Een echt Engels weekeinde - met
Kerstmannen, sprekerds en veel
thee en
blaren
DE LIJST
GROEIT
VERDER
1KAPPIE EN DE VERTRAAGDE MASSAI
P. W. RUSSEL'S
Daar begint het
Het kan allemaal
Heel gewoon
Het park in
Beter worden
Waarvan?
Geen slaven
Wèl tijd
VJf
Veertig jaar in dienst
van „Vrederust"
O
Woensdag 22 november 1961
ZEEUWSCH DAGBLAD
Pag. 2
-#■ Ert op zondag ontdekte ik in de
hoofdstad van de Engelsen, dat ik er nog
een eigen plein had ook,',As a matter
of fact
„Ik heb aan mijn Hulpen in
Spanje gerapporteerd, dat ik dik
tevreden ben over de Zwarte Pie
ten in uw land. U moogt dat uw
lezers gerust als een persoonlijke
uitspraak van mij voorleggen", zei
me gisteren de Roermondse Sint
Nicolaas, die druk bezig is met
sorteren van binnengekomen gaven
voor zijn bezoek aanstaande zater
dag aan de zevenjarige Jean-Marc
in Namen.
En weer guldens
EN om iedereen te laten weten
dat de zendingen goed zijii ont
vangen, komt hier de lijst van de
Sint: vijf gulden van L. E. in
Papendrecht; tien gulden van
mevr. K. in Vlaardingen; tien gul
den van mevr. Van K.-van E. in
Gouda en twintig gulden van het
personeel van een baggermolen in
Sliedrecht. („En da's nou weer echt
Sliedrecht", zei Sinterklaas, „ze
züllen baggeren, of het nu in een
haven in Zuid-Frankrijk is of in
de eigen portemonnee.")
O, even er tussen door wat bij
mij arriveerde: via ons bijkantoor
Vlaardingen van N.N. een rijks
daalder. Eenzelfde biljet gaven
meneer P. v. d. L. in Rotterdam en
meneer W. S. in Rotterdam. De
Rotterdamse meneer W. J. W. gaf
tien gulden, meneer J. T. in de
zelfde stad één gulden en N.N. in
Alphen deed er nog 3,50 gulden hij.
Die 22 gulden zijn naar Roermond,
om u op de hoogte te houden.
En een radio
PAKKETTEN waren er ook, ja
zeker wel. Twaalf stukken zeep
van de fam. H. in Roermond. Een
gloednieuwe radio voor de familie
van Jean-Marc van een radio- en
tv-zaak in Gorkum. (..Niet te gelo
ven", vond Sinterklaas.) Twee
truien, speelgoed en chocolade van
de familie A. in Hoogvliet. Twee
handdoeken, twee theedoeken en
twee washandjes van een mevrouw
uit Beegdum. Een paar rolschaat
sen van N.N. uit Brussel. Speelgoed
van de familie S. in Vlaardingen.
Een doos levensmiddelen van de
familie M. in Roermond. Onder
goed, trui, vier handdoeken, vier
theedoeken en nog twee handdoe
ken van N.N. uit Oude Tonge. Sok
ken, handschoenen en een gulden
van N.N. in Dordrecht en twee
speelgoedautootjes van Margo S.
in Dordrecht.
En nog meer
IK moet u nog meer zeggen. Dat
er vijf gulden is gekomen van
meneer G. W. van B. in Rotterdam
en een rijksdaalder van de familie
De K. in Ovezande. Maar ook twee
rijksdaalders van N.N. in Beegden
en N.N. in Roermond en twee keer
honderd Belgische franken van
N.N. in Oudenbosch en C. B. in
Krabbendijke. O ja, en een chèque
van tien gulden van dr. W. H. in
Rotterdam en een andere rijksdaal
der van mej L. A. C. B. uit Bilt-
hoven. En alweer een rijksdaalder
van N.N. in Rotterdam.
En nóg meer, maar dat komt
morgen.
