DEN B.OVERROMPELEND PRAATJE OVER SOCRATES Stroeve koppigheid van miljoenenvirtuoos Combinatie van goocheme jongen en een sloddervos DE NATUUR Qfikl bruin ABASIN KAPPIE EN DE SLAAPSLAVEN pigma-derm Woensdag 21 juni 1961 ZEEUWLTH DAGBLAD Pag. 2 Typisch Belegging VGSDA&nB N.oev.e. t KLOP7&S nez PG£SID£*T/ Best gedaan in en om uw huis 7,2 miljoen tekort Sloddervossen Neiging naar show Schuwe man Niet eens bVS.-J.KM MATHU/ZeK Vluchtelingetjes met vacantie naar Nederland Eigenwijs met en zonder zpn Van onze Amsterdamse redactie AMSTERDAM De gloednieuw gerestaureerde zaal van de Amsterdamse rechtbank is gisteren ingewijd met het, op zijn minst twee dagen durende, proces-Socrates. Gedurende de ochtend werd de verdachtenbank ingenomen door de miljoenenvirtuoos Nicolaas den B. 's Middags was het de 48-,, jarige ex-onderdirecteur van de Amsterdamsche Bank T. H., die terecht stond. Het is overigens en dat geldt voor beide verdachten de dag van het pertinente ontkennen van de te last ge legde feiten geworden: Den B. zowel als H. achtte zich geheel en al onschuldig aan de miljoenen- zwendel, die voor de Amsterdamsche Bank een strop van ongeveer zes miljoen gulden heeft opgeleverd. Kon men, wat dit hardnekkige ontkennen betreft, bij de voormalige directeur van de N.V. Socrates van een zeker fanatisme spreken, de ex-bankier hulde zijn verdediging in een soort stroeve koppigheid. lijk man bekend, die slecht met zijn col lega's kon opschieten. Morgen zullen Nicolaas den B. en T. H. samen in de verdachtenbank ver schijnen. Op de tweede dag van het pro ces wordt de oplichting in vereniging behandeld. Men hoopt dan tevens aan het requisitoor en de pleidooien toe te komen. Schijnbaar achteloos, maar nu en dan nerveus kauwend had Nicolaas den B. naar de beschuldigende woorden van de officier van justitie, mr. J. F. Hartsuiker, geluisterd. Bedrieglijke, subsidiair eenvoudige bankbreuk werd hem in eerste aanleg aangewreven; en dat hield in dat de zo rad van de tongriem gesneden zakenman opzettelijk zou hebben nagelaten een deugdelijke boekhouding bij te houden. Zulks ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn (vele) schuldeisers. „U bent in Nederland nooit, maar wel eenmaal in Zürich veroordeeld", vraagt de president, mr. B. van der Waerden, hem. Voordat Den B. kan antwoorden duikt zijn advocaat, de be kende strafpleiter mr. Joh. K. Mathui zen achter hem op. De verdediger legt uit, dat de Zwitserse veroordeling het gevolg van een studentengrap is ge weest. De president vraagt of Den B. in de jaren 1951-'55 niet in financiële moei lijkheden heeft verkeerd. Geen sprake van, zegt Den B. en hij wuift de aan tijging als het ware de lucht in. Typisch, meent de president, gedu rende die tijd heeft men twintig maal uw faillissement aangevraagd. Dat wijst toch op een zorgelijke tijd. Terwijl de hilariteit door de overvol le zaal rimpelt, begint verdachte met een meer dan omstandige poging tot „opening van zaken". Er wordt gedul dig naar hem geluisterd. De lange man in zijn wat kreukelige pak, komt op „stoom". Zijn brokkelige volzinnen zijn alras geen verdediging meer, maar een soort overrompelend verkooppraatje. Men stelt zich ineens voor hoe Nico laas den B. jarenlang mensen heeft we ten te overtuigen van zijn fantastische projecten. Hij praat en praat en de rechters kijken neer op de tientallen, decimeters dikke dossiers waarmee de tafel is beladen. Dan valt eindelijk het woord Socra tes. De president verplaatst zijn ge- dachtengang naar 1955. Pres.: Toen u de n.v. Socrates voor een laag bedrag kocht, wist