DE DROEVE REIS
VA N
EEN
AVONDGEBED
HET ZWAARD'
[ALLEEN
DE NATUUR
Ik houd niet
van rellen
POiCOW
HIET 811
I KAPPIE EN DE VERTRAAGDE MASSA I
Ik en mijn
moordenaar
Pag. a
P. W. RUSSEL'S
Na een week
Ingelijst
Met en zonder „ja"
in en om uw huis
De hoofinspeeteur
Nieuwe auteur
„Pseudoniem"
Betalen
MEVR. VERDENIUS:
„EERBEWIJS"
Dinsdag 24 oktober 1961
ZEEUWSCH DAGBLAD
Wel met toestemming en de juiste naam van de
schrijfster: in het autotijdschrift „De V.W.".
dj- Niet met toestemming en met een foute naam
de auteur: in het blad van het Verbond.
TK BEN een Avondgebed en de bedoeling is dat ik gelezen, als
u wilt gebeden, word. Dat gebeurt dan ook wel, geloof ik, want
in honderdduizenden exemplaren ben ik de laatste tijd in Neder
land gedrukt. Er is daarbij alleen iets aan de hand en ik kan er
maar niet goed achterkomen wat dat precies is. Met een naam
heeft men zich vergist, dacht ik; gruwelijk vergist en nu worden
er brieven over mij geschreven. Ik praat anders nooit, want een
Avondgebed staat gedrukt of geschreven en spreekt niet. Nu moet
ik wel, anders blijven de dingen zo in de mist zweven.
Ik wil uw herinnering wakker schud
den en u terug brengen naar oktober
van 1959, twee jaar geleden dus. Bij
Oegstgeest gebeurde 's middags een af
schuwelijk verkeersongeluk. Op een
driebaansweg reden een auto met een
Deense nummerplaat en een auto met
mr. Huib Wilton aan het stuur pal te
gen elkaar. De heer Wilton de di
recteur van het Cityconcern en de be
kende tennisspeler was onmiddellijk
dood. Hij was een vriend van Toon
Hermans e; die herdacht hem, met
een stem die trilde van ontdaanheid,
voor een volle bioscoopzaal.
In die zaal zat de schrijfster (van
liedjes, artikelen, teksten voor tv en
radio) Martie Verdenius. Er ging een
schok door haar heen toen ze de woor
den van Hermans hoorde en die avond,
op weg naar huis, schoten haar gedach
ten door het hoofd die zich vastzetten
in regels: de eerste regels van wat ik
nu ben: een Avondgebed,
Zeven dagen lang liet het gebeurde
Martie Verdenius niet los en zo kwam
ik tot stand. In een enveloppe ging ik,
naar Elsevier en daar drukte men mij
af in november, nog steeds van dat
jaar 1959.
Er waren mensen die er een brok
van in de keel kregen. Het deed hun
meer dan de verkeersregels, de bonnen
van een agent of een aanplakbiljet
waarop stond, dat men heer moest blij
ven.
Vrouwen belden over mij. Ze namen
hurt telefoon en draaiden het nummer
van Martie Verdenius. '„Dank u wel
mevrouw Verdenius", zeiden ze; „Uw
Avondgebed hebben we ingelijst; uw
Avondgebed heeft mijn man in zijn
portefeuille; uw Avondgebed ligt in
(let handschoenenkastje van de wagen;
uw Avondgebed heeft mijn man in de
zaak opgehangen". Dat zeiden ze.
De mensen vonden dat het „iets
deed" wanneer ze mij lazen. Ik werd
nog: een keer gedrukt, weer met toe
stemming van Martie Verdenius en nu
in het autotydschrift „De V.W." uit
Amersfoort. Weer die reacties, nu van
andere mensen en weer mannen en
vrouwen die me uitknipten. Dat was In
januari 1960.
Toen werd het een tijdje stil om me
heen. Misschien ben ik hier en daar
nog in zet- of stencilmachines terecht
gekomen, maar in dat geval is het mij
zelf onbekend.
Tot ik hoorde van de „Elisabeth-
bode". Ik ken het blad niet, maar het
is een uitgave van de „Stichting Elisa-
AVONDGEBED
Ter gelegenheid van de nationale be-
7ïnningsdag ontvingen wij onderstaand
gedicht, dat geen letterkundige maar
wel pedagogische pretenties heeft. Het
is van de hand van hoofdinspecteur W.
