EEN MAN DIE MET UW WEEKEINDEGOOCHELT Voor de M' H' Als een (langzame) rode lap op een stier... DE NATUUR Het ontsproot Flonkering Wat doet u? iDDer h evAARujk Spaaroverschot eerste halfjaar 1961 HOERA VOOR HET VERBOND AKKERTJES in en om uw huis IKAPPIE en het geheim van de oude prentbriefkaarten re Woensdag 19 juli 1961 ZEEUWSCH DAGBLAD Pag. 2 A LS IK in Engeland -A- die Russische ma joor van die ruim- tetoestand voorbij had zien komen, dan had ik niet geklapt, maar gewoon gedacht: Zo,* is 'm dat nou. Dat dacht ik ook toen ik in Rotterdam eens te genover Jane Mansfield stond. Op de Maaskade was dat en een hele boel mensen lieten hun handen op elkaar ko men. Ik dacht alleen: Wat valt ze tegen als je de foto's hebt ge zien. Dan klap ik veel liever voor meneer P. A. Neeteson, die in Rotterdam secretaris van een ondernemings raad en receptiechef is en die in 33 jaar een paar duizend mensen plezierige dagen heeft bezorgd. U moogt van de heer Neeteson (59) zeggen, dat hij elk uur van zijn vrije tijd een „leider" is. U moogt ook van hem zeggen, dat hij in de loop der jaren als zodanig on telbaar velen België en Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland, Italië en Zuidslavië heeft laten zien. En tenslotte moogt u van mij aannemen, dat er de laatste vier jaar een paar honderd men sen in en rondom Rotterdam zijn ge weest, die met graagte de hoed voor meneer Neeteson afnamen als dank voor de dingen, waarvan hij hen liet genieten. Dat „leider", waar ik het over had, is dan „reisleider" en „excursieleider". Het eerste in de richting van het bui tenland, het tweede binnen de grenzen. En dat tweede, daarover wilde ik het even met u hebben. Wat is precies excursieleider, heb ik gevraagd. „Het is iets, dat moet ontspruiten Vt V Een paar dui zend mensen in ons land kennen deze man. Mis schien omdat zij deel nit maakten van de reisgezel schappen, die hij vijf en dertig keer mee nam dwars door Europa. Mis schien omdat zij op een avond door de week met een klein groepje van dertig achter hem aan een museum bin nenstapten. Voor niets doet hij dit werk „omdat het m'n hobby is". En aan degenen die nog steeds vragen „Wie is dat dan?", wil ik het graag zegge*: de heer P. A. Neeteson, 59 ja ren oud, wonende te Rotterdam. -ET HEEFT U dus niet gehin derd dat ik gisteren, toen ik u vertelde over de niet- horende en niet-sprekende jv jonge tekenaars in Den Haag die zo graag met hun niet-horende en ijc niet-sprekende kampioen tafelten nis Kees van der Knaap naar Hel- sinki willen voor de Olympische Spelen, dat ik dus vergat^ om een motto voor onze actie om aan geld te komen te melden. U heeft het zelf gedaan met uw „Voor de jongens" Laten we het daarop houden dan, Voor De Jon- gens. t yOOR de twee dove jongens, voor w'e nu rïik zeven- at honderd gulden bij elkaar heb en voor wie nog een jjj royale zeshonderd gulden ont breekt. Zaterdag moet ik u het „ja" of jjt „neen" laten horen. Nog drie dagen. rEN MOET een huid nooit verkopen voor de beer ge schoten is en dat ben ik dan ook helemaal niet van plan. maar het eerste duwtje is er. yu „Voor de jongens" stond er op een enveloppe met een tientje, die gisteren op mijn bureau terecht kwam. „Dick Noordijk en Henk Hoendermis" op een andere enve loppe van F. B. met drie gulden. „Helsinki" was het trefwoord voor de heer A. O. en mevr. C. O.K., die twintig gulden lieten bezorgen. „Voor Finland" aldus mevr. J. met 2,25 gulden. Van N. N. twee keer y. tien gulden bij de portier, een