VOOR DE JONGENS 1KAPPIE en het geheim van de oude prentbriefkaarten Vooral de angsi niet vastgespen DE NATUUR LUYCKS frites saus ZEEUWSCH DAGBLAD Pag. 2 russel gehoord en gezien I Het kan niet meer Één klap Niet overtuigd Handel in angst Remedie Aanvoerregeling fruit bij veiling Kapelle Niet nodig Fotograferen in en om uw huis - i?i>l Pas op, geen paniek! PW ÏK weet niet oï u dat ook i heeft, maar er zijn dagen dat ik de klap in het ge zicht dubbel voel en huiver. „Ne gen doden in het verkeer gisteren, zeven eergiste- ren; zestien mensen in twee dagen." Het stond (gisteren) op de voor pagina van deze krant te lezen. Naast die 63 doden bij een vliegramp in Argentinië en die vier Belgen die in Groenland in de hergen worden ver mist. En we waren er nog niet eens.,.. I Want bij die negen doden kwamen er nog vier: ergens in Friesland rijden twee jongens zich dood op een motor; ergens bij Dordrecht rijdt een priester 2 zich dood; in Den Haag rijdt een fa- I brieksarbeider zich dood. Dat zijn er dan twintig in drie dagen; twintig mensen die maandag deze week nog allemaal leefden en lachten, hun werk deden. Als u doortelt, terug-telt, naar zaterdag, dan is het zo, dat er gister, middag om twaaf uur 33 mensen in het Nederlandse verkeer zijn gesneu veld. Drie en dertig dus die vorige week vrijdag 's morgens zonder iets te mankeren uit hun bed kwamen. En de kans is helemaal niet uitgesloten, dat deze krant u nóg meer doden meldt. Het grijpt af en toe naar dc keel en men vraagt zich af: Moet dit gewoon doorgaan, moet het geleidelijk aan „an- derhalf keer de watersnood van '53" worden? Het is nog maar vijf jaar geleden, dat ik me verheugde op elke autorit. Wanneer ik naar Zwolle of Zierikzee moest, dan stapte ik met plezier achter het stuur. De raampjes open, de wind naar binnen en weg waren die dage lijkse zorgen van achter het bureau. Die tijd is voorbij. Die tijd is hele maal over en ik ben bang dat hij nooit meer terugkomt. Het autorijden nu in dit jaar 1961, het gaan op vier wielen mi naar Zwolle of Zierikzee is geen ple zier meer. Het eist een concentratie van de rijder die gelijk staat met een inspannend karwei. Vijf- of zeshonderd kilometer vandaag op de Nederlandse wegen rijden maakt moe. Vijfhonderd kilometer lang ogen op steeltjes heb ben, voor, achter en opzij kijken, reke nen op de meest onverwachte manoeu vres van tegen., voor- en achterliggers maakt bekaf. We kunnen niet meer op weg naar ons reisdoel overleggen hoe we een zaak gaan aanpakken; we kunnen op de te rugweg niet meer bepiekeren over het verloop der dingen. We hebben onze hersens, onze aan dacht, onze concentratie voor de volle honderd procent nodig bjj het karwei waar we mee bezig zijn: bij het rijden. Het kan niet meer dat wie moe is „toch nog maar even die tweehonderd kilometer naar huls" rijdt. Het kan niet meer dat iemand met de bekende griep onder de leden zijn reis voortzet van Amersfoort naar Breda. Het kan niet meer dat iemand, die wat zenuwachtig is in een wagen zich toch maar tussen de anderen op de weg begeeft. Het kan niet meer dat degene die schrikkerig is aangelegd en zijn auto niet volkomen beheerst, tussen die overige auto's gaat rijden. Dat kost doden! keer. En de laatste keer was een week geleden. „Achteruitkijkspiegel, remmen en naar rechts", waren zijn woorden. En als je net aan het passeren bent, vroeg ik. „De spiegel en het remmen blijven gehandhaafd en ik kan altijd in het uiterste linkerpuntje van mijn auto nog iets vooruit zien. Het gaat er alleen om, dat je