Tourijes J
Het grote dilemma
Zomerweer
P.W. Russel
Ik wil weer
naar mijn
fiets, zei
Ab, toen hij
bijkwam
Tour de France
Pigma-derm
I KAPPIE EN DE SLAAPSLAVEN
Puis bes-Pukkels
MOET IK BREKEN MET
DE HEER W. VAN EST?
DERMASEPT-ZEEP
Vreselijk hard
Een week
Uw huid vraagt
bescherming en bruining
Zaterdag 1 juli 1961
ZEETJWSCH DAGBLAD
Pag. 2
BELFORT. Albertus Gelder-
mans, 26-jarig renner uit Bever
wijk, lag gisteren aan het eind
van de middag in een wit zieken-
huishemd in de Clinique Docteur
Ziegler in de Rue du Rhóne de
Belfort. Dat was zes uur en de
hoofdzuster van het kleine zie
kenhuisje had me tien minuten
gegeven om mijn landgenoot op
te zoeken. „Dag", zei Gelder
mans zwakjes, toen hij me
hoorde binnenkomen en zijn
ogen openmaakte.
„Man man, wat heb ik een pijn in
mijn hoofd."
Het. was tegen drie uur gistermiddag
gebeurd, toen Geldermams net over de
ruim elfhonderd meter hoge Col de la
Schlueht heen was. Twee en een half,
misschien drie kilometer van de top
was de plaats.
Geldermans (getrouwd en een doch
tertje van één jaar dat Monique heet)
fietste fel.
„Ik zat achter de Duitser Horst Ol
denburg", vertelde Geldermans in het
ziekenhuis. „We gingen vreselijk hard,
op zijn minst vijfentachtig kilometer.
He zag ineens dat de band van Olden-
burgs fiets liep. Ik wilde nog met mijn
fiets over hem heenspringen, maar het
lukte niet. Oldenburg viel en ik dook
met een enorme smak over hem heen.
Van dat ogenblik af weet ik niets
meer."
Wel, de rest kon ik zelf aan Gelder-
mans vertellen. Ik kon hem zeggen hoe
hij bewusteloos was blijven liggen, hoe
het bloed van zijn gezicht en schouder
liep, hoe hy in de ambulance-auto werd
gedragen en een stuk verder op een
open weilandje per brancard de heli
copter van het Franse Rode Kruis in
ging, die steeds boven ons zweeft voor
dit soort akkevieten.
„Ek je was bijna die helicopter in
toen je bijkwam en zei: Ik wil naar
mijn fiets", vertelde ik Geldermans
nog. Hij lachte flauwtjes. ,,Weet je dat
ik al vier jaar achter elkaar een vader
landse renner in het ziekenhuis ben
gaan opzoeken", troostte ik.
Öe zuster kwam binnen. Ze tilde het
hoofd van Geldermans (waarvan de
linkerwenkbrauw vanwege de hoofd
wond half is weggeschoren) wat op en
gaf hem te drinken.
Is het erg met hem, informeerde ik
op de gang. „Valt heel erg mee", zei
de zuster.
",jHy heeft niets gebroken. Wel een
flinke wond van zeker vijftien centime
ter lengte en drie centimeter diep in
zijn linkerschouder, ontvelde laiieën,
een snee hoven zijn oog en misschien
een lichte hersenschudding. Dat laatste
weten we nog niet zeker, maar zijn
zware hoofdpijn wijst erop."
Ik ging de kamer weer binnen, daar
op de eerste verdieping van dat Bel-
fortse ziekenhuis. Het raam stond open
en naar binnen kwam de lucht van lin
debomen. Ab Geldermans lag met zijn
rechterhand boven de lakens. „Wel
erg", zei hij, „de tweede dag ben ik
gevallen, de derde dag ook en nu dit.
Wie heeft er vandaag gewonnen?
Planckaert? En hoe stond Anquetil?"
,,U mag hem verder nu niet meer
vermoeien", zei de zuster, „hij moet
veel rust hebben en zijn wond moet
nog gehecht."
Dag Ab, zei ik. „Dag jongen", ant
woordde Geldermans, „bedankt voor
het bezoek."
