MENEER
Tourijes
KAPPIE EN DE SLAAPSLAVEN
Uit de kerken
Vrijdag 30 juni 1961
ZEEUWSCH DAGBLAD
Pag. 2
Dreun
Het moreel
Uitgegleden
Geconcentreerd
De kuiten
In de stoom
iTRAATSBURG. Ik ben
ben door het dolle heen en
terwijl ik in een zaal van het
beursgebouw in Straatsburg aan
een wankele tafel zit en de
druppels uit mijn hals rollen,
moet ik nog denken hoe het een
half uur geleden was, toen ik
mijn hand met alle kracht die
in me was liet neerkomen op de
schouders van de heer W. van
Est, in een hoek van de Place de
l'Etoile, waar ik hem kersvers
bij de eindstreep opving. Hier,
drink, meneer Van Est, zei ik en
duwde hem spuitwater in de
hand. „Ik ben kapot", antwoord
de de man, die in St. Willebrord
een straat naar zich genoemd
zag en nam een slok.
Hij heeft bet gedaan, en hij heeft het
gehaald. Precies op de verjaardag van
prins Bernhard is de heer Van Est
weggesprongen, zoals dat heet. Weg
gesprongen met drie buitenlandse ren
ners, wier namen me niets meer
interesseren. Weggesprongen in de tro
pische hitte tussen Metz en Straatsburg.
Als een Willem de Verschrikkelijke
heeft hij het tempo er ingezet en
om u niet te lang in spanning te laten
met een voorsprong van een handvol
minuten racete hij over de eindstreep
in de kopgroep van vier.
Het gat is geslagen in de reeks van
Franse overwinningen in deze Tour de
France. Sterker, ik mag zeggen, dat al
die buitenlandse heren op fietsen gis
teren een morele dreun hebben gehad,
waarover hun kleinkinderen nog met
ontzag zullen spreken. Zo van: „En in
1961 toen kreeg opa me een dreun".
En als de omstanders dan nauwelijks
meer hun nieuwsgierigheid zullen kun
nen verdragen en voorzichtig fluisteren:
Van wie dan wel?, dan zal de verteller
moeten bekennen: ,,Van de heer W.
van Est, die toen 38 jaar was en eens
rond Breda een fritentent bezat".
9 Een van de zes
tien hinderen Van
Est uil St. Wille
brord heeft gisteren
in Straatsburg het
moreel van het Ne
derlandse volk om-
hooggetrapt. Boven
dien gaf een zijner
broederen nog een
trap na. U weel het
het was onze eigen meneer W. van Est,
gevolgd door P., die het 'm lapte. Van
daar, dat u meneer Wim, alias ijzeren
Willem, zo languit in deze pagina aan
treft, triomfantelijk rondfietsend met
grote lach. Want de heer Van Est be
hoort nu tot de eerste tien. Hiernaast
rechts laten wij u het grote moment
meebeleven waarop de heer Van Est
zich laaft om zich te sterken voor de
Grote Vlucht. Het is gelukt. In de straat,
die naar Wim van Est heet zal vreugde
heersen. Dubbele vreugde vanwege Piet,
die vijfde werd.
Tourgendarmes van zijn motor af. Naar
de eindstreep, brulde ik terug. Volg
maar, was het antwoord.
En daar gingen we. Dat zou iets zijn
voor de rasechte nozems, gelooft u
maar. De politieman zette de sirene
van zijn voertuig aan, draaide aan zijn
gashandle en stoof vooruit. Honderd,
honderdtwintig kilometer en toen nog
vijf erbij. Daar gingen we met dertig
meter tussenruimte.
Gillend vlogen dames en heren naar
de kant en binnen vijfentwintig minu
ten was ik waar ik wezen wilde: op
de Place de TEtoile in Straatsburg.
Ik holde terug naar de kar met spuit
water en nam vast een fles voor de
man, zonder wiens aanwezigheid de
Tour voor mij niets meer zou beteke
nen.
Beng! De heer W. van Est was over
de witte lijn en stond voor me. Meneer
Van Est, enorm, gilde ik. „Ik ben ka
pot, ik heb niets meer", sprak de stier
en blies hete lucht in mijn gezicht.
Wat gaf het?, wat zeg ik: het was
heerlijk. Zo maar in de stoom van mijn
eigen meneer Van Est. Ik kon wel
huilen.
En nou maar goed slapen, zei ieder
een nadat ijzeren Willem per radio de
groeten „aan mijn lieve kinderen en
mijn vrouw" had gedaan.
„Het zal er niet aan mankeren", ver
zekerde de Brabantse fietskoning en
ging naar zijn hotel.
