R"
DE NATUUR
Toudjes
KAPPIE EN DE SLAAPSLAVEN
Dinsdag 27 juni 1961
ZEEUWSCH DAGBLAD
Pag. 2
en confrontatie
met de dij
vcm Woutje
Uit de kerken
Prettig geluid
Klaas
van
in en om uw huis
OUBAIX. Nou, het be
gint al aardig op te schie
ten met de Tour, dat
vindt meneer Goddet
ook. Gisterochtend wilde
het nog niet zo; toen gingen alleen
de Duïtse wielrijder Hans Jarosze-
wicz met een Italiaan en een Frans
man. er uit, maar sinds gistermid
dag een uur of drie liep het beter.
Een stukje voorbij Amiens was het
en achter elkaar werden de gelede
ren gedund. Ik had nauwelijks de
tijd om het allemaal bij te houden
maar aan de eindstreep in Roubaix,
waar ik tot op het blote lijf stond
nat te regenen in een stadion dat
gevuld was met snipperdagmensen
en een paar duizend Belgen, daar
kon ik mijn sommetje afmaken.
Zeven fietsers reizen vandaag weer
naar moeder en zeven anderen kwa
men te laat, zodat we vandaag wel
licht met veertien demarreurs min
der op pad gaan. „En dat is het
begin pas", zei een organisator.
De regen, beneerde iedereen, maar
ik ben het daar nog niet zo mee eens.
Jawel, het goot, uren aan een stuk,
dat is waar. Het was beestenweer, dat
valt ook niet tegen te spreken. Ik zelf
bad al moeite genoeg om mün autootje
rechtop te houden over ai die gladde
keien en tramrails. Kunt u nagaan wat
die wielrijders moesten doen.
Het spandoek
Maar toch, die regen alleen was het
s niet. Dat spandoek, volgens mij, dat
spandoek speelt een grote rol.
i' Door Beauvais reden we, vijftig kilo
meter van Parijs wanneer ik het een
beetje royaal mag zeggen en daar hing
het. Zeven minuten over twaalf wees
mijn horloge en ik noteerde de woor
den van dat spandoek: „Renners, dat
zijt gij!", en dat had een handvol
enthousiastelingen er op laten drukken.
Daar kwamen zij, meneer Gaul die
nog altijd kijkt als een zieke muis en
de Engelsman Tom Simpson, die elke
ochtend heel beleefd Good morning
tegen me zegt aan de start. Meneer
W. van Est kwam er ook en Albertus
Geldermans eveneens.
Ze zagen het opschrift en ze moeten
zich doodgeschrokken zijn. „Dat had
den ze er nooit op mogen zetten",
vertelde me een politie-offieier. „Wisten
die mensen veel wat ze waren en nu
ineens die duidelijke kreet vlak voor
hun gezichten: Renners, dat zijt gij.
Als je dat beseft, stap je van je fiets."
De député
Zo vertrokken we vanmorgen weer. Baas Goddet rechtop in zijn auto. Geheel
links Darrigade. Even later begon de regen te gutsen en het hield niet op.
Intussen was het maar een droeve
vertoning en die twee dikke meisjes,
die de verpleegsters van het Franse
Rode Kruis zijn en in een ambulance
wagen in de Tour meerijden, hadden
hun handen vol. De ene fietser na de
andere moesten ze in het verband
draaien en in dra wagen schuiven.
,.Komt u ook iets schrijven over dit
Franse gekkenhuis", vroeg me op de
trappen van het stadhuis in Arras een
meneer, die député van zijn gemeente
bleek te zijn. Ik knikte, want ik kon
er moeilijk onderuit met die levens
grote foto van me zelf, die ik als een
spiegelbeeld verplicht ben op de buik
rond te dragen.
„Een schandaal meneer, dat fietsen",
vervolgde de député. „Het moest niet
mogen, vindt u wel?"
Och, zei ik, iedereen doet er hier
anders dapper aan mee in uw land.
„Dat is het juist meneer, dat is juist
zo n schande. Waar bouwen we Frank
rijk mee op? Met fietsen? Kom toch
meneer, denk aan Algerije, aan de
plasticbommen in Parijs, aan de sta
kingen van de boeren in het zuiden.
We moeten als één man acnter presi
dent De Gaulle staan, hem helpen, elk
onze bydragen leveren om deze natie
weer net zo krachtig te maken als in
de glorie
Verder kwam de député niet, want
de eerste renners van de kopgroep
kwamen de hoek van het stadhuisplein
om. „Kijk meneer", gilde de député en
schudde aan mijn arm alsof hij zijn
boomgaard stond te legen, „kijk, daar
zijn ze, kijk dan toch meneer, André
Darrigade ligt voorop, hoera, leve
Darrigade, leve Frankrijk, allé André,
laat je niet kern en, red de eer van
Frankrijk."
