EEN BEZOEKJE WAAR DE
DAMES BROOD IN ZAGEN
KAPPIE EN DE TI-PISCHE BOOT
CJV jeugddag
in Brugge
Zaterdag 31 maart 1962
ZEEUWSCH DAGBLAD
Pag. 2
Door de haag
Probeer het maar!
D& VROUWEN •ZIEN
GROEN VAN AFGUNST
ALS ZE MlON NIEUWE
BRUG ZIEN.
UOEHOEjIK ZAL.
UULLIE IETS
NIEUWS LATEN
ZIEN.
WE KUNNEN NIET KOMEN-
HET CEMENT VAN ONZE
BRUG IS NOG NIET DROOG
IER M06IU0K GEHAP.
VANOE EIGEN LEEF-
TND.MAARMU BEN
-V7 JE VOLWASSEN t
UEPWND.SEN
3 VUONGE VROUW
BEN JE.EN JE
zuur geluk-i
Va KlG BORDEN.
I© opera mundl KFS
ALS ZIJ KONDEN WÊ-'
vTEN»DATUETITAN J
gUMAG VERLATE
Z.IO KWANIEN Hl ES?
VOOR MIJN GEZOND-
unijiS^ datkqstte.
SFAX. Zo, ik ben in Sfax
en dat is een stad aan de
zee van zeventigduizend men
sen, mooie straten, Franse
terrasjes en veel verkeer. Ik
ben een pakje sigaretten ar
mer, want dat verdween van
ochtend plotsklaps en zit nu
onder de vrij smoezelige boe
zelaar van een bejaarde zigeu
nerin, ik heb het geboortehuis
van president Bourguiba ge
zien, een stevige vechtpartij
en ik rookte de waterpijp met
Tunesiërs. Een welbestede
dag, wanneer ik zo terugkijk,
alleen moet ik niet denken aan
al die slaven die dat colos-
seum bouwden.
Dart Ik hier in Tunesië telkens
vroeg het bed uit moet. daar hebben
ze wel voor gezorgd. Dat kunt u op
Vakantie natuurlijk heel anders doen,
maar een doortastende Arabische
knuist timmerde mij er om kwart
voor zeven uit. „De dag is allang be
gonnen", deed de man enthousiast.
Zo, zo, daar moeten we dan maar
weer bij zijn, dacht ik, stapte haastig
uit de kooi en lag het volgende mo
ment languit in de kamer. Mijn eer
ste hotelkamer in Tunesië waar het
zeil onder de kleedjes hard gewreven
was.
Rijden dus, naar het Zuiden en
de 'kust om te beginnen. Niet lang,
want we doken het binnenland in,
richting Kairouan u weet wel, die
Heilige Stad met vierhonderd mos
keeën. Halverwege zag ik ze, die hut
ten, zo'n honderd meter van de as
faltweg en ik stopte.
Met drde landgenoten, die allemaal
werken voor reisbu
reaus, ginglen we het
land in en vonden al
vlug een soort ingang
in de haa-g van doorn
struiken die rond de
hutten van leem en
palmbladeren was
aangelegd. Drie kin
deren, meer zag ik
niet, maar wel ie
mand in een hut en
ik dook naar binnen.
Een jonige Bedoeï-
nenvrouw, die nog wat
Frans sprak ook, stond
aruik in een bak op
de grond te werken.
Ze kneep deeg >oip.
brood te^ bakken, ze
lachte aUhaar fandeh
bloot, ze dToeg geen
sluier voor haar ge
zicht zoals ik steeds
maar in dit land had
gezien en ze riep iets,
dat ik niet verstond,
maar waarvan ik wel
de uitwerking zag.
In de tjjd van zeven
seconden stonden er
ongeveer zestig kinde
ren om me heen. Ze
kropen tussen mijn
broekspijpen door,
trokken aan mijn
jasje, duwden tegen m'n benen en
zeiden allemaal maar één woord:
,,d'Argent" geld.