T ONDEN. „De naam van
het schip is Amsterdam,
Sir", had een steward gezegd
toen we op de Noordzee ergens
tussen Hoek van Holland en
Harwich aan het varen waren.
„Voor mij is het een Moulijn-
boot", sprak een Amsterdam
mer, die niet graag vliegt.
Maar alles bij elkaar kwam
het er op neer, dat ik op een
schip van de British Railways
zat, helemaal Engels, met een
hek voor de bar en 's ochtends
wekken met warme thee. Lek
kere thee, alleen die blaren
erin, hè
Ja, ik heb iets tegen blaren in thee,
al zijn het theeblaren. Daar zijn zeef-
jes, denk Ik dan, maar goed, een mens
moet niet als een kniesoor overal op
letten. De nachtboot was het, die we
namen. Vrijdagavond tegen half elf
was ik in de Hoek aan boord gegaan
en om tien over half twaalf gingen
de touwen los. Of de trossen. Of de
kabels. Enfin, we raakten los van
Neerlands vaste wal en voeren naar
Good Old England.
Ik had een beste hut met opzij van
het bed een uitschuifbaar plankje
voorGeraden! Voor de thee. Twee
reuze vriendelijke heren van de Bri
tish Railways waren me uit Londen
komen halen en ze boden een biertje
aan. Het werd gebracht in flesjes,
Nederlands bier, geserveerd door een
kleine jongen met veel blond haar.
Hij was echt een Moeders Eigen Wim,
reken erop, nu nog op de heen en
weer boot maar straks het zeegat uit.
Dan staat de hele familie in Rotter
dam of IJmuiden te kijken en dan
trekt hij eruit. Dan roepen ze nog:
„Wim, jongen, denk om wat we je
vertelden en vergeet de lessen van je
vader niet, tot over een jaar". Dan
gaat Wim weg, de wereld in, de zeeën
over. En zoiets begint dan tussen Hoek
van Holland en Harwich.
,,Dat kan tegenwoordig met gemak",
zeiden de heren van de Britse Spoor
wegen, „zo'n weekeinde even naar
Londen". Ze zeiden natuurlijk „week
end", maar er zijn mensen die onze
taal zuiver willen houden en vandaar
die vertaling.
„Zonder moeite gaat het", zeiden
ze. „Vrijdagavond op de boot, zater
dagochtend zijn we om kwart voor
zeven in Harwich, stappen in de trein
(anderhalf uur) naar Londen, komen
daar om kwart over negen en heb
ben dan in de trein ontbeten. Zoals u
wilt, met gebakken eieren en spek,
met een glas vruchtensap en koffie
of thee", glimlachten ze.
„Twee hele dagen in Londen heeft
u, slapen in een eerste klas hotel
van de „Washington Group" en zon
dagavond om acht uur weer met de
trein uit Londen naar Harwich, de
boot en maandagochtend tegen half
zeven op de kade in de Hoek". Toen
vroeg ik hetzelfde wat nu denkt.
0 En dat kost? „Honderd en vjjf-
en twintig gulden", fluisterden de he
ren. Het is geen geld, besloten we en
gingen naar bed, want zo Engels was
die boot nu ook wel weer, dat om half
twaalf met een flinke klap het rolluik
voor de bar zakt en mocht u nog dorst
hebben, dan is daar een fles drinkwa
ter in uw gereserveerde hut.
Ja, het komt natuurlijk omdat wij
Nederlanders zijn, vrijgevochten en zo
en niet gewend aan al die discipline of
traditie of geeft u het maar een naam
in het café-wezen. Want de Britten op
zo'n boot vinden het allemaal heel ge
woon. Die blijven met hun laatste kop
thee of glaasje bier rustig aan die bar
nog een uur met elkaar praten, de
neus dertig centimeter van dat ge
sloten rolluik af en zich niet storend
aan de uitnodiging om allemaal de
kooi op te zoeken; een uitnodiging die
gedaan wordt door een man, die het
licht uitdoet, op twee kleine pitjes na.