En beneden informeerde ik nog bij
een dokter: Zou het lang duren?
„Kwestie van hooguit een dikke week,
wellicht korter", hoorde ik.
IN het plaatsje Wintzenheim (een
van die dorpjes met een typisch I
Franse naam) waar we 71 km. na I
de start aankwamen stond bij het
stadhuisje een frisse dronk voor I
de journalisten klaar. Toen een de-
puté ter plaatse ontdekte dat ik
Nederlander was zei hij: Proost op
koningin Elisabeth van Nederland. I
Dick van Rijn: Ze hebben een
Tourplaat van mijn auto gestolen
én het „Radio Hilversum Hol- I
land' aan één kant van de wagen
gehaald.
In Hotel Nacional in Straatsburg I
hebben de Nederlandse renners
gisterochtend een kaart geschre-
ven aan de lezers van Gehoord en I
Gezien, die u dezer dagen wel zal
bereiken. Daar bij is de laatste
handtekening die Albertus Gelder
mans in deze Tour heeft gezet.
Wout Wagtmans (die door de I
ploegleider gisterochtend nog eens
extra gewekt moest worden)Is
iedereen nu al weg? Ik wilde nog I
een uurtje slapen.
Meisje bij de perszaal in Belfort:
Mag ik uw handtekening?
Uw dienaar: Ik ben geen I
coureur.
Meisje: Doe het toch maar.
Uily Bergaud vrouw van de
Franse renner die eergisteren de
etappe won): Ik vind het fijn als I
Louis wint, maar ik vind het zo I
eng als hij afdaalt.
De Fransman Gaudrillet: Au re- I
voir, ik heb opgegeven. I
Kemper, Donike en Oldenburg:
Auf Wiedersehen, we zijn te laat I
aangekomen en moeten eruit.
Oldenburg nog eens: Sorry v«v
Geldermans. Ik heb alleen mijn I
broek gescheurd en kon weer
fietsen.
Uw dienaar: Ik heb mijn broek I
niét gescheurd en ga daarom mor-
I
Ab Geldermans: Een smak en daarna niets meer.
BELFORT. Het tarrasje van Au quatre Saisons op de Place de la
Republique in Belfort ligt in de schaduw en dat is maar goed ook, want
op deze laatste vrijdagmiddag van juni ben ik zachtjes aan het smelten. Van
de zon, van de hitte, ja ja, maar ook van iets anders. Er is iets heel ont
zettends gebeurd en ik pijnig me zelf nu al uren met die nog steeds onbe
antwoorde vraag: Moet ik breken met de heer W. van Est?
gen dit fietsfeest verlaten.
Piet van Est: Goeje.
Het grote glas ijskoude limonade, dat
dP dikke patron in een blauw inter-
lockje voor me heeft neergezet smaakt
maar half. Drink toch man, zegt hij
aanmoedigend, anders zak je in elkaar
van de warprts. Ik nip, maar zet het
glas weer neer.
Midden op het plein, onder de pijn
bomen en naast een standbeeld van.
een of andere generaal, spelen acht
tien mannen jeu dé boule. Zij laten
de ijzeren kogels over de kurkdroge
grond rollen en elke keer als ik de
klap hoor van een „raak" snijdt het
me weer door de ziel: Meneer Van Est,
waarom deed u dat dat toch.
Mijn hand blijft plakken aan het pa
pier komt een zacht windje aanzetten
daar komt een zacht windje aanzetten
net uit de goede richting van een
groente- en fruitwinkel op de hoek van
de Place en ik ruik de perziken.
U bent zeker moe, zegt de patron
vail het café en komt er in al zijn om
vang bijzitten. Ik knik en zie, dat hij
behoorlijk overbloest op dat smalle
ijzeren stoeltje.
Geweldig
Dat was een geweldige dag gisteren
voor Nederland, niet waar, begon de
baas zijn gesprek. Zeker wel, zei ik.
U bent helemaal niet enthousiast,
voer hij uit. En een Nederlander is nog
wel vierde geworden, de Franse kran
ten staan er vol van.
