DE NATUUR I KAPPIE EN DE TI-PISCHE BOOT Dinsdag 20 maart 1962 ZEEUWSCH DAGBLAD Pag. 2 5% sve ff O lr$t: ZWARTE DRAAD HET DOOSJE BUSSEN BOOT - TREIN - HOTEL ONZIN in en om uw huis Herv. vrouwen in Wissenkerke actief Charles Gray leeft van de gastvrijheid AMSTERDAM. Toen we de hoorn van de haak van ons telefoontoestel namen, stak een stem aan de andere kant van de lijn onmiddellijk van wal: „Mijn naam is Charles Gray en van ge boorte ben ik Brit. U moest maar eens een praatje met mij komen maken, want ik heb een bepaald niet alledaags beroep. Televisieshows, reklame maken voor Engeland, enfin, wanneer u even langs mijn hotel komt zal ik het u allemaal wel vertellen." "$W; Het gesprek liet ons niet los er. we werden eigenlijk steeds nieuwsgieriger. Daarom hebben we ons gister avond nog naar Amsterdam ge spoed om te zien wie die mister Gray nu wel was. Het is moei lijk te zeggen wat meer opviel: zijn gezicht of de donkerrode anjer in het knoopsgat van zijn grijze pak. We dachten wel het gezicht, want dat straalt een en al vrien delijkheid uit. Maar die rode anjer mag u ook niet vergeten, omdat de heer Gray daar ten slotte zijn bij naam aan heeft te danken. Toen we in de hal van het hotel een plaatsje had den gevonden dwaalden onze ogen onwillekeu- rig in de richting van zijn rever en mister Gray be greep die blik kennelijk: „Die anjer zeker, hé? Ja, sinds twintig jaar draag ik die anjer en daarom de bijnaam van de „man met de rode anjer" en daaraan kan iedereen mij on middellijk herkennen. Ik houd veel van bloemen dus komt het goed uit. In Nederland zijn ze overigens niet ge makkelijk te krijgen, maar een vrien delijke Haagse mevrouw, die van mijn komst wist heeft mij er zes gestuurd." Rond zijn hals zat een zwarte draad, waar ter hoogte van de maag iets aan moest hangen. Wat, konden we niet bespeuren en men kan ook niet direct aan iemand gaan vragen wat is dit en wat is dat. Gedul4 dus, Houdt u zo'n anjer nu de hele dag in vorm, mister Gray? Hfó lachte en keerde zijn rever om: het steeltje van de bloem zat in een klein reageerbuisje, dat met water gevuld was. Twee beroepen heeft de heer Char les Gray (55), wiens vrouw in Rotter dam werd geboren: „hospitality officer'" en „goodwill ambassador". Dat wi zeggen, dat hij uw eventuele verblijf in het enorme Londense hotel Gros- venor House op alle mogelijke manie ren veraangenaamt en hij reist rond om overal reklame te maken voor Engeland. „Dat doe ik nu al 28 jaar", hoorden we van de „man met de rode anjer", „en Grosvenor House is het enige hotel ter wereld, dat iemand als ik in dienst heeft. Ik ben mijn loopbaan begonnen als beroeps golfspeler en ik deed ook mee aan tenniskampioenschappen in Europa. Voordat ik deze baan kreeg, kende ik dus al een geweldig aantal mensen en dat is mij goed van pas gekomen." Wat zou er toch aan die zwarte draad hangen, vroegen we ons in stilte af. De golfsticks waar mister Gray mee speelde waren weer van een firma, waar hij als vertegenwoordiger in sportartikelen voor werkte. De heer Gray knipte weer zijn lede ren sigarettenkoker open, haalde er een sigaret uit en vervolgde: „Ja, en toen zocht dat hotel dus iemand om het de gasten naar de zin te maken. Wel, ik kreeg die baan en moest zelf maar zien wat ik ervan zou maken. Daarom reis ik nu vier maanden van het jaar de wereld rond om vooral reklame te maken voor Grosvenor House en de rest van het jaar ontvang ik de gasten in Londen." 