H. Bakker te Hilversum en werd voorl
het eerst gepubliceerd in het Korpsblad
van de politie aldaar, ter gelegenheid
van nationale bezinningsdag 4960.
Laat ik morgen, lieve Heer,
als ik rij door 't stadsverkeer
om mijn dagtaak 4e beginnen,
mij eens allcreeiplkgzinnen
Zomaar nog twee voorbeelden boven
en beneden) van het Avondgebedzoals
het de afgelopen weken in Nederlandse
bladen verscheen met de naam van de
oud-hoofdinspecteur.
Schilder'i Nieuws- en Adver
tentieblad 13 okt. 1961. No. 40
Avondgebed
voor elke automobilist(e) van h.i.p.
W, H. Bakker te Hilversum.
Laat ik morgen, lieve Heer,
als ik rij door 't stadsverkeer
om mijfl dagtaak te beginnet
Santolme wordt ook wel heihgenkruid
genoemd: een winterharde plant met
verdeelde, grijze blaadjes en gele bloe
men. Men zou het een soort halfhees-
ter kunnen noemen, doch ze doet meer
aan een vaste plant denken. Die kan
men nu nog wel poten en tegen het in
vallen van de winter dekt men hen een
beetje af met wat groene sparretakken.
Op de voorgrond in de border doet dat
grijze loof het heel goed.
beth-bode" en de verschijning is eens
per week. Goed, daarin ben ik dan af
gedrukt en degene die me schreef, wist
van niets.
Ze zou 'het trouwens wellicht ook
nooit te weten zijn gekomen, zonder
die hoofdinspecteur.
Want in Hilversum woont de gepen
sioneerde hoofdinspecteur van politie,
de heer W. Hs Bakker. Hij schrift af
en toe in het „Korpsblad van de Ge
meentepolitie, alhier", en dat is dan
natuurlijk in Hilversum.
Wel, in dat „Korpsblad" van septem
ber 1960 verscheen een artikel „Nood
kreet" van de hoofdinspecteur en dat
besloot met mij, met het Avondge
bed. Opnieuw stond ik dus afgedrukt
in een blad, zonder dat mijn maakster
van iets wist.
Wat bleek nu? De hoofdinspecteur
had me gelezen in de „Elisabethbode"
van 6 augustus I960 en ook hem had
ik „iets gedaan". Hij schreef dus zijn
„Noodkreet", verwees naar die „Elisa
bethbode" en nam mij en passant mee.
Wanneer u nog steeds volhoudt met
lezen, ga ik verder. Want bij het Ver
bond voor Veilig Verkeer in Utrecht
hebben ze weer die „Noodkreet" ge
lezen en ze vroegen: Hoofdinspecteur,
mogen we dat overnemen voor ons
orgaan „Wegwijs". Goed, goed, zei de
hoofdinspecteur in september van het
vorig jaar en zag verder niets meer.
En nu, een jaar later, verschijnt een
speciaal nummer van „Wegwijs" van
het Verbond voor Veilig Verkeer en
wat staat daar? Wel, daar sta ik weer,
het Avondgebed, en erbij staat, dat Ik
geschreven ben door de hoofdinspecteur
W. H. Bakker te Hilversum.
Hoe dat komt? Wel, ze zeggen dat de
rest van het artikel maar werd wegge
laten, omdat men alleen Avondgebed
echt de moeite waard vond. En zo
heeft men misschien vergeten, dat ik
eerst stond in dat „Korpsblad van de.
Gemeentepolitie, alhier" en daarvoor
in de „Elisabethbode".
Maar het gaat allemaal verder, veel
verder. Ik kom als Avondgebed ineens
te staan in een krant uit Groningen,
maar ook in het Schildertje uit Har
derwijk. Ik verschijn in plaatselijke
bladen met tienduizenden tegelijk en
in grote kranten met honderdduizen
den. Alexander Pola leest me in een
blad uit de noordelijke provincies,
stuurt me op naar Martie Verdenius
en vraagt erbij: „Heb je een ander
pseudoniem?". Want overal staat maar
in cursieve en vette letters bij, dat ik
geschreven ben door die hoofdinspec
teur in Hilversum, die ik „iets deed".