je tevoren eens een keer realiseert dat zoiets gebeuren kan zo dat je, wanneer het gebeurt, niet je hoofd kwijt raakt." We rijden deze maanden met duizen den „extra's" op de weg. Mensen die in hun vakantie een auto huurden, buitenlanders, enfin, gaat u maar door. Uiteraard is het drukker, uiteraard is het nög meer uitkijken dan normaal, uiteraard zullen we ons op sommige dagen moeten schikken in de files en uiteraard zijn de kansen ook op die stenen tegen ruiten groter. Wat doet u dan, wanneer van het ene moment op het andere uw uit zicht weg is en u voor u een melk- glas ziet? Met een harde klap en wel on middellijk slaat u het stuk ruit vlak voor uw gezicht naar buiten en u ziet waar u uw wagen heen kunt sturen. Het is goed dat te bedenken, want het kan ons allemaal gebeuren. Nie mand heeft dan de tijd om te overleg gen, zeker niet op drukke wegen m vakantiemaanden. Eén klap dus, recht vooruit. Nog een slotopmerking over dat af schuwelijke ongeluk met dat Dafje tussen Zeist en Utrecht Dat Dafje sloeg dus frontaal tegen een Ford en achter die Ford kwam een Volkswagen. „De bestuurder van die laatste wagen kwam er dankzij zijn veiligheids gordels zonder kwetsuren af", stond overal in alle berichten. Dat mag ik dan wel tegenhouden, met uw goed vinden. Ik heb die foto van het ongeluk eens goed bekeken en, zoals u neem ik aan, gezien, dat die Volkswagen alleen rechts voor aan het spatbord en het wiel beschadigd was. Daar kunnen veiligheidsgordels nooit iets mee te maken hebben, dacht ik en belde de gemeentepolitie in De Bilt, die de zaak in onderzoek heeft. „De opinie van de politie is, dat de bestuurder dankzij zijn gordel niets overkwam", werd me gezegd. Ik mag u wel zeggen dat ik bepaald niet over tuigd was en ik belde de bestuurder zelf. Dat was de Amersfoortse advocaat mr. J. Knoppers, die me vertelde: „Ook zonder gordels was ik er even heelhuids afgekomen. Ik reed onge veer 90 kilometer en had nog de tijd om me te realiseren, dat ik niet meer tussen de Daf en de Ford door zou kunnen komen. Ik remde dus stevig en de wagen kreeg alleen beschadi gingen vooraan rechts. Ik hoor net dat na het onderzoek is gebleken, dat met de auto nog veilig gereden kan wor den". Dat moest dan maar eens duidelijk gezegd worden, meen ik. Die handel in veiligheidsgordels is een handel in angst. Honderden mensen kopen die gordels met het idee: „Zo, nu zit ik veilig en kan me niets meer gebeuren." Honderden anderen kopen ze, omdat ze lezen dat „de bestuurder van de wagen er dankzij zijn veiligheidsgor dels met de schrik afkwam". En weer anderen schaffen ze aan, omdat de A.N.W.B. achter op zijn motoren van de Wegenwacht er een geweldige reclame voor maakt. Zijn die gordels zo veilig? Een tegenvraag van mij: Wat hebben we aan de statistieken waarmee hier in Nederland wordt gewerkt en die voor negen en negentig procent afkom stig zijn uit Amerika? Dat zegt me niets. Het Amerikaanse verkeer (ik weet dat uit eigen aanschouwing) heeft niets met het Europese of het Neder landse te maken. Natuurlijk zal men mij gevallen kun nen noemen, waarbij mensen door hun gordels gered werden. Dat weet ik, die zijn er. Maar er zijn ook voorbeelden dat mensen juist door hun gordels om het leven kwamen. Omdat een middenrif werd ingedrukt, omdat de wagen in het water terecht kwam of omdat de auto tegen een muur te pletter vloog en de bestuurder juist niet naar buiten geslingerd werd. Ik heb niets tegen die veiligheids gordels, maar ik heb wel iets tegen de manier waarop ze ais „levensredders" onder