DE EERSTE KLAP WAS EEN KLAP OP HET HETE HOOFD POER GevMRlijk KAPPIE EN DE SLAAPSLAVEN Delft verbiedt brommen in aantal straten Maandag 26 juni 1961 ZEEUWSCH DAGBLAD Pag. 2 Ze riepen hoi Wiel gegeven De uitspraak Al erg genoeg Zo zo De heer v. Est at Volkslied Arme huisvader Gevaarlijke brand na ontploffing van chemische stof Uit de Kerken FLITS GORDON in het heelal Dan Barry DE TINTELS SJAANTJE Ernie Bushmiller J E SCHADUW VOLGT JE NI ET GOUDEN HAAN VERSAILLES. Ik kan wel huilen hier op de ijzeren kruk van brievensorteerder Pierre Duvot in het postkantoor van Versailles waar ik op deze bloedhete zondagmiddag 25 juni 1961 vooru het brok ellende moet optekenenwaar ik zojuist getuige van ben geweest. Weg zijh ze, al mijn illusies, al mijn hoop op oranjemannen in gele truien, het gegil voor de triomf van een Nederlandse wielrijder. Weggespoeld al die ijdele gedachte; zacht en geluidloos zijn ze de Franse bodem ingezakt net zoals die straaltjes asfalt op de Avenue de Paris, waar hier de eindstreep van de eerste etappe van meneer Goddets fietsfeest lag en waar ik de ondergang heb zien gebeuren Daar stond ik dan, in die 37 graden Celsius in de zon om namens u getuige te zyn van al die ronddraaiende en van, het vet glimmende herenbenen en op het moment, dat elke nette Ne derlander thuis aan tafel ging, veegde ik nog een laatste keer met de zak doek het bescheiden voorhoofd af, klaar om mee te gaan gillen in het koor, dat in myn gedachten al te horen was voor mijn landgenoten* Ja, daar kwamen ze aan, een kop groep van vijftien man. Ik rekte de hals, hield de handjes al klaar om te klappen, maarof ik een nekslag kreeg, maandagochtendvrienden, een nekslag van een vallende eik. Want ze waren nergens, die oranje truien, helemaal nergens. Ene Darrigade, die hij de Franse ploeg schijnt te horen en die bij ad vertenties van wasmachines staat om te zeggen, dat zijn vrouw met het apparaat zo tevreden is, wel, die buitenlander schoot als eerste zwetend en stinkend over de lijn. Een paar duizend mensen riepen „hoi", want al die anderen hadden het verstandige besluit genomen op deze vrije zondag in de bossen of op de rivier koelte te zoeken en zodoende waren het er ge lukkig niet meer dan een twintig duizend, die ons verdriet meemaakten. Waar zijn ze. waar blijven Jo en Piet en Wout en meneer W. van Est, hamerde het in me. Vijf minuten lang duurde die onzekerheid en op het moment, dat het grote peloton aan het eind van de Avenue de bocht omschoot, zei een kenner naast me: „De Tour is al beslist en Anquetil heeft hem gewonnen". Beslist, vroeg ik, nu al, maar man daar komt nog een pluk renners aan, die zijn nog niet eens binnen en boven dien is dit de eerste etappe. „U bent hier zeker voor de eerste keer", informeerde mijn zegsman vrien delijk. Ik knikte of ik begreep dat het een onvergeeflijke fout zou zijn om nu ie zeggen: „Voor de vierde keer, me neer de kenner". „Wel, luister", ging hü verder. „An quetil ligt nu vijf minuten op de rest voor, op de groten zoals Gaui en Bat- tistini en ook op Geldermans. Dat ha len ze nooit meer in, dus is de Tour be slist". Dat is ook vlug, zei ik, maar Darri gade kwam net het eerst over de streep, hoe kan dan Anquetil 1 „Darrigade is-een helper van Anque til en die zakt in de hergen weer weg. Hü heeft Anquetil in deze rit een wiel gegeven". Ik heb nog even naar Anquetil ge keken. Ik zag dat wiel helemaal niet, maar het leek me niet geschikt zoiets nog op 'te merken. En ja hoor, daar waren ze allemaal, in het grote peloton, al die Nederlandse truitjes. De niet tot ontplooiing geko men aardbeienkweker uit Beverwijk, onze grote troef volgens de Fransen, Albert Geldermans persoonlijk, kreeg ik het eerst te pakken. Er kleefde een stuk door de zon gedroogde pruim op zijn fietsstuur en ik nam aan, dat het onderweg uit de rennersmond verloren ging. En nou Ab, begon ik. „De Nederlan ders zaten niet bij de ontvluchting", vertelde