11
Wie van hen' met het krankzinni
ge plan voor de draad kwam, doet
niet ter zake. Belangrijk is alleen
het feit dat zij midden in oorlogs
tijd en in bezet gebied, begonnen
met het gevangennemen van Duit
se soldaten. Als gevangenenkamp had
den zij een Schip en ijverig ver
zamelden zij de vijandige soldaten
die het kamp moesten bevolken. El
ke gevangene leverde hun boven
dien wapenen en na enige tijd had
den zij een klein maar goed bewa
pend korps vechtjassen gevormd.
Het gevangenenschip lag achter de
Spieringsluis en de sluismeester was
voor hen een betrouwbare hulp en
steun. Er bestond weinig of geen con
tact tussen de Werkendammers en de
groep van Leo die in de zuidelijke
Biesbosch opereerde.
De twee groepen wisten van el-
kaars bestaan, dat was alles. Dit
veranderde toen Leo het commando
van de zuidelijke groep op zich nam
en nadat hij zijn richtlijnen bestu
deerd had.
De richtlijnen die in september '44
aangegeven waren hielden in, dat zijn
groep het geallieerde leger behulp
zaam zou zijn bij een eventuele door
tocht door de Biesbosch.
Ook hoorde tot hun taak het opvan
gen en gevangen houden van zelfstan
dig optredende Duitse troepen. Om
een en ander te vergemakkelijken
werd een overhaalveer ingesteld tus
sen Drimmelen en De Mand in de
Biesbosch.
Ten derde werd hen opgedragen
contact op te nemen met de Wer
kendammers en samenwerking tot
stand te brengen. Hiervoor werden
de Werkendammers uitgenodigd voor
een samenspreking aan de Bandijk.
Daar werden de rollen verdeeld. Van
nu af aan liep het werk van de groe
pen ineen en kon er niet meer gespro
ken worden van zelfstandige verzets
daden
Misplaatste geheimzinnigheid door
brak echter telkens de band der sa
menwerking die hierdoor stroef bleef
tot aan de bevrijding toe.
Ais oud-marineman had Leo weinig
moeite met de organisatie van zijn
groep. Hij kende alle wapenen en hij
wist wat discipline betekende voor een
opererende groep. De praktijk stelde
echter nog andere eisen. Het stond zo
nuchter in de richtlijnen: het opvan-
van Duitse' soldaten. Maar hoe kwam
hij aan die Duitsers en als hij ze had,
vaar moesten zij dan opgeborgen wor
den?
De Werkendammers hadden een
schip, maar dat lag in het Gat van
Lijnoorden. Deze plaats was voor hem
niet geschikt. Doch de Werkendam
mers waren voor een overeenkomst te
vinden. In hun gedeelte van de Bies
bosch hadden zij veel hinder van Duit
se troepen die langs de Bandijk over
het veer aan De Kop de verbindingen
met Dordt onderhielden.
Bovendien hadden zij een naar ge
val achter de rug, dat de aandacht
wat al teveel op hun werkzaamheden
vestigde.
Bij de sluiswachter op de Spiering-
sluis zat een broer van de verzets
leider te Sliedrecht, ondergedoken.
Het was een nerveuze jongeman die
zich gemakkelijk liet overhalen tot
gewaagde ondernemingen.
De Werkendammers die een tekort
hadden aan bewakers voor hun ge
vangenen, vroegen de jongeman hier
voor. In dit tamme baantje kon hij
geen roekeloze toeren uithalen en
zijn broer gaf hem de toestemming.
Maar op het Kroondomein zat een
onderduiker, die de bezetter een do
delijke haat toedroeg. Hij bezon zich
op een grote daad en meende de
kans te hebben toen de Duitsers een
auto van zijn broer in beslag namen.
Hij pleegde overleg met een paar
vrienden en zij besloten enige Duit
sers in een val te lokken. Zij hadden
echter geen wapens en daarom haal
den zij de jonge bewaker in het kom-
plot. Al te graag sloot deze zich bij
hen aan en met hem. verborgen zij
zich achter een kade. De Duitsers
kwamen, maar tegen de geoefende
frontsoldaten hadden zij geen schijn
van kans. Na een kort gevecht nam
de een na de ander de vlucht en zij
moesten de jongeman met een schot
door het hoofd op het slagveld ach
terlaten. De Duitsers spuwden vuur
en vlam en zij bedreigden de pol
ders langs de Bandijk met ver
schrikkelijke represaillemaatregelen.