Die man heeft gelijk natuurlijk,
want we nemen die nachtboot om te
slapen en 's ochtends fit in Londen aan
te komen. Welterusten, zeiden we dus
en de Britten vonden: Happy dreams.
Zondagmiddag een uur of vijf in
Londen. Oxfordstreet is breed, lang
en heftig versierd met kersttoestanden.
Een metershoge rode kerstman staat
tegen een gevel goedmoedig de straat
in te knikken er. mejuff-ouw Alice is
helemaal verlich. in haar wonderland.
De Engelse oudertjes zijn uit hun hui
zen gekomen en zeulen met duizenden
kinderen aan het handje en in de
kinderwagens op de stoepen om de
elektrische treinen en de kerstmannen
te laten zien. Mijn doel ligt helemaal
aan het einde van Oxfordstreet, daar
waar de straat een beetje omhoog loopt
en dan links: Hyde Park
Ja, ze staan er, de mannen op hun
verhoginkjes, de sprekerds. Het begint
al wat donker tt worden en over twee
stoepranden stap ik het park in.
48
„O, soms gebeurt het op het slag
veld per ongeluk. Maar onze houwen
de ridderschap verlangt gapende
wonden. Aan de minder spectaculai
re dood door inwendige verbloeding
wijdt men zelden of nooit een ge
dachte. Als we nu je vader kunnen
overhalen een tijdje op te houden
met zijn gehamer, zullen we een
paar stoten oefenen. Ik durf je niet
in het openbaar in een dergelijk vuil
zaakje te onderrichten."
Daar was een slungelige jongen
met smalle borst en een bleek intel
ligent gelaat en een hart dat kloe-
ker was dan zijn lichaam. Hij heet
te William, Baron of Strange and
Biackmere, en was de achterneef
van de oude Sir John, de vijfde
Graaf Talbot, de dapperste Engels
man in Frankrijk. William was van
precies dezelfde leeftijd als Pierre,
en van zo hoge geboorte, dat het
nooit in zijn hoofd opkwam jaloers
te zijn op een gewoon burger. Zijn
vriendschap voor Pierre dateerde
van een voorval in de wiskundeles,
ongeveer een jaar nadat La Salie
zich weer bij zijn meester had ge
voegd.
William had hard gewerkt aan de
oplossing van een lang vraagstuk,
dat onder meer de berekening van
havengelden inhield, alsmede de in
wisseling van Turkse aspers tegen
Engelse ponden en hij schreef de
cijfers in een duidelijk leesbare hand
op vellen perkament, waarvan hij
altijd een flinke hoeveelheid bezat.
Pierres voorraad perkament was zo
beperkt, dat hij klein schreef, om zo
veel mogelijk perkament te sparen.
Toen William een ogenblik het ver
trek verliet, om aan een natuurlijke
aandrang te voldoen, stak een poti
ge hebzuchtige leerling die naast
Pierre was gezeten, tersluiks de
kostbare vellen, die slechts aan een
kant beschreven waren, in zijn zak.
De onderwijzer zag wat er gebeurde,
maar zei niets. Toen William terug
keerde, was zijn eigendom verdwe
nen. Hij keek het vertrek rond met
een bedroefde uitdrukking, terwijl
zijn gezicht langzaam rood werd.
„Wat is er aan de hand. Lord
Strange?" vroeg de onderwijzer.
„Niets, broeder John," antwoordde
de jongeman. Hij ging zitten, en be
gon te spelen met zijn ganzeveer,
of het een wapen was. Er was
moordlust in zijn zwarte ogen.
„Als er niets aan de hand is, kunt
ge beter verder gaan aan uw vraag
stuk," ging de monnik voort. „Het
schoot gisteren al mooi op, en ge
zult vandaag waarschijnlijk wel het
juiste antwoord vinden. Vergeet niet
het tribuut dat aan het heidense
garnizoen van het schiereiland moet
worden betaald, af te trekken van
de winst" en onbewogen zette hij op
zijn neus een 'bril, die in Frankrijk
nog een zo grote zeldzaamheid was,
dat sommige mensen aan toverij
dachten.