Ik deed een duik in mijn zak naar
munten, maar kreeg nauwelijks de
kans die uit te delen; ze werden uit
mijn hand gegrist en de voorraad was
op voor ik „pap" kon zeggen.
Intussen waren ook een stuk of tien
moeders van de kinderen uit hun
hutten te voorschijn gekomen. Ik denk
niet dat ze uitblinken in fotograferen,
maar wat een fototoestel is wisten ze
maar al te goed. Best, natuurlijk, foto
graferen kon, maar dan eerst betalen.
Nu ben ik daai'in een moeilijke
jongen. Net zoals op een parkeerplaats
in het vaderland. Ik wil best betalen,
maar pas wanneer ik mijn autootje
weer kom ophalen, niet vooruit. Dat
is een kwestie van volhouden, dan
went men er wel aan en dat bleek
ook hier zo te zijn. „Erna", zei ik en
de handelsdames gingen akkoord.
Wellicht wisten zij zich gesteund door
de aanwezigheid van hun heren echt
genoten, die nu zachtjesaan hier en
daar voorzichtig uit een hut keken
met gezichten van: Mocht het nodig
zijn, dan kom ik even langs.
Geen munten meer, dan sigaretten,
dacht ik en haalde een pakje uit de
zak. Maar op zo'n moment moet men
sneller zijn dan ik was. Stop de
sigaretten maar los in de jaszak, dan
valt er wat uit te delen; op deze
manier niet.
Want net scheurde ik het pakje
wat verder open om de witte stokjes
eruit te halen of FfftJ, het was ver
dwenen. Een gerimpelde hand van een
oude vrouw schoor langs mijn neus
De terugtocht van een Amsterdams
reisbureauman uit het dorp van lemen
hutten langs de weg in Tunesië. Voor
zichtig, de hand op de zak, richt hij zijn
schreden naar de uitgang van de hutten-
stad en overal om hem heen zijn de
vragende handen nog uitgestoken.
Eerst betalen, dun fotograferenvond ze, maar
werden het eens over een andere volgorde.
en op het laatste moment kon ik mijn
pakje sigaretten zien verdwijnen on
der haar boezelaar. Meen niet dat ze
wegliep. Ze bleef voor me staan en
keek me aan met de positieve uitdruk
king: probeer het daar maar eens weg
te halen.
Het leek tijd te worden langzaam aan
naar het autootje terug te gaan en
dat was geen kleinigheid. Rustigjes-
aan druk handen gevend, hier en daar
nog een dubbeltje in een handpalm leg
gend begonnen we aan d.e terugtocht,
almaar omringd door de zestig kinde
ren en de vrouwen, die geen moment
ophielden met vragen om geld.
Maar het lukte en we zaten weer
achter de autoruiten. „Voorzichtig",
raadde de reisbureauman naast me,
„ze hangen aan de bumper". Wat dot
jes tussengas en het autootje schud
de alles en iedereen van zich af. „Zo,
daar zijn we weer", zei iemand,
maar ik zou dit oponthoud voor geen
geld hebben willen missen.
Ten Stadhuize pleegt men de aan
merkingen van de heer van Carne-
brauw met een korreltje zout te ne
men. Overigens kreeg van der Tuut
de boodschap, dat het Stadhuis voor
de woningkwestie met de ingenieur
van de Rijks Waterstaat verder geen
interesse heeft.
Maesen mag van der Tuut niet lij
den en vindt van Carnebrauw een
„moeilijk heer, maar niet onsympa
thiek". De keet is blijven staan en
zo kan van Carnebrauw daar nu be
zig zijn met zijn ontbijt. Van Carne
brauw is iemand aan het begin van
de veertig. Lange, rechte neus, licht
blauwe ogen. De mond is niet te zien
door een tamelijk brede, overhangen
de snor.
