AVONTUUR
IN HET BOS
BIJ DE R ÏÏÏNE
1KAPPIE EN DE VERTRAAGDE MASSA I
Maandag 16 oktober 1961
ZEEUWSCH DAGBLAD
Pag. 2
Wilde beesten
Naar het bos
Bloed op het been
Woestenij
Een pad
DE
TINTELS
Antillianen sloegen
spijkers met koppen
Samenwerkende VVV's
houden contactdag
I~*^NNE vanmiddag gaan we fijn tiaar de ruïne van Brede-
roo. Robbertje zei het bescheiden, want hij voelde, dat
hij de gevaarlijke zóne naderde, toen hij me voor de
veertiende keer aan mijn belofte herinnerde.
Ons gezin heeft een plotselinge, on
natuurlijke uitbreiding ondergaan.
Marijne is voor veertien dagen tot
oudste gepromoveerd en moet in die
tijd onze aandacht delen met Robber
tje en een tweeling, die zij bescher
mend ,,de kleintjes" noemt omdat ze
drie hele jaren later zijn geboren.
In ruil voor deze haastige gezinsuit
breiding hebben we voor dezelfde
veertien dagen een echt huis gekregen
met een tuin vóór en van achteren en
slaapkamers op verschillende verdie
pingen.
En vlak bij dat huis ligt de ruïne
van Brederoo.
De eerste week zijn Robbertjes
ouders ook nog in het huis om ons „in
te werken" en Robbert laat mij in
sneltreinvaart alle geneugten van de
omgeving verkennen, zodat hij niet
wegens ondeskundige leiding thuis
moet blijven als zijn ouders straks
naar Parijs zijn vertrokken.
DE RUÏNE van Brederoo werd geen Mj
overdreven succes. Robbert was*
er min of meer stamgast en zeulde
Marijne en mij zeven en veertig trap
treden op. Schone vergezichten zijn
aan hem nog niet besteed en dus
moest ik ademloos achter hem aan
draven, omdat ik bang was, dat hij
van een kanteel omlaag zou duikelen,
als ik aan de andere kant mijn oog
over boomtoppen liet weiden.
„Waarom loop jij toch zo hard", in-
fr meerde Marijne hijgend, toen zij
v.ak achter hem aan op uitgesleten
treden een weg omlaag zocht.
„Nou, dan zijn we vlug in de kelder
en daar zijn wilde beesten."
„Ha, fijn, wilde beesten", griezelde
Marijne en deed nijver haar best om
armen en benen te breken in een
noeste poging Robbertje niet uit het
oog te verliezen.
..Waar zijn ze dan", klonk het even
later in de donkere gewelven van Bre
deroo's lustslot.
„Die zijn er nu niet meer", deed
Robbertje gemakzuchtig zijn belofte
teniet. „Maar vroeger wel", voegde
hij er als troost aan toe.
Marijne was diep teleurgesteld door
de afwezigheid van verscheurend ge
dierte en slenterde landerig door de
donkere kolder: „Laten we maar weg
gaan, pap, ik vind het hier niks
Jeuk."
'„Ja maar, wacht eens even", pro
testeerde ik. De toegangsprijs was
wel niet schokkend hoog geweest,
maar waar je voor betaald hebt, wil
je toch van genieten. „Dit is een heel
mooi oud slot en heel, heel lang ge
leden.
„Ik vind het hier toch niks leuk",
mopperde Marijne niet onder de in
druk.
„Laten we buiten maar een ijsje
gaan kopen", kwam Robbert met een
nieuw initiatief. „Er staat altijd een
man voor de ruïne en die verkoopt
ijs."
„Ja, laten we dat c-oen", viel Marij
ne hem geestdriftig bij, opgetogen
over de manier om uit de donkere
ruimte te geraken.