meisje uit ons eigen gebouw bracht me een rijksdaalder, uit Numans- dorp bracht de heer G. K. vijf gul- den, en mevr. B. in Rotterdam twintig gulden. O ja, in Den Haag werd op een kantoor 22 gulden ver- zameld en telefoontjes beloofden me nog meer. En juist nu ik deze regels typ komt er een envelopje binnen met aan je eigen brein", zei de heer Neete son'. „Och, er is zoveel dat het bekij ken waard is. Water. We zetten thuis allemaal de kraan open, maar wie heeft de Drinkwaterleiding al eens gezien? Daar ga ik bijvoorbeeld met een groep je van twintig of dertig mensen heen. En Schiedam, het Stedelijk Museum daar. Ik hoef maar te zeggen: Pierre Janssen. Ik vind hem buitengewoon en sleep er iedereen mee naar toe. Een suikerfabriek. Hoe wordt die sui ker „gemaakt"? De mensen willen het graag weten. Ik werkte vroeger zelf in Dinteloord en we gaan er dan kijken. De natuur? Er is niets heerlijkers dan oog te hebben voor de natuur, voor het mooie, het rustige, het verfijnde. Oost- voorne, Rockanje, Castricum. Wie met mij mee gaat moet wel altijd een stuk je wandelen, want lopende ontdek je de natuur het beste. Weg uit de ben zinedampen van-de stad." Denk niet dat meneer Neeteson het gezicht heeft van een bestudeerder van vogels. Denk niet dat hij er bij wan delt als de beroepskampeerder. Want dat klopt allemaal niet. De heer Neeteson ziet er uit als een procuratiehouder, hjj heeft een ernsti ge blik. Maar wie hem in de ogen kijkt, die ziet iets van een landschap, die ziet de flonkering wanneer hij spreekt over duinen en hei, over ven nen en de polder, over musea en over Boymans-van Beuningen („We doen het anders, zo'n museum bezoeken; soms met stereomuziek en dia's"). Drie en dertig jaar reisleider hebben de heer Neeteson veel geleerd. „Me be heersen bijvoorbeeld", zegt hijzelf. Als hij ergens in een trein zat, op weg naar Zwitserland en iemand uit het ge zelschap keek hem eens aan en zei: „Zo, de reisleider eet er weer lekker van op onze kosten." Dan moet men niks zeggen, als reisleider; dan moet men niet vertellen: „Meneer weet ze ker niet dat ik geen vergoeding krijg voor mijn reisleider zijn." Neen, neen, niets zeggen, wat glimlachen en ver der zwijgen. „Maar omdat het je hobby is, ver geet je het weer gauw", vindt de heer Neeteson. En waarom vandaag uw aandacht voor meneer Neeteson (en die andere 1400 reisleiders van de Nederlandse Reis Vereniging in ons land)? Omdat ik steeds meer mensen ont moet die tegen me zeggen: Ik zou in zo'n vrij weekeinde wei eens een kort uitstapje in de buurt willen maken; er zijn zoveel dingen die de moeite waard zijn, hoor ik altijd; maar je komt er niét toe je bij een groepje aan te sluiten. Wel, daarom iets over meneer Nee teson (telefoon 35080, toestel 120 in Rotterdam). En enorm veel plaatsen en dorpen in Nederland hebben „hun Neeteson". Daar zoudt u eens aan kunnen den ken, wanneer u op zo'n avond zegt: Wat zouden we nu het weekeinde gaan doen? 26 „Schrijf het op een briefje, ik kan dat potjeslatijn niet onthouden", ant woordde Leo. Zij schreef het op een kalender blaadje. „Vanavond zal ik het meebrengen, ik moet naar de vaste wal", beloofde Leo. „Kan ik niet mee...., ik heb ook het een en ander voor mezelf nodig." ter Gaymans hij zelf ging naar de Leo zag haar aan. Hij aarzelde. pastori£ van de hervormde Kerk. Graag nam hij haar mee, zij zou ae vervelende tocht tot een plezierreis -^en illuster gezelschap was daar maken. Maar er was gevaar aan aanwezig. ^Minister zatter