hij. „Ik ben er achteraan ge gaan, ik gaf wat ik had, ik liep op twintig seconden en ineens was alles weg toen de Italianen ons afstopten". Op dergelijke momenten, wanneer de groten uit het vaderlandse fietswezen zulke uitspraken doen, dan past slechts een eerbiedig stilzwijgen. Ik knikte en durfde me niet te verroeren. Dag, zei de heer Geldermans en reed weg. Toen kon ik weer verder. Die Wout, grapte ik tegen renner Wagtmans, maar ik had het net zo goed tegen een lantarenpaal kunnen doen, dan had ik hetzelfde effect be reikt. Diezelfde ochtend nog toen we in Kouen van start gingen, zat Wouter Wagtmans nog opgewekt te grijnzen met zijn bekende lach, die dan van oor tot oor gaat. Dat was overigens niet zo vreemd. Niet alleen dat „de Woet" zoals hij in de Tour wordt genoemd, me zojuist kond had gedaan van een weddenschap om vijfhonderd gulden „dat ik Parijs zal halen", maar tegenover ons stond een meisje dat nauwelijk meer echt was, zo geweldig. En toen ik nog ont dekte, dat ze over haar uitgezochte leest een lint droeg waarop stond „Miss Ve- Met sloten werd er gisteren gedronken in de Tour onderiveg, vooral door de tweehonderd journalistendie veldslagen leverden om tussen het publiek door de limonade te bereiken in de cafeetjes langs de route. En na aankomst in Versailles door de renners, die het klaar staande spuitwater bij flesjes tegelijk dronken over hun haar gooiden en in hun tricots ledigden ritable" toen ben ik maar gauw achter het stuur van mijn autootje gekropen, want het was allemaal al erg genoeg op deze zondag. Nee, de Woet heeft er ook niks van gemaakt. Als 109e en als allerlaatste Nederlander kwam hij in Versailles binnen en voor hem was dan ook be paald niet weggelegd, wat die buiten lander met de naam Darrigade kreeg aangeboden. Achttien jaar was ze en geen dag ouder en moeder natuur moet bepaald een weekje extra hebben uitgetrokken toen ze Francien Anglade schiep, die zoals de familie inderdaad al jaren geleden verwachtte, mannequin werd. ,,Hoe vindt u mijn jurk? Die heb ik zelf gemaakt op het atelier waar ik show", zei Francien. Ze bukte zich om een gevallen anjelier op te rapen en hield bescheiden een hand voor haar laag uitgesneden kleedje, maar tien renners die ineens iets anders zagen dan 136 kilometer asfalt en keien riepen nog vlug even: Zo zo. En toen drukte Francien haar jonge strakke wang tegen het kletsnatte ge zicht van de heer Darrigade, liet er een flinke plek bruine poeder achter, deed haar lint af en wandelde weg om het honorarium voor haar arbeid te gaan halen. „Francien is een intelligent meisje' sprak haar moeder nog, die als een lijfwacht op haar dochter gepast had: ,,ze heeft de vorige week haar zwem diploma gehaald." Dat een paar honderdduizend Fran sen gisteren in hun ondergoed langs de wegen tussen Rouen en Versailles stonden, dat had u wellicht al ver wacht. Dat klopt dan ook, want zo was het. Even daarvoor, terwijl de klokken beierden boven Rouen, had ik een hand van Tourbaas Jacques Goddet gekregen. En nou moet u niet direct zeggen: „Wat dan nog?", want wanneer de heer Goddet de moeite neemt helemaal naar je toe te komen in zijn korte broek van vijfenzeventig centimeter en met de tropenhelm op het hoofd, dan sta je er goed op. En toen enkele minuten later de heer W. van Est zijn krachtige rechter voorpoot in de mijne legde, toen had ik een idee van: Mij kan niets meer gebeuren. „Hoi P.W.", sprak de heer Van Est, beet in een pruimenvlaatje en ver trouwde me toe: „Ik heb er zin in." Nee nee, hij bedoelde niet in dat vlaatje, want dat gaat er na een ontbijt van gebakken aardappelen en een handje vol vlees bij de heer Van Est altijd wel in. Hij bedoelde in de rit. „Da's mooi, meneer Van Est", zei ik, ,,dan gaan we maar eens flink ons best doen en in de prijzen vallen, niet waar?" „Die P.W.", zei meneer Van Est en schoot met zijn lippen een pruimenpit tussen mijn sandalen door. Het