Ik hep me voorzichtig van de als een
wildeman springende en gillende député
los gemaakt en aan de achterkant van
het stadhuis vond ik mijn autootje
weer.
Meneer Van Est toch!
Kr tussendoor ging niet meer, want
het rennerspark was nu tot op zestig
kilometer de finish genaderd en ik
wilde niet dezelfde schuld op me laden
die sinds gistermiddag een Franse
motorrijder op zijn schouders draagt.
In een smal straatje slipte hij op de
natte weg, maakte een smak en vloog
met zijn wiel tegen mijn eigen meneer
W. van Est aan.
De heer Van Est ging onderuit cn
stak zijn gespierde benen in de lucht.
„Meneer Van Est toch", kreet het in
me, want ik zat er vlak achter. Maar
geen nood.
De Beer van het Heike maakte een
salto, maar vond zichzelf vast en ste
vig terug op zyn twee voeten als stond
hij weer achter zyn patatkraam in het
goede vaderlandse Brabant. Een wiel
wisselen bleek een peuleschil en Vier
kante Willem stapte andermaal op om
in zijn karakteristiekste houdinkje met
het petje achterstevoren op zyn grap
pige hoofd de meute achterna te vlie
gen.
Wout Wagtmans
„plat op de bek
Vlugger, meneer Van Est, nog vlug
ger gonsde het door mijn hoofd. De
tempobeul van Parijs-Roubaix scheen
het begrepen te hebben: als zuigers
van een waterzuiveringsinstallatie vlo
gen zijn kuiten op en neer, steeds maar
op en neer. En meneer Van Est haalde
het, hij haalde de groep in en nestelde
zich er weer tussen.
Een zucht van verlichting steeg op
uit mijn benauwde borstkas.
Louison is oud
Intussen had ik een gaatje gevonden
en via een zijweg kwam ik in Roubaix
aan, stond er vijf minuten als een
verdronken muis op de grasmat van
het stadion of de mededeling kwam:
Nog vijftienhonderd meter zijn de ren
ners van hier verwijdend.
Een paar minuten dus nog en die
tijd zou worden opgevuld door Louison
Bobet. Jawel, de grote man, voor wie
meisjes flauw vielen, die in damestijd
schriften in Frankrijk „de knapste
renner" is genoemd.
O o, wat viel dat tegen. Louison is
oud geworden en mager en hy heeft
wallen onder de ogen. Hij fietst niet
meer mee in de Tour de France. Zijn
vrouw stond gisteren nog bij een ad
vertentie van qen stofzuiger omdat de
naam „Bobet" het hier nog wel doet.
Maar Louison zelf moet nu rondjes in
het stadion van Roubaix fietsen om,
samen met die stofzuigertoestand aan
de kost te komen.
„Ik heb je een jaar niet gezien",
sprak Louison toen hij me ontdekte.
Klopt, maar jullie hebt ook maar een
keer per jaar zo'n ritje als de Tour,
zei ik.
„Man, ik kan niet meer", vervolgde
Louison in een vertrouwelijke bui en
legde een arm die uit een geel tricot
kwam op mijn schouder.
„We worden oud, weet je, het wil
allemaal niet meer zoals vroeger".
Neer nee, zei ik, want je moet toch
iets zeggen.
Wie ben ik?
Wel, daar waren ze dan allemaal, zo
ongeveer. Als jongens die stiekem in
de modder van een bouwerij hebben
gespeeld, zo zagen ze er uit. Onder
het straatvuil, natte haren van de re
gen en het transpireren en bij meneer
Darrigade, die als eerste over de
streep ging (daar is overigens ook de
lol af, want dat doet hij elke dag) hing
een stukje paardenmest aan zijn blonde
haren.
En op dat moment, daar midden in
dat doorweekte stadion, toen maakte
ik weer iets mee dat toch maar voor
weinigen is weggelegd. Want zo radend
tussen die renners, met de handjes van
inspanning om het stuur geklemd, en
overal nog net tussendoor zwaaiend,
dan denk ik wel eens: ik wilde dat
meneer Goddet het volgend jaar een
knikkerwedstryd organiseerde in plaats
van dit.
grond van m'n 2
ik. En de Woet deed het ondergoed op
zijn plaats. Vervolgens nam hij twee
vingers van de rechterhand en liet ze
voor zakdoek spelen. Ik zag het pre
cies op tijd en kon nog net opzij sprin
gen.