Pierre was eveneens getuige ge
weest van de diefstal. Zonder dat
zijn uitdrukking zich wijzigde of hij
met schrijven ophield, hief hij onder
de tafel zijn been op en trapte met
zijn harde hak op de tenen van de
boosdoener.
„Au!" bleerde de verschrikte jon
geman luidkeels. Weer keek de mon
nik op van zijn grote boek.
„Hebt ge pijn, James Barrow?
Als ge ziek zijt, zal ik de chirurgijn
ontbieden. En indien niet, dan hebt
ge geen recht om de klas met der
gelijke uitbundige kreten te storen."
Barrow wreef onder tafel zijn te
nen. terwijl hij woedend naar Pierre
keek.
„Teruggeven!" fluisterde Pierre
dreigend.
„Ik vraag u vergeving, broeder
John," zei Barrow. „Ik geloof dat
een vlo me gebeten heeft."
,,Het was geen vlo," mompelde
William binnensmonds. Pierre bleef
druk zitten schrijven.
Barrow zag dat hij alleen tegen
twee stond. De combinatie van Wil
liams positie en Pierres afmetingen
was hem te machtig. Hij reikte naar
de vloer, en deed net of hij iets vond.
,Is dit van u, William?" vroeg hij,
de aantekeningen onverschillig op ta
fel gooiend. „Het ligt op de grond."
De Engelsman knikte.
„Ge hebt me een dienst bewezen,"
zei William tegen Pierre na dit voor
val. „Ik zou hem uitgedaagd hebben,
als ik het ooit ontdekt had. En dan
had ik van mijn oom een pak slaag
gehad, om het even of ik gewonnen
had, of verloren. Hij is onafgebroken
bezorgd om mijn kostbare huid. Ik
geloof dat hij een priester van me
wil maken."
„Ge zoudt ongetwijfeld gewonnen
hebben," zei Pierre.
Barrow is onhandig met zijn
zwaard. Ik mag die gluiper niet."
Tijdens hun schooltijd in Rouaan
kruiste William van Strange en
Biackmere vele malen in een vriend
schappelijke oefenpartij het zwaard
met Pierre van niets, soms onder de
waarderende blikken van de oude
Heer Talbot persoonlijk, die niets
verkeerds zag in de vriendschap tus
sen zijn achterneef en een burger, die
geschoold was door de goeverneur
van de zoon van Hertog van Anjou.
In de winter van 1443 woonden Wil
liam en Pierre, die toen allebei ne
gentien jaar waren, samen het Nar
renfeest bij, dat gevierd werd op
Onnozele Kinderen en waarvan een
der hoogtepunten werd gevormd door
het schouwspel van een levende ezel
die tijdens de Hoogmis in de kathe
draal naar het altaar werd gevoerd,
en daar een emmervol haver voorge
zet kreeg, als een postuum eerbetoon
aan zijn soortgenoot, die de H Fa
milie op haar vlucht naar Egypte
bracht. Dit jaar werd hij bereden
door een knap meisje, dat in Rou
aan bekend stond onder de naam An
ne uit de Herberg. Zij was een doch
ter van de waard aan de waterkant,
die zulk een bloeiend bedriif had
gemaakt uit het verlenen van onder
dak aan soldaten, zeelieden, reizende
pelgrims, edelen met hun gevolg en
alle anderen die betalen konden voor
zijn gastvrijheid, die, naar men zei
royaal en veelzijdig was.
(Wordt vervolgd)
-X- Hij stond in Hyde Park, zondag, tegen
de avond, midden in Londen. En hij zei
dat er met Het Beloofde Land grote din
gen stonden te gebeuren.
mannetje loopt, het beweegt, het
sjouwt telkens naar een andere plaats.
Dat is dus een bijzonder mannetje en
onmiddellijk lopen zestig mensen ach
ter hem aan.
„Hoe moeten we dan beter worden",
schreeuwt een jonge kerel honend.
