hasper zouden zijn afgestuit. Niet temin besloot de Synode uiteindelijk aan het moderamen op te dragen nog maals de mogelijkheden af te tasten om ds. Hasper op een of andere wijze fi nancieel tegemoet te komen. Niet om dat de Gereformeerde Kerken van oor deel zijn tegenover de auteur van deze psalter onrecht te hebben gepleegd, maar uit waardering voor het vele werk dat hij heeft verricht voor de verrijking van het kerkgezang, pet was een bewo gen, emotionele zitting." Hasper geeft op dit persbericht het volgende commentaar: Zulke uitlatingen zijn in een openbare vergadering, waar de persoon die aangevallen wordt niet aanwezig is, on betamelijk. Maar 's avonds kwamen de dagbladen, en een week later de kerk boden. Het valt mij op, dat de Her- vormd-kerkelijke pers voor zover mij bekend is opvallend gereserveerd is. In „Hervormd Den Haag", „Rond de Bavo", enz. stond slechts een aanhaling uit het dagblad .Trouw", aldus luiden de: „In het interkerkelijk overleg is alles geprobeerd om het psalter-Hasper in te brengen, maar toen een bepaalde psalm uit dit psalter, op een klein onderdeel na (dat men wenste te veranderen) door alle partners acceptabel werd ge acht, is dit afgestuit op de houding van ds. Hasper, die neerkwam op: óf mijn gehele bundel, óf niets." Hierbij merk ik op, dat van de zijde van het interkerkelijk overleg nimmer iets gevraagd is, en dat nóch door de „werkcommissie", nóch door de In terkerkelijke Stichting" ooit met het bestuur der Stichting Geestelijke Liede ren enig contact is gezocht. Het ant woord, dat ik zou hebben gegeven, is niet anders dan fantasie. Ik lees: „Ds. Hasper, hoewel steeds uitgenodigd, weigerde constant aan el ke bespreking deel te nemen." Hiervan is geen woord waar. Integen deel! En het Stichtingsbestuur, èn ik persoonlijk hebben sinds 1952 steeds uit gezien naar een mogelijkheid om tot een gesprek te komen en in brieven en telefoongesprekken daarom gevraagd. Het was voor ons steeds een teleurstel ling te moeten bemerken, dat dit con tact gemeden werd en dat wij meer als tegenstanders in een nare zaak dan als medewerkers voor een gemeenschap pelijk doel werden beschouwd. Ter synode 1961-'62 werd Haspers zaak verdedigd in een Memorandum, inge diend door de predikanten De Graaf en Visser namens de Particuliere Synode N. Brabant-Limburg. Op de Synode werd gezegd: Dit stuik wemelt van onjuistheden. De kranten beweerden: Toen hebben de predikan ten hun Memorandum geheel ingetrok ken. Wat is hier van waar? Hasper betoogt: Verder lees ik in de bladen: „Het memorandum De Graaf-Visser wemelt van. onjuistheden." Is dat zo? Zou ik dieonjuistheden óók mogen weten? Ik heb het memorandum nog eens aan dachtig doorgelezen en geen enkele on juistheid daarin gevonden. Wel is uit het stuk één volzin teruggenomen: „De Gereformeerde Kerken weten immers dat in de zaak rondom het Psalter-1949 en de daaruit voortgevloeide arbitrage niet zo -gehandeld is, dat zij voor God en wereld kunnen getuigen, dat hierin waarlijk naar recht gehandeld en ge sproken is." Het ware beter geweest te schrijven: „De Kerken hebben kun nen weten". Ds. v. Andel moest ter Synodeverga dering een boekje over Hasper open doen. Want, zo zei de praeses: „Hij Ds. Hasper op de kansel heeft de ganse affaire meegemaakt." Hasper bestrijdt deze mening met de volgende beweringen: De adjunct-s-criba der Synode heeft volgens de couranten-verslagen indruk wekkend en emotioneel gesproken. „Met ingehouden adem luisterde de Synode", lees ik hier en daar. Hij had „in de be treffende commissies en