u toen dat u een belangrijke latente fiscale claim meekocht? Verd.: Als belegging was dat niet ge vaarlijk. Mits je de n.v. maar niet door verkocht of rendabel probeerde tema ken. Pres.: Op die manier kocht u Socra tes dus voor een paar honderd gulden? Verd.: Ik geloof dat het bedrag iets hoger lag. Pres.: Een merkwaardige fiscale con stellatie. Ik begrijp dat u als volgt te werk ging: U kocht op naam van de n.v. onroerende goederen. Tussen het voorlopige koopcontract en het trans port sloot u dan een zo hoog mogelij ke hypotheek af. Op die manier kocht u voor een bedrag van 3,2 miljoen gul den en u nam voor 3,7 miljoen gulden aan hypotheken op. De fiscale schuld bleef zodoende bevroren. Den B. beaamt het, als ging het om een prachtige zakelijke vondst. „De be doeling was om het allemaal op te bou wen", zegt hij. Maar de president her innert hem eraan, dat daar niets van terecht is gekomen. „Dat komt door de breuk met de Amsterdamsche Bank", bezweert Den B. „Dat sneed als een mes al mijn projecten af. Het was an ders een grote zaak geworden. Het wa» een kwestie van plannen maken". Grote zaken, duizelende Winsten, plannen en nogmaals plannen.... Het zijn woorden en begrippen, die uren lang door verdachte worden gehan teerd. Steeds komt hij erop terug, dat het ontslag van de onderdirecteur H. hem als zakenman de doodsteek heeft gegeven. Dan richt de president de aandacht op het hart van de aanklacht: de boek houding van Socrates. Advertentie kalmeert de zenuwen zonder slaap ta verwekken! Zomerworteltjes kan men nog regel matig zaaien: ze voldoen vooral in niet te zwaar oemeste grondsoorten. Als men veel verse stalmest gebruikt is er met wortels niet zo veel te beginnen en daar om kweekt men ze het best op een bed je dat verleden jaar flink met stalmest is bewerkt. Op de bekende korrelmest- soorten groeien ze ook prima. „Ik heb mijn best gedaan", meent Den B., „maar ik ben geen boekhouder. Ik probeerde steeds weer om de ad ministratie op poten te laten zetten, door echte boekhouders. Maar ze hebben me lelijk laten zitten en (plot seling theatraal) nadat ik failiet was verklaard, hebben ze mijn boekhouding helemaal uit elkaar gerukt." Een enkel gebaar van mr. Van der Waerden brengt de waarde van deze verklaring tot de juiste proporties terug. Een bode draagt een Stapel in drukwekkende kasboeken en journalen aan. Op een enkele bladzijde na blijken ze maagdelijk. Nog is Den B .niet uit het veld ge slagen. „Ik had de gegevens immers allemaal in mappen", zegt hij. Maar niemand scheen iets te kunnen vinden. Terwijl langzaam maar zeker de Ironie in de toon van de president begint door te dringen, blijft Den B. uitleggen hoe goed hij het allemaal had bedoeld. Herhaaldelijk valt hij met een „Pardon" of „Nietwaar" de rechters in de rede en de president concludeert tenslotte met een: „U bezat geen krediteuren- en geen debiteurenboekhouding. Wanneer iemand u vroeg hoe de zaken er met Socrates voor stonden, schudde maar wat uit uw mouw." Het ontbreken van de boekhouding wordt verder in een aantal niet mis te verstane verklaringen van getuigen aangetoond. De rijksaccountant J. Brautigam heeft een rapport over Socrates uitgebracht. Hij heeft een direct vermogenstekort van 7.2 mil joen becijferd. „Ik had grote moeite met de reconstructie", aldus de accoun tant. „De administratie was een bende. Er zijn nog grote hiaten overgebleven. Het blijkt, dat Socrates alleen aan kredietkosten 1,6 miljoen heeft uit gegeven. Er waren geen bank- of giro- boeken. Alleen een paar kleine kas boekjes, waarin de omzet