16
„Bedaar, Hugo. Je hebt zelf ge
zegd dat je het vuur nog nooit zo
hard hebt opgestookt als vandaag,
terwijl je aan het werk was aan dat
dwaze kapje. Misschien was het nog
niet helemaal gedoofd. De jongens
zijn anders voorzichtig genoeg. Mis
schien lag het hout helemaal niet
zo dicht bij de smidse." Het vuur
begon normaler afmetingen aan te
nemen, en naarmate het afnam,
nam ook Hugo's woede af.
„Nou ja. misschien sla ik ze dan
wel zo dat ze maar drie dagen nietj
kunnen zitten. Maar ik houd vol dat
het hout te dichtbij lag, al was de;
smidse dan misschien nog een beetje
warm, zoals jij zegt."
Achter Maria verscheen de ge
daante van Pierre, loen hij bemerk
te dat hij alleen lag in het grote bed
en hij de boze stem van zijn pleeg
vader hoorde, was hij naar de werk
plaats gegaan om te zien wat er
aan de hand was.
„Oh!" riep hij uit, in de vlammen
turend.
„Ja jongeri. kijk maar eens goed
wat je gedaan hebt. Daar gaat een
hele dag brandstof naar de maan.
-ij hebt toch het hout opgestapeld
niet?"
„Ik heb er bij geholpen," ant
woordde Pierre. „Maar kijk eens
naar de bak!"
„O, die zal heus niet verbranden.
Het hout, daar ben ik kwaad over."
„Maar het kapje dan! Dat heb ik
in de bak gedaan om het een veilig
plaatsje te geven. Het lag zo wankel
op het randje van de plank. Ik dacht
dat het veiliger zou zijn in de bak."
„Heb jij het kapje in de vuur
vaste bak gedaan?"
„Ja vader."
„Met leer en al? Het was in leer
gewikkeld."
„Zeker, vader. Ik zou het heus niet
uitgepakt hebben. Ik wist dat het iets
bijzonders was. Ik heb er u de hele
dag aan zien werken."
Hugo dacht na. Als hij rechtvaar
dig wilde zijn, moest hij toegeven
dat hij het ding tamelijk zorgeloos
op de plank had gelegd. Misschien
had het er uitgezien of het op het
punt stond naar beneden te vallen.
Hoe dan ook, hij kon er nu toch
niets meer aan veranderen.
„Was er ook hout in de vuurvaste
bak, Pierre?"
„Een paar oude verkoolde stukjes."
„Geen groene spaanders?"
„Nee, alleen maar oude stukjes
houtskool."
Hugo kreunde.
Betere metallurgisten dan Hugo van
Milaan zouden geweigerd hebben gis.
singen te maken omtrent de uitwen
king die dat duivelsmengsel van
houtskool en gelooide ossehuid op
het ijzer van een vallende ster zou
hebben en Hugo was doodmoe. Er
kwam nu een afschuwelijke stank uit
de bak, kleine, groene vlammetjes
verschenen rond het deksel.
„Enfin, gebeurd is gebeurd," zucht
te Hugo. „Misschien is het kapje be
dorven. Ik weet zelfs niet hoe lang
ik het zou moeten verhitten met al
dat leer er omheen."
„Zou je het dan wel weten als dat
leer er niet omheen zat?" vroeg
Maria sluw.
Bedroefd flapte Hugo de waarheid
eruit. „Peste! Nee, natuurlijk niet.
Er zijn veel te veel onbekenden in
het spel."
„Ik geloof dat we het beste maar
weer naar bed kunnen gaan, lieverd
Je weet immers toch niet wat je
doen moet. Ga wat rusten, Hugo.
Morgenochtend is het kapje mis
schien wel hard."
Hugo vond het niet prettig dat zijn
vrouw hem vertelde dat hij zelf niet
wist wat hij doen moest, maar aan
gezien het volkomen waar was, liei
hij het kapje in de vuurvaste bak en
de bak in de vlammen van.het do
vende smidsvuur en slofte terug
naar het bed, met koude voeten van
de stenen vloer. De hele nacht lag
de bak op het bed van gloeiende ko
len, in de ochtend was hij nog steeds
warm.