deputaatschap- pen de ganse affaire medegemaakt". Wat ds. Van Andel heeft medegemaakt, kan ik niet beoordelen. Wel weet ik, dat hij niet gezeten heeft in de commissie van deputaten, die aan de Synode van 's-Gravenhage 1949 een nieuw Psalm boek in definitieve vorm moest voorleg gen. Hij heeft ook niet gezeten in de commissie tot het ontwerpen van een overeenkomst met de Stichting Geeste lijke Liederen, welke commissie be staan heeft van 29 september 1947ein de september 1949. Evenmin is hij door de Synode van 's-Gravenhage benoemd in de commissie, die met het modera men der Stichting-Psalmgezang en het moderamen van de Stichting Geestelij ke Liederen de ontworpen concept-over eenkomst te Amsterdam met de advo caat der Kerken moest gaan bespreken. Hij is eerst op 7 oktober 1949 benoemd in een commissie, die een andere, een „wederzijdse" overeenkomst moest voorbereiden. De voorbereidingscommis sie voor een nieuw op te zetten verbin tenis heeft ds. Van Andel dus als lid ge kend, maar ik heb hem in al die maan den niet gezien. Hij heeft mij in die da gen ook nooit geschreven, en deze com missie (waarin ds. Van Andel dus wèl gezeten heeft) heeft noch mij, noch een der ande're bestuursleden ooit uitgeno digd voor haar vergaderingen. Hoeveel dit er geweest zijn, weet ik niet. Ik weet alleen, dat van die vergaderingen geen notulen bestaan. Maar al zouden er vele vergaderingen gehouden zijn, en al zou ds. Van An del daar telkens present zijn geweest, hij ontbrak op de bijeenkomst van 27 fe bruari 1950 ten huize van wijlen prof. mr. N. Okma, waarin de Gereformeer de Kerken met de Stichting Geestelijke Liederen een wederzijdse verbintenis hebben aangegaan tot 50 jaar na mijn dood. Ds. Van Andel kan dus niet oor delen over wat prof. Okma als lastheb ber der Kerken voor de afsluiting van de overeenkomst daar gezegd heeft. Dit is de enige vergadering, waarop het aan komt, en daar is ds. Van Andel niet bij geweest. Ter contractsluiting bij prof. Okma 27 febr. 1950 wenste Hasper een nadere precisering van het woord „aanbevelen". Zonder meer vond hij dit maar een „leeg" woord. Zie hier volgens Hasper de reac tie van ,prof. Okma op deze opmerking: „Hij was hoogst verontwaardigd. Ik zie hem nog vóór mij met uitgestrekte arm: ,,U moet bedenken, dat u te maken hebt met de Gereformeerde Kerken in Nederland! Die verbinden zich niet aan u met een leeg woord. Dat woord is ge vuld met deze inhoud: Hier volgde wat de twee getuigen, die reedtS vóór de vergadering de bedoeling der bewoor dingen kenden, onder ede hebben ver klaard. Zie de bijlagen van mijn „Na dere verklaring", 22 januari 1961 (toe gezonden aan alle Kerkeradien en pre dikanten der Gereformeerde Kerken). De Stichting moest geloven in de hoog heid en de betrouwbaarheid der Gere formeerde Kerken en de uitlegging van prof. Okma aannemen, alsof deze woor delijk was opgenomen in de akte van overeenkomst." Ging het Hasper in deze affaire om hem zélf of om de eer der Geref. Ker ken? Laat het hem zélf zeggen: Ds Van Andel heeft volgens de pers berichten gezegd, dat hem ,,de haren ten .berge zijn gerezen", toen hij mijn brochures, het memorandum de Graaf- Visser enz. las. Dit was .gelukkig. Maar het .is helaas bij de schrik gebleven. De actuarius der Synode is er niet door veranderd. Hij heeft niet begrepen, dat het mij met mijn geschrift „DOE REOHT" te doen was om de eer der Gereformeerde Kerken. Toen de leden van de „Gereformeerde Kerken in Her steld Verband" werden overgebracht naar de Hervormde Kerk (1946) en de predikanten een ruimer