Wilhelmus werd gespeeld, de Nederlandse driekleur ging naar bo ven in.een mast en allerhande Mis ses met hun plaatsvervangsters stonden in de zon als prettige en tourage. Een Franse politie-officier hield de hand stram aan de pet van. wege dat Wilhelmus en steeds meer renners ontdekten, dat het de be doeling was dat zij hun muts even afnamen. Toen gaf vader Goddet het start sein en de Tour de France 1961 was begonnen, met alles nog in nevelen gehuld. Nu niet meer, u weet het. Droevig gestemd en met van deer nis nog brandende ogen zit ik het u te vertellen, nog altijd op die plaats van brievensorteerder Pierre Duvot, omdat het postkantoor van Versailles als perszaal voor de twee honderd journalisten in de Tour is ingericht. Niets heeft de Nederlandse man. nen gisteren op hun fiets kunnen helpen. Zelfs de pruimenvla van de heer W. van Est heeft zijn uitwer king gemist. Of hij net uit zee opdook, zo nat trof ik de heer Van Est bij de eind streep. Ik keek hem zwijgend aan Doodmoe dook de heer W. van Est gisteren in hotel Ménard te Versailles in led. Hij liad er een etappe en een tijdrit opzitten en het geluk teas niet met hem geweest ondanks een jertti pruimenvlaatje. Eigen nieuwsdienst DELFT- Er mag 's avonds en op zaterdag- en zondagmiddag op ver scheidene plaatsen in Delft niet worden gebromd. B. en W. hebben daartoe be sloten en Gedeputeerde Staten van Z.- Holland hebben al laten weten dat ze zich er mee verenigen. Het is verboden te rijden op fiet sen met in werking zijnde hulpmoto ren, zo staat er, van maandag tot en met vrijdag van zeven uur 's avonds tot middernacht, en op zaterdag en zon dag van twee uur 's middags tot mid dernacht. Dan volgen een aantal plaat sen in Delft, waar het verbod geldt. De weggebruikers kunnen het nog niet weten, want de gemeente heeft nog geen van de zestig verkeersbor den neergezet. Van onze correspondent DORDRECHT, Door de warmte /.ijn gistermiddag in de chemische fa briek Chefaro te Dordrecht twee vaten van- de uiterst explosieve vloeistof me- 'hyl-ethylketon ontploft. Er volgde een hevige brand, die de mannen van de Dordrechtse brandweer drie uur lang in louw hield. Daarna bleek dat er voor zeventigduizend gulden aan chemicaliën en voor ruim dertigduizend gulden aan gebouwen en installaties was vernield. Drie uur lang heeft er een nerveuze spanning geheerst. In net gebouw aan de Kilkade lagen namelrk nog onge veer honderd vaten met de gevaarlijke vloeistof. Vijf gingen er tijdens de brand open. Vier daarvan konden vlak voor de vuurhaard worden weggesleurd. Omstanders en personeel hebben het grootste deel van de andere vaten naar buiten gerold. en probeerde een traan weg te hou den. De heer Van Est deed het zelfde. Toen kon ik me niet meer in houden. Meneer Van Est, zei ik moeilijk, had het niet wat beter ge kund? „Ik ben en toen weg ge weest Italianenwarm antwoordde de heer Van Est en de rest van zijn ongetwijfeld markante uitspraak ging verloren in de herrie van gillend publiek, schreeuwende luidsprekers en toffe-jongensmuziek. De heer W. van Est stapte op zijn fiets, toonde me zijn 38-jarige ach terkant en reed weg naar zijn ho tel. Een hardwerkende huisvader die zijn patates friteskraam onlangs aan de kant deed, ging heen met het ge zicht van de teleurgestelde doe het zeiver, die een hele zondag heeft be steed aan het bouwen van een boe kenkast die ten slotte, toen de boe ken er onder het gejuich van de hele familie werden opgezet, in el kaar zakte. Arme meneer Van Est. Wat hij hoorde sloeg hem met ver bazing. De chef behoorde eigenlijk aan de overkant van de Amer thuis en alleen de omstandigheden voer den hem nu en dan naar de Bies- boseh, waar het werk nog niet geor ganiseerd was. In de eerste jaren van de oorlog viel er in de Biesbosch niet veel te doen. Wel werd het aan tal onderduikers met de maand gro ter, maar dat vereiste geen zorgen. Zij waren in dit land zo veilig als bij