Hierdoor kwam de schuilplaats
van de Werkendammers in gevaar
en in overleg met de zuidelijke
groep brachten zij hun schip naar
het Ganzennest. Aan de overzijde
van de Noordenklip lieten de Duit
sers zich slechts zelden zien.
Op het Ganzennest had Leo even
eens een ark die hij als hoofdkwar
tier van zijn groep had ingericht.
iiMiiiiiiiiKiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiii'ii
door C. Baardman
imiiiiiiiiiiiiimiiiiimitiiiimmiiiiiimiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitHiifiifiiifimi
Ook had hij een flink woonschip bij
de brug van St Jan waarin de ge
vangengenomen Duitsers voorlopig
werden ondergebracht.
De voorzieningen waren getroffen
maar nu kwamen de moeilijkheden
van de taakverdeling.
Leo had in totaal veertig man
waarvan er slechts twaalf met een
wapen wisten om te gaan. Doch een.
week nadat hij het commando over
genomen had, kreeg hij een belang
rijke versterking. Twee neergescho
ten piloten, een Engelsman en een
Amerikaan, voegden zich bij zijn
groep en met hen durfde hij het wel
aan.
wordt vervolgd
NED. HERV. KERK
Beroepen te Middelharnis vac. T.
Poot, J. Bos te Wierden; te Rotterdam-
Vreeswijk W. Pelleboer te Wagenin-
gen. Aangenomen naar Rotterdam-
Overschie vierde pred. pi. J. Blonet te
Dedemsvaart.
GEREF, KERKEN
Beroepen te Slootdorp A. Verdoorn
cand. te Voorschoten.
GEREF. KERKEN VRIJGEM.
Bedankt voor Brampton (Ontario-Ca
nada) J. F. Heij te Drachten.
CHR. GEREF. KERK
Beroepen te Nieuwe Pekela P. N.
Ritobens te Noorscheschut.
GEREF. GEMEENTEN
Drietal te Dordrecht en te Middelhar
nis, de kandidaten L. Huisman, A. Kok
en G. Schipaanböord. Beroepen te
Vlaardingen kand. L. Huisman; te Ril-
land-Bath kand. Kok; te Gorinchem en
Waardenburg kand. G. Schipaanboord:
Beroepen te Krabbendijke G. Schipaan
boord te Leiden.
Somber begon die dag van gisteren,
toen ik om tien uur in de morgen over
de Place de la République in Metz
wandelde. Ik zag weer de vaderlandse
renrjers. Hoe is het nou, vroeg ik zacht
jes. Er kwam geen antwoord en ik
begreep het al; er was iets met het
moreel.
Nu moet dat moreel in orde zijn,
anders komt er niets van terecht,
neemt u dat van mij aan. De heer
Nlcolaas Buchly voor geval u
dacht „wie is dat toch", hij is onze
Nederlandse ploegleider voelde het
allemaal met zijn klompen aan. Hij
droeg sandalen maar hy voelde het.
„De Haan heeft een paar krantenknip
sels uit Nederland gekregen", zei de
heer Buchly. Nou en?, antwoordde ik.
,,F,r wordt gevraagd of de Nederlanders
nog eens gaan fietsen en nu zyn ze In
de put."
Juist, juist, piekerde ik. Ja, dat is
natuurlijk niet fijntjes als je er al zo'n
duizend kilometer dwars over heuvels
en zo op hebt zitten, wanneer dan
iemand vraagt: Gaat u nog eens fietsen.
Ik liep naar de heer W. van Est. Hij
hing over zijn fiets gebogen en ik
voelde de spanning, die er van zijn
hele rennerswezen uitging.
U bent geconcentreerd meneer Van
Est, informeerde ik. „Ik denk als maar
aan de koers P.W. Er moet iets ge
beuren en als de jongeren het niet
voor elkaar krijgen
Ik begreep het volkomen. De brui
sende locomotief van 't Heike ont
vouwde op dit moment zijn strategie.
Hij zelf, de oude Willem, zoals de
Fransen hem (met ontzag) noemen,
trok zijn plan. En hoe, dat zou ik snel
genoeg gewaar worden.
Afschuwelijk warm werd het. De zon
roosterde het Franse land en ik zat
letterlijk vastgeplakt'in mijn autootje.
Ik ben verkouden en dat is geen won
der, want de hitte, open dak en
raampjes, het werken in de bloedhete
perszalen en het vervolgens naar buiten
hollen om lucht te krijgen dat is
allemaal bij elkaar niet zo best.