Als hij zal gaan drinken uit de ho
ge koffiekop, die voor hem staat, Iet
hij op, dat hij het bruggetje in de
kop vóór zijn lippen plaatst, opdat
zijn snor niet bekleefd wordt met de
bij het ingieten door het zeefje ge
slipte velletjes! Deze beweging ver
richt hij met een precisie alsof hij
een instrument bedient waaraan we
tenschappelijke belangen verbonden
zijn. Na te hebben ontbeten maakt
hij ruimte op tafel en legt een bloc
note voor zich neer.
Hij schrijft aan mevrouw Carla
Hoevels. Hij schrijft, dat nu hij de
Philippine veidoren heeft en aange
zien de boete voor de verliezer niet
vooraf bepaald werd, hij zelf mag
vaststellen waar de beloning uit zal
bestaan.
De Philippine was aangegaan de
Zondag te voren, op een diner bij
de van Heivoorts de majoor van
de Cavalerie en zijn jonge gade Ma-
thilde von Löwenstein die een
fraai huis in de Walstraat bewonen.
Het is te vinden even vóór de
bocht, halverwege de straat. Een
huis met grote allure, uit het begin
van de 18de eeuw. De vooruitsprin
gende gedeelten van het huis, samen
met het hogere middenstuk en een
hek in fraai smeedwerk, doen een
vóór-pleintje ontstaan.
In de volksmond wordt het huis:
Cavaleriepaleis genoemd, omdat hier
achter elkaar al minstens drie com
mandanten van de huzaien gewoond
hebben. Carla en Mathilde zijn vrien
dinnen.
Van Carnebrauw zet in zijn brief,
dat hij mevrouw Hoevels en Maarten,
haar zoontje, uitnodigt met hem te
gaan op zaterdagmiddag aan
staande naar het circus, dat in
de stad komt spelen. Om het voor
Maarten (10 jaar) nog leuker te ma
ken schrijft hij zal hij ook het
zoontje van de heer en mevrouw
van Heivoort (9 jaar) vragen.
Van Carnebrauw heeft al vooraf
over het circus gehoord, want in ver
band met de komst daarvan is hem
verzocht enige opmetingen, die op de
Stadsweide gezamenlijk met Leo
Schoonheid, van het Kadaster zou
den gebeuren, een week op te schui
ven.
Als de brief aan mevrouw Hoevels
gesloten is, staat hij van tafel op en
verlaat zijn huisje. Hij gaat de Wal
straat in, de kant van de Markt op.
Bij de brouwerij van Kussers staat
deze op het trottoir en voert over de
straat een gesprek met madame Du-
rand, die hier in een gesloten huis
aan de Bolwerk-kant van de straat
een „atener pour chapeaux"
heeft en op dit ogenblik uit een raam
naar buiten leunt.
Madame Durand gaat twee maal
per jaar naar Brussel en het doet
zich meestal voor, dat Kussers dan
mee reist om „te helpen bij al die
dozen die voor de hoedjes nodig
zijn". Van Carnebrauw groet Kus
sers. Hij vindt het niet nodig ook
madame Durand in zijn begroeting
te betrekken.
Een paar huizen voorbij de brou
werij woont Carla Hoevels. Theo de
poneert zijn brief daar in de bus.
Als hij weer doorloopt roept Frans
Kussers de straat over.
Zag u het?
Het wordt tijd voor Ran om de
stad in te gaan, waar hij nog veel
heeft te regelen. September bewijst
weer de mooiste dagen van het jaar
te bevatten. Het blad aan de iepen
in de Allee is nog stevig en wordt
door zon beschenen. Vooraan in de
laan nadert de kop van een proces
sie. Processies heeft Ran in zijn ge
hele jeugd daar voorbij zien gaan.
Van heinde en ver trekt het mira
culeus Moeder Gods beeld, in de
Redemptoristen Kapel, bedevaart
gangers.
Vanochtend is het een processie
van enkel buitenvrouwen. Zij zijn aan
hun kappen te herkennen als afkom
stig uit de buurt van Bergen op
Zoom. Zij gingen misschien al om
vier uur vannacht van huis en wer
den per extra trein naar Klaarmond
gebracht. Zij lopen met de rieten
karabies aan de arm en met een ro
zenkrans in de tegen de buik ge
steunde handen.