Toen ben ik het zelf gaan uitzoeken
en u weet nog van die Bezinningsdag,
tegen de helft van oktober dit jaar?
Bezinnen in verband met de gruwelen
op de weg. Wel, dat Verbond voor
Veilig Verkeer in Utrecht heeft me ge
stencild en boven me gezet, dat ik van
de hand van hoofdinspecteur W. H.
Bakker was. Die stencils gingen het
hele land door en ik kwam ook bi) G.
en G. terecht, maar daar vonden ze
het vreemd dat ik uit de pen van de
hoofdinspecteur gevloeid zou zijn en ze
drukten me niet af- Wel in „Wegwijs",
zoals u ai wist, en liefst in 200.000
exemplaren.
En nu? Wel, nu hebben een vijf of
zes miljoen Nederlanders me gelezen
en die denken allemaal, dat ik op het
pier ben gezet door hooi l n
W. H. Bakker in Hilversum. Die heeft
intussen zelf geprotesteerd bij het
Verbond voor Veilig Verkeer en wat
er nu gaat gebeuren moeten we maar
afwachten.
De hoofdinspecteur had me natuur
lijk nooit mogen citeren zelfs niet
uit de „Elisabethbode" (hoe komt die
eigenlijk aan mij?) zonder Martie
Verdenius om goedkeuring te vragen.
En het Verbond zal nu wel moeten
gaan betalen; niet alleen voor het
een paar honderdduizend keer ver
spreiden van een gedicht van Martie
Verdenius. maar ook de schade vanwege
de naam van de hoofdinspecteur die
erbij stond. O ja, en bij de radio gaat
er wellicht ook een giro de deur uit.
want Jan Goderie heeft mij het
Avondgebed ook voorgelezen in zijn
programma en erbij verteld, dat de
hoofdinspecteur Bakker maar dat
wist u al.
En zo ziet men maar weer wat er
kan gebeuren met mij: een Avondge
bed van Martie Verdenius.
Advertentie
MARTIE VERDENIUS:
1: vind het droevig."
AMSTERDAM Ze zat giste-
ren naast haar open haard,
waarin het vuur knapperde, de
schrijfster Martie Verdenius in
haar Amsterdamse huis, „Ik
vind het geheel droevig", zei ze.
„Ik houd niet van rellen, daar
voor is ons land veel te klein."
Terecht staat mevrouw Martie
Verdenius op het standpunt, dat er
nog'zoiets is als Auteurswet en zij
zal, heb ik een en ander goed be
grepen, de zaken rond haar Avond
gebed er zeker niet zo bij laten
zitten.
„Ik zon het deze winter ook ge
bruikt hebben voor mijn televisie
programma „School voor Volwas
senen", maar wat ik nu moet doen
weet ik niet", zei mevrouw Ver
denius. „Kijk, als iemand een gou
den plaat wint, dan gun ik hem of
haar dat van harte. Ik heb in mijn
leven drie- of vierhonderd liedjes
geschreven. Nu is er een, waar iets
mee gebeurt en nu vind ik het
droevig, dat het zo gaat."
„Een week lang heb lk aan dit
Avondgebed geknoeid. Het Is sim
pel. Het is wat stuntelig, maar zo
is een gebed toch ook?", vroeg
mevrouw Verdenius.
Meneer Bakker heeft ook al kon-
takt met mevrouw Verdenius ge
had. Hij vond het allemaal vrese
lijk vervelend en dat vindt de
schrijfster ook. Hij zag het Avond
gebed vooral, geloof ik. als een ge
bed; mevrouw Verdenius ziet het
uiteraard als een product van haar
beroep, van haar schrijfsterschap.
Niemand zal willen beweren, dat
de schrijvers en schrijfsters in
Nederland hoog gehonoreerd wor
den. Wie bij vrienden een handige
muurkast heeft gezien, kan die
door de timmerman laten nama
ken, voor dezelfde prijs. Teveel
wordt nog gedacht, dat de over
name van gedichten of verhalen
met het „eerbewijs" van de aan
haling alleen al aan de schrijfster
of schrijver betaald is.
Er zijn zelfs momenten, dat men
er een verkeerde naam bij zet....