0 De zwarte draad bleef nog steeds een raadsel voor ons, maar inmiddels viel het oog op een lucifersdoosje, dat mister Gray uit zijn tas haalde: aan de ene kant van het doosje lachte een stralende mister Gray ons toe en aan de andere kant stonden zijn naam en beroep. „Een van mijn ideeën", lachte hij. Uw das, mister Gray, heeft die ook ergens mee te maken? „Eigen ontwerp", sprak de man van nog speciale wen sen hebt. Dan in stalleer ik u in Grosvenor House en wanneer u ge durende uw ver blijf iets op uw hart hebt kunt u mij steeds berei ken. In de drukke maanden „verzorg" ik soms tussen de tachtig en hon derd schepen per maand." Nog steeds kun nen we u niet ver tellen wat er aan die zwarte draad hing. Mister Charles Gray met zijn don kerrode anjer in een reageerbuisje met water doet nog meer in dat hotel: wilt u daar bij voorbeeld volgende week een mode show organiseren dan moet u hem even bellen en hij zorgt dat de zaak geregeld wordt. Onlangs wilde een bekend Duits vio list een feest Grosvenor House organiseren en mis- ter Gray zorgde, dat het de veertig gasten aan niets ontbrak op dat feest. Een simpel telefoontje was vol doende. %k>>' Lucifersdoosjes zorgen er voor, dat men de naam „Gray" niet snel ver geet. Dit doosje kregen we van hem. De novicenmeesteresse was de volgende en met haar had de abdis een lang en ernstig gesprek. ,,Ik weet niet hoe Claire dit nieuws zal opnemen, Madame l'abbesse. De vorige week moest ik haar vertellen dat haar neef'in ongenade was ge vallen en verdwenen. Het bericht had een heilzame uitwerking, vond ik, en het meisje heeft bijzonder veel tijd doorgebracht in gebed." „We kunnen niet altijd weten waar een novice voor bidt," merkte de ab dis op, „en dat zou ook niet voeg zaam zijn. Stel Claire vandaag vrij van alle godsdienstige plichten. De mannen zullen kort na het middag uur hier aankomen, stel ik mij voor. Ze heeft dus niet bijster veel tijd om zich over deze zo belangrijke aange legenheid te bezinnen. Laat Heer Ro bert, de Graaf de la Tour-Clermont, met zijn dochter spreken in de ge meenschappelijke zitkamer. Men heeft mij doen verstaan, dat hij-zijn toestemming tot het huwelijk heeft gegeven, maar hij is een verstandig man en hij weet dat uiteindelijk al les van Claire zelf afhangt. Daarna kan Claire dan de Heer Peter ont moeten, die rijke Megaskyr van Tha- lassopolis?" „Wat ter wereld is een Megaskyr, Madame l'abbesse?" „De een of andere graaf van het keizerrijk Trebizonde." „Waarschijnlijk zo'n donkerhuidige vreemdeling, Eerwaarde Moeder. Misschien blijft Claire wel bij ons." „De huidskleur van een man en zijn vaderland zijn niet doorslagge vend voor de indruk die hij op een jong meisje maakt. Bij het afleggen van de beslissende kloostergelofte is het hart soms erg leeg en soms zeer vol, zoals ge weten kunt. Hoofdzaak is dat de gedachten helder zijn. Wij weten niet wat Claire de la Tour-Cler mont zal doen. Maar ik ben er van overtuigd," zei ze positief, „dat het 't veiligste zal zijn als ze elkaar niet in de gemeenschappelijke zaal zien, maar voor de kerk in de open lucht. Er is minder kans op een schandaal tje, als hij haar, bijvoorbeeld, om helzen zou." De meesteresse mompelde. Plotse ling kwam er een nieuwe gedachte bij haar op. „En in haar habijt ook nog! Het zou heiligschennis zijn, eer waarde moeder." De abdis zuchtte. „Daar is natuur lijk geen sprake van. Maar het zou toch zeer onvoegzaam zijn. Ik heb dé zaak van alle kanten ernstig overwo gen." „Ik