Het monotoon zoemen van de gc-
bedzeggende vrouwen waait Ran te
gen. De vrouwen lopen in rijen die
de volle breedte van de weg vullen.
Onder de vrouwen zijn een aantal
nonnen die telkens met opgevoerde
stem een nieuwe inzet beginnen, wan
neer het bidden der boerinnen wat
toonloos gaat vooizen.
Het verkeer moet blijven staan.
Wanneer de laan weer vrij is valt
aan Ran op, dat een versiering van
dennengroen wordt aangebracht aan
het hem welbekende vrijstaande huis
aan de overzijde. Daar woont de we
duwe Treuvers. Treuvers zaliger was
de hippodroomkoning van alle ker
missen en is rijk geworden in het
vak. In de gevel van de villa, die
hij van zijn winst gebouwd heeft, is
een uitgebeitelde steen te zien, in
frisse kleuren geverfd, met de af
beelding van een schimmel. Een ie
der in Klaarmond, die weduwe Treu
vers kent en zij is populair
noemt de oude dame bonne-maman
Treuvers.
Ran roept tegen een van de man-
nen die aan de versiering werken:
Wat moet ik er op bieden?
Negentig, antwoordt de man die
begrijpt hoe de vraag bedoeld is.
Wanneer?
(Wordt vervolgd)
Ja, dat Kairouan, waar Leen de
Wild uit Capelle palen heit, dat heeft
me nog meer laten zien. De twee gro
te moskeeën heb ik er bezocht en twee
keer moesten natuurlijk de schoenen
uit en gingen we op de sokken naar
binnen. Naar binnen dat wil zeg
gen, bij de tweede moskee een klein
stukje over matten, tot aan een ruim
te, waar christenen niet binnenkwa
men. Naar binnen kijken mocht en
ik zag er een soort tombe met een
hek er omheen, met zilveren en aar
dewerken vazen en kruiken tegen dat
hek en met honderden kleedjes op de
grond, soms gewoon op elkaar ge
stapeld.
„Die kleedjes zijn cadeaus van
bruidjes", werd me gezegd. „Uit
dankbaarheid dat ze getrouwd zijn en
om een gelukkig huwelijk te krijgen
brengen ze hier dat geschenk. Die va
zen zijn ook cadeaus."
Mevrouw Khadija Habjouj nog
steeds de Tunesische die als tolk op
trad om het Arabisch in Frans te
vertalen was ook bij ons. En
kijk, dat was een fijn trekje even
wilde ze laten zien dat ze toch an
ders was dan ik en ze stapte het hei
ligdom van die moskee wel binnen.
Ze bleef een meter naast me staan,
zij aan de binnenkant, ik aan de bui
tenkant van de drempel. We spraken
met elkaar, maar ze wilde wel even
geaccentueerd zien, dat ik daar dien
de te blijven.
Het is gewoon handig dit soort din
gen te weten, wanneer u moskeeën
gaat bekijken.
En mag ik nu een sprong met u
maken naar Monastir, dat plaatsje op
een landengte aan de zee, waar hotel
Ribat erg groot lijkt, maar kleine
kamertjes heeft en waar nieuwe ho
tels in aanbouw zijn. Monastir, een
gezellig stadje, dat heel gunstig is ge
legen om de badgasten de komende
jaren te ontvangen en waarop dan
ook het oog van het Bureau du Tou
risme is gevallen.
„Ga mee de stad in", stelde Hidi
's avonds voor. We wandelden en
kwamen op een klein pleintje, waar
een drummer en twee fluitspelers mu
ziek maakten. „Vandaag is het vijf
jaar geleden dat ons land onafhanke
lijk werd", legde Hidi uit en vandaar
het feest. Met vlaggen; met tiendui
zenden vlaggen die overal dwars door
heel Tunesië hangen en waarin presi
dent Bourguiba een kapitaal geïnves
teerd moet hebben. Maar ik ben geen
financier en wellicht komt dat geld
er in de vorm van een verhoogd na
tionaal denken er weer dik uit.