Mengmeststof voor kamerplanten 65°/o
100 gram - 65 ct - Volop groei en bloeit
TT ET AVONDGEBED, dat die
vreemde reis onder een vreem-
naam door Nederland maakte en
dat uiteindelijk een aan de geest
van Martie Verdenius ontsproten
verzameling regels is, luidt aldus:
Baat ik morgen, lieve Heer,
Als ik rij door 't stadsverkeer,
Om mijn dagtaak te beginnen,
Mij eens allereerst bezinnen
Op de moordenaar sluw en koud,
Die naast mij het stuur vast houdt
Heb 'k ro'n voet oo de rem gezet.
Fluistert hii: ,,.To. 't ging nog net!
F.n dat viiftigga nou door,
Daar 's toch geen controle voor!"
Lieve Heer, waar ik nok koom',
Hou mijn moordenaar in toom....
Laat ik morgen, lieve Heer,
In de race van 't snelverkeer
Het niet op de weg verhalen,
Als 'k een half uur in moet halen.
Om een bocht zie ik geen fluit,
Maar mijn moordenaar lacht me uit,
„Passeer maar een beetje snel",
Zegt hij, „meestal lukt het wel,
Jij bent zo geroutineerd,
Met drank gaat 't zelfs niet verkeerd!"
Lieve Heer, red me uit 't gevang.
Hou mijn moordenaar in bedwang..,.
Laat ik morgen, lieve Heer,
Rijden of 'k de eerste keer
'n Stuurrad in de hand mag houwen,
Niet op goed geluk vertrouwen
Door de kilometer-teller,
Grijnst mijn moordenaar „sneller,
sneller!"
Wat weet hij van het gezin,
Waarvoor 'k zorg en wat 'k bemin!
Laat toch het „tot-vanavond"-afscheid,
Niet, eprl fictie ziin, maar feit,
Lieve Heer, bezweer 't gevaar,
Vermoord in mij die moordenaar!
Complexje
Mensen die zich in het verkeer
kinderlijk gedragen zouden door
een tekenaar ln een strip gezet
moeten worden als een Koenraad,
zei mr. J. Klaasesz dezer dagen.
Waarom Koenraad, waarom zei mr.
Klaasesz niet: Jan Klaassen?, vroeg
ik zaterdagochtend.
„Nu gaat u toch wel een beetje on
besuisd te werk. Ik heet Jan Klaas
sen, mijn grootvader heette ook zo en
mijn kleinzoon ook, als u begrijpt wat
ik bedoel. Laten we hem Complexje
noemen, zo zal wel niemand heten.
Of anders gewoon Piet Russel".
JAN KLAASSEN
Brunotlaan 18
Vlaardingen.
Ga uw gang, ik heet geen Piet,
mijn grootvader niet en, een klein
zoon heb ik nog niet. R.
23
Maar als het beleg langer geduurd
had, zouden ze blij zijn geweest met
dat geitevlees, en ik, Nicolas Midi,
ben het geweest, die hen gewaar
schuwd heeft voorraden aan te leg
gen. Ik heb dit lot niet verdiend. En
toen, toen Pierre de olie bracht, en
u niet zelf kwam, heb ik uit de
zwakheid van mijn hart gezegd:
,.Zie, zelfs de geneesheer is bang
voor mij. Hij heeft zijn mening ge
vormd en ik ben verloren...."
„Men had mij in de veronderstel
ling gebracht, dat de toestand van
de vrouw wanhopig was."
„Ik zou er u geen verwijt van heb
ben gemaakt, Meester Niroi. Uw
goedheid en uw toewijding aan de
zieken zijn te goed bekend. Als gij
me niet kunt redden, zal God het
wellicht doen en doet hij het niet,
dan geschiede naar Zijn wil."
Nicolas Midi en Nicol de Chirur
gijn bekruisten zich eerbiedig.
„Misschien heeft Hij u reeds ge
red, pater. De vlekken zijn vandaag
weg."
Midi bekeek aandachtig zijn borst
en hield vervolgens zijn handen voor
zijn gezicht.
„Ik zou er op durven zweren dat
er voor de mis een vlek op mijn
duim was." Hij dacht een ogenblik
na. „Zelfs later nog," zei hij. „Ja,
ik heb haar nog gezien in de cel
van pater Isambart."