van de n.v. stond genoteerd, steeds anders. In het ene boekje achttien miljoen, ergens anders twaalf miljoen, in nog een boekje negentien miljoen." „Kon dit alles leiden tot benadeling van krediteuren", wil de president weten. „Het moest er apert toe leiden", vindt de rijksaccountant. „Belasting werd er nimmer betaald. Den B. deed nooit aangifte. De ambtshalve opgelegde aanslagen werd terzijde gegoocheld." ,,Je hebt in deze sector twee soorten mensen", zo oppert de verdediger. „De goocheme jongens en de sloddervossen". Wie was Den B. De getuige-deskun- dlge meent dat er sprake is van een combinatie van beiden. Enkele boek houders, die kortere of langere tijd bij Nicolaas den B. in dienst zijn ge weest, ondersteunen het relaas van de accountant. Hun vroegere baas kijkt hen nu vorsend en snuivend aan. De verkla ringen draaien om het zelfde punt: Den B. weigerde iedere medewerking wanneer het ging om het tot stand brengen van een boekhouding. Hij had het altijd te druk. Hij was voort durend doende met het op stapel zet ten van nieuwe miljoenenprojecten. De president besluit de ochtendzit ting met enkele citaten uit het rapport van de psychiater over de persoonlijk heid van Den B.: Een intelligent man met een neiging tot show. Een dédain voor de Hollandse bekrompenheid. Geen leidersfiguur, wel behept met een speculatieve fantasie. Beslist niet de figuur van de „captain of industry". Meer bedrijvig dan actief. In de schuw vanachter zijn bril rond kijkende bleke man, die 's middags de rechtszaal wordt binnengeleid, herkent men zeker niet de figuur, die eens de verantwoordelijke functie van hoofd van de afdeling kredietzaken van de Amsterdamsche Bank bekleedde. De ex-onderdirecteur T. H. antwoordt bijna fluisterend op de eerste vraag van de president. „Ik ben zonder beroep op het ogenblik", zegt hij met een toch wat hoogmoedig knikje. Hij luistert roerloos naar de telast- legging: verduistering in dienstbetrek king. De voormalige bankier heeft ruim 2,5 miljoen gulden gekrediteerd ten gunste van de n.v. Socrates. Voor dit bedrag kocht Nicolaas den B. het Scala-theater in Rotterdam. Nadat de hoofddirectie van de Am sterdamsche Bank ervan op de hoogte was gesteld (een accountant van de di rectie had de vreemde manipulaties van T. H. na ruim een jaar ontdekt) dat de onderdirecteur zijn bevoegdhe den verre had overschreden, werd hem verboden om verdere betalingen aan Socrates te doen. Toch honoreerde H. daarop een cheque van 150.009 gulden voor een relatie van Nicolaas den B. Voor dit bedrag zouden enkele terrei nen in Amsterdam-Noord worden ge kocht. Met een onverwachte en felle koppig heid betuigt H. zijn onschuld. „Ik heb mijn bevoegdheden niet overschreden", zegt hij. „Alle kredieten waren behoor lijk gedekt." Wanneer de president hem daarover onderhoudt, antwoordt de ver dachte kortaf met een „Ik ben bet met uw zienswijze niet eens." De kleine man in zijn te ruim ge worden blauw kostuum zal het verder de gehele zitting met vrijwel ledereen oneens blijven. Hij beweert, dat er nooit aanleiding is geweest om de zaken van Socrates met zijn superieuren te be spreken. Hij is er nog van overtuigd, dat hij als bankier geen risico's heeft genomen, „Het lijkt achteraf allemaal heel anders, maar ik heb niet gefaald," zo houdt hij vol. Pres.: Toch behandelde u Socrates heimelijk en verborgen. Wanneer Nico laas den B. op bezoek kwam, zei u te gen de portier, dat zijn naam niet op het bezoekerslijstje mocht worden gezet. U maakte daarover zelfs ruzie met een collega. Verd.: Dat vind ik een onbelangrijke