Toen ze de volgende dag de bak
openden er er in keken, lag het kap
je in een laag zwarte stof, die over
gebleven was van het leer. Het was
bruin gevlekt door de oliën en che
micaliën die uit de huid gekookt wa
ren. maar er was geen ijzerslag op.
Er waren ook geen putjes in geko
men en het had zijn vorm bewaard.
Maar niemand kon zeggen of het
hard was of week. Hugo schoot er
tegen met een vingernagel. Onmid
dellijk weerg-almde het vertrek van
een luide, zuivere heldere, lang aan
gehouden toon, als die van een klok.
Hugo's gezicht ontspande zich. Tot
dusverre was alles in orde. Hij zet
te er een harde vijl op, maar hij
kon er zelfs geen vlek afkrijgen.
„We zullen het ook moeten probe
ren op broosheid," zei Hugo, met
iets van angst. „Staal gedraagt
zich vaak op deze manier, het ver
splintert dan bij de eerste de beste
slag." Hij tikte er onderzoekend op
met een klein hamertje. Weer die
luide, heldere klokketoon. Zwaardere
slagen op alle punten van het opper-
vlak slaagden er slechts in die toon
te versterken.
„We moeten het op buigzaamheid
onderzoeken," zei Hugo. „Maar ik
durf niet. Ik ben bang dat het zal
scheuren." Om het zekere voor het
onzekere te nemen, zond hij op Ab-
doellah na iedereen de werkplaats
uit, en kookte het kapje een half uur
lang in olijfolie. Een deel van de
vlekken verdween en de oppervlakte
vertoonde meer glans dan eerst.
Hugo zette het kapje in een bank
schroef en draaide de bek dicht tot
het ovaal dat op het hoofd van Jac
ques Coeur had gepast, een volmaak
te cirkel was geworden.
„Nu moge Sint Elooi het in zijn
oude vorm terugbrengen," fluisterde
Hugo en draaide de bankschroef los.
De cirkel veranderde weer in een
ovaal.
„Het is goed, hard, getemperd
staal," zei hij. „Zo goed als ik ooit
gemaakt heb."
„Mag ik het proberen met mijn
zwaard, meester?" vroeg Abdoellah.
(Wordt vervolgd)
TAE IJSVERKOPER had een vrije
dag en besluiteloos gingen we op
een laag bankje zitten. Mijn horloge
vertelde, dat we precies twintig minu
ten onderweg warep en de vrouwen
thuis hadden zich ons uitstapje uitge
breider voorgesteld. „Ja, als jij nu
met ze naar die ruïne gaat, dan kun
nen wij heerlijk rustig theedrinken,
terwijl de kleintjes naar bed zijn",
hadden ze gezegd.
„We kunnen ook nog naar het bos
gaan", hielp Robbertje me uit de im
passe.
Over het bos had ik al veel ge
hoord. ,,Ik heb er al eens een ree
zien lopen", had Robbertjes vader me
verteld, maar omdat hij voor een pe
riodiek werkt dat regelmatig sterke
verhalen publiceert, was ik vakkundig
gereserveerd. Maar neen, het was
werkelijk een geweldig bos. Enkele
kronkelige paadjes hadden zich een
weg gebaand door woest struikgewas
en dichte bomenbundels. Steile opgan-
getjes voerden naar echte heuvels, die
zich van hoogte tot hoogte voortrepten
naar een onzichtbare zee.
En het was een schoon bos, onge
schonden door de gulzige Randstad
Holland en haar rumoerige stedelingen.