het oog van rijdend Nederland worden gebracht. Dat is niet eerlijk, omdat de kansen fifty-fifty liggen. Zo en hiermede heb ik tegelijk ant woord gegeven aan die tientallen, die me al maanden lang schrijven, waarom ik niets laat horen over die veilig heidsriemen. Ik heb een tijd gewacht, want ik wilde wat meer er over aan de weet komen. Nu, met dat ongeluk tussen Zeist en Utrecht, zijn die riemen weer ter sprake gekomen en dat ontlokte mij deze opmerkingen. Angst wegdrukken achter riemen van textiel is een slechte imitatie van een struisvogel. Fit en zonder gepieker over zaken of moeilijkheden achter het stuur gaan zitten is de beste remedie tegen die hele angst-propaganda. 38 „Hoe kunnen we daarvoor zorgen?' „Dove Jan zal wel een uitweg we ten." „Die uitweg weet ik ook." „Er is geen andere." „Kan jij als vrouw die uitweg goed- keuren?" „Je hebt te kiezen tussen het leven van de boeren en dat van de vijan den die vijf jaar lang onschuldige mensen hebben doodgeschoten, mis handeld en weggevoerd!" Lang dacht Leo na. Opeens deed hij een zonderlinge vrag: „Geloof jij aan God?" „Als ik niet geloofd had zou ik in Vught ten onder zijn gegaan en juist omdat ik geloof, weet ik dat uit zelf verdediging vele dingen die wreed lijken, geoorloofd en nodig zijn." Met een echt vrouwelijk gebaar legde zij een hand op de schouder van Leo en met zachte stem vroeg zij: „Drukt de verantwoordelijkheid je zwaar?" „Ik ben een marineman en in veer tig heb ik meegevochten. Daarna heb ik als politieman Jo den zien wegvoeren, de kampen zien volslepen met vrouwen en kinderen... ik heb Rotterdam zien branden en tientallen van mijn kameraden voor het vuurpeloton zien voerenik ben hard geworden en ik moet vech ten tegen de haat. Maar ditdrie en zeventig mensen die reeds uitge schakeld zijn „Maar die weer ingeschakeld zul len worden als het schip gevonden wordt. Zoek een andere ligplaats, er zijn hier verborgen kreken genoeg waar nooit een Duitser zal komen." „Dat is de oplossing en als wij de tijd ervoor hebben zal het gebeuren, we gaan naar de ark; Martin zal ons wel een boot geven." Martin, die altijd en op elke ma nier de vechters voor de vrijheid wist te helpen, had nu slechts een enkele boot thuis. Een gammel vaar tuig met twee ongelijke riemen. Wachten op een betere boot was on mogelijk en in een drijvende ruïne werd de reis ondernomen. Het was even na hoog water en te gen de ebstroom in moest Leo uren lang zwoegen met de zompige boot. In de ark vonden zij Grote Jan met bijna al zijn mannen en Joke de koerierster. De jongens hamen het bericht nog al kalm op. „Bij St Jan houden we hen wel te gen," meenden sommigen. „We zijn slechts met vijftig man," zei Leo bedenkelijk, „en we hebben geen wapens om het tegen een vlieg tuig op te nemen." „Ik zal je eens wat vertellen," be- iRïill gon Grote Jan, die peinzend voor zich uit had zitten staren, „vandaag komen ze niet meer, het is laag wa ter en over een uur is het donker. Die overvalwagens maken ons niets, die kunnen niet in een roeiboot over gezet wordenen van dat vlieg tuig geloof ik niet veelze hebben geen vliegtuigenJongens, het is een storm in een glas water." „Geloof je het bericht niet?" „Zeker, maar ik heb het idee, dat wij hen wel tegen zullen houden ze kennen onze positie niet. Erger is het voor de boeren, die uitgebrand worden als de Duitsers het schip vinden." „Jawat doen we met het schip?" „Opruimen de boel," zei Dove Jan gedecideerd. „Doodschieten en dan alle lijken in de griend werpen?" „Die luiken