„Zij is er niet, pater. En als mijn
geneeskunst en mijn gebeden iets
kunnen uitrichten, zal zij nooit terug
komen.I'
Midi glimlachte voor de eerste keer
tijdens het bezoek, „Ik houd van een
dokter die zijn gebeden zegt. Te veel
geneesheren eisen alle eer voor zien-
zelf alleen op."
Nicol de Chirurgijn boog dankend
en vroeg: „Bent u er zeker van, dat
de vlek er vanmorgen was?"
„Ik kan u precies vertellen wan
neer ik haar- het laatst gezien heb.
Ik wilde mijn hand zegenend op het
hoofd van de jongen leggen en toen
zag ik die vlek en raakte het kind
niet aan."
De dokter schudde het hoofd. „Ik
geloof dat u het beste maar de chal-
moogra olie kunt gebruiken, Eer
waarde Vader. Zoveel u maar ver
dragen kunt. Het is walgelijk goed."
Toen hij vertrok, schudde hij nog
steeds het hoofd in een verbijstering
die onder zijn broeders van de lange
tabberd niet ongewoon was, maar ta
melijk zeldzaam bij Nicol, die een
waarlijk groot chirurgijn was-
Tegen de avond van de volgende
dag keerden Hugo en Pierre terug
van hun bezoek aan de boerderij.
Toen zij de stadsmuur naderden, be
gonnen zij zich te haasten, uit vrees
UUVÏCaCC-
SclunmcvtL
dat ze anders de poorten gesloten zou
den vinden. Plotseling begonnen de
zware klokken van de St. Ouen te
luiden en alle andere kerken van
Kouaan mengde.i z,cn m.. l„.i-
tere stemmen in het koor. Het vas
Vespers, het uur waarop een man
zijn werk neerlegde, zijn rug rechtte
en eer hij ging eten, God dankte dat
er weer een dag verstreken was zon
der hem leed berokkend te hebben.
Toen de diepe vloedgolf van klank
wegebde, werd hij vervangen door
het hardnekkige gerinkel van een
schor belletje, een heel eind verder
op de weg. Een klein groepje mon
niken, met in hun midden een man
die alleen liep en gevolgd door een
rot piekeniers en kruisboogschutters,
kwam langzaam naderbij. Toen zij
tot op korte afstand genaderd waren,
zag Hugo tot zijn ontsteltenis dat de
monniken aan het hoofd van de pro
cessie lange kerkkaarsen droegen,
maar zij waren gedoofd en werden
ondersteboven gedragen, zodat hun
zwartgebrande pitten naar de aarde
wezen. De man in het midden was
gekleed in de grijze pij van een boe
teling. Alle gezichten stonden ernstig
en bedroefd.
„Blijf op afstand!" schreeuwde de
monnik aan het hoofd.
„En blijf boven de wind." voegde
hij er aan toe. terwjil h;i omhoot
keek naar het gebladerte dat begon
te bewegen in een acht briesje.
„Alle Heiligen, sta me bij!" mom
pelde Hugo en Bekruiste zichzel'.
Pierre en hij maakten dat ze van
de weg af kwamen.
De man in het centrum van de
groep, ontdaan van ieder kledingstuk
dat op een kerkelijke waardigheid kon
duiden, was Nicolas Midi. De bel
was vastgemaakt aan een koord om
zijn middel, zij rinkelde haar waar
schuwing bij iedere stap van zijn
blote, rode voeten. Zijn handen hield
hij met de palmen tegen elkaar ge
drukt voor zijn borst, de duimen
de-
vormden het kruis, zoals zij dit
den tijdens de Mis-
Pierre zag de vlek op zijn duim,
groter dan eerst en nu ook gezwol
len. Gedurende de vierentwintig uur
dat Pierre met Hugo de stad uit was
geweest, had de melaatsheid van de
kannunik zich onmiskenbaar geopen
baard. Met een haast die noodzake
lijk was in zulke gevallen, had de
Kerk hem onmiddellijk beroofd van
zijn kerkelijke waardigheid en hem
een eenzaam, ver verwijderd gasthuis
aangewezen, waar monniken die de
zwaarste geloften hadden afgelegd,
hem verzorgen zouden zolang hij
leefde, en hem. als ziin eeest ver
ward mocht raken, beletten zouden
te ontsnappen en de wereld met zijn
besmettelijke ziekte in gevaar te
brengen. Niemand wist beter dan Mi
di dat mettertijd hun gebeden voor
zijn verlossing steeds duidelijker ge
beden voor zijn verlossing door de
dood zouden worden en dat zij hem
tegen het einde zijn voedsel zouden
toeschuiven met behulp van lange
stokken, om te voorkomen dat zijn
afstotelijkheid hen zou besmetten en
verhinderen anderen te verzorgen.