arbeidsveld kregen, ben ik de enige geweest, die geen predikant in de Hervormde Kerk is geworden. Het zou voor mij heel wat lucratiever geweest zijn dan een eme- ritering van het Hersteld Verband met een pensioen van 2400 's jaars. De eer der Gereformeerde Kerken is m ij n eer. Onbegrijpelijk is het daarom voor mij, dat de praeses van Apeldoorn een uitdrukking als „schandalige strijd van ds Hasper tegen de Gereformeerde Kerken" heeft laten passeren. Ik heto nog nimmer een schandalig woord tegen de Gereformeerde Kerken gespro ken. En wanneer ds. P. D. Kuiper mijn brief aan hem d.d. 2 december 1959 aan de afgevaardigden te Apeldoorn zou hebben voorgelezen, zou de Synode onmiddellijk daarna voorlopig gesloten zijn om niet weer samen te komen vóór er tussen de Gereformeerde Ker ken en de Stichting Geestelijke Liede ren èen oprechte verzoening was tot stand gekomen. De brief aan ds. Kuiper waarvan ik een lichtdruk heb afgestaan aan de af gevaardigden der Particuliere Synode van Noord-Brabant en Limburg, eindig de weer met een uitnodiging tot gesprek: „Wanneer U een tiende gedeelte ge weten had van hetgeen zich een halve eeuw lang op het gebied van het ge loofslied heeft afgespeeld, zoudt U nimmer vrijmoedigheid hebben .gehad voorzitter te worden van uw stichting. (Hier is bedoeld de „Interkerkelijke Stichting", die gelijk ik van Her vormde zijde weeit tegen den den arbeid der Stichting Geestelijke Liede ren is opgericht. H.Maar dat hebt U niet ingezien. En dan is er noig altijd Jacobus 5:4; hoewel ik niet in loondienst gearbeid heb. Komt U eens hier, zo mo gelijk nog vóór uw vergadering. Met vriendischappeiijkem groet t.t. en/z." In een aanhangsel kwam opnieuw mijn steeds levendige begeerte tot sa- menspreking uit: ,,....U (nl. ds. Kuiper, Red. Z.D.) woont drie kwartier met de bus van mij vandaan. In Parijs heb ik U zo ernstig uitgenodigd eens te komen. Wat een tijd, wat een geld, hoeveel verdriet zou niet bespaard zijn, wanneer wij een paar jaar geleden eens rustig gespro ken hadden! Ik kan eenvoudig niet begrijpen, waar op de bewering van ds Van Andel be rust, dat ik op geen besprekingen zou willen ingaan. Ha/sper betoogt verder: Omdat men het oecumenisch streven van mijn werk en van de Stichting, wier voorzitter ik ben, moeilijk kan afkeuren, tracht men mij in mijn persoon te treffen: Hij schrijft hierover: Wanneer ik nu in de couranten lees hoe ds Van Andel mij getekend heeft (met in „Centraal Weekblad" een foto bij het verslag om te laten zien hoe de mensen zich uitrekken en naar voren schuiven op de kerkbanken om maar niets van het emotionele te missen en als was het een televisievoorstelling „tot in details al de verdere bok kesprongen van ds Hasper" in de piste van een circus te kunnen volgen), her ken ik in die tekening niets van mij zelf. Zijn schets behoort tot het arsenaal van hen, die reeds meer dan 30 jaar het oecumenische weik onzer Stichting be strijden. Omdat „oecumenisch-zijn" te genwoordig mode is, kan men de Stichting niet treffen door haar doel stellingen af te keuren. Daarom moet mijn persoon in een k/waad daglicht gesteld worden. Ik weet heel goed wie voor het fpnds der Geestelijke Liederen bij Ke'rken en scholen *de deur hebben dichtgeslagen. Maar die mensen moeten bedenken, dat als God voor deze zaak van het Evan gelie en voor de openbaring van „een heid in Jezus Christus door het geloofs lied" weer de deur opent, niemand haar zal kunnen sluiten (Op. 7: vers 8). Hasper vindt de terzijde schuiving van zijn levenswerk maar een verdrie tige zaak. Begrijpelijk. Méér