hun moeder thuis. De Biesbosch was eigenlijk een stuk onbezet ge bied. Geen Duitser waagde zich in dit barre land dat voor hen vol ge varen was. Wel wist de 'bezetter van de vele onderduikers. Er ging zelfs onder hen een verhaal over een ver sterkt kamp in het hart van de Bies bosch. Een kamp dat bezet zou zijn door drieduizend partizanen. Doch zelfs de Grüne de S.S. meden deze streek. Een paar malen hadden zij ge tracht opruiming te houden. Hiervoor kwamen zij met een grote overmacht van soldaten, vliegtuigen en snel- boten van de Kriegsmarine, doch met lege handen moesten zij de Biesbosch weer verlaten. Zij begrepen er niets van want hun berichten waren toch betrouwbaar. De onderduikers lach ten want zij wisten wel hoe de vork in de steel zat. Als de Duitsers een drijfjacht in de zin hadden, moes ten zij de bakenmeester inschakelen. In deze wirwar van wateren vol met verraderlijke zandbanken konden zij zonder diens hulp niet opereren. De bakenmeester was voor hen zo voor komend mogelijk. Hij besprak de vaarroute, gaf goede raad en deed alles wat van hem verlangd werd. Maar als de plannenmakers vertrok ken waren waarschuwde hij de Bies bosch en de onderduikers verdwenen in de grienden waarin geen Duitser hen durfde volgen. Het was zoals een Duits officier tij dens zulk een drijfjacht aan een va kantieganger verklaarde: Slechts met tienduizend man zou nij een po ging durven wagen om de grienden uit te kammen. Het zat er vol met partizanen. Zo dachten de Duitsers over de de grienden waarin de onderduikers rustig zaten te wachten „ot de bui overgedreven zou zijn. Een land waarin zo weinig gevaar was, behoefde niet door vechtploegen beschermd te worden. In de loop der maanden veranderde echter de toe stand. Er vielen vliegtuigen die bo ven de Moerdijkbrug aangeschoten werden en in dit wijde land van mod der, grienden en water moesten de piloten opgespoord, verzorgd en ver voerd worden. Met enige vertrouwde mensen, begon dominee Van der Wal uit Made dit werk. Zoals alles wat ondergronds be gonnen werd, groeide ook dit uit tot een grote onderneming en de Chef werd belast met de organisatie van liet Biesboschwerk. Hoewel de jongens van de groep dit alles wisten, vertelde de Chef terwille van de nieuwelingen nog eens precies hoe het werk ontstaan was en gegroeid tot een onderne ming die andere maatregelen nood zakelijk maakte. Tot zover oordeelde Leo dat alles normaal verliep. Hij begreep dat voor de nieuwelingen een uitgebreid overzicht nodig was. Hij ging recht op zitten, geen woord mocht hem ontgaan. „Ik moet terug naar de overkant," vervolgde de Chef, „en het doet me genoegen dat er een goede leider voor de groep gevonden is. Een oud- marineman die bij de politie bewe zen heeft wat hij waard is, zal het commando over de groep van mij overnemen." Hij gebaarde naar Leo en met iets theatraals in zijn stem zei hij: „Ziedaar de nieuwe chef!" De jongens van de groep zagen nieuwsgierig Leo aan Zou die stille het lef hebben om met een stel vuurvreters op pad te gaan? Luie Jan leek hun daarvoor veel beter geschikt. Leo sprong op om te protesteren: „Maar ik ken het land niet en ik weet zo weinig van de omstandighe den." „Daar ben je gauw genoeg ach ter," lachten de jongens. „De richtlijnen heb ik hier," ant woordde de Chef en hij reikte Leo een vel papier aan. „Lees het maar eens hardop voor dan weten ze gelijk wat hun te wach ten staat," vervolgde hij. Met tegenzin nam Leo het papier aan doch hij kreeg geen gelegenheid tot lezen. De deur van de schuur werd open gerukt en daar verscheen de meest lachwekkende verschijning die de jongens ooit gezien hadden. Luie Jan grinnikte: „Asiemenou, ik llltlll MINUI lllll!l'H'll'l"|ltll""ll'l"l'l"l"l"l'll""'"" "II ""lllllilllll door C. Baardman ui gaf mijn hele vermogen als ik Hitier zelf eens zo in zijn hemd zag staan!" Ook de andere jongens lachten. De bezoeker was een echt type van de ridder van