„Wat is dat nu?", wilde Tourdokter
Dumas weten, toen hij me hoorde
snuiven. Het is dat ik hem ken, maar
u zou nooit geloven dat die meneer
Dumas een arts is, zoals hij daar in
zijn ondergoed en een korte jongens
broek, zijn heel smal ringbaardje en
doorgaans zwarte nagels rondwandelt.
Maar ze hebben me gezegd, dat hij
medicijnen heeft gestudeerd, dus dat
nemen we maar aan. Hij was heel
vriendelijk, zei dat het niet ernstig
was en gaf me een asperientje. Daar
heb je ten minste nog eens iets aan,
aan zo'n dokter in de buurt, zeg ik dan
in mezelf.
Nog minstens honderdvijftig kilo
meter waren we van het eindpunt af,
rond één uur gistermiddag en daar
ging meneer W. van Est of hij een
raket in zijn zadel had ingebouwd, zo
sprong hij er tussenuit. Een Belg ging
mee en twee Fransen en ik dacht:
O, o, dat haalt hij nooit, dat is veel
te vroeg.
Maar niks hoor. De locomotief wist
wat hij wilde. Hü wilde iets doen aan
de verjaardag van de Prins en dat kon
alleen wanneer h i er de kuiten achter
drukte.
Nu kent u die kuiten van de heer
Van Est niet zo, maar iaat me u een
idee geven door te zeggen dat, als hij
er mee trilt wanneer ik in mijn autootje
voorbijschuif, dan rammelen de por
tieren.
Doordouwend en hijgend stoof de
Brabander verder. Dan eens hing hij
aan het wiel van de Belg, dan weer
van de twee Fransen.
En voor de amateurs onder u: een
renner hangt niet met zijn hand aan
het wiel van een ander, maar het wil
zeggen, dat hij achter de kopman fietst.
Zo is het me ten minste uitgelegd en
als er iemand van de K.N.W.U. is, die
het beter weet, dan moet hij het maar
ian u schrijven.
Twee bergjes lagen er voor ons, één
Itn ruim zevenhonderd en één van
„De vier mannen aan kop liggen nu
zes minuten voor het peloton en zijn
nog twaalf kilometer van de eindlijn'
hoorde ik via mijn boordradio. Ik
stond te trappelen van ongeduld. Als
meneer Van Est nu maar niet creveert,
dacht ik. Juist ja, als hij maar geen
platte band krijgt, dat betekent het.
Driftig liep ik in de zon op en neer,
„Mijn vrouw, help", schreeuwde een
man. Niemand keek, want het was al
de vierde juffrouw iin een paar minuten
die door de warmte werd bevangen en
flauw viel. Gedienstige Rode Kruishei-
pers legden haar op een brancard en
sleepten haar mee.
De andere kant op was het ineens
veel interessanter. Plotseling gekrijs
liet weten, dat er iets aan de hand was
en twee agenten raapten een oude man
op, terwijl de ene politieman hem haas
tig over de weg naar de andere kant
bracht. De oude heer wilde het fiets-
feest ook niet missen, zag niets achter
de zes rijen mensen, had een stille plek
bij een hoog hek gevonden en trachtte
daar overheen te klimmen.
Toen het ernaar uitzag dat hem dit
allemaal zou lukken, gleed hij uit en
kwam precies terecht midden in de zes
boeketten rode gladiolen die daar, voor
zien van linten, op de winnaars lagen
te wachten.
duizend meter. Wat nu, dacht ik, wat
nu, want als daar Charly Gaul bij te
pas komt dan is mijn landgenoot ner-
gens meer. Ik uitte mijn vermoeden te- I
gen een Franse radioverslaggever die
per motor langszij kwam. „Welnee,
geen angst man", riep hij, „Charly I
heeft gisteren zijn verloofde over ge- I
had."
Ik knikte begrijpend en reed verder.
Ik moest en ik zou er bij zijn wanneer
die eindstreep door de renners werd
bereikt en wanneer ik er nu niet tus-
senuit ging, dan zou ik achter die vier I
fietsers aankomen en niks zien.
Een dotje op het gaspedaal, een loei
op de vierdubbele claxon, maar onmid- I
dellijk moest ik weer remmen, want
het publiek stond vier rijen dik opge
drongen op het asfalt en liet nauwelijks
meer een gaatje over.
Waarheen, schreeuwde één van onze
En daar was het moment waarop
Ik had gewacht, daar kwamen de vier
mannen van vooraan. Meneer Van Est
is geen sprinter, dus nummer één
wordt hy nooit, maar als hy er maar
bij is, hoopte ik hardop.
Nog een hoek om enja, de stier
van Willebrord lag vierde en bleef het.