zou gemakkelijk een werelds kleed kunnen lenen van een der gas ten," stelde de novicenmeesteresse voor. „Een of twee zijn slank genoeg om voor Claire een passende japon te hebben." „Ik twijfel er niet aan. Maar stel eens voor dat Claire er de voorkeur aan geeft de wereld en haar Megas kyr te verzaken? Wat een dwaze in druk zouden we dan maken. Hoe ge ring zou dan ons geloof blijken. Zul ke dingen zijn eerder gebeurd. Ik ben van mening dat we noch in de ene, noch in de andere richting enige in vloed op Claire mogen oefenen. Maar de goede naam van het klooster is iets geheel anders en ik ben van me ning dat het schandalig zou zijn in dien wij Claire kleedden alsof wij er reeds van overtuigd zijn dat ze weg gaat. Leen dus maar geen we reldse japon voor haar." De zuster- priorin, die in waardigheid en gezag in het klooster volgde op de abdis, was de laatste die haar opwachting maakte bij de eerwaarde moeder. „Ga naar de kapelaan," beval de abdis. Michelle de Langres hield in haar hand de brief die haar de ge hele nacht uit bed had gehouden. Haar hand noch haar stem was ge heel vast. „Zeg de kapelaan dat... Zijne Eminentie wellicht de Vespers zal willen lezen." „Zijne Eminentie, eerwaarde moe der?" „Zijne Eminentie, Isambart de la Pierre." De naam was de abdis in dertig jaar niet over de lippen geko men. Zelfs tegenover een biechtva der wordt nooit een naam genoemd. Port-Royai was slechts en halve dagrit van Parijs. Even na het mid daguur begon het plein voor de kerk zich te vullen met de bereden volge lingen van de oude Graaf de la Tour- Clermont en de jonge Graaf van Tba- lassopolis. Heer Robert ging rechtstreeks naar binnen om met zijn dochter te praten. Pierre begon langzaam heen en weer te lopen onder de berijpte tak ken van de hoge. oude, kale bomen. De koude ten spijt, had hij het in zijn opwinding onbehaaglijk warm. Hij nam zijn hoed af en wierp de lange, blauwe mantel die Heer Theo doras hem geschonken had van zijn schouders, om hem over zijn arm te nemen. De novicen meesteresse gluurde uit een venster van de slaapzaal en zei tot zichzelf dat als dit nu een Megaskyr was, toch niet alle vreem delingen donker van uiterlijk waren. Ook de meeste andere nonnen en novicen gluurden naar buiten. De eerwaarde moeder wachtte op het begin van de strijd die gestre den ging worden. Isambart was, in zekere zin, haar tegenstander. Op neutraal terrein wachtten zij, onder de bogen van het klooster, op de uit slag, maar zij spraken niet onmid dellijk over Claire. „Het werk dat Uwe Eminentie ver richt voor de rehabilitatie van de Maagd van Orleans, begint beroemd te worden", zei de abdis vriendelijk. De eerwaarde moeder was nog te veel vrouw om toe te geven dat het zien van zijn handtekening onder een brief voor haar voldoende aan leiding was geweest om een slapelo ze nacht door te brengen met het uit bannen van de geest van een knap pe, jonge man, eindeloos ver bene den haar stand, die, jaren tevoren, de heilige wijdingen had ontvangen. Misschien was deze erkenning ook niet meer nodig. Op het ogenblik dat zij de man aanschouwde, was de geest van de jongen voorgoed verdre ven. Zij bedacht welk een gruwelij ke vergissing zij begaan zou hebben. „Het is een werk van rechtvaardig heid, eerwaarde moeder. Het leidt mij echter vaak in de wereld en soms mis ik de afzondering die gij bij de vervulling van uw kloosterlij ke plichten geniet." (Wordt vervolgd.) Dit is de man, die ons giste ren iets over