Hij zou het hun niet ten kwade dui
den. Hij kon misschien nog wel twin
tig jaar leven.
Zijn gedachten waren te zeer in
beslag genomen door de omvang van
zijn eigen ongeluk dan dat ze lang
konden verwijlen bij zijn meest ge
liefde misdienaar, maar uit gewoon
te hief hij zijn hand op in een zege
ning en een vaarwel voor de knappe
jonge acoliet, die. naar hij nu wel
zeker wist, nooit samen met hem zou
ontbijten. Maar hij kon zien dat
Pierre moeite had zijn gevlekte en
veranderde gezicht te herkennen. De
gewezen kanunnik wendde zijn ge
zicht beschaamd af. drukte zijn hand
palmen weer tegen elkaar, en liep
voort, terwijl het belletje luidde.
(Wordt vervolgd)
pimmiiiiiniiimiiiinimfflfflHimmiifflmfflMmMiimiHimHMUiMiniMnMmmiiniiiiMimiiHiimiiinmiiniimiiimiifflnimniiiniimnnmnniiniiwiiiniiiniiiNiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiimiJe
25. Al was de maat dan geen mees
ter over het aandrijvingsmechanisme
van het proefschip, hij kon met be
hulp van het stuurwieltje enigszins
de koers bepalen.
Nu cirkelde hij in grote kringen rond
zijn moederschip, terwijl zijn angstig
geroep dan weer veraf, dan weer dicht-
bii over het water klonk.
Het scheepje had er een stevige gang
in en dit veroorzaakte hoge golven, die
het geheel aan het oog onttrokken.
Zo leek het alsof de maat zichzelf
voortdreef, als een wonderlijk zeewe
zen met een wapperende baard, gevan
gen in een geheimzinnige cirkel.
„Doe d-dan toch wat!",
stem, „r-red mij toch!
v-verga! Ik v-verdrink!
„Een sinister gezicht!
meester.
snerpte zijn
Es-O-Es!Ik
vond de
Kappie had een scheepstoeter gegre
pen.
„De enige die ja iets kan doen, ben
jezelf, klont!", tetterde hij zijn stuur
man toe, „jij hebt dat sakkerse ding
op gang gebracht en dus moet je ook
in staat zijn de motor stóp te zetten!"
Het duurde even voor dit tot de
maat doordrong. Toen tastte hij met
een trillende vinger opnieuw door het
stuurhutje onder zich
In het P.Z.E.M.-getoouw aan de Poe-
lerodaelesingel te Middelburg heeft vrij
dagavond voor de Personeelsvereniging
der P.Z.E.M., professor W. H. C. Ten-
baef, hoogleraar aan de universiteit te
Utrecht een causerie met lichtbeelden
gehouden over het onderwerp „Telepa
thie en helderziendheid". Voor deze
causerie bestond een goede belangstel
ling
In de Gereformeerde kerk aan de
Pironstraat te Axel is een Suriname-
avond gehouden. De heer Breedveld
sprak over dit land. In de middaguren
was er een bijeenkomst voor de jeugd.
9 Voor deze week staat een bijzonde
re middag op het progiamtma "an de
bejaardensocieteit in Haamstede. Op
donderdagmiddag n.l. zal in het rust
huis „Duinoord" de heer W. de Vrieze
uit Haamstede spreken. Hij zal vertel
len over zijn reis naar de Verenigde
Staten, aangevuld met kleurendia's.
Ten bethoeve van „Kinderzorg" in
Middelburg werd te Hetnkenszana een
inzameling gehouden met het volgende
resultaat: 36 zakken aardappelen, zets
kisten fruit, vier zakken uien, vier zak
ken kool en vier zakken kieren.
Ter gelegenheid van de opening van
de winkelweek in Heinkenszand georga
niseerd door de vereniging „Winbela"
maakte de muziekvereniging Euterpe"
zaterdagmiddag een mars door hel
dorp.