dichtspijkeren en. dan iet hele geval op diep water laten zinken na een paar handgranaten in net ruim gegooid te hebben." „Dan wordt het zeker gevonden, met laag water blijft zo'n groot schip niet onder water." ,My job is to killVergassen," zei Dutch, de Canadees. Ongeduldig antwoordde Leo: „Maar dan worden de lijken zeker gevonden en de boeren zullen er zwaar voor moeten boeten." „En toch moeten ze dood," hield Dove Jan vol, „dacht je dat we ge zweet hebben om die lui weer keurig aan Hitier af te leveren Grote Jan viel hem bij. Dat risico mocht genomen worden. Het schip verhalen kon ook niet, want het was laag water. Na enige woordenstrijd werd ten slotte toch een oplossing gevonden. Er werd voor een paar dagen voedsel in het schip gebracht, de lui ken werden dichtgespijkerd en de ploeg dook in de grienden onder. Geen schot verbrak de stilte van de Biesbosch en na een paar dagen bleek dat de colonne in Drimmelen was blijven steken en weer naar Dordt teruggegaan was. Van alle zijden kwamen de jon gens weer naar de ark, waar zij iets vreemds zagen gebeuren. Op het dek en aan de wal waren ■IIIIIIIHMIillilltllllllUIIIHIIIHIIIIIIIItlilllilllUlllllliiiliilllllilllllllltliiiMIIIIIIIUI door C. Baardman de gevangenen bedrijvig bezig en uit de machinekamer kwamen gelui den die bewezen dat getracht werd de motor op gang te krijgen. „Wat zullen we nou hebben," zei Dove Jan en hij schoot een paar malen over de hoofden van de ge vangenen heen. Sommigen van hen doken in het ruim van het schip, en kelen bleven verstard staan, maar anderen sprongen in het riet. Zo luid hij kon schreeuwde Dove Jan in gebrekkig Duits: „Die ver zuipen welstraks komt de vloed op en als het hoog water is gaan ze er diep onderweg kunnen ze ook niet, want achter het riet is een brede rivierwe behoeven ons over hen niet druk te maken." (Wordt vervolgd.) KAPELLE De veiling Kapelle—Bie- zelinge en Omgeving heeft haar nieuwe aanvoerregeling voor fruit in het ko mende seizoen bekend gemaakt. In verband met het grote belang dat de handel er bij heeft tijdig te weten wat er te koop is, zal er vanaf heden tot 15 augustus hard fruit worden ge lost tussen zeven en elf uur 's mor gens. Wat om elf uur niet gelost is zal moeten blijven overstaan tot de volgen de dag omdat later lossen voor de vei-' ling van dezelfde dag niet mogelijk is. Van 15 augustus af zal er op maan dag, woensdag en vrijdag een uur lan ger gelost kunnen worden en wel tot twaalf uur omdat er met ingang van die datum hard fruit geveild zal wor den om half twee en niet om een uur zoals op het ogenblik. Tot dit laatste is besloten in overleg met de andere Zeeuwse veilingen. De bejaarden van Haamstede heb ben een tocht door Zeeland gemaakt. De bejaarden werden na afloop van het uitstapje in Haamstede verwelkomd door de Koninklijke Harmonie Witte van Haemstede. Dat is geen redenatie van mij, het zijn de te controleren feiten van de laatste weken. Tussen Utrecht en Zeist is een 65- i jarige bestuurder van een Dafje in pa niek geraakt toen zijn motorkap plot seling openvloog. Het heeft hem zijn leven en dat van twee inzittenden ge kost. Moet men in paniek raken bij iets dat plotseling gebeurt op de weg? Moet men de macht over het stuur verliezen wanneer er ineens een jongetje of een eend de rijweg opkomt? Moet men in paniek verkeren wanneer er onver wacht een steen tegen de voorruit slaat en van uw uitzicht alleen melkglas overlaat? Ik dacht van niet. Natuurlijk, het is gemakkelijk achter af een oordeel te geven, is men geneigd te