Wim van Est, we kennen hem hier
allemaal hier in Frankrijk. Weet u hoe
hij in mijn krant vandaag werd ge
noemd? Do ijzeren Bataaf. Het is ge
weldig wat hij deed met zijn 38 jaar.
Hjj is de oudste renner in de Tour en
in mijn krant stond, dat zonder hem
de Tour de Tour niet meer zou zijn.
Houd op, houd op, had ik willen
schreeuwen, ook dit nog. Juist nu.
Vierentwintig uur geleden had ik het
zelfde geschreven over die Tour, die
zonder de heer W. van Est de Tour
niet meer zou zijn. En nu dit! Dat kon
ik die man zo niet allemaal gaan uit
leggen
Koel volk
„Ik begrijp u nog steeds niet", begon
de patron opnieuw, nadat hij een stuk
je knoflookworst achter zijn kiezen
had gestopt en een ferme slok rode
wijn had genomen. „Jullie Nederlan-
landers zijn toch wel een koel volk.
Als een Fransman dit had gedaan, als
een Fransman zoals Robic bijv., want
die is ook 38 jaar. dit had gepresteerd,
dan zouden we drie dagen zingend
rondlopen".
„Maar Robic kan zoiets niet meer.
Ik heb hem veel gezien meneer, o la
la, wat heb ik Robic gezien. Hij is for
midabel geweest, maar ja, zijn benen
zijn t-p. Maar uw coureur, uw Win
van Est. dat is een man om het Le
gioen van eer te geven".
Heldenwerk
Vier mannen met petjes op en al1
vier in hun ondergoed waren om h<
tafeltje komen staan en het zoontje
van de baas klom bij zijn vader op
schoot.
De jongeling wurmelde ijverig met
zijn vinger in de richting van zijn neus
en de patron gaf hem een tik op zijn
hand en sprak: ,,Laat dat, maar leg
me nu eens uit meneer, waarom u nu
niet helemaal vol bent van wat die
coureur uit uw land heeft gepres
teerd om daar als vierde in Straatsburg
binnen te komen Helemaal alleen zon
der hulp van zijn eigen equipe, me
neer. en de laatste vijftig kilometer
heeft hij geen druppel 1."innen drinken
en geen hap kunnen eten. Hij had on
derweg zijn eetzak verloren en hij
heeft geweigerd aan zijn jongere col
lega's iets te drinken te vragen, omdat
hij vond, dat ze het zelf meer nodig
hadden. Dat is toch heldenwerk me
neer, ja of nee".
Ik moest
Dat was het. Daar had je het. Uit
gerekend dit. Ons hele terras stond
nu vol met de Franse wielervrienden en
ik moest iets zeggen. Hoe weet u dat
van dat verloren eten en drinken, vroeg
ik.
Wim van Est: wel gegeten.
,,Nog al logisch, de kranten staan
er vol van. Annemarie, breng de
kranten eens". En even later toen zijn
dochter met een stapel dagbladen
kwam aanhollen zei de patron: ,,Hier
en hier en hier, alsjeblieft, kijk maar:
heel groot en duidelijk staat het er
dat de Hollander Wim van Est een
krachttoer uithaalde zonder voedsel.
En u weet wat dat voor een renner is
meneer, geen eten tijdens zo'n etappe.
Dan gaan ze allemaal plat, maar deze
Bataaf bleef in zijn zadel."
Ik kon niet meer, ik moest het zeg
gen. Anders dacht iedereen, dat ik
gek was.
,,Het is niet waar", sprak ik
zachtjes. „Het is niet waar dat me
neer W. van Est tijdens die rit waar
in hij vierde werd vijftig kilometer
gefietst heeft zonder eten of drinken.
Het is niet waar, dat hij zijn eetzak
onderweg verloor.
Ja, ja, hy heeft dat wel verteld
aan iedereen die het horen wilde, toen
hij over de eindlijn was. Zo gauw hij
een journalist in de gaten kreeg, Frans,
Nederlands of Belgisch, heeft hij dat
verhaal gedaan. En iedereen, vond
het een mooi verhaal en schreef het op.