Sterkte Wout, zei ik nog.
Hoi, antwoordde hij.
8
De jongens schrokken en gealar
meerd grepen zij naar hun wapens.
Doch al gauw week de paniekstem
ming. Zij begrepen dat er geen gevaar
kon zijn. Martin zou hen gewaar
schuwd hebben als er Duitsers hel
water overgestoken waren.
,,Je ziet ze vliegen," zei Dove Jan
teleurgesteld.
Hij had al op een pittig gevecht
gerekend en nu zei zijn verstand dat
het weer een loos alarm was.
..Maak dat je weg komt, er zijn
Duitsers op de polderik ben niet
gek", hield de man vol. ,,Zou ik
anders zo weggelopen zijn?" vervolg
de hij bitter en met een hulpeloos
gebaar wees hij naar zijn schamele
kledij.
,,Het kan zoiets als kampkolder
zijn" teemde de Lijmpot.
Kampkolder", stoof de man op
en hij was grotesk zoals 'hij daar
stond in zijn hemd dat opwapperde
onder zijn driftige gebaren.
,,Als viag ben je een mislukkeling
rieo Bruine Piet.
Nu werd de man werkelijk kwaad
en nijdig beet hij ze toe:
,,En dat zijn nu de mensen die
het land moeten redden een stel
ouwe wijven ben je, oneer niet."
Vertel nu maar eens wat er is",
verzocht de Chef hem kalmerend.
De man vertelde doch er was een
onrustige blik in zijn ogen die voort
durend op de deur gericht bleven als.
of hij daardoor de verschrikking zag
naderen.
Hij was juist uit bed en hij stond
zich op zijn gemak te scheren, toen
hij opeens een vervaarlijke stem
hoorde schreeuwen: „Was machen
sie?"
Hij meende dat zijn jonge kameraad
die juist weg was om op de
boerderij melk te gaan halen, in de
val zat. Hij bedacht zich niet en zo
als hij voor de scheerspiegel stond
was hij naar buiten gesprongen.
Door de modder van de kreken heen
was hij naar het kooikershuis ge
ploeterd om de jongens te waar
schuwen en nu werd hij zo ontvan
gen.
„Vlug in de boten", besloot hij
zijn verhaal.
„Kalm aan, we zullen de zaak eerst
onderzoeken," remde de Chef.
„Er valt niets te onderzoeken",
meende de man nors. Hij begon zich
nu toch wel wat erg kaal te voelen
onder de spottende ogen van de jon
gens.
„Dat is onze zaak", antwoordde
de Chef.
Hij zag de groep rond en beval:
„Bruine Piet en Dove Jan gaan de
zaak bekijken."
Even dacht hij na, toen vervolgde
hij: „Neem Luie Jan ook maar mee,
het is een goede oefening voor hem."
„Maar ik heb geen wapen", zei
Luie Jan.
Maar Dove Jan stond al gereed
en stopte hem een halfautomatisch
pistool in de 'handen.
„Ik hoop dat je ze hiermee raken
zult", zei hij, doch liet er mistroos
tig op volgen: „Het zal wel weer
pet zijn."
Luie Jan streelde het wapen dat
hem in handen gegeven was en het
was alsof zijn ogen het pistool hon
gerig aanzagen.
Achter de anderen stapte hij naar
buiten. De Dove had de leiding van
de expeditie. De twee Jannen hoop
ten op een ontmoeting met de vij
and, maar Bruine Piet zei laconiek:
„We zullen wel zien, als ze er zijn
geven we een nummertje schieten
weg. Zijn ze er niet dan gaan we
weer terug om die Gerard de man
tel eens uit te vegen."
Met het pistool in de hand slopen
zij langs de ka tot aan het pad naar
de griend.
Hier leerde Jan het land in zijn
werkelijke gedaante kennen. Zij slo
pen van struik naar struik en telkens
gaf Dove Jan een teken om stil te
blijven staan. Dan luisterden zij naar
verdachte geluiden die de aanwezig
heid van de vijand zouden kunnen
verraden.
Luie Jan kende de geluiden van
het land niet, voor hem was de
griend vol onbekend gevaar.
Doch er was niets wat een alarm
stemming rechtvaardigde. De wind
zoefde door de struiken en in de kre
ken sprong soms me+ een zacht plof
fend geluid een gasbel uiteen die
tot aan de wateroppervlakte opge
stegen was. Een enkele maal vloog
een verontruste vogel op, maar al de
ze geruchten behoorden bij de griend.