als verbonden. Zij moesten de Amer T over en daar voeren Duitse snelbo- ten. Elke boot uit de Biesbosch was verdacht, en de Duitsers schoten ge makkelijk en gauw. Adri scheen zijn gedachten te ra den. „Ik ben niet bang", zei zij over redend. „Maar het is mogelijk dat ik mor gen pas terug kom." „Dat is geen bezwaar, er zijn geen ernstige zieken." „Maar...." „Vooruit, zeg nu maar dat het goed is." Tegen de iritonatie die zij in haar stem wist te leggen kon Leo niet op. Hij was graag in haar nabijheid, waarom zou hij deze kans niet grij pen? „Vlug dan", zei hij. Met verbazing zag Jan Handgra naat naar de vrouwelijke passagier en met minachting zag hij hoe voor komend Leo haar in de boot hielp. „Het zijn me zotte dingen die de jongens doen.... vrouwvolk op de ark! Geen wonder dat de Biesboschgroep er zulke halfzachte ideeën op na houdt", zuchtte hij. „Zij is onze verpleegster", ant woordde Leo. „Hm.... verpleegster.... aan mijn zolen. De jongens zullen ook wel iets anders in haar zien. Straks gaan ze de Duitsers met een emmer soep te gemoet inplaats van met kogels. Als zo de oorlog gewonnen moet worden, zeg dan maar dag met je handje." De gehele reis door zat Jan zo te foeteren. Antwoord kreeg hij niet. Adri deed alsof ze zijn toespelin gen niet begreep en Leo wachtte de gelegenheid af dat hij alleen met Jan zou zijn om hem van repliek te die nen. In Made bracht hij Adri bij dok- Distriktscommandant, Grote Jan als leider van een Biesboschgroep, Kees als plaatselijk commandant, Aai en Piet als plaatselijk verzetsleider plus de koeriersters Mies en Alie en Jan Handgranaat was er als vertegen woordiger van de G.S.D. Eensgezind werden de plannen be sproken en vastgesteld en na een vlot verloop zou Minister de ge slaagde bijeenkomst sluiten toen er op de bekende manier gebeld werd. Ad uit Wagenberg kwam binnen. Hij zat met een moeilijk probleem. Hij had twee Duitse krijgsgevange nen bij zich en nu wist hij niet waar hij dat vrachie afleveren kon. Zelf begreep hij niet hoe hij met de ke rels door al die Duitsers heen geko men was. „Breng ze voorlopig maar bij Aai van Hoekelom", besloot Minister. „En later?" wilde Ad weten. „Moeten ze maar naar de Bies bosch gebracht worden." „Maar dan ook hun wapenen", stelde Leo als voorwaarde. Op gevangenen die zonder wapens naar de Biesbosch kwamen was zijn groep niet gesteld. Hierin werd toegestemd en de ge vangenen werden voorlopig opgebor gen. Joop en Jan Handgranaat wer den aangewezen als bewakers. De volgende morgen zes uur zouden zij worden afgelost door iemand van de Rivierpolitie te Drimmelen. In het duister van de avond zouden de ge vangenen worden overgebracht naar de Biesbosch. Daar zouden zij, naar het zeggen van Jan Handgranaat, van een behoorlijke lijfrente lui en lekker kunnen leven tot hun grote bazen afgereisd zouden zijn naar het Walhalla der Germanen. Nadat dit alles geregeld was ver trokken Minister, Leo en Grote Jan met een gerust hart naar de Hof- imitniiuiiftiitiimiiimiiMiiiimiiiiiiiiiiiiiimiiniirtmtmttitnir.titniiiiitfiiiiKS door C. Baardman iiiifiitimHiniiinimniiinmiintiiiimiimiiiiiiiiiiiiimimiritnnHimrmniiiiiiiiii polder, waar zij de Dordtenaren ont moeten zouden. Ook deze bespreking verliep vlot en het drietal begaf zich naar de Visplaat, het contactpunt voor alle Biesboschgroepen. Bij de onbetaalba re Martin werd een gebraden eend opgepeuzeld, wat geheel volgens de overtuiging van Martin gebeurde. „Wat in Holland uitgebroed is moet ook in Hollandse