Ik niet, want ik had wat anders ge
zien. Ik had gezien hoe meneer Van
Est het eten uit zijn knapzak haalde
en het in de zakken van zijn trui en
fietsbroek verdeelde. Ik had gezien,
dat hij het niet weggooide of verloor,
maar alles netjes en voor het grij
pen opborg. En daarom is het niet
waar wat meneer W. van Est vertelde
en daarom heb ik het ook niet ge
schreven".
Stilte
Er heerste een doodse stilte op het
'^rrasje en de verzengende hitte op de
^ifortse Place de la Republique leek
•el een stukje Sahara. De vlammen
Uoegen me uit en ik wilde weg,
Het was eruit, ik kon er niets aan
doen, ik kon mijn woorden niet meer
ongedaan maken. Ik dronk mijn glas
leeg, legde honderd oude franken op
tafel en verdween. Een groep van ten
minste twintig Franse mannen en een
brok stilte achterlatend.
En nu? Wat moet ik nu doen? Gister
ochtend in Straatsburg werd ik nog
op een en dezelfde verdieoing van
hotel Nacional met de heer W. van Est
wakker. Ik zie hém nog over de gang
lopen, de avond tevoren, in ziin lange
broek en rode trui en met lichte san
dalen aan zijn voeten. ..Ik ga slapen,
welterusten", waren toen de laatste
woorden die hij tegen me sprak.
Anders
Wel. ik heb er lang over nagedacht:
ik zal niet definitief breken met de
heer W. van Est, maar hii zal toch een
stevig eind weg moeten fietsen en be
hoorlijk Vooraan zitten, wil hij voor
mij weer de heer W. van Est van
vroeger worden.
„Wat ik in deze Tour wil doen is de
Nederlandse renners zoveel mogelijk
helpen en zelf een etappe winnen",
heeft hii verklaard.
Als hij dat doet. dan zeg ik weer:
„Meneer Van Est" tegen hem.
Anders ga ik hem tutoyeren.
Tube 2.95Flacon 7.50en2.95
12
Na lange overwegingen en bereke
ningen kwam hij tot een behoorlijke
taakverdeling. Tien man werden aan
gewezen voor het opvangen van de
Duitsers, de rest zorgde voor de aan
voer van levensmiddelen, de koe
riersdiensten in de Biesbosch en het
wachtlopen op de Heenplaat, waar
wapenen uitgeworpen zouden worden.
Zo was de toestand toen het eigen
lijke werk begon.
Twee dagen nadat Leo het com
mando van de groep op zich geno
men had werden hem al moeilijke
opdrachten op de schouders gelegd.
De eerste dag had hij gebruikt
voor een nadere kennismaking met
de jongens van zijn groep. Hij wil
de de karakters peilen, maar veel
had het hem niet opgeleverd. Zij wa
ren open genoeg maar hun antwoor
den lieten nog te raden over.
In de achterkamer van Martin, de
kooiker, zat hij nu met de orders
en gegevens die door een koerier
van de vaste wal waren overge
bracht.
„Het is niet veel vandaag," zei de
koerier lachend, „we zitten midden
in de komkommertijd."
„Ben je journalist?" vroeg Leo.
„Hoezo....?"
„Komkommertijd is een echte
journalistenuitdrukking. Ik heb hier
een advocaat, twee studenten, een
arts en in Made hebben we een do
minee, een journalist ontbreekt nog
aan de verzameling.
„Ik was journalist", vertelde de
koerier, „maar nu ben ik jongste
bediende bij de firma „Geef-ze-van-
katoen." En ik moet zeggen dat de
ze baan mij beter ligt dan het tam
me werk aan de krant."
„Hoe ben je in deze positie ge
raakt"
„Och, het begon eigenlijk al op de
dag waarop ik niet meer schrijven
mocht, daarna had ik al gauw een
ongelukje met een Duitser en toen
ben ik via het Haagse Veer hier te
land gekomen."
Aan dit antwoord dacht Leo toen
de koerier hem verlaten had voor de
terugreis naar de vaste wal.
„Een ongelukje met een Duitser".