Luie Jan was echter een stads
mens en hij voelde zich gedrukt door
de geheimzinnige donkerte van de
griend. Hij kon niet verder vooruit
zien dan zijn arm lang was. Geheel
omgeven door het dicht opgaande
hout voelde hij zich verloren als een
schip zonder roer midden op de
oceaan.
iiiiiiiiiitiimiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiHimiiiMiiiiitiiiiiiiiifMiiiiMiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiüi
door C. Baardman
[ituimiiiiiiiiiimimmiiiHmmiiirjimiiiimiiiMtiiiiimiimiiriiiiiiimmiirtMiiiHi
Er was ook geen zon waarnaar hij
zich richten koner was een on
eindig land, volgegroeid met ondoor
dringbaar hout. Begrip van richting
had hij niet en hij was overtuigd dat
hij zonder hulp van zijn makkers
nooit uit deze griend de weg terug
zou vinden naar de zonnige polder.
Dit was de gewone reactie van de
mens die voor de eerste maal ken
nis maakte met de donkere grienden
van de Biesbosch.
Instinctief sloot hij zich zo dicht
mogelijk bij Dove Jan aan. Voortdu
rend trachtte hij de nog warme voet-
stappen van zijn voorman te druk
ken. Doch de taaie tenen die door
Dove Jan weggedrukt werden om
een pad te banen, veerden terug en
striemden hem in het gezicht.
wordt vervolgd
NED. HERV. KERK
Beroepen te Bleskensgraaf: G. M. v.
Dieren te Ede.
Bedankt voor Kootwijkerbroek: A.
Gooijer te Sommelscfijk.
GEREFORMEERDE KERKEN
Beroepen te 's-Gra-venhage-O, vac. W.
C. v. d. Brink: J. van Reeven te Utrecht-
Z.: te IJmuiden, vac. J. v. Leeuwen: G.
Assies te Oostwold (Old.).
Tweetal te Dokkum vac. H. Hoogen-
huis: G. Assies te Oostwold (Old.), J.
E. Hendriks te Winterswijk.
CHRIST. GEREF. KERKEN
Beroepen te Edmonton (Alta, Canada)
Free Chr. Ref. Church: J. P. Geels te
Haarlem-C.
GEREFORMEERDE GEMEENTEN
Drietal te Rotterdam-Zuidwijk-Pen-
drecht: L. Huisman, kand. te Zwijn-
drecht, A. Kok, kand. te Rotterdam en
G. Schipaanboord, kand. te Leiden.
Beroepen te Klaaswaal: A. Kok, kand.
te Rotterdam.
Sterkte Wout
Wagtmans, de bijna d
woner van Breda die,
gekeurd.
dat, een linkse bocht over een over
weg en daar ging ik. Die laatste kilo
meters heb ik gefietst met een aanlo
pend achterwiel. Ik zelf? Hier, kijk
maar", en de heer Wouter Wagtmans
trok zijn ondergoed uit zijn fietsbroek,
deed de laatste naar beneden en liét
me zijn linkerdij zien.
Dat was bepaald niet prettig. Niet
alleen dat ik nooit een liefhebber van
bloed ben geweest, maar Wouters dij
been was bedekt met een wond zo groot
als een hand, die felrood bebloed was
en hard was aangekomen.
Laat maar meneer Wagtmans, zei
Nicolaas Buchly: „Wat willen
ze dan?9'
TV71E niet klein te krijgen is, wat
W de weergoden ook in petto
hebben, dat is de Nederlandse
ploegleider de heer Nicolaas
(Klaas voor de fietsers) Buchly.
Toen de 230 kilometer van gis
teren er op zaten mocht ik hem
even aankijken en ik vroeg: Wat
vindt u, ploegleider?
„We hebben geluk gehad, vind
ik", sprak de heer Buchly duide
lijk verstaanbaar. „Zes renners het
ziekenhuis in, een opgegeven,
zeven te laat, maar er is geen
enkele Nederlander bij. Ik ben
tevreden".
Dat is een prettig geluid vond
ik, maar wat een weer, hè meneer
Buchly.
„Och weet je, als de zon schijnt
vinden ze het te warm en als het
regent dan vinden ze het glad.
Wat willen ze dan?"
Da's ook weer waar, rondde ik
ons gesprek af.
IN het stadion van Roubaix noteer
de ik gisteren in grote haast en
kele uitspraken van grote mannen uit
deze eeuw, zonder welke u nauwe
lijks deze dinsdag kunt beginnen.
Laat me u er daarom een paar mo
gen voorleggen:
Geldermans: Ik kwam zonder rem
men binnen, dat geeft je geen veilig
gevoel.