zijn unieke be roep vertelde: de heer Charles G. Gray alias de „man met de rode anjer". „Service en nog eens service, dat is de enige manier om iets te verkopen. Zeker wanneer het om een hotel gaat", aldus de officier van de gastvrijheid. Gastvrij heid verkopen, dat is het be roep van deze vriendelijke Brit met een Nederlandse vrouw. de gastvrijheid, die zichtbaar plezier had in onze vragen. „Het is een soort Engelse clubdas en dat zilverkleurige poortje, dat er op staat is een van de ingangen van ons hotel. Het personeel draagt zo'n das en tegen betaling kunnen de gasten er ook een krijgen." Mister Gray reist twee maanden door Europa en twee maanden door Canada en Noord-Amerika. In de laatste twee landen treedt hij regelmatig op in tele visieshows om in vraaggesprekken iets te vertellen over Grosvenor House en Engeland. Wat hij nu in Nederland doet? „Wel, ik bezoek de grote reisbureaus, de hotel directies en zakenmensen. Kijk, hier heb ik al twee boekjes vol met adressen", en hij toonde ons twee zwarte boekjes, waar op iedere bladzijde een aantal namen stonden getikt. „Uit New York breng ik meestal vier van die boekjes met adressen mee terug naar Londen. Praten met al die mensen en eventueel folders en foto's geven. En men mag vooral mijn naam niet vergeten." Achter de das hing nog maar steeds het geheim aan de zwarte draad. Mister Gray is een prettig mens, die over zijn werk praat alsof hij eergisteren voor het eerst in zijn baan stapte in plaats van 28 jaar geleden. Hij spreekt Frans, Duits, Italiaans, Spaans en een flink aantal woorden Nederlands („van mijn vrouw geleerd"). In Engeland ver deelt hij zijn werkzaamheden tussen Grosvenor House en de havens, waar de schepen van het Europese vasteland aan komen. „Laten we nu eens aannemen, dat u dan en dan in „mijn" hotel wilt logeren", legde de „man met de rode anjer" ons uit. „U schrijft mij een brief om te reserveren, ja, want die corres pondentie voer ik voor het grootste deel met mijn secretaresse. Ik begin dan met het personeel over uw komst in te lichten en verzoek ze u in alles zo veel mogelijk ter wille te zijn. Dan haal ik u persoon lijk van de boot af en zorg, dat u zo snel mogelijk langs de douane in de trein komt. Ik reis met u mee en beantwoord al uw vragen en vraag natuurlijk of u Een ander voorbeeld van het organi- satievermogen van de heer Gray: een paar jaar geleden wilde een Amerikaan per se een paar rode dubbeldeks bussen kopen voor zijn woonplaats. Hij kreeg ze. De „gastvrijheidsman" laat niets aan het toeval over: „Voor de komende vijf jaar staan mijn plannen al allemaal op papier. Op kleine kaartjes staan de namen van de hotels, die ik in de loop van die vijf jaar ga bezoeken en wan neer het,zo ver is stuur ik zo'n kaartje naar het hotel, waar ik een paar nachten blijf slapen. Het komt vaak voor, dat ik hotelgasten ontmoet in de hotels, waar ik ben en die naar Londen willen door reizen. Nou, dan kan ik gelijk reser veren. Dat gebéurde me gisteren nog." Dit zei mister Gray tenslotte nog toen we aan het handenschudden toe waren: „Het is onzin om te zeggen, dat het weer in Engeland altijd slechter is dan hier op het vasteland. Toen ik Londen verliet was het precies hetzelfde weer als hier. Mist het daar dan mist het hier ook. En het eten wordt ook ieder jaar beter bij ons.", En ja hoor, mister Gray bukte zich om iets in zijn tas te doen en dat was onze kans om te zien wat er aan de zwarte draad hing: het was