Het mannetje tilt zijn krnis op en Iaat
het wat hellen. Dan drukt hij onder
aan op een knopje en zijn fietslamp
schijnt fel en helder in het gezicht
van de „oppositie". Gewoon beter
worden, zegt hij vlug en wandelt
weer weg.
Vooraan staat een klein mannetje
met een houten kruis van twee latten.
Aan de ene kant hangt een galgje en
bovenaan zit eer fietslamp, die heel
zwakjes brandt. „We moeten betere
mensen worden'zegt hij snel en
dribbelt twintig meter verder. „We
moeten betere mensen worden", merkt
hij daar snel op en loopt andermaal
weg. Dat trekt. Al die anderen blijven
op één plek staan en preken, maar dit
IK DOE.
NlETALS
Ö&a-IK
BEN
boos
Ziej&j IK KWAM DIE. WINKEL
BI NNENALLEeNMAAROMTE KIJ
KEN ENTOENSTONP DAARDIEVER-
WAANDEMIESVAN DAM.ENZU
KOCHT Dl EROSE EN TOEN DACHT
dusikkocht->mtoen
TERWI LIE VAM OOUiWANT
IK WILNIETDATZ6 ZOMIN
OVER OOU DENKEN/
De volgende spreker is een neger.
Hij staat op een kistje en heeft een
oranje-blauw» vlag naast zich. Nie
mand kan antwoord geven op de vraag
wie of wat die vlag vertegenwoordigt,
maar de zwarte spreker zegt: „Heel
Londen zit vol met Indiërs. Ja, ja, ook
na de onafhankelijkheid van dat land.
Waarom? Ik vraag u waarom? Zal ik
het u zeggen? Zal ik u zeggen
waarom?".
Een bebrilde Indiër staat vooraan en
wil het woord. Maar de neger over
schreeuwt hem. „Waarom kwam u
hier? Zal ik het u zeggen?", roept hij.
De Indiër wil antwoorden, maar de
man met de vlag geeft hem geen kans
en blijft zijn „Waarom?" roepen. Ik
sta er tien minuten naar te luisteren,
verneem nog steeds niet waarom die
Indiërs naar Engeland zijn gekomen
en ga mijn licht opsteken bij een
ander.
Hij beeft een baard en óók een vlag.
Er staat een cirkel op en een streenje
en hij zegt met overslaande stem: „We
zijn mensen, u allemaal, mensen, men
selijke wezens, daarom zijn we hier,
op aarde en in Londen, mensen dus en
daarom hoeven we niet te bukken voor
een systeem dat slaven van ons maakt.
Mensen zijn we, geen slaven, mensen,
mensen".
Vooraan staat een student: fluwelen
jasje, opgerolde paraplu beetje kin
loos en een lange pijp. Zijn ogen staan
wat naar de „pub" en hij zegt arro
gant: „Klopt, klopt, ik hen geen dier".
„Mensen zijn we", herhaalt de spre
ker. „Zei ik al, ik ben geen dier", ant
woordt de student „Kijk hier voor
me", zegt de man met de baard, „het
symbool van stupiditeit, gekleed in
dure vellen. „Ga verder man, ik ben
gekomen om te luisteren", vindt de
student.
Hyde Park in Londen, waar een
pater staat te preken over „de angst
die de mens bezielt en die ongegrond
is wanneer hij ergens wat vertrouwen
weet te vinden". Hyde Park, waar een
bruine man verkondigt, dat Moham
med de enige is en dat Allah ons rust
kan geven.
„Niet uw blitz-lamp gebruiken, sir",
zegt een agent tegen de fotograaf. „U
moet eerst een vergunning hebben van
het ministerie van Arbeid. Dit is een
koninklijk park, begrijpt u, net zoals
Regent Park. Daar mag wel gefotogra
feerd worden, maar zonder blitzlicht.
Ik begrijp het, het is donker. I am
sorry, God bless you."