Jaren geleden heb ik nóg eens in
Randstad Holland een bos ontdekt ten
westen van Noordwijkerhout, dat via
een nauw paadje bijna onvindbaar
was. Toen kwam er een commissie,
die in de bollenstreek een tekort aan
recreatie ontdekte. Deze ontdekking
had een brede weg naar het bos tot
gevolg. In dat fijne bos van weleer
breek je nu je nek over taartjes-dozen,
bananenschillen, draagbare radiootjes
en toffeepapiertjes. „En als we dit
paadje afgaan, zijn we zo weer thuis",
onderbrak Robbertje mijn bosdroom.
Ik keek op mijn horloge.
„Weet je wat, jongens", deed ik op
gewekt, „we gaan als echte woudlo
pers een tocht dwars door het struik
gewas maken."
„Ja, dat is een goed plan", juichte
Robbertje.
TV/TAAR het was geen goed plan. Eerst
zwoegden we met z'n drieën vro
lijk door dichte struiken, kropen on
der takken door en lachten om doorn
struiken.
„Kijk eens, pap", zei Marijne trots,
„ik heb helemaal bloed op mijn been
en ik huil nog niet eens."
Robbertje voelde zich tekort schie
ten en ging ijverig zijn benen inspec
teren. De vele schrammen wogen ech
ter niet op tegen de kras van Marijne.
„Nou maar, toen ik hier met mijn
eigen vader was", begon hij op goed
geluk een verhaal, waaraan hij zelf
bij voorbaat al niet geloofde, „beet er
eens een leeuw in mijn voet, maar ik
vond het niks erg."
Hij keek een beetje onzeker naar
boven om de reactie van zijn mede
deling op mijn gezicht af te lezen.
De struiken stonden ruim een halve
meter hoog agressief om ons heen.
Marijne begon voorzichtig haar naaste
omgeving te verkennen. „Hier zijn
toch lekker geen leeuwen, hè pap",
zocht ze steun. Mijn geruststelling
overtuigde haar niet: „Laten we maar
weer naar het pad gaan en dan fijn
terug naar huis", stelde ze voor.
„Ja, we gaan terug naar het pad",
besliste ik. De dichte struiken, die zo
ver het oog reikte om ons heen strik
ten, gaven geluidloos een honend ant
woord.
„Eens kijken", deed ik bedrijvig.
Robbertje voelde de onzekerheid:
„Mijn vader zegt altijd, dat ik nooit
van het pad af mag gaan", verkon
digde hij vroom, „laten we maar vlug
naar het pad teruggaan".
„Blijven jullie even hier staan, dan
ga ik daar boven op die berg even
het pad zoeken", poogde ik de teu
gels weer strak in handen te krijgen.
„Weet u dan niet meer waar het
pad is", informeerde Robbertje on
barmhartig. „Natuurlijk weet ik dat
wel, maar ik moet even op die heu
vel kijken", verdedigde ik me zwak
jes.
„Dan zijn we dus verdwaald", con
stateerde hij gelaten.
Marijne begon bitter te wenen.
„Daar hoef je toch niet om te hui
len", zei Robbertje moedig, „wij zijn
fijn verdwaald, net als in het boek.
Misschien moeten we wel hier in het
bos slapen en dan komenHij
slikte dapper, maar zag opeens alle
mogelijke gevolgen van het avontuur.
„Er zijn toch lekker geen leeuwen hier
in dit bos", deed hij grootmoedig af
stand van zijn met roem beladen ver
haal.
Advertentie)
BOVEN op de heuvel grijnsde de
woestenij me tegemoet. Kilome
ters ondoordringbaar struikgewas aan
de ene kant en een bos, dat versperd
werd door bomen, die jaren geleden
door de bliksem werden gekiietd, aan
de andere zijde.
„De zon gaat in het Westen onder"
repeleerde ik bij mezelf, „in het Wes
ten ligt de zee, in het Noorden ligt
IJmuiden. Als ik dus de hoogovens
kan zien, moet ik met de zon in
mijn rug de andere kant op".
Moedeioos klauterde ik omlaag. Ih
de diepe verte zag ik de twee kleine
kopjes van Marijne en Robbert tussen
de noge struiken staan. Ze waren
geen meter van hun plaats gekomen.
„Hebt u wolven gezien vroeg
Robbert, opgelucht door het feit dat
ik terug was. „Wel nee, malle jongen,
er zijn hier geen wolven". „Zie je wel",
wendde Roobert zich bevrijd tot Ma
rijne, „je vader zegt het zelf: Er zijn
hier geen wolven".
„En wat gaan we nu doen, pap,
heb je het pad al gevonden". Marijne
poogde dapper te zijn, maar haar
ogen zwommen in bedwongen tranen.
ik voelde me schuldig, ik zag de
kleine geschaafde beentjes tussen de
vijandige struiken en besloot tot een
krachtig optreden: „Kijk, nu zal ik
jullie een voor een op mijn nek ne
men en dan naar dat bos brengen".
„Is daar dan het pad", beefde Ma
rijne.
„Misschien is daar wel de boswach
ter", veronderstelde Robbertje hoop
vol. Marijne ging het bos op slag
als een veilige toevlucht zien en wil
de het eerst worden vervoerd. Rob
bert zag ons met een bang lachje
vertrekken. Na zeven van dergelijke
expedities zag ik de hoogovens.
MIJN collega Xenophon heeft in de
oudheid eens een expeditie Griek
se soldaten dwars door Perzië naar
de Adriatische Zee geleid. Het moet
een barre tocht zijn geweest en de
uitgeputte Grieken konden slechts
„Thalatta, thalatta" de zee, de
zee jubelen, toen zij eindelijk het
water voor zich zagen. Maar hun ge
juich moet zwak en geesteloos zijn
geweest vergeleken met de kreten
„Een pad, een pad", die Marijne en
Robbert uitstootten, toen we eindelijk
een gebaand weggetje vonden.
„En ik ben helemaal niet bang ge
weest, hé paps", borrelde Marijne
over van diepe vreugde, „nou ben ik
lekker groot genoeg om mee naar
Frankrijk te gaan".
„Of naar Amerika, of naar Amster
dam", zocht Robbert naar overtref
fingen. Tien pond lichter stapte ik
tussen hen voort: „Zo en nu fijn naar
huis". Dit werd een bittere teleurstel
ling. Als je echt verdwaald bent ge
weest, neb je recht op wenende vrou
wen, die handen-wringend door voor
tuintjes rennen. Maar de voortuin
was leeg en we moesten zelfs door
het gangetje naar het achterpoortje,
want er werd niet opengedaan.
„Zo, hebben jullie plezierig gewan
deld, kom maar vlug een kopje thee
drinken", zeiden de vrouwen, die in
de achtertuin gezellig onder een para
sol zaten.
„Nee", zei Robbert teleurgesteld en
verontwaardigd, „want we zijn ver
dwaald geweest".
„In het bos", verduidelijkte Marij
ne en wachtte gestreng op een bevre
digende reactie. Het zo-dat-is-leuk
vanonder de parasol voldeed haar he
lemaal niet.
„Kom maar, dan gaan wij fijn
steppen", wendde Robbert zich boos
af, „enne we zijn toch fijn door wolven
gebeten, hè Marijne?"
„Ja", zei Marijne solidair.
WE GAAN MET EEN
GROEPJEAAN JUDO-.
LESSEN BEGINNEN, f
PETRA! H6.CAAR.H6B
IKECHTZININ!
WAT
EEN
FLAUW
SPELLE
TJE!
FLAUW?
WAT IS
DAARW6S)
FLAUW
AAN?
KtiBBNSS&C.
IKHEB'TNOG VAN MIJN
OMA GELEERD,PIE WAS
ER REUZE GOED
J^OAAROMVINO T BEN JE
IKWETVQOR JOU. rJ ,19U HEl~
zo kinderachtig!
VOLWASSEN KERELS)
dULllÊZIJNSTA'
LEMAAL?
UUDOISEEH
VAN DEMEEST
0,UUD0...IK
DACHT DATJE.