UZTJLT het nauwelijks willen
geloven, maar het is me weer
gelukt om enkele onsterfelijke uit
spraken voor u op te vangen van
mensen, die geschiedenis maken.
Geldermans; Ze kunnen wel zeg
gen ze maken er niks van, maar
als je een Tour uitrijdt dan ben
je wat.
Nicolaas Biichly: De Nederland
se jongens praten na een etappe
steeds over de koers. Ik heb ge
zegd, dat ze er overdag aan. moe
ten denken.
Plet Damen: Ik rijd wat moeilijk.
De burgemeester van Metz (die
gisterochtend voor de start een me
daille kreeg): Dank u wel meneer
Goddet, ik zal hem bij de andere
leggen.
Roger Coe (Brits renner): Good
bye, het is mij te warm. Ik ben de
achtste Engelse renner die opgeeft.
Anquetil: Mag ik niet net zo rij
den als Coppi?
Uw dienaar: Natuurlijk meneer
Anquetil, u rijdt maar een eind
weg.
Piet van Est (die gisteren vijfde
werd): Zo, dat is weer verdiend.
Charly Ganl (die als 72e aan
kwam): Het is geen fietsen in die
zon.
Gabriel Saura (de Spaanse
ploegleider): Ik heb mijn olijven
voor de jongens.
Jef Lahaye: Ik rijd lekker.
Nog eens Biichly: Iets gehoord
van de K.N.W.U.? Welnee, die ko
men wel als er succes is.
Wout Wagtmans: Mijn zonnebril
is waardeloos.
miiiMiiiiiMiiiiiiiiiiiiiw"3iiiiiniiniiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiitiHimiHiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiitiiiiiitiniiiiiiiiiiiiiiii<iiitHimmniiiiiiiiiii!iitiHiiti«iiiiiHiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiititiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii^
41. Met hernieuwe hoop zongen en
sprongen de eilandbewoners rond hun vu
ren.
„O, goede geesten van zon en maan,
geeft ons weer een nieuw bestaan,
o, goede geesten van water en vuur
dit is het langverwachte uur,
o, goede geesten van berg en zee,
voert Klaasievaakkie met u mee,
doet de rode streep verdwijnen
bevrijdt de slaven uit hun banden,
laat de zon weer eindelijk schijnen
over beide Tweeling-eilanden
zo klonk hun lied. De wind nam het mee
en zo bereikte het in ijle flarden ook
de andere kust. Jammer genoeg hadden
Kappie en Duizeldraai er geen oren
naar. Zij waren immers veel te druk
bezig met het verwijderen van de papa
vers en droegen bovendien hun helmen.
Maar dat hun werk toch succes had, ba-
merkten zij weldra op een andere ma
nier. Dat was toen een van de slaap
wandelende slachtoffers verzeild raakte
in het gebied, dat zojuist van zijn bloe
men was beroofd. Een ogenblik bleef hij
duizelend staan en tastte met onzekere
hand naar zijn hoofd.
„Waar ben ik prevelde hij.
Toen kwam er een blik van verbazing
in zijn ogen en holde hij op Kappie
toe.
2161 Allen begrepen, dat de beslis
sing in de strijd beneden zou vallen. On
der aanvoering van Otto en Bolwer
stormde men de trap af.
De komst der Rheanen had een volle
dige ommekeer bewerkt. Rochus en
nog een paar anderen, die een paard te
pakken hadden kunnen krijgen, sloegen
op de vlucht. Van de achterblijvers wa
ren er enkele, die nog even weerstand
boden, maar de meesten waren eigen
lijk allang blij, dat ze Rochus kwijt wa
ren. En van de Rheanen kon niet wor
den gezegd, dat ze tot elke prijs ruzie
zochten.
„Ik ben gekomen om Bolwer te spre
ken!" riep Kosko, terwijl hij het plein
opreed.
„Welkom!" riep Bolwer. „Gij hebt
bij ons de Gouden Haan gezien; hij is
van u!"
„Ik moet u om verschoning vragen,"
sprak Kosko, maar Bolwer zei: „Dat
moet ik u ook. Eerst echter wil ik hier
orde op zaken stellen." En, zich tot de
volgelingen van Rochus wendend, riep
hij: „Hédaar! Allen, die in opstand zijn
gekomen, leg de wapens neer! Wij zul
len ons beraden, hoe het u vergaan
zal!"
Zwijgend gehoorzaamden de mannen.
Advertentie
Kent u wel de gezellige
drukte op de i'hegha ven van
MADURODAM?
Om uren naar té kijken!
Don Haag Scheveningen