Het was zonderling, alle jongens van
zijn groep hadden hem een dergelijk
antwoord gegeven. Het leek wel als
of hij met een stel domme jongens
de vijand te lijf moest gaan. Zo was
het echter niet. Zij hadden allen een
ongelukje achter de rug, maar meest
al hadden zij dat wel gearrangeerd.
Hier waren zij een stel grote jongens
die hun vrije tijd doorbrachten met
spelen en grappen die nogal kinder
achtig aandeden. Doch als or gevoch
ten moest worden, dat wist hij, wer
den zij opeens kerels met een koel
overleg.
Hij bladerde in de papieren die
door de koerier gebracht waren.
Alles was hier anders dan in de rest
van het land.
Hier werden de orders geschreven,
soms werden zelfs de namen voluit
genoemd en in de kast achter zijn
rug was een volledig dossier over
■de werkzaamheden. Het viel hem
moeilijk om over te schakelen uit
de geheimzinnigheid naar de open
heid waarmee hier alles geregeld
werd.
Vandaag was het niet veel, zei de
koerier. Hij zou eens zien wat dat
hier betekende. Het begon met een
onooglijk stukje papier in machine
schrift:
„Waarschijnlijk in de Biesbosch
aangekomen: een landstormen per
soonsbewijs uit Breda, samen met
een burger die een handgranaat met
zich draagt. Zij zijn elders zeer ge
vaarlijk gebleken en moeten worden
afgemaakt. Bij lage Zwaluwe is een
kist gevallen, wordt vandaag over
gebracht naar de Biesbosch."
Wat moest hij hiermee? Voorlopig
maar terzijde leggen en zien wat de
ze stille dag nog meer zou opleveren.
Nu greep hij een geschreven brief.
Deze verried een geoefende hand en
was ondertekend met de volle naam
en het adres van de afzender:
„Wilt u aan De Mand loten afha
len een persoon die volgens eigen
gegevens Willert Koert heet. Hij
wenst de vijandelijkheden te staken
en verzocht mijn bemiddeling voor
de overtocht naar de Biesbosch.
Hij wenst geen activiteit meer doch
opname tot het einde van de oorlog.
Verzoek dringend goede behandeling
wegens slechte wederwaardigheden
(dood van zijn vrouw, bombarde
ment van zijn huis, enz.). Bezorg
hem zo mogelijk arbeid bij de boe
ren. Tevens verzoek ik hem gelegen
heid te geven mij te schrijven."
„Prachtig is dat", mompelde Leo.
„We zullen voor de heren ook nog
een goed kosthuis moeten zoeken als
zij eindelijk het vechten en moorden
zat zijn."
Hij greep het derde epistel en
weer verwonderde hij zich over de
i iiiii Him min mm in mi in iiimmi ii ii uit Minimin nu ii in in hui iüiiii ii ui minimi
door C. Baardman
iiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimitt
manier waarop hier de zaken gere
geld werden. Nu las hij:
„Vandaag sturen wij je een Pool.
Zijn naam weet ik niet te onthouden
en persoonlijk ken ik hem niet. Wij
hebben hem doorgekregen van de
O.D. die hem geherbergd heeft. Hij
is bij de Poolse ondergrondse ge
weest en nu wil hij naar het Pool
se Legioen in Engeland. Zijn pistool
komt tegelijk met de messen die wij
je zenden zouden. Wanneer die Ita
lianen komen hebben zij een specia
le vracht wapens die jullie wel zult
kunnen gebruiken. Wij hebben dit
gevalletje apart gehouden omdat wij
dan helemaal komen roeien. Verder
moet je hem zelf maar aan de tand
voelen. Wij kregen door dat alles
O.K. was, maar we kunnen niet voor
zichtig genoeg zijn. Met K.P. groe
ten, Ben." wordt vervolgd
De jaarlijkse vergadering van het
Christelijk Instituut voor Doofstomme
Kinderen, Effatha te Voorburg, zal op
donderdag 15 juni om half elf gehou
den worden in de Fonteynkerk te Voor
burg. Op deze vergadering, die de 73ste
jaarvergadering is, zal een bestuurslid
gekozen worden in verband met het af
treden van drs. J. Modderaar, terwijl
ds. E. Pijlman te Wassenaar een op
wekkende rede zal houden. Na een ge
zamenlijke koffiemaaltijd, die aan de be
zoekers wordt aangeboden is er in de
scholen openbare les.