magen verdwijnen", zei hij en als kooiker liet hij negen tig procent van de eenden die in zijn kooi gevangen werden clandestien naar de burgers verdwijnen tegen de prijzen van voor de oorlog. (Wordt vervolgd.) MIDDELBURG. Bij de plaatselijke spaarbanken is in juni 1961 tot een to taal van 141 miljoen gestort en 127,2 min. terugbetaald, zodat het spaarover schot in deze maand 13,8 miljoen be draagt. De spaarresultaten over het eerste halfjaar 1961 zijn daarmede gekomen op een bedrag van 187,6 miljoen. Over dezelfde periode van het vorige jaar bedroegen zij 150,5 miljoen en over de eerste helft van 1959 166,2 miljoen. Het spaaroverschot dat juni 1961 heeft opgeleverd, is minder hoog dan op grond van de spaarbeweging in de voor gaande maanden van dit jaar zou wor den verwacht. Met 13,8 miljoen blijft het nl. vrij sterk achter bij de ƒ21,1 miljoen van juni 1960. In januari t/m mei waren daarentegen de overschotten aanzienlijk hoger dan in de overeen komstige maanden van 1960 (ƒ174 min. t. o. ƒ129,4 min.). Het gezamenlijke inleggerstegoed van de spaarbanken die onder toezicht staan van de Nederlandse Spaarbankbond be droeg per ultimo juni 1961 3.028,6 mil joen. twee rijksdaalders, vier guldens en vier kwartjes. Tien gulden dus weer, „van het personeel van een Rotterdamse dameskapsalon". HET ZAL VELEN deugd doen, dat nu het Verhoud voor Veilig Verkeer er eens ingesprongen is en de knuppel heeft gegooid in het hok van de langzaam-aan-jongens. Via radio en telex is het Nederland rond verteld: het Verbond houdt in deze vakantiemaanden een actie onder het motto: Afstand Houden en als een van de onderdelen van die actie lees ik dan in het bericht van het Anp: „Het Verbond roept de weggebruikers ook op om niet zonder noodzaak langzaam te rijden. Binnen- en buiten landse ervaringen tonen namelijk aan, dat het zonder enige reden „kruipen" anderen maar al te dikwijls tot gevaarlijke inhaalmanoeuvres verleidt". Hoera! Hoera voor het Verbond, dat dit nu eens duidelijk heeft gezegd. Want het zal u evenals mij wellicht reeds tientallen keren zf)n gebeurd dat u ergens op eéh weg reed een met twee rijstroken bijvoorbeeld en vol komen onnodig werd t opgehouden door een figuur, die voor u uit suk kelde met veertig of minder kilo meters. Dan zit zo'n meneer voor u met zijn arm om een juffrouw heen of die juf frouw zit bijkans op de plaats van de bestuurder en geheel tegen hem aan gedrukt, alsof men met z'n zevenen op de voorbank moest. Te rustig aan Mogelijk geeft meneer aan mevrouw de tweede rijles, zingen de kinderen achterin een liedje van het Knaapje ergens op een Heide, wordt mama dus geheel afgeleid en denkt: Maar niet harder dan vijf-en-twintig in z'n twee, dan kan papa nog bij de handrem. Mogelijk heeft meneer zelf het woord en wijst de zijnen op alle heer lijkheden uit de natuur, strekt gere geld vingers uit naar merel- en andere nestjes en kan daarbij niet sneller rijden dan dertig kilometer per uur. Of, tenslotte, de mensen die denken dat ze echt „de veiligheid" dienen door heel voorzichtigjes „tussen al die idioten met tachtig kilometer" heen te schuiven. Men staat onmiddellijk klaar met het woord „zondagsrijders", maar dat is niet juist. Want ze zitten er elke dag, die verkeersslakken, op onze wegen. Ze provoceren de mensen achter zich na vijf of tien minuten tot passeer- capriolen, die dikwijls bepaald niet verantwoord zijn maar waarom die Advertentie slakken eigenlijk vragen. „Als één automobilist met 30 of 40 kilometer per uur voortsukkelt zonder dat daar enige reden voor is, dan broeit er in de langzaam aan groeien de file iets van onrust", zegt het Ver bond. „Dan wordt er ingehaald op ge vaarlijke punten, er wordt getoeterd, er worden verwijtende blikken gewis seld en de bekende gebaren gemaakt. Allemaal begrijpelijk als „ontlading" van opgekropte ergernis". 