zeggen. Neen, neen, het is moeilijk dat achteraf-oordeel te geven, zou ik willen beweren. Moeilijk, omdat men niet op de plaats van de bestuurder zat; moeilijk omdat men het gebeurde niet persoonlijk heeft meegemaakt. Maar er zijn dingen, waaraan we een leidraad hebben. Openslaande motor, kappen en melkglasruiten komen her haaldelijk voor; soms veroorzaken ze wel en soms geen ongeluk. Daar zijn statistieken van te maken; de omstan digheden, de leeftijd van de rijders, het soort auto, het beroep van de chauf feur het speelt allemaal een rol en uit al die gegevens kan men wel iets distilleren dat de moeite waard is om te weten. Kijk, paniek op de weg vind ik iets afschuwelijks en iets vreselijk gevaar lijks. Ik ben bang, dat er mensen zijn die onder de invloed komen van dat ongeluk tussen Zeist en Utrecht in die zin, dat ze zeggen: Ik durf nauwelijks meer de weg op, want dat kan mij ook gebeuren met die motorkap. Ja, dat kan, maar dat is geen re den tot paniek. Ik zou wel willen stel len dat een oplettend automobilist op elk ogenblik van zijn rit ergens in zijn hoofd „fotografeert", wie of wat er voor hem zit. Dat weet hij dus op het moment dat die motorkap omhoog vliegt. En dat is tachtig procent van het „geheim" om zo'n ongeluk te voor-I komen. Gisteren heb ik een man gesproken, die hetzelfde heeft meegemaakt, drie' Bonenkruid wordt speciaal bij de tuin bonen gegeten, doch ook bij de snij- en sperciebonen zal het kruid prima sma ken en men kan dat nu nog heel goed in de voile grond van de tuin zaaien; een hoekje van een halve vierkante me ter is voor een normaal gezin van vier personen al wel voldoende; nadat het kruid is afgesneden zal het een lichte overbemesting moeten hebben en dan kan het opnieuw aangroeien. Advertentie over garnalen Jjr 17EEL wil ik nog niet doen, maar V een klein stukje van de beer zou ik toch al willen verkopen! De eer ste giro's die moeten helpen om de twee niet horende en niet spre kende tekenaars Dick Noordijk en Henk Hoendermis als supporters van de dove tafeltenniskampioen Kees van der Knaap naar Helsinki te brengen zijn binnen. En daar was die geweldige klap van 250 gulden bfj, van N.N. uit Rotterdam! Enorm. jongens" met een rijksdaalder. Verder: van v. R. te Rotterdam 5 gulden; per aangetekende brief van mevrouw M. S.-v. O. in Den Haag tien gulden; N.N. bij de kas twee gulden; N.N. bij de portier twee rijksdaalders; A. van G. in Rotter dam vijf gulden; vijf leden van het jV/TAAR de giften van een of twee 1V1 hele royale schenkers zijn niet genoeg en daarom zijn al die andere mensen mee gaan helpen. U v heeft me gisteren weer voor de zo veelste keer in de tien jaar dat ik bij deze krant werk, voor boekhou der laten spelen en ik moet zeggen: if het gaat steeds vlotter! Achter elkaar heb ik ze weer ge- noteerd en opgeteld: van J. Q. uit Vlaardingen vijf gulden per giro; van if W. C. V. W. in Den Haag hetzelfde en van J. A. B. in Amsterdam tien jjc gulden, nog steeds per giro. De enveloppen die bij ons kantoor jV worden afgegeven zijn legio. Een en- veloppe uit de Molenlaan in Hille- gersberg met tien gulden; een lucht- postenveloppe zonder naam met vijf gulden, een gebruikte rose giro-en- veloppe met 3 gulden en een witte enveloppe zonder naam „Voor dove Si-*-»-*#*#*#*#*-»-*#*-»-*-»-*#*# gezin Van E. 12,50 gulden; mevr. M. B. P. in Rotterdam aan de kas vijf gulden; in een witte enveloppe van N.N. vijf gulden. Van C. van I. in Rotterdam de zin „W ij met vakan tie, zij met vakantie" plus 25 gul den; van N.N. aan de kas tien gul