Buchly: Acht banden gewisseld, ik
vind dat pech.
Anquetil: Of ik de gele trui ga ver
dedigen? Dat hangt ervan af.
Charly Gaul: Ik ben alleen in mijn
ploeg, de rest is niks, maar alle hoop
is nog biet verloren.
Darrigade: Het geheim van mijn
kracht ligt in het suikerwater dat ik
drink.
Gabriel Saura (de Spaanse ploeglei
der): Hadden ze maar wat meer olijf
olie in de Franse hotels, mijn mannen
eten niet goed en nu zit ik te wachten
op de olie die ik in Spanje heb besteld.
Jan Westendorp: Zo, dat was even
prettig. Zag je mijn vrouw daar in het
stadion van Roubaix?
Nog eens Anquetil: Zonder Janine kan
ik niet leven.
En daarbij moogt u dan weten, dat
Janine mevrouw Anquetil is, die tel
kens in een rode jurk aan de finish
verschijnt. Waarom rood? Omdat een
patronenblad voor dames hier vier
maanden geleden schreef: Rood staat
madame Anquetil het beste en toen
heeft de wielrennersvrouw haar eigen
smaak even terzijde geschoven.
Als men aardbeien in eigen tuin
wenst te -:weken en dat kan heel
goed zal men de oude planten niet
van de ranken mogen ontdoen, die zich
nu ontwikkelen. Op die ranken worden
straks vele jonge plantjes gevormd en
als rr kat rustig laat gaan, kan men
ze ii ♦,is met de wortels van de
moedi i afnemen en ze in een
broeibakj. en verder kweken om ze
later in de volle grond te poten.
HlllllllllllllIIIIIIIIII!|||lllllll(llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIfnilllllllillllllllllllllllllllllllllllllllHIIHHItllllllll!lllllllllllll!IIIIIIII||III|||!l|||l|||||||l||||||||||||lI||||||||||||||llll!l!
38. Terwijl Kappie en Garnt Duizel-
draai voortzwoegden door het papaver-
veld, begon Okki, op het andere eiland
zich zorgen te maken over het welsla
gen van Kappie's onderneming. Dat
kwam vooral doordat Kivi-Kokos en
zijn mannen maar niet ophielden met
de scheepsjongen te beklagen om het
verlies van zijn twee vrienden. Tegen
zijn wil geraakte Okki door hun klaag
zangen in een ietwat gedrukte -item-
min g.
„Gaf de ouwe maar een of ander sein
tje, dat daarginds alles wel aan boord
is," dacht hij, voor de zoveelste maal
die dag Kappie's kijker voor zijn ogen
zettend.
„Ziet de kijkpijp van de blanke jon
geling iets?" informeerde Kivi-Kokos
bekommerd. „Het kan alleen maar
smart en ongeluk zijn, dat ge ziet,
want wie eenmaal in de macht van
Klaassievaakkie is, keert nooit meer
terug!"
Okki antwoordde niet, want plotse-
sing vertoonde zich een tafereel voor
zijn ogen, dat even merkwaardig als
zorgwekkend was. Tussen de papavers
ontdekte Okki de vertrouwde gestalte
van de meester, in een moeilijke hou
ding verstard, terwijl Kappie in duiker
pak met vreemde bewegingen over de
grond schoof...
„Glimpiepers..." stamelde hij. „D-daar
is iets m-misgel-open..."
De scheepsjongen had natuurlijk een
verkeerde kijk op de werkelijke toe
stand, maar toch kreeg hij gelijk...
58. Gelukkig waren allen, die met Ot
to en Bolwer op de toren de aanval van
Rochus' troep afwachtten, geharde
krijgslieden. Ieder, die niet de wacht
hield, sliep rustig, om zich op de ko-"
mende strijd voor te bereiden. Bij het
aanbreken van de ochtend, was men
vol moed om de vijand het hoofd te
bieden.
„Geef u over!" klonk de rauwe stem
van Rochus, die zijn mannen aan de
voet van de toren verzameld had.
„Een ieder die zich, ongewapend,
naar boven begeeft, kan bij mij rekenen
op een rechtvaardige behandeling!"
schalde Bolwer's machtig stemgeluid.
„Voor de anderen geldt alleen: kom,
maar op!!"
Op hetzelfde moment snorden de eer
ste pijlen over de transen. Direct daar
na gaf Rochus zijn mannen het bevel
met geheven schilden de trap te bestor
men. Otto en zijn medestanders wier
pen een hagelbui van zware stenen over
de verschansing. De eerste aanvallers
stortten gewond neer. Maar ook onder
Bolwer's mannen vielen slachtoffers......