'Dat is niet nodig en bovendien is ergernis een van de gevaarlijkste din gen op de weg. Een fatsoenlijk en goed autorijder weet, dat hij (of zij) zijn snelheid aan dient te passen aan het overige verkeer. Aanpassen niet alleen naar beneden, maar ook naar boven. Het rijdt allemaal zoveel prettiger. Vakantie in San Remo, Stockholm of Scheve- ningen, waar U ook bent, zorg dat U altijd."Akker- tjes" bij de hand hebt. Ze helpen direkt bij hoofdpijn, kiespijn en andere narigheden. FIJN DAT ER ZIJNl De zomerbloemkool zal nu wel lekker doorgroeien en als ze tegen de koolvor ming is zal men hen een beetje moeten helpen en dient men hen ook een lichte overbemesting te geven. Planten die al bezig zijn met het vormen van kooltjes zal men tegen het zonlicht moeten be schermen; over de zich vormende kool tjes dient men dan enkele hartbladeren om te knikken; de kooi mag geen dag licht hebben: ze zou geel worden en uit elkaar groeien. |iiiiiiiiiiin)iiiiiiiiiiiiii)!iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii!!iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii!iiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii!iiiiiiiiiiiiiig „Het verleden is voorgoed voor bij... het is zonde en jammer... herhaalde de onbekende. „Alleen in mijn winkel voel ik me nog thuis. Daar kun je zien hoe Big City er vroeger uitzag. Zonder wolkenkrabbers en met welgemanierde heren en dames wan delend langs statige huizen. Ach ja. als ik mijn prentbriefkaarten niet had...." „Wat zegt u?! Prentbriefkaarten! riep de maat uit. „Daar loop ik nu al die tijd naar te zoeken!" De ander knikte. „Kan ik me indenken", zei hij, niet zonder trots. „Ik heb de enige handel in prentbriefkaarten van Big City. Ook daarvoor is geen belangstelling meer bij de jeugd van tegenwoordig! Maar kom mee, ik ben blij iemand te heb- 11. Het viel allemaal erg mee. De vreemdeling hield zich zoveel mogelijk in de schaduw, terwijl- Otto zijn paard zadelde. Otto verstrakte even, toen hij zag, dat de bevelhebber zich bij de poort op hield, maar 't leek hem het beste vrij moedig het woord te nemen, ook al, om dat de man, na de vele bekers wijn, niet meer zo heel helder van geest was. „Ik neem meteen maar afscheid!" riep hij de commandant toe. „Vannacht blijf ik in de herberg, 't Is een best paard, dat ge mij verkocht hebt!" De bevelhebber bromde wat. „Wat moet jij, Gorre?" vroeg hij. „O," zei Otto. „Gorre loopt even mee, want die heeft bedacht dat de waard nog geld van hem te goed heeft!" „Ga je dat dan betalen?" was de vraag, „wat mankeert je, Gorre?" „Ik weet niet!" bromde de man en hij maakte een paar dronkemansbewe gingen. „Als je meteen maar terugkomt," ben gevonden die mijn oude stadsge zichten van Big City naar waarde weet te schatten". Daarop ging hij de stuurman voor. zijn winkel binnen. Een veelbelovende lucht van oud papier kwam de maat tegemoet en hii voelde dat hij hier een bijzondere vondst zou doen. Maar hoe, bijzonder die vondst wel zou zijn, zou neP de bevelhebber nog en toen waren hij pas veerlater beseffen.... |ze buiten.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1961 | | pagina 2