zaak. Pres.: Waarom hield u de zaak-Soera- tes onder u? Verd.: Een kwestie van mijn eigen verantwoordelijkheid. Pres.: De deskundigen hebben 1959 een desastreus jaar voor Socrates ge noemd. Verd.: Ik vond de positie niet slecht. Pres.: Vond u het ook normaal, dat Nicolaas den B, geld fourneerde voor de aankoop van uw villa te Bussum? Verd.: Achteraf was het misschien be ter geweest om dat anders te regelen. Wanneer de getuigen een rijksac countant, enkele vroegere collega's van T., een notaris, een aannemer, een ge delegeerd commissaris van een handels onderneming en een directeur van een bijkantoor van de bank met tal van details de figuur van de bankier nader belichten, zit hij als in zichzelf verzon ken in de verdachtenbank. Hij maakt voortdurend aantekeningen in een groengekaft schoolschrift en staat na iedere getuigenverklaring op om nog maals met zachte stem te betogen, dat hij nimmer iets verkeerds deed. De climax van de eerste procesdag komt, wanneer een van de directeuren van de Amsterdamsche Bank, de heer C. A. Klaasse, onomwonden meedeelt dat H. op ernstige wijze misbruik heeft gemaakt van zijn vertrouwenspositie. „Het zou vanzelfsprekend zijn geweest wanneer H. ons over Socrates had inge licht. Hij mocht een kredietlimiet van honderduizend gulden niet naar eigen inzicht overschrijden. We zouden trou wens nooit ons fiat aan de kredieten voor Socrates hebben gegeven", aldus de bankdirecteur. „Voor een rechter is dit een onbegrij pelijke zaak", merkt de president op. „Voor ons is het onbegrijpelijk, dat iemand op de bank het in hem gestelde vertrouwen zo kon schenden", meent de heer Klaasse. 6 „Niet wat jij nu denkt," antwoord de Jan, „vertel maar eens of er veel partizanen aan de overkant zijn." „Ik weet het niet." „Zo.... weet jij het niet en je be hoort er zelf bij, zeg de waarheid of ik zal je eigen pistool op je leegschie ten." De schipper begreep dat hij in een val gelopen was. Elk antwoord zou gevaarlijk kunnen worden voor zijn kameraden en dat mocht niet. Zijl eigen onachtzaamheid had hem in d< narigheid geholpen en nu wilde hij alleen de gevolgen van zijn slordig heid dragen. „Ik zeg niets, zei hij flink en een verbeten trek rond zijn mond bewees hoezeer hij dit meende. Jan dreigde, doch door niets liet de jongen zich tot spreken bewegen. Trots en koppig zweeg hij, doch zijn ogen zochten een uitweg.... de griend was dichtbij en daarin zou hij veilig zijn.... nog nooit had een Duitser dat land buiten de kaden durven binnen dringen. De slaper was het gevaar lijkst van de twee, dat zag hij wel die kerel was een wonder van vlug heid.... hij reageerde zelfs op een knipperen met de ogen. Leo had zwijgend het optreden van Jan gadegeslagen. De jongen kon wel een les hebben, doch het mocht geen marteling worden, „Nu is het genoeg Jan", zei hij, ,,de jongen gaat direct om zijn moe der roepen en wat moeten wij dan beginnen.?" „Dat zal je niet beleven," beet de jongen die in zijn wanhoop brutaal werd. Jan liet zich overhalen het spel niet verder te spelen. Hij stak het pistool weg en vroeg alsof er niets voorgevallen was: „Jij moet ons zeker naar de Vis- plaat brengen?" „Jullie naar de Visplaat brengen nooit niet." „En toch zal je moeten," zei Jan dreigend. „Ik doe het niet,... ik ben gek..., verraders kunnen we op de Visplaat niet gebruiken." „Dus toch bij de partizanen De jongen beet zich op de lip, fin der de kameraden werd hij nog niet voor vol aangezien, en hij moest er kennen dat hij zich als een school jongen gedragen had. Voor mannen werk was hij nog niet geschikt! Dit gevoel