den, van een andere N.N. aan de kas 2,50 gulden en van C. van Sch. nog eens tien gulden. ALS u dacht dat we er waren, ver gist u zich. We gaan gewoon verder; van W. te E. vijf gulden, van v. D. te Rotterdam in een enveloppe 20 gulden, van mej. P. de B. te 'Am sterdam vijf gulden, van mevr. D. te R. tien gulden, van de Salon voor moderne haarverzorging J. te Rot terdam 5 gulden en van C. den H. in Geldermalsen tien gulden. Zo, hé, hé, ik hoop dat ik niemand vergeten heb, maar onze afdeling boekhouding houdt het allemaal keu rig hij, dat mag ik u verzekeren. HET is niet eens meer honderd gul den dat ik tekort kom en uit Groningen werd ik zelfs opgebeld om een girostorting aangekondigd te krijgen. Dat deden anderen per brief of briefkaart en ik maak me geen zorgen meer. Iedereen is natuurlijk reusachtig bedankt en tenslotte hebben we; Nog één dag. '|llllllllllllllllll||lll||||IMIIIIIIIIIIIIIIII|llllll!l|ll|l|ll||||||||||||||||||||||||||||!l||||||||||||||||||||||||||||!|||||||||||||H|||||||||||||||i|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||M|||||||||||||ni||||||||y 7. Na enig zoeken belandde de maat in de 36ste Straat. „Hier moet het zijn..." prevelde hij, de betreffende briefkaart te voorschijn halend. ,,Ja... waarachtig, die winkelier had gelijk! Dat gebouw staat er nog net zo als dertig jaar geleden!" Met de kaart in de hand zette hij zich neer op een bank waarop reeds een grijzende heer zat, die eveneens erg veel belangstelling voor het gebouw er tegenover toonde. „Big City moet vroeger een knusse stad geweest zijn, hè, meneer?" zo zei de maat, de afbeelding met de werke lijkheid vergelijkend. De ander bromde iets onverstaan baars. Het klonk weinig aanmoedigend. „Die goeie ouwe tijd..." besloot de maat dus maar, „wat is er weinig van over!" „Zegt u dat wel", vond de ander neu traal, maar de maat had iets bij hem losgeslagen. „Die goeie ouwe tijd..." herhaalde de vreemdeling bij zichzelf, „Toen ik nog rechercheur in actieve dienst was en de bende van Al Kapoen bestreed... Wat is daar nu nog van over? De bende huist nog steeds in hetzelfde hoofdkwartier hiertegenover, maar het ziet er niet naar uit dat zij ooit nog eens tot actie zullen overgaan en..." Hier brak hij zijn gedachten af en werd opmerkzaam. Achter de ramen in het oude gebouw verschenen een aantal grijze hoofden, die de maat oplettend opnamen... 13. Weldra hadden Otto en de vreem deling de plek bereikt, waar Otto's paard verborgen was. In een ogenblik was het gezadeld en Otto steeg op. „Gij kent hier het land beter dan ik." sprak hij, „gij moet maar wijzen, hoe wij onze achtervolgers het beste kunnen ontlopen. Als ge tenminste de rit kunt volhouden!" ,,'t Zal wel gaan," was het korte antwoord, en meteen galoppeerde de vreemdeling er vandoor, zodat Otto zijn paard flink moest aanzetten, om hem bij te houden. Het leek wel, of de man zich van zijn inzinking van daarnet he lemaal hersteld had, en bij zijn bewon dering voor zoveel onverzettelijkheid, bedacht Otto, dat hij nog altijd geen ge legenheid had gehad, met de man een woord te wisselen! Voorlopig zou daar ook wel niets van komen, want het was natuurlijk zaak, de krijgslieden het spoor geheel bijster te maken. Intussen joeg een afdeling zwaar ge wapende ruiters de burcht uit, met het bevel, Otto en de vreemdeling dood of levend terug te brengen! Advertentie Dèt móet u 'ns horen spelen! Het (miniatuur) fanfarekorps van MADURODAM Den Haag Scheveningen

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1961 | | pagina 2