In het kerkelijk alibum van de Her
vormde -kerk staan thans 383 studenten
in de theologie aan de rijksuniversitei
ten en de Amsterdamse stad'suniversiteit
ingeschreven. Te Utrecht studeren méér
hervormde theologanten dan aan de an
dere openbare universiteiten samen: 210.
Leiden telt er 52, Groningen 49 en Am
sterdam 72. In 1956 «waren deze cijfers:
Utrecht 257, Leiden 80, Groningen 52,
Amsterdam 109.
AXEL. Voor het Mulo-diploma-A
slaagden A. J. v. Es en H. Mieras;
voor het diploma Mulo-A en Midden
standsdiploma J. J. C. van Driel, A. P.
v. Meurs, E. S. Marthese en C. de Ma-
sier te Axel.
ijiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiitiiiiiiiittiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiLi
43. „Wie bent u en waarom plukt u
bloemen?!" riep de onbekende, op Kap-
pie toestormend.
Kappie greep hem opgetogen bij de
schouders.
„Kerel nog ereis an toe, je bent ge
red!" riep hij. „Dekselse slaapkop, jij
bent ja de eerste die vanzelf uit zijn
papaverslaap wakker wordt! Dat komt
omdat je in het stuk kwam. waar wij
die sakkerse bloemen hebben wegge
haald, vat je?"
„Wablief?!" vroeg de ander, zijn oor
tegen Kappie's helm leggend.
Kappie zuchtte. Hij nam de vreemde
ling mee, uit de buurt van de verra
derlijke bloemen en schroefde zijn helm
open.
„Nou kunnen we ja veilig babbelen",
sprak hij en vervolgens vertelde hij de
ander wat er naar zijn mening alle
maal was gebeurd.
„Verdraaid", mompelde deze. „Heb
ik al die dagen geslapen? Het moeten
er meer dan duizend zijn geweest. En
elke nacht werd ik wakker met de vraag
hoe ik hier beland ben. De anderen
trouwens ook. Als de wind ging liggen
werd iedereen wakker en trok er op uit
om eten te zoeken".
Dat waren dus de dwaallichten die
wij vanaf het andere eiland zagen!"
riep Kappie uit. „Alle kniezebieters, het
wordt hoog tijd dat jullie hier allemaal
eens wakker worden en er een eind
komt aan dat overgehaalde sprookje van
de boze geest Klaassievaakkie!
De ander knikte.
„Zal ik helpen met wieden?" vroeg
nij.
„Ben ie helemaal op je gedachten-
kist gevallen?", antwoordde Kappie. „Zo
dra je zo'n overgehaalde plant zou aan
raken zonder zuurstofapparaat ben je
wéér van de kaart! Nee, we moeten er
iets anders op verzinnen!"
2162 Otto verbaasde zich er over hoe
Bolwer zich van de diepe neerslachtig
heid van de vorige avond hersteld had.
Hij was weer de opgewekte burchtheer,
waar niets dan zelfvertrouwen van uit
straalde.
„Ik moet wel," vertrouwde hij Otto
toe. „De Rheanen zijn hier nu heer en
meester en het hangt van hen af wat er
verder gaat gebeuren. Hoewel, ik ge
loof niet dat ze met kwade bedoelingen
gekomen zijn. Maar het blijft noodzake
lijk een macht tegenover de hunne te
stellen. Zoals de zaken er nu voorstaan,
kan ik Rochus niet eens laten achtervol
gen!"
Porkar was er echter in geslaagd een
aantal betrouwbare boeren en een do
zijn paarden te vinden en besloten werd
onder Otto's leiding de achtervolging in
te zetten.
„Probeer hem levend in handen te
krijgen," zei Bolwer. „Ik blijf hier om
met de Rheanen tot een overeenstem
ming te komen. Vaarwel!"
Advertentie