de droevige figuur. In zijn hemd stond hij daar te happen naar lucht. Niets dan een hemd had hij aan en daaronder waren een paar witte lange knokenbenen, ter wijl zijn wangen bedekt waren met een laag scheerschuim. Ze kenden hem wel. Hij was een van de onderduikers die met een woonark in een verborgen griendkreek lagen. „Wat is er, Gerard," vroeg de Chef hem. „Duitsers op de polder, ik ben er maar net tussen uit kunnen knijpen," 'hijgde de man. (Wordt vervolgd) NED. HERV. KERK Beroepen te Bergen op Zoom, vac. O Elseman (toez.): A. v. Santen te Drach ten, te Almen (toez.): C. D. Kousema ker te Westmaas; te Schiedam (Ned. Prot. Bond): A. D. Klaassen te Huizum. Bedankt voor Garderen: A. J. Wijnmaa- len te Maartensdijk. GEREFORMEERDE KERKEN Beroepen te Oosternijkerk: W. Stolte, kand. te Alblasserdam. Bedankt voor Hoofddorp: G. Heyerman te NijverdaL GEREFORMEERDE GEMEENTEN Geslaagd voor het eindexamen a.d. Theologische School van de Geref. Gem. in Rotterdam: A. Kok te Rotterdam-Z. L. Huisman te Zwijndrecht en G. Schip- aan boord te Lelden, die is beroepen te Boskoop. DOOPSGEZINDE BROEDERSCHAP Aangenomen naar Nijmegen: J. Wie- ringa te IJlst c.a. Ten bate van het Groene Kruis wor den zaterdag 1 juli enige voetbalwed strijden in Yersekc gespeeld. Dames uit de Burenpolder binden de strijd aan met leden van het schone geslacht in, Yerseke en daarna spelen elftallen van boeren en kantoonbedienden tegen el kaar. v door DANKÜE//. KIJK ES TANTE- IK HEB DE KEU KENVLOER GE DWEILD. JEBENTEEN STUKJE VERGETEN iHiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiitiniinimiiiiiiiiiHHiiiiiiiiiiHiiiiiiiHiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiniiiiiiiHiHiinMiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiimiiiiiiiiiiii 37. Het duurde wel even voordat Kap- pie klaar was met zijn uitleg. Toen knikte Garnt, ten teken dat de toestand hem duidelijk was. „Maar wat nu?!", tetterde hij in Kap- pie's oor. „Hoe wil je die andere sla pers wekken?! Je hebt maar twee zuurstofapparaten en die hebben wij zelf nodig!" Kappie trok zijn duikersmes, wees op het papaverveld en maakte een gebaar van snijden. „Maar daar is toch geen beginnen aan!" brulde Duizeldraai met een wan hoopsgebaar over de eindeloze strook bloemen. „Er zal ja niks anders opzitten, jong!" riep Kappie terug. „Laten we niet lan ger teuten, anders is onze zuurstof nog op voor we goed en wel begonnen zijn!" Daarop knielden beiden neer en zet ten zich aan het rooien. Nu en dan pas seerden zij een van de bewegingloze slachtoffers van de slaapziekte, die van hun bedrijvigheid niet de minste noti tie namen. Zo trof Kappie ook de meester aan. „Het is me ja wat.." zuchtte Kappie. de papavers rond de voeten van de machinist wegmaaiend. „Daar laat die klont van een meester zijn kapitein maar tobben zonder een hand uit te steken. En ik kan hem niet eens be hoorlijk uitfoeteren...!" 57. Op de plaats, onderaan de grote vierkante toren, troffen ze een zestal mannen aan, die, door Rochus' verraad, in een toestand van hevige opwinding verkeerden. „Zijt ge met mij, en met heer Otto, die een woedende stier met zijn blote vuisten velt?!" riep Bolwer. „We staan aan uw kant!" was het antwoord. „Goed!" zei Bolwer. „We zullen de verraders een lesje geven." „Maar we hebben geen voorraden," merkte een van de mannen op. „We trekken ons terug op de toren!" zei de burchtheer vol zelfvertrouwen. „Roehus moet een snelle beslissing forceren, want bij een lang beleg ver loopt zijn onderneming. Porkar!" „Hier!" riep Porkar. „Wij laten u over de muur zakken en gij probeert medestanders te vinden voor onze rechtvaardige strijd. En nu, naar boven!" Otto liet Porkar aan een touw zakken en de kleine bezetting beklom de toren. Ze waren vol goede moed, maar Ot to hoorde Bolwer, toen deze zich alleen waande, mompelen: „Wat zijn het er weinig

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1961 | | pagina 2