om de oecumenische zaak die hij daarmee dienen wil dan om hem zélf. Rooms-katholieken en Protestanten hebben zich juist hierom over de tot standkoming van zijn werk verheugd. Dr. John R. Mott, een der voorman nen uit de Oecumenische Beweging, schreef in 1955 aan Hasper: ,,Ik be schouw de publicatie van dit ontworpen zangboek als een hoogst begerenswaar dige onderneming. Naar mijn oordeel zal het een absoluut onschatbare bij drage zijn voor het bevorderen van een werkelijk oecumenisch Christendom en evenzo voor het aankweken van een wereld-wijde vrede en goede gezindheid tussen de naties." Ook prof. P. S. Gerbrandy heeft zich met de kwestie beziggehouden, maar haar niet kunnen oplossen. Hasper vertelt: In de courantenver slagen wordt ook prof. Gerbrandy ge noemd. Hij was geen lid van het be stuur der Stichting, wél van de Raad van Toezicht. Ds. Van Andel heeft ge zegd, dat prof. Gerbrandy ontgoocheld is geworden. Deze ontgoocheling werd veroorzaakt door de heterogene samen stelling van een door hem in het leven geroepen commissie, waarin ook iemand was opgenomen, die te zeer in de moei lijkheden betrokken was om een boven de partijen uitreikend standpunt te kun nen innemen. Reeds bij de aanvang heb ik prof. Gerbrandy op dat bezwaar ge wezen, doch deze integere strijder heeft gemeend die delicate kwestie op eerlij ke wijze te kunnen overwinnen. Dat hij daarin niet geslaagd is, was voor hem inderdaad een ontgoocheling. Na de ont binding der commissie zeide hij tegen mij: „Ik ga alleen door. Ik wil voor jou persoonlijk ten minste 100.000 ver zamelen van particulieren. Dat gelukt mij ook." Maar prof. Gerbrandy is he laas gestorven. Zijn commissie ging niet van de Kerken uit! Wil Hasper medelijden nu zijn zaak in een tragiek dreigt onder te gaan? Hoor hem zelf hier over: In de vette kop van een dagblad stond het woord van ds. Van Andel: „Ik heb medelijden met deze broeder". Ik heb nog nooit om medelijden gevraagd en op mijn 75-jarige leeftijd zal ik daarin ook geen verandering brengen. Ik ben door die zin, uitgesproken in een openbare vergadering, niet ver kwikt, maar gekrenkt. Waaruit is dat „medelijden" ook gebleken? Heeft ds. Van Andel iets van zich laten horen, toen al mijn bezittingen en mijn werk van 35 jaren in de oorlog in vlammen opgingen? Is hij misschien eens bij ons geweest om over een minnelijke schik king te spreken? Hij behoorde tot het moderamen van Leeuwarden, dat in 1956 bij ons kwam. Toen heeft hij geen woord gezegd. Het moderamen kwam ook niet om iets te „schikken". Het kwam om het contract „op te zeggen"! Maar dit ging niet, daar een partij, die een contract verbroken heeft, zich niet aan de gevolgen daarvan kan onttrek ken door zulk een contract achteraf op te zeggen. Het aangaan van een ver bintenis is een ernstige zaak. Een over eenkomst strekt de partijen tot wet. Ds. Van Andel ziet „geen oplossing". Natuurlijk niet. Redevoeringen als thans in uitvoerige verslagen door het land gaan, maken de beëindiging van het door de Kerken slepend gehouden con flict even moeilijk als de regeling van de kwestie Nieuw-Guinea voor de Ver enigde Naties. Aan deze zaak moet een einde ko men. De jarenlang tegen ons gevoerde zenuwenoorlog heeft mijn vroeger ijzer- stehk lichaamsgestel gesloopt. Kunnen de Gereformeerde Kerken mij mijn gezondheid en de verloren levensjaren teruggeven? Wat thans in de couranten staat over openheid en Christelijke samenwerking is reeds in februari 1913 door mij met prof. dr. H. Th Obbink en in 1935 met de toenmalige bisschop van