DEN B.OVERROMPELEND
PRAATJE OVER SOCRATES
Stroeve koppigheid van miljoenenvirtuoos
Combinatie van goocheme
jongen en een sloddervos
DE NATUUR
Qfikl bruin
ABASIN
KAPPIE EN DE SLAAPSLAVEN
pigma-derm
Woensdag 21 juni 1961
ZEEUWLTH DAGBLAD
Pag. 2
Typisch
Belegging
VGSDA&nB N.oev.e. t
KLOP7&S nez
PG£SID£*T/
Best gedaan
in en om uw huis
7,2 miljoen tekort
Sloddervossen
Neiging naar show
Schuwe man
Niet eens
bVS.-J.KM MATHU/ZeK
Vluchtelingetjes met
vacantie naar
Nederland
Eigenwijs
met en zonder zpn
Van onze Amsterdamse redactie
AMSTERDAM De gloednieuw gerestaureerde zaal van de Amsterdamse rechtbank is gisteren
ingewijd met het, op zijn minst twee dagen durende, proces-Socrates. Gedurende de ochtend werd de
verdachtenbank ingenomen door de miljoenenvirtuoos Nicolaas den B. 's Middags was het de 48-,,
jarige ex-onderdirecteur van de Amsterdamsche Bank T. H., die terecht stond. Het is overigens
en dat geldt voor beide verdachten de dag van het pertinente ontkennen van de te last ge
legde feiten geworden: Den B. zowel als H. achtte zich geheel en al onschuldig aan de miljoenen-
zwendel, die voor de Amsterdamsche Bank een strop van ongeveer zes miljoen gulden heeft
opgeleverd. Kon men, wat dit hardnekkige ontkennen betreft, bij de voormalige directeur van de
N.V. Socrates van een zeker fanatisme spreken, de ex-bankier hulde zijn verdediging in een soort
stroeve koppigheid.
lijk man bekend, die slecht met zijn col
lega's kon opschieten.
Morgen zullen Nicolaas den B. en T.
H. samen in de verdachtenbank ver
schijnen. Op de tweede dag van het pro
ces wordt de oplichting in vereniging
behandeld. Men hoopt dan tevens aan
het requisitoor en de pleidooien toe te
komen.
Schijnbaar achteloos, maar nu en dan nerveus kauwend had Nicolaas
den B. naar de beschuldigende woorden van de officier van justitie, mr.
J. F. Hartsuiker, geluisterd. Bedrieglijke, subsidiair eenvoudige bankbreuk
werd hem in eerste aanleg aangewreven; en dat hield in dat de zo rad
van de tongriem gesneden zakenman opzettelijk zou hebben nagelaten een
deugdelijke boekhouding bij te houden. Zulks ter bedrieglijke verkorting
van de rechten van zijn (vele) schuldeisers.
„U bent in Nederland nooit, maar
wel eenmaal in Zürich veroordeeld",
vraagt de president, mr. B. van der
Waerden, hem. Voordat Den B. kan
antwoorden duikt zijn advocaat, de be
kende strafpleiter mr. Joh. K. Mathui
zen achter hem op. De verdediger legt
uit, dat de Zwitserse veroordeling het
gevolg van een studentengrap is ge
weest.
De president vraagt of Den B. in de
jaren 1951-'55 niet in financiële moei
lijkheden heeft verkeerd. Geen sprake
van, zegt Den B. en hij wuift de aan
tijging als het ware de lucht in.
Typisch, meent de president, gedu
rende die tijd heeft men twintig maal
uw faillissement aangevraagd. Dat
wijst toch op een zorgelijke tijd.
Terwijl de hilariteit door de overvol
le zaal rimpelt, begint verdachte met
een meer dan omstandige poging tot
„opening van zaken". Er wordt gedul
dig naar hem geluisterd. De lange man
in zijn wat kreukelige pak, komt op
„stoom". Zijn brokkelige volzinnen zijn
alras geen verdediging meer, maar een
soort overrompelend verkooppraatje.
Men stelt zich ineens voor hoe Nico
laas den B. jarenlang mensen heeft we
ten te overtuigen van zijn fantastische
projecten. Hij praat en praat en de
rechters kijken neer op de tientallen,
decimeters dikke dossiers waarmee de
tafel is beladen.
Dan valt eindelijk het woord Socra
tes. De president verplaatst zijn ge-
dachtengang naar 1955.
Pres.: Toen u de n.v. Socrates voor
een laag bedrag kocht, wist u toen dat
u een belangrijke latente fiscale claim
meekocht?
Verd.: Als belegging was dat niet ge
vaarlijk. Mits je de n.v. maar niet door
verkocht of rendabel probeerde tema
ken.
Pres.: Op die manier kocht u Socra
tes dus voor een paar honderd gulden?
Verd.: Ik geloof dat het bedrag iets
hoger lag.
Pres.: Een merkwaardige fiscale con
stellatie. Ik begrijