VOOR DE JONGENS
1KAPPIE en het geheim van de oude prentbriefkaarten
Vooral de
angsi niet
vastgespen
DE NATUUR
LUYCKS
frites
saus
ZEEUWSCH DAGBLAD
Pag. 2
russel
gehoord
en
gezien
I
Het kan niet meer
Één klap
Niet overtuigd
Handel in angst
Remedie
Aanvoerregeling fruit
bij veiling Kapelle
Niet nodig
Fotograferen
in en om uw huis
- i?i>l
Pas op, geen paniek!
PW
ÏK weet niet oï
u dat ook
i heeft, maar er
zijn dagen dat ik
de klap in het ge
zicht dubbel voel
en huiver. „Ne
gen doden in het
verkeer gisteren,
zeven eergiste-
ren; zestien mensen in twee dagen."
Het stond (gisteren) op de voor
pagina van deze krant te lezen. Naast
die 63 doden bij een vliegramp in
Argentinië en die vier Belgen die in
Groenland in de hergen worden ver
mist. En we waren er nog niet
eens.,..
I
Want bij die negen doden kwamen
er nog vier: ergens in Friesland rijden
twee jongens zich dood op een motor;
ergens bij Dordrecht rijdt een priester
2 zich dood; in Den Haag rijdt een fa-
I brieksarbeider zich dood. Dat zijn er
dan twintig in drie dagen; twintig
mensen die maandag deze week nog
allemaal leefden en lachten, hun werk
deden. Als u doortelt, terug-telt, naar
zaterdag, dan is het zo, dat er gister,
middag om twaaf uur 33 mensen in
het Nederlandse verkeer zijn gesneu
veld. Drie en dertig dus die vorige
week vrijdag 's morgens zonder iets
te mankeren uit hun bed kwamen. En
de kans is helemaal niet uitgesloten,
dat deze krant u nóg meer doden meldt.
Het grijpt af en toe naar dc keel en
men vraagt zich af: Moet dit gewoon
doorgaan, moet het geleidelijk aan „an-
derhalf keer de watersnood van '53"
worden?
Het is nog maar vijf jaar geleden,
dat ik me verheugde op elke autorit.
Wanneer ik naar Zwolle of Zierikzee
moest, dan stapte ik met plezier achter
het stuur. De raampjes open, de wind
naar binnen en weg waren die dage
lijkse zorgen van achter het bureau.
Die tijd is voorbij. Die tijd is hele
maal over en ik ben bang dat hij nooit
meer terugkomt. Het autorijden nu in
dit jaar 1961, het gaan op vier wielen
mi naar Zwolle of Zierikzee is geen ple
zier meer. Het eist een concentratie
van de rijder die gelijk staat met een
inspannend karwei. Vijf- of zeshonderd
kilometer vandaag op de Nederlandse
wegen rijden maakt moe. Vijfhonderd
kilometer lang ogen op steeltjes heb
ben, voor, achter en opzij kijken, reke
nen op de meest onverwachte manoeu
vres van tegen., voor- en achterliggers
maakt bekaf.
We kunnen niet meer op weg naar
ons reisdoel overleggen hoe we een zaak
gaan aanpakken; we kunnen op de te
rugweg niet meer bepiekeren over het
verloop der dingen.
We hebben onze hersens, onze aan
dacht, onze concentratie voor de volle
honderd procent nodig bjj het karwei
waar we mee bezig zijn: bij het rijden.
Het kan niet meer dat wie moe is
„toch nog maar even die tweehonderd
kilometer naar huls" rijdt. Het kan niet
meer dat iemand met de bekende griep
onder de leden zijn reis voortzet van
Amersfoort naar Breda. Het kan niet
meer dat iemand, die wat zenuwachtig
is in een wagen zich toch maar tussen
de anderen op de weg begeeft. Het kan
niet meer dat degene die schrikkerig is
aangelegd en zijn auto niet volkomen
beheerst, tussen die overige auto's gaat
rijden. Dat kost doden!
keer. En de laatste keer was een week
geleden.
„Achteruitkijkspiegel, remmen en
naar rechts", waren zijn woorden. En
als je net aan het passeren bent, vroeg
ik. „De spiegel en het remmen blijven
gehandhaafd en ik kan altijd in het
uiterste linkerpuntje van mijn auto nog
iets vooruit zien. Het gaat er alleen
om, dat je je tevoren eens een keer
realiseert dat zoiets gebeuren kan zo
dat je, wanneer het gebeurt, niet je
hoofd kwijt raakt."
We rijden deze maanden met duizen
den „extra's" op de weg. Mensen die
in hun vakantie een auto huurden,
buitenlanders, enfin, gaat u maar door.
Uiteraard is het drukker, uiteraard is
het nög meer uitkijken dan normaal,
uiteraard zullen we ons op sommige
dagen moeten schikken in de files en
uiteraard zijn de kansen ook op die
stenen tegen ruiten groter.
Wat doet u dan, wanneer van het
ene moment op het andere uw uit
zicht weg is en u voor u een melk-
glas ziet?
Met een harde klap en wel on
middellijk slaat u het stuk ruit vlak
voor uw gezicht naar buiten en u ziet
waar u uw wagen heen kunt sturen.
Het is goed dat te bedenken, want
het kan ons allemaal gebeuren. Nie
mand heeft dan de tijd om te overleg
gen, zeker niet op drukke wegen m
vakantiemaanden.
Eén klap dus, recht vooruit.
Nog een slotopmerking over dat af
schuwelijke ongeluk met dat Dafje
tussen Zeist en Utrecht Dat Dafje
sloeg dus frontaal tegen een Ford en
achter die Ford kwam een Volkswagen.
„De bestuurder van die laatste wagen
kwam er dankzij zijn veiligheids
gordels zonder kwetsuren af", stond
overal in alle berichten. Dat mag ik
dan wel tegenhouden, met uw goed
vinden.
Ik heb die foto van het ongeluk eens
goed bekeken en, zoals u neem ik aan,
gezien, dat die Volkswagen alleen
rechts voor aan het spatbord en het
wiel beschadigd was. Daar kunnen
veiligheidsgordels nooit iets mee te
maken hebben, dacht ik en belde de
gemeentepolitie in De Bilt, die de zaak
in onderzoek heeft.
„De opinie van de politie is, dat de
bestuurder dankzij zijn gordel niets
overkwam", werd me gezegd. Ik mag
u wel zeggen dat ik bepaald niet over
tuigd was en ik belde de bestuurder
zelf.
Dat was de Amersfoortse advocaat
mr. J. Knoppers, die me vertelde:
„Ook zonder gordels was ik er even
heelhuids afgekomen. Ik reed onge
veer 90 kilometer en had nog de tijd
om me te realiseren, dat ik niet meer
tussen de Daf en de Ford door zou
kunnen komen. Ik remde dus stevig
en de wagen kreeg alleen beschadi
gingen vooraan rechts. Ik hoor net dat
na het onderzoek is gebleken, dat met
de auto nog veilig gereden kan wor
den".
Dat moest dan maar eens duidelijk
gezegd worden, meen ik. Die handel
in veiligheidsgordels is een handel in
angst. Honderden mensen kopen die
gordels met het idee: „Zo, nu zit ik
veilig en kan me niets meer gebeuren."
Honderden anderen kopen ze, omdat
ze lezen dat „de bestuurder van de
wagen er dankzij zijn veiligheidsgor
dels met de schrik afkwam". En weer
anderen schaffen ze aan, omdat de
A.N.W.B. achter op zijn motoren van
de Wegenwacht er een geweldige
reclame voor maakt.
Zijn die gordels zo veilig?
Een tegenvraag van mij: Wat hebben
we aan de statistieken waarmee hier
in Nederland wordt gewerkt en die
voor negen en negentig procent afkom
stig zijn uit Amerika? Dat zegt me
niets. Het Amerikaanse verkeer (ik
weet dat uit eigen aanschouwing) heeft
niets met het Europese of het Neder
landse te maken.
Natuurlijk zal men mij gevallen kun
nen noemen, waarbij mensen door hun
gordels gered werden. Dat weet ik,
die zijn er.
Maar er zijn ook voorbeelden dat
mensen juist door hun gordels om het
leven kwamen. Omdat een middenrif
werd ingedrukt, omdat de wagen in
het water terecht kwam of omdat de
auto tegen een muur te pletter vloog
en de bestuurder juist niet naar
buiten geslingerd werd.
Ik heb niets tegen die veiligheids
gordels, maar ik heb wel iets tegen de
manier waarop ze ais „levensredders"
onder het oog van rijdend Nederland
worden gebracht. Dat is niet eerlijk,
omdat de kansen fifty-fifty liggen.
Zo en hiermede heb ik tegelijk ant
woord gegeven aan die tientallen, die
me al maanden lang schrijven, waarom
ik niets laat horen over die veilig
heidsriemen. Ik heb een tijd gewacht,
want ik wilde wat meer er over aan
de weet komen.
Nu, met dat ongeluk tussen Zeist en
Utrecht, zijn die riemen weer ter
sprake gekomen en dat ontlokte mij
deze opmerkingen.
Angst wegdrukken achter riemen
van textiel is een slechte imitatie van
een struisvogel.
Fit en zonder gepieker over zaken
of moeilijkheden achter het stuur gaan
zitten is de beste remedie tegen die
hele angst-propaganda.
38
„Hoe kunnen we daarvoor zorgen?'
„Dove Jan zal wel een uitweg we
ten."
„Die uitweg weet ik ook."
„Er is geen andere."
„Kan jij als vrouw die uitweg goed-
keuren?"
„Je hebt te kiezen tussen het leven
van de boeren en dat van de vijan
den die vijf jaar lang onschuldige
mensen hebben doodgeschoten, mis
handeld en weggevoerd!"
Lang dacht Leo na. Opeens deed
hij een zonderlinge vrag:
„Geloof jij aan God?"
„Als ik niet geloofd had zou ik in
Vught ten onder zijn gegaan en juist
omdat ik geloof, weet ik dat uit zelf
verdediging vele dingen die wreed
lijken, geoorloofd en nodig zijn."
Met een echt vrouwelijk gebaar
legde zij een hand op de schouder
van Leo en met zachte stem vroeg
zij: „Drukt de verantwoordelijkheid
je zwaar?"
„Ik ben een marineman en in veer
tig heb ik meegevochten.
Daarna heb ik als politieman Jo
den zien wegvoeren, de kampen zien
volslepen met vrouwen en kinderen...
ik heb Rotterdam zien branden en
tientallen van mijn kameraden voor
het vuurpeloton zien voerenik
ben hard geworden en ik moet vech
ten tegen de haat. Maar ditdrie
en zeventig mensen die reeds uitge
schakeld zijn
„Maar die weer ingeschakeld zul
len worden als het schip gevonden
wordt. Zoek een andere ligplaats, er
zijn hier verborgen kreken genoeg
waar nooit een Duitser zal komen."
„Dat is de oplossing en als wij de
tijd ervoor hebben zal het gebeuren,
we gaan naar de ark; Martin zal ons
wel een boot geven."
Martin, die altijd en op elke ma
nier de vechters voor de vrijheid
wist te helpen, had nu slechts een
enkele boot thuis. Een gammel vaar
tuig met twee ongelijke riemen.
Wachten op een betere boot was on
mogelijk en in een drijvende ruïne
werd de reis ondernomen.
Het was even na hoog water en te
gen de ebstroom in moest Leo uren
lang zwoegen met de zompige boot.
In de ark vonden zij Grote Jan
met bijna al zijn mannen en Joke
de koerierster.
De jongens hamen het bericht nog
al kalm op.
„Bij St Jan houden we hen wel te
gen," meenden sommigen.
„We zijn slechts met vijftig man,"
zei Leo bedenkelijk, „en we hebben
geen wapens om het tegen een vlieg
tuig op te nemen."
„Ik zal je eens wat vertellen," be-
iRïill
gon Grote Jan, die peinzend voor
zich uit had zitten staren, „vandaag
komen ze niet meer, het is laag wa
ter en over een uur is het donker.
Die overvalwagens maken ons niets,
die kunnen niet in een roeiboot over
gezet wordenen van dat vlieg
tuig geloof ik niet veelze hebben
geen vliegtuigenJongens, het is
een storm in een glas water."
„Geloof je het bericht niet?"
„Zeker, maar ik heb het idee, dat
wij hen wel tegen zullen houden
ze kennen onze positie niet. Erger is
het voor de boeren, die uitgebrand
worden als de Duitsers het schip
vinden."
„Jawat doen we met het
schip?"
„Opruimen de boel," zei Dove Jan
gedecideerd.
„Doodschieten en dan alle lijken in
de griend werpen?"
„Die luiken dichtspijkeren en. dan
iet hele geval op diep water laten
zinken na een paar handgranaten in
net ruim gegooid te hebben."
„Dan wordt het zeker gevonden,
met laag water blijft zo'n groot
schip niet onder water."
,My job is to killVergassen,"
zei Dutch, de Canadees.
Ongeduldig antwoordde Leo: „Maar
dan worden de lijken zeker gevonden
en de boeren zullen er zwaar voor
moeten boeten."
„En toch moeten ze dood," hield
Dove Jan vol, „dacht je dat we ge
zweet hebben om die lui weer keurig
aan Hitier af te leveren
Grote Jan viel hem bij. Dat risico
mocht genomen worden. Het schip
verhalen kon ook niet, want het was
laag water.
Na enige woordenstrijd werd ten
slotte toch een oplossing gevonden.
Er werd voor een paar dagen
voedsel in het schip gebracht, de lui
ken werden dichtgespijkerd en de
ploeg dook in de grienden onder.
Geen schot verbrak de stilte van
de Biesbosch en na een paar dagen
bleek dat de colonne in Drimmelen
was blijven steken en weer naar
Dordt teruggegaan was.
Van alle zijden kwamen de jon
gens weer naar de ark, waar zij
iets vreemds zagen gebeuren.
Op het dek en aan de wal waren
■IIIIIIIHMIillilltllllllUIIIHIIIHIIIIIIIItlilllilllUlllllliiiliilllllilllllllltliiiMIIIIIIIUI
door C. Baardman
de gevangenen bedrijvig bezig en
uit de machinekamer kwamen gelui
den die bewezen dat getracht werd
de motor op gang te krijgen.
„Wat zullen we nou hebben," zei
Dove Jan en hij schoot een paar
malen over de hoofden van de ge
vangenen heen. Sommigen van hen
doken in het ruim van het schip, en
kelen bleven verstard staan, maar
anderen sprongen in het riet.
Zo luid hij kon schreeuwde Dove
Jan in gebrekkig Duits: „Die ver
zuipen welstraks komt de vloed
op en als het hoog water is gaan
ze er diep onderweg kunnen ze
ook niet, want achter het riet is een
brede rivierwe behoeven ons
over hen niet druk te maken."
(Wordt vervolgd.)
KAPELLE De veiling Kapelle—Bie-
zelinge en Omgeving heeft haar nieuwe
aanvoerregeling voor fruit in het ko
mende seizoen bekend gemaakt.
In verband met het grote belang dat
de handel er bij heeft tijdig te weten
wat er te koop is, zal er vanaf heden
tot 15 augustus hard fruit worden ge
lost tussen zeven en elf uur 's mor
gens. Wat om elf uur niet gelost is zal
moeten blijven overstaan tot de volgen
de dag omdat later lossen voor de vei-'
ling van dezelfde dag niet mogelijk is.
Van 15 augustus af zal er op maan
dag, woensdag en vrijdag een uur lan
ger gelost kunnen worden en wel tot
twaalf uur omdat er met ingang van
die datum hard fruit geveild zal wor
den om half twee en niet om een uur
zoals op het ogenblik. Tot dit laatste is
besloten in overleg met de andere
Zeeuwse veilingen.
De bejaarden van Haamstede heb
ben een tocht door Zeeland gemaakt.
De bejaarden werden na afloop van
het uitstapje in Haamstede verwelkomd
door de Koninklijke Harmonie Witte
van Haemstede.
Dat is geen redenatie van mij, het
zijn de te controleren feiten van de
laatste weken.
Tussen Utrecht en Zeist is een 65- i
jarige bestuurder van een Dafje in pa
niek geraakt toen zijn motorkap plot
seling openvloog. Het heeft hem zijn
leven en dat van twee inzittenden ge
kost.
Moet men in paniek raken bij iets dat
plotseling gebeurt op de weg? Moet
men de macht over het stuur verliezen
wanneer er ineens een jongetje of een
eend de rijweg opkomt? Moet men in
paniek verkeren wanneer er onver
wacht een steen tegen de voorruit slaat
en van uw uitzicht alleen melkglas
overlaat?
Ik dacht van niet.
Natuurlijk, het is gemakkelijk achter
af een oordeel te geven, is men geneigd
te zeggen. Neen, neen, het is moeilijk
dat achteraf-oordeel te geven, zou ik
willen beweren.
Moeilijk, omdat men niet op de plaats
van de bestuurder zat; moeilijk omdat
men het gebeurde niet persoonlijk heeft
meegemaakt.
Maar er zijn dingen, waaraan we een
leidraad hebben. Openslaande motor,
kappen en melkglasruiten komen her
haaldelijk voor; soms veroorzaken ze
wel en soms geen ongeluk. Daar zijn
statistieken van te maken; de omstan
digheden, de leeftijd van de rijders, het
soort auto, het beroep van de chauf
feur het speelt allemaal een rol en
uit al die gegevens kan men wel iets
distilleren dat de moeite waard is om
te weten.
Kijk, paniek op de weg vind ik iets
afschuwelijks en iets vreselijk gevaar
lijks. Ik ben bang, dat er mensen zijn
die onder de invloed komen van dat
ongeluk tussen Zeist en Utrecht in die
zin, dat ze zeggen: Ik durf nauwelijks
meer de weg op, want dat kan mij ook
gebeuren met die motorkap.
Ja, dat kan, maar dat is geen re
den tot paniek. Ik zou wel willen stel
len dat een oplettend automobilist op
elk ogenblik van zijn rit ergens in zijn
hoofd „fotografeert", wie of wat er
voor hem zit. Dat weet hij dus op het
moment dat die motorkap omhoog
vliegt. En dat is tachtig procent van
het „geheim" om zo'n ongeluk te voor-I
komen.
Gisteren heb ik een man gesproken,
die hetzelfde heeft meegemaakt, drie'
Bonenkruid wordt speciaal bij de tuin
bonen gegeten, doch ook bij de snij- en
sperciebonen zal het kruid prima sma
ken en men kan dat nu nog heel goed
in de voile grond van de tuin zaaien;
een hoekje van een halve vierkante me
ter is voor een normaal gezin van vier
personen al wel voldoende; nadat het
kruid is afgesneden zal het een lichte
overbemesting moeten hebben en dan
kan het opnieuw aangroeien.
Advertentie
over
garnalen
Jjr 17EEL wil ik nog niet doen, maar
V een klein stukje van de beer zou
ik toch al willen verkopen! De eer
ste giro's die moeten helpen om
de twee niet horende en niet spre
kende tekenaars Dick Noordijk en
Henk Hoendermis als supporters van
de dove tafeltenniskampioen Kees
van der Knaap naar Helsinki te
brengen zijn binnen. En daar was
die geweldige klap van 250 gulden
bfj, van N.N. uit Rotterdam! Enorm.
jongens" met een rijksdaalder.
Verder: van v. R. te Rotterdam 5
gulden; per aangetekende brief van
mevrouw M. S.-v. O. in Den Haag
tien gulden; N.N. bij de kas twee
gulden; N.N. bij de portier twee
rijksdaalders; A. van G. in Rotter
dam vijf gulden; vijf leden van het
jV/TAAR de giften van een of twee
1V1 hele royale schenkers zijn niet
genoeg en daarom zijn al die
andere mensen mee gaan helpen. U
v heeft me gisteren weer voor de zo
veelste keer in de tien jaar dat ik
bij deze krant werk, voor boekhou
der laten spelen en ik moet zeggen:
if het gaat steeds vlotter!
Achter elkaar heb ik ze weer ge-
noteerd en opgeteld: van J. Q. uit
Vlaardingen vijf gulden per giro; van
if W. C. V. W. in Den Haag hetzelfde
en van J. A. B. in Amsterdam tien
jjc gulden, nog steeds per giro.
De enveloppen die bij ons kantoor
jV worden afgegeven zijn legio. Een en-
veloppe uit de Molenlaan in Hille-
gersberg met tien gulden; een lucht-
postenveloppe zonder naam met vijf
gulden, een gebruikte rose giro-en-
veloppe met 3 gulden en een witte
enveloppe zonder naam „Voor dove
Si-*-»-*#*#*#*#*-»-*#*-»-*-»-*#*#
gezin Van E. 12,50 gulden; mevr. M.
B. P. in Rotterdam aan de kas vijf
gulden; in een witte enveloppe van
N.N. vijf gulden. Van C. van I. in
Rotterdam de zin „W ij met vakan
tie, zij met vakantie" plus 25 gul
den; van N.N. aan de kas tien gul
den, van een andere N.N. aan de kas
2,50 gulden en van C. van Sch. nog
eens tien gulden.
ALS u dacht dat we er waren, ver
gist u zich. We gaan gewoon
verder; van W. te E. vijf gulden, van
v. D. te Rotterdam in een enveloppe
20 gulden, van mej. P. de B. te 'Am
sterdam vijf gulden, van mevr. D. te
R. tien gulden, van de Salon voor
moderne haarverzorging J. te Rot
terdam 5 gulden en van C. den H.
in Geldermalsen tien gulden.
Zo, hé, hé, ik hoop dat ik niemand
vergeten heb, maar onze afdeling
boekhouding houdt het allemaal keu
rig hij, dat mag ik u verzekeren.
HET is niet eens meer honderd gul
den dat ik tekort kom en uit
Groningen werd ik zelfs opgebeld
om een girostorting aangekondigd te
krijgen. Dat deden anderen per brief
of briefkaart en ik maak me geen
zorgen meer.
Iedereen is natuurlijk reusachtig
bedankt en tenslotte hebben we;
Nog één dag.
'|llllllllllllllllll||lll||||IMIIIIIIIIIIIIIIII|llllll!l|ll|l|ll||||||||||||||||||||||||||||!l||||||||||||||||||||||||||||!|||||||||||||H|||||||||||||||i|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||M|||||||||||||ni||||||||y
7. Na enig zoeken belandde de maat
in de 36ste Straat.
„Hier moet het zijn..." prevelde hij,
de betreffende briefkaart te voorschijn
halend. ,,Ja... waarachtig, die winkelier
had gelijk! Dat gebouw staat er nog
net zo als dertig jaar geleden!"
Met de kaart in de hand zette hij
zich neer op een bank waarop reeds
een grijzende heer zat, die eveneens
erg veel belangstelling voor het gebouw
er tegenover toonde.
„Big City moet vroeger een knusse
stad geweest zijn, hè, meneer?" zo zei
de maat, de afbeelding met de werke
lijkheid vergelijkend.
De ander bromde iets onverstaan
baars. Het klonk weinig aanmoedigend.
„Die goeie ouwe tijd..." besloot de
maat dus maar, „wat is er weinig van
over!"
„Zegt u dat wel", vond de ander neu
traal, maar de maat had iets bij hem
losgeslagen.
„Die goeie ouwe tijd..." herhaalde de
vreemdeling bij zichzelf, „Toen ik nog
rechercheur in actieve dienst was en de
bende van Al Kapoen bestreed...
Wat is daar nu nog van over? De
bende huist nog steeds in hetzelfde
hoofdkwartier hiertegenover, maar het
ziet er niet naar uit dat zij ooit nog
eens tot actie zullen overgaan en..."
Hier brak hij zijn gedachten af en
werd opmerkzaam. Achter de ramen in
het oude gebouw verschenen een aantal
grijze hoofden, die de maat oplettend
opnamen...
13. Weldra hadden Otto en de vreem
deling de plek bereikt, waar Otto's
paard verborgen was. In een ogenblik
was het gezadeld en Otto steeg op.
„Gij kent hier het land beter dan ik."
sprak hij, „gij moet maar wijzen, hoe
wij onze achtervolgers het beste kunnen
ontlopen. Als ge tenminste de rit kunt
volhouden!"
,,'t Zal wel gaan," was het korte
antwoord, en meteen galoppeerde de
vreemdeling er vandoor, zodat Otto zijn
paard flink moest aanzetten, om hem
bij te houden. Het leek wel, of de man
zich van zijn inzinking van daarnet he
lemaal hersteld had, en bij zijn bewon
dering voor zoveel onverzettelijkheid,
bedacht Otto, dat hij nog altijd geen ge
legenheid had gehad, met de man een
woord te wisselen!
Voorlopig zou daar ook wel niets van
komen, want het was natuurlijk zaak,
de krijgslieden het spoor geheel bijster
te maken.
Intussen joeg een afdeling zwaar ge
wapende ruiters de burcht uit, met het
bevel, Otto en de vreemdeling dood of
levend terug te brengen!
Advertentie
Dèt móet u 'ns horen
spelen! Het (miniatuur)
fanfarekorps van
MADURODAM
Den Haag Scheveningen