0 Er fietst een man door Hyde Park,
midden in deze miljoenenstad. Hij
heeft een ladder op zijn rug en wendt
zijn stuur van lantaarnpaal tot lan
taarnpaal. Telkens klimt hij langs zijn
ladder omhoog en steekt met een lu
cifer de gaslamp aan. En veertig meter
verder trekt het verkeer in rijen van
vier knetterend en hortend voorbij en
rond Marble Arch.
„Volg de weg van het goede", zegt
de Indiër met tulband, als ik langs
kom. „De mensen zeggen dat ze geen
tijd hebben. Dat hebben ze wel. Ze
verknoeien hun tijd. En waarom? Om
dat ze de weg van het goede niet vol
gen. Volg die weg. De mensen zeggen
dat ze geen tijd hebben. Dat hebben
ze wel. Ze verknoeien
Bus 45 was er en ik sprong erin.
Trapje op en van de eerste verdieping
af bekeek ik het verkeer in de stad,
die voor Nederlanders binnen het
„weekeinde-bereik" ligt.
Londen, waar voor de zwaarst ge
bouwde havenarbeider „tea-time" een
heilig begrip is.
|i||||||||||||||llllllllllllllllllllllllllllllllllinillllllllllllllll!llllllllllllllllllllllllllllllllllllll!lllllllmil|||||l!!lllllllllllllllllllllllllllllllllll!llllllllllllllllll!IIIIIIIIIIIMII!llll!llllllllllllllllllllll!lllllllllll!!lllllllll|
50. Na nog een tevreden blik te heb
ben geworpen op de gevelde spion,
greep Kappie de sleepkabel die de
Kraak met het proefschip verbond en
begon zich naar de VM-1 te begeven.
„Daar hang ik nouals een over
gehaald stukje hengelaars-aas!" mom
pelde hij knorrig. „Het is ne ja een
toestand! Dat uitgetaande brok ver
traagde massa heeft me ja een bult zor
gen gegeven!"
Achter zich hoorde hij het rumoer
weer aanzwellen. De kreten en doffe
klappen waren weer niet van de lucht.
„Er zijn weer een stelletje van die
schuimers wakker geworden", stelde
Kappie vast. „Het zou mij ja verbazen,
als mijn jongs ze ook deze keer de
baas blijven! Lang kan dit zo niet
voortduren
Toen had hij de VM-1 bereikt en liet
zich er schrijlings op zinken.
„Gelukkig hebben we intussen heel
wat mijltjes afgelegdvervolgde hij.
„En als ik mij niet vergis in de goede
richting! We zullen de koers even pre
cies bepalen, dan kunnen we met deze
snelheid ja vrij gauw in Lutjewier zijn!"
Hij wurmde zijn hand de stuurhut
binnen, stelde de scheepstelegraaf óp
„Volle Kracht vooruit" en verstelde
iets aan het stuurrad
BERGEN OP ZOOM. Op vrijdag
1 december a.s. hoopt mejuffrouw W. J.
de Schipper,, assistent huismeesteres
van de inrichting Vrederust te Bergen
op Zoom, haar veertigjarig dienstju-
bileum te herdenken. Mejuffrouw De
Schipper is de tweede van het vrouwe
lijke personeel van de inrichting, die
dit jubileum viert. Maar evenals de
eerste, zuster v. d. Vate, is zij wars
van elk uiterlijk vertoon. Op de dag
van haar jubileum zal ze niet op de
inrichting zijn, maar bij haar familie
m Zeeland. Juffrouw De Schipper is
niet in de verpleging werkzaam. Af
komstig uit Nisse bij Goes, kwam zii
in 1921 naar Vrederust, allereerst in
de naaikamer bij juffrouw Cordes
Hier werkte zij meer dan 10 jaar eii
ging toen ovef naar de woning bij de
wasserij en naaikamer en werd waar
nemend hoofd van de huishouding"
waarbij dan behoort de textielafdeling
de wasserli fn cie verder huishoudelijke
onderdelen der inrichting als keuken
en naaikamer. Hierover heeft zij naast
juffrouw De Bruijn nu zorg te dralen!