Haar lem besproken. Maar mijn brede oecu menische opzet van een zangboek voor Nederland en andere landen moest „in de grond worden geboord". Aldus prof. dr. G. van der Leeuw in 1943 te Utrecht. Prof. dr. Adolf Keller zei voorjaar 1937 tegen mij: „Uw eigen mensen zul len het ombrengen". Ik achtte dit on gelofelijk. Maar na een kwart eeuw zijn zij daarmede nog vlijtig bezig. De good will van het werk der Stichting wordt nog dagelijks geschaad. Natuurlijk weet ik wel, dat in de af gelopen 30 jaar veel veranderd is in de wereld en dat het Oude Testament (in weerwil van de bijbelverspreiding op grote schaal) vooral bij de jongeren in discrediet is geraakt. Mozes zou zeggen (Deut. 32 10), dat wij met ons Psalm gezang zijn terechtgekomen in „een woest land van gehuil In de wildernis". Hier helpt geen handel meer van ge ven en nemen. In de Nederlandse Psal- menstrijd der twintigste eeuw zal eerst verandering komen, wanneer geluisterd wordt naar de profetische roep (Jes. 40 3): „Bereidt in de woestijn een weg voor de Heer, effent in de wildernis een ba>am voor onze God!" Ter versterking van het oecumenisch contact sturen de Gereformeerde Ker ken waarnemers naar New Delhi. Waar- om blijven ze niet dichter bij huis? klaagt Hasper. Om een stuk gebroken oecumenisch werk weer te hélen? Hasper vervolgt: Ik kan de publieke uitlatingen op de Synode van Apeldoorn niet onweerspro ken laten. Wat zal er vroeger in de be sloten vergaderingen gezegd zijn? Ik weet het niet. Maar het een hangt met het ander samen. Van jaar tot jaar is de toestand erger en beschamender ge worden. Waarom is prof. Kuiper nooit eens bij mij geweest o/m vriendschap pelijk te praten? Waarom prof. Gispen niet? Waarom ds. Van Andel niet? Waarom dr. Kunst niet? Waarom ds. Kuiper van Sassenheim niet? Waarom broeder Melse niet? Hij woont maar een uur bij mij vandaan. Allen zijn mij welkom. Ook de twee arbiters. In deze weken dringen vele vragen van het wereldtourisme en de interna tionale contacten zich aan mij op. Het einde van al mijn overleggingen is dan: „Wat is het toch gemakkelijker, eer voller en interessanter met een vlieg tuig naar New Delhi of Israël te gaan dan eens een trein of een trammetje te nemen naar de Benoordenhoutseweg 250 te 's-Gravenhage 1 We gaven bovenstaande weergave van Hasper's brochure niet omdat we menen dat in alle opzichten het gelijk aan zijn zijde is. Wèl, omdat hier toe gepast moet worden de oude rechtsre gel: „Audi et alteram partem", d.w.z. Hoor ook de andere partij. Seneca zei- de: „Wie een besluit neemt zonder de andere partij te hebben gehoord, han delt niet billijk, zelfs dan niet wanneer hij tot iets billijks zou hebben beslo ten." Gelukkig heeft de Synode der Geref. kerken besloten met Hasper en zijn Stichting het gesprek te heropenen. Aan de predikanten De Graaf en Vis ser schreef Hasper hierover: Wij vernamen, dat het Moderamen u beiden opdracht heeft gegeven om te onderzoeken of bij het bestuur der Stichting bereidheid bestaat tot een vriendschappelijke samen/spreking met het Moderamen. Deze bereidheid heeft altijd bestaan en is ook thans aanwe zig. Het voornemen der Synode om de Stichting uit waardering en erkentelijk heid voor haar werk een som gelds te schenken, is ons aReen maar aange naam. Wij verlangen immers naar her stel van de banden, die in 1937 het Amsterdamse Comité-Ferwerda, daar na de Stichting-Psalmgezang en voorts de Generale Synoden van Utrecht-1943, Mijn God, mijn God, waar om hebt Gij Mij verlaten? Matth. 