5JOELEN ZEI.'
T
6kk
riiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiüiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiKiiiiiiiiiifiiiniiiiiiiiniiiis
DEN HAAG (A.N.P.) Tevreden over
de resultaten van hun besprekingen zijn
drie Antilliaanse autoriteiten dit week
einde uit Nederland vertrokken na een
bezoek van twee weken. Zij hebben
overleg gepleegd over de voor-financie
ring van nieuwe projecten in de Antil
len. „Wij hebben spijkers met koppen
geslagen", verklaarden de heren J. E.
Yrausquin, minister van financiën en
welvaartszorg, M. P. Gorsira, gezagheb
ber van Curacao en O. Henriquez, ge
deputeerde van Aruba.
De Antillianen hebben gesproken over
financiële steun aan plannen voor de
verbetering van inrichtingen voor het
destilleren van drinkwater uit zeewater,
verbetering van elektriciteitsvoorzienin
gen voor havens en vliegvelden.
Er is een overeenkomst gesloten, die
nog aan het parlement en aan de eilan
denraden moet worden voorgelegd.
18. Terwijl Kappie nog stond te
grommelen over de narigheid die een
eerlijk zeeman van landrotten te ver
duren had, kwam Okki bezorgd nader
bij.
„Als dit zo doorgaat, ben ik bang
dat deze hele tocht in puinpoeder ein
digt", meldde hij.
„Hoezo?!", vroeg Kappie, „wat is er
nou weer, jong?"
„Nou, dat kraakt en schuurt daar
achter, dat horen en zien je vergaat".
verduidelijkte de scheepsjongen, „mis
schien dat die haak het nog wel houdt
maar hebt u gezien hoe die tros aan
onze sleep vastzit? Dat lijkt me maar
snert, hoor!"
Kappie zette zwijgend het roer vast
en liep met Okki mee naar het achter
dek. Daar rukte en trok de zware
sleephaak aan zijn schip en de goede
sleepboot protesteerde kreunend. De
tros leek een vioolsnaar, zo strak stond
hij tussen het schip en de sleep. Maar
Kappies grootste zorg gold het punt,
waarop het kabeltje aan het proef-
schip was bevestigd.
„Blikskaters..", prevelde Kappie,
„als de windkracht toeneemt en de
Kraak gaat nog meer rukken, schiet
dat ding los en dan is een kwart van
mijn jaarinkomen naar de haaien! Hoe
komen die driedubbel
landrotten op het idee, om een dood
gewone kruideniersknoop in dat kabel
tje te leggen..!"
SCHOONDIJKE. De samenwerken
de V.V.V.'s van West Zeeuwsch Vlaan
deren hebben het voornemen op don
derdag 9 november a.s. (n Schoondljke
een contactdag te organiseren. Als spre
ker is uitgenodigd dr. J. van der Stap,
directeur van de A.N.V.V. voor Frank
rijk. De heer van der Stap zal dan spre
ken over het onderwerp „Het Franse
toerisme naar West Zeeuwsch Vlaande
ren".
De samenwerkende V.V.V.'s zijn er
voorstanders van een zo gevarieerd mo
gelijke samenstelling van het toerisme
te verkrijgen. De verschillende acties
die gevoerd zijn tonen aan dat door pro
paganda richting gegeven kan worden
aan de toeristenstroom. Propaganda in
Frankrijk zou dan kunnen betekenen
dat er meer Franse toeristen naar
Zeeuwsch Vlaanderen zouden komen.
De Zeeuwse Collecte heeft te Ho«-
dekenskerke 146,60 opgebracht en te
Kwadendamme 138,15.
Mevrouw Strubbe van Veen zal don
derdag 17 oktober in de Franse kerk te
overgehaalde Groede voor de Hervormde vrouwen
vereniging een lezing houden over het
onderwerp „Waakzaamheid voor de
vrouw in 't hedendaags tijdsgebeuren".