van onbekwaamheid sloeg in hem over tot bravoure. Hij gaf er niet meer om wat er met hem zou gebeuren en spottend gaf hij toe. „Ja, ik behoor bij de partizanen en als zij jou te pakkken krijgen, zullen zij je levend villen." Met dit antwoord stal hij het hart van Jan, gevoelig als die was voor elk betoon van moed. „Vertel nu maar eens hoe je naam is," vroeg hij op kameraadschappe lijke toon. Zoiets had de jongen van de bulle bak niet verwacht, verbaasd vroeg hij: „Zijn jullie dan toch....?" „Dat zijn we, maar ik word niet graag wakker gemaakt op de manier die jij toepaste. Nog liever word ik onder mijn voeten gekieteld en daar heb ik toch ook een gruwelijke hekel aan." De schipper lachte. Hij werd weer het brutale joch dat hij gewoonlijk was. Vrijmoedig vroeg hij: „Geef me dan mijn pistool maar terug." „Neen broer, zo zijn we niet ge trouwd.... jij was onvoorzichtig en je gaf je wapen te gemakkelijk uit handen, dat doet een goed soldaat niet." „Ik beloof je dat ik voortaan voorzichtig zal zijn.... ik durf zo niet op de Visplaat aankomen." „Ja jong, wie zijn billen brandt moet op de blaren zitten.... en nu in de boot!" Onwillig keerde de jongen zich naar de boot en weer ging hij op de achterdoft zitten. Wraakgierig ver klaarde hij: „Nu kan je zelf roeien, ik vertik het." Jan schoof Leo de riemen toe en ging zelf naast de jongen op de ach terdoft zitten. „Ik ben te fijn gebouwd voor ruw werk," verklaarde hij. De jongen speelde met zijn handen in het water en gaf op geen enkele vraag antwoord. Liever zou hij onge wapend een Duits soldaat ontmoeten dan straks zijn chef onder de ogen komen. „Tob je ergens over?" vroeg Jan ten slotte gemoedelijk. „Over mijn pistool en wat ik straks zal zeggen," erkende de jongen. „Ik zou je het pistool wel terug willen geven maar eerlijk gezegd durf ik dat niet." „Ben je bang dat ik op je schie- |||l|llimiflllHIHIIIIIIIIIIIIIHIHIHIIII"»"llllllll»"""llllll"lll»l"lll|lll|l|l||||||| door C. Baardman iinifliimminNronroiimttMiMMmmmmmmmummrommmmnMMHMwn ten zal?" „Dat niet. maar jij bent me te gemakkelijk in de omgang. Nog maar enkele ogenblikken geleden beloofde je nooit weer onvoorzichtig te zullen zijn en wat' is er van je belofte te recht gekomen?" „Ik heb niets gedaan „Maar je had iets moeten doen; je hebt ons in je boot genomen en je weet niet wie of wat wij ziin. Wij hebben een mooi papiertje bij ons en je vroeg er niet naar.' De jongen sloeg zich op de mond. Alweer een fout die gevaarlijk kon worden. Wie waren deze kerels hij wist het niet en hij had daar naar moeten informeren voor hij hen aan boord nam. (Wordt vervolgd) MIDDELBURG Zoals wij reeds eerder vermeldden zullen deze zomer enkele honderden kleine vluchtelingetjes uit Letland, Yoegoslavië, Hongarije en Estland naar Nederland komen om een onbezorgde vacantie te genieten. Vele mensen hebben zich reeds opge geven om deze jongens en meisjes tus sen de drie en veertien jaar gastvrij heid te verlenen. Met de uitnodiging van een zo groot aantal kinderen is ech ter veel geld gemoeid aan reiskosten, verzekering etc. Het hiervoor benodigde bedrag geraamd op 20.000 gulden moet geheel met vrijwillige bijdragen bijeen worden gebracht. Om deze reden ves tigt het C.J.V. van wie deze, actie uit gaat, de aandacht op hun gironummer 667147 t.n.v. C. J. V. Vluchtelingenhulp Den Haag, waarop bijdragen voor dit doel kunnen worden gestort. Voor het Prop. examen aan de econ. Hogeschool te Rotterdam slaagde de heer Chr. Zachariasse te Tholen. ÊHBEHALVÊ\ ZIT Dé Séi-ASTIHG- I rtSPECTEUR 0 Ut-UE ^llllillHllllllllliltllllllllllllllllllllllllllllllllllflilllllllNlllllllllllitllllllltlllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIItlllllltlllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllMlllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllülllllllllllLI Zijn zienswijze wordt in grote lijn ge deeld door de hoofddirecteur van de bank, prof. dr. J. M. v. d. Brink. „Er waren iedere ochtend besprekingen over het verlenen van kredieten. Tot op de dag van vandaag is het me niet duide lijk waarom wij geen inzicht in de kre dieten voor Socrates hebben gekregen", aldus prof. v. d. Brink. Hij heeft overi gens nooit de indruk gekregen dat H. zichzelf heeft willen bevoordelen. Hij beschouwt verdachte nu als eigenwijs, ongehoorzaam en eigengereid. Daar staat tegenover, dat H„ die als vijftienjarige jongen in dienst van de Amsterdamsche Bank was gekomen, zijn andere werk altijd met grote ijver, toewijding en bekwaamheid heeft uit gevoerd. Hij stond alleen als een moei- Advertentie Flacon 2.95 Grot* flacon 7.50 33. „Weet je wie dit is, meester, deze zielige bonk van een kerel?" riep Kap- pie zwaaiend met het paspoort en wij zend op de stille figuur van de zeeman. ,Dat is Garnt Duizeldraai van de „Bel- a"! Het schip dat wij ja helemaal ver laten hebben gevonden. Deze onthulling was teveel voor de zwaar beproefde zenuwen van de mees ter. ,G-Ga-Garnt Duizeldraai?" herhaalde hij met bleke lippen. V-van de „Bei- la", waarmee wij het laatst hebben ge sproken door de radio..?! Ach, wat voor sinisters is de arme kerel overkomen Een slaaf van Klaassievaakkie die niet meer tot tien kan tellen, dat is alles wat er van hem over is! En m-mis- schien is dit ook wel het lot, dat ons te w-wachten staat! Oh, waren wij toch maar op dat andere eiland gebleven Hij kreeg plotseling een sterke behoef, te naar frisse lucht en daarom draai de hij met bevende vingers zijn helm open. „Laat dat, klontbrulde Kappie nog. „Je weet immers nooit wat er Hij stokte, want zijn waarschuwing bleek voor de mge^ter van weinig nut meer. Er was een dromerige glimlach op het gelaat van de machinist versche nen en hij werd opeens vreemd kalm. Met lome bewegingen bevrijdde hij zich van zijn duikerpak en begon met trage stap door het papaverveld te lopen, ter wijl hij Kappie helemaal vergeten scheen. ,,Siep! Siep Tuitkanschreeuwde Kappie geschokt. „Ahoy, jong' Kom te rug!" Maar de meester sjokte voort, zonder om te zien 53. Het gelaat van Bolwer vertrok tot een grimas van wanhoop. „Nee!" stoot te hij uit. „Niet Rochus! Het is niet waar" Otto vertelde wat hij de laatste dagen gezien en gehoord had. Het was een verhaal, dat voor Bolwer, als vader en als burchtheer, geen aanleiding tot ver heugenis gaf. Hij stond op en liep opge wonden heen en weer. „Tortruda's moeder was een Rheaan- se vrouw," zei hij. „Gelijk met het hu welijk sloten wij een verbond van on derlinge bijstand. De Gouden Haan is een oud Rheaans symbool, dat hier op de burcht bewaard zou blijven als een onderpand, ledereen was met de rege ling van de zaken tevreden, totdat Let te de Gouden Haan opeiste." Even zweeg hij. „Lette had bij het totstand komen van het huwelijk bemiddeld," ging hij verder. „Zij kent oude tover kunsten. Toen ik weigerde, gingen alle zaken verkeerd. Mijn vrouw stierf en in alle jaren van Tortruda's opgroeien leefde ik in spanning en tweestrijd. Kort geleden werd de Gouden Haan ge stolen en Rochus...." Op dat moment kwam Porkar aanhol len. „Bolwer" riep hij. „De schild wacht is weg!"

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1961 | | pagina 2