een monocle. Volgens mister Gray is dit het grootste eerste klas hotel van Europa: het Londense Grosvenor House. Het hotel heeft 1400 bedden en een nachtje slapen kost 55 gulden per persoon (ontbijt inbegrepen). Iedere kamer heeft behalve bedden een eigen badkamer, speciaal gekoeld drinkwater, een radio- en televisietoestel. (Ingezonden mededeling) g§ MET GRATIS CHOCOLADE. Jonge slaplantjes kan men nu bij de tuipders of ook wel op de markt in de stad kopen; ze kunnen direct op de voor hèn bestemde 'plaats gepoot worden en onder glas kan men dan zelf al wel sla zaaien;latéh'we beginnen met het zaaien van snijsla; dit wordt ook wel dunsel genoemd en later kan men dan onder glas ook kropsla zaaien; ze zul len dan later in de volle grond van de tuin gepoot kunnen worden. £llllllll|[tl!ll!llllllllllll!lllll!llllllll!ll|[|![lllll!l!lllllllllll!lllllllllllllllllllllllll!!lll!lll!llllllllllllll!lll!lllllllllll!llll!llll!!llllllllll!l!llllllllllll|l|ll|||ti|||ini||!|||||||||||||||||||||||||||||[|||||||||||]|||||i||||l!||J 38. Vorst Ti-Pisch, bijgenaamd de Slimme schoof onrustig op zijn troon heen en weer, toen hem de boodschap van generaal Hak-Hau werd voorgele zen. „Bij de grote S'Lang!" riep hij sner pend. „De Ti-Pische boot zou in een kloof gevallen zijn?! Als dit waar was zouden wij immers niet meer op de troonzitten. Deze Hak-Hau is een be drieger! Hij probeert het volk onrustig te maken met een vals bericht!" „Vergeef mij, o Slimme.." zei een van zijn raadslieden. „Kan het niet zijn dat Hak-Hau de waarheid spreekt, maar de Legende van de Boot op om waarheid berust? Jarenlang hebben wij geloofd dat het verlies van de porselei nen boot het verlies van uw troon zou betekenen, maar bewezen werd dit nooit!" Er ging een ontdaan gemompel op onder de aanwezigen en de ogen van de vorst bliksemden. „Een twijfelaar!" riep hij uit. „Wie niet aan de Legende gelooft, is een barbaar! En wat doen we met een barbaar. „We spelen P ing-P'ong met hem!' zei La Hang, de scherprechter, grijn zend. „Precies! Doe uw werk," beval dg vorst. „En gij, hofschrijver, zendt de bedriegelijke Hak-Hau een boodschap waaruit blijkt, dat wij nog steeds hecht op de troon zitten! Schrijf hem dat zijn valse kuiperijen hem het hoofd kunnen kosten, in plaats van ons de troon!" Even later kon men de yak het pa leis weer zien verlaten, met een boze brief in zijn koker, op weg naar de ge neraal. WISSENKERKE. Onder leiding van de presidente, mevr. Koole-Nauta hield de hervormde vrouwenvereniging de jaarvergadering in het verenigings gebouw. Het hoogtepunt van de bijeen komst, die ook werd bijgewoond door enkele kerkeraads- en bestuursleden van de ma-nnenvereniging was de sym bolische overhandiging van een doop vont door mevr Koole aan de presi dent-kerkvoogd, de heer J. van Halst met de opbrengst van de bazar en de olieboUenactie tot een bedrag van ƒ2058,20. De herv. vrouwen zijn bijzon der actief geweest voor de kerkrestau ratie. De dames zagen graag het geld besteed voor een zilveren doopvont. De avond werd verder gevuld met het lezen van de jaarverslagen op rijm door de dames M. Flikweert en M. Heyboer- Meuleniberg. het voordragen van gedich ten door de heer P. G. A. de Lange en het vertonen van een film. 0 De NCVB in Zoutelande vergaderde onder leiding van presidente mevr. P. de Kok-Verhage. Ds. Vlaardingerbroek sprak over „Christelijke levensstijl."

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1962 | | pagina 2