27 vers 46. WIJ STAAN onder het kruis. Christus hangt daar boven ons als de Man, die niet alleen maar uit nameloze liefde zijn lichaam voor ons liet martelen met fol teringen, die nog oneindig veel zwaarder zijn dan wat mensen in concentratiekampen en op de zwaarste ziekbedden hebben ge leden, maar die ook volledig Zijn geest voor ons heeft inge zet en voor ons in de uiterste godverlatenheid is afgedaald. En nu horen wij hier het mid delste van de zeven kruiswoor den. Mijn God, Mijn God, waar om hebt Gij Mij verlaten? Waarom stijgt deze smarte- kreet op, als de diepste, die ooit op aarde is uitgeschreid? Hierom. Jezus wilde al de waar omvragen, die al zo veelvoudig naar de hemel opgestegen zijn, tot voor de troon van God bren gen. Bijvoorbeeld: Waarom moest het liefste wat ik had worden weggedragen naar het graf'? Waarom moeten er telkens zulke grote rampen over deze aarde komen? Waarom zoveel angst, waarom die oorlogen en span ningen? Waarom word ik voort durend aangevallen, juist in 't heiligste wat ik heb? Waarom wordt door de grote massa aan God maar zo'n klein plaatsje gegund in de wereld, maar ook in mijn leven? Al die waaromvragen zijn eigenlijk maar een zwakke weer galm van dat ene waarom, dat toen.... door de duisternis van de wereld klonk, toen God zelf Zijn aangezicht voor Zijn enigst Kind, ja eigenlijk voor Zichzelf verborg. Want God moest van Zijn eigen recht afzien. Kijk, wij mensen, wij lijden zo heel vaak niet onschuldig. Wij halen zoveel lijden over ons door eigen schuld, door na latigheid, door onwil of door ons ongeloof, ons gebrek aan gehoor zaam vertrouwen en liefde. WIJ HEBBEN zeer terecht vaak ons deel aan de wereld smart, Wij verdienen vaak de godverlatenheid van een potdich te hemel. Maar hoe is het mo gelijk, dat de hemel zich nu sluit boven die Ene, die hele maal geen schuld op Zijn gewe ten heeft? Waarom deze volko men eenzaamheid? De mensen hadden Hem alle maal al in de steek gelaten. Maar waarom nu ook God nog? En ook de zon gaat weg. Het wordt letterlijk en figuurlijk pik donker, Waarom? Ons avondmaalsformulier geeft hier 'n duidelijk antwoord. Het zegt: Hij heeft Zich verne derd tot in de allerdiepste ver- smaadheid en angst der hel, met lichaam en ziel aan het hout des kruises, toen Hij riep met luider stem: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij ver laten? En nu komt het: Opdat wij tot God zouden genomen en nimmermeer van Hem verlaten zouden worden en heeft einde lijk met Zijn dood en bloedstor ting het nieuwe en eeuwige testament, het verbond der gena de en der verzoening besloten toen Hij zei: Het is volbracht! Nimmer van God verlaten? Verzoend met God? Kent U iets hogers? Zeg nu maar elke dag, bij elk waarom: Het is voor eeuwig klaar met al die godver latenheid! Ds, W. A. Vrijlandt Zwolle-1947, 's-Gravenhage-1949 en Rot terdam-IBS? met de Stichting hebben gelegd. De Stichting heeft daarbij nim mer enige restitutie van gemaakte on kosten ontvangen. Zij ziet gaarne een financieel toewijs van de waardering der Kerken tegemoet, en verzoekt u het Moderamen te vragen het initiatief te nemen tot het beleggen ener samen komst. De bestuursleden der Stichting weten uit ondervinding, hoe vermoeiend het is, wanneer 's mensen geest zich voort durend moet bezighouden met kwesties. Dat u zich dit offer hebt willen getroos ten, vervult ons met grote dank, Van harte hopen wij dat deze trieste affaire nu definitief de we reld uit gaat. En zeker tussen mensen, die allen zeggen zich aan het Evangelie gebonden te weten.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1962 | | pagina 7