„Achteruit, scheer je weg". Een
agent schreeuwde en een gummistok
kliefde door de lucht. Ja, ja, op dat
pleintje van Monastir.
Mag ik u daarover de volgende keer
vertellen?
als ua nog Mar glas
VAN Da TAF&L SCHOONMAAKT,
LAAT MIJ 'T DAN VAN.TEVO-
REN WETEN -
ll
FLITS
GORDON
in het
heelal
door
Dan Barry
MOC STEEDS
GEEN
/MAAR
2ELP
EEN
ZAL
^iiiiiiiiiiniMniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiininiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiniiiiiiiiiiiiiL
Weer buiten de omheining en bijna terug bij ons vervoermiddel: nog één blik achterom. De kinderen kwamen ons na en
hier en daar vertoonde zich een vader-echtgenoot om te zien of ingrijpen van zijn kant nodig was.
48. „We. gaan een groot dansfeest ge
ven, Opper-Eenzame.." begon generaal
Hauk-Hau op prettige toon. „Ik weet
dat dat de gewoonte van jullie is als er
gasten zijn. Jammer, dat ge er zelf niet
bij kunt zijn. Maar wees gerust, nie
mand hoeft te weten welke klemmen
de zaken u hier bezig houden. Ik zal u
zo goed als ik kan vervangen.." Zo
sprekend haakte hij een felkleurig dans-
m ask er van de muur en stulpte dit over
zijn hoofd. Met een korte knik verliet
hij het vertrek, de Opper-Eenzame. die
wanhopig aan zijn boeien rukte, achter
latend.
Kort daarop kwam een van de Een
zamen Kappie en zijn vrienden vertellen
dat de Opper-Eenzame gereed was om
het feest te openen. Hij ging hen voor
naar een met rood en goud versierde
zaal. die biina geheel gevuld was met
eenzamen, die zich ritmisch voortbewo
gen. Op een verhoogde zetel troonde de
gestalte van de Opper-Eenzame.
..Huu..!" gromde de maat. „W-wat
een eng m-masker heeft hij op! Daar
komt vast allemaal ellende en narig
heid van!"
„Mekker niet zo!" bromde Kappie.
„Die opper-dinges is een kerel met eer
lijke kijkers. Een vent die recht door
zee gaat, dat heb je ja gisteren toch
wel gemerkt? Dat masker is gewoon
een ding dat deze bergrotten hier bij
hun dansen gebruiken. Daar steekt niks
achter!"
Dit laatste was nogal kras uitge'-
drukt. Vooral wanneer men in aanmer
king neemt, dat niet de Opper-Eenza-
men. maar generaal Hak-Hau zich on
der het masker bevond. De maat kon
nog wel eens gelijk krijgen...
BRUGGE. De C.J.V. in Zeeland
houdt op Tweede Paasdag, 23 april,
in samenwerking met de Vlaamse
Protestantse jongeren in Brugge een
jeugddag. In de Schouwburg in Brug
ge wordt de dag geopend met een
jeugddienst, waar de plaatselijke pre
dikant, ds. T. H. L. Beernink, zal
spreken over „Geroepen tot samenle
ving". Tussen de middag uiordt
groepsgewijs een excursie gehouden
in Brugge, waarna een uitgebreid en
gevarieerd middagprogramma zal
worden afgewerkt.
Er treedt een muziekgroep van de
C.J.V. in Zaamslag op. ,,De jonge Ka-
teiijne" uit Brussel verzorgt een ca
baretprogramma en er zingt een koor
van in België verblijvende Congolese
jongeren. Otto Sterman treedt op in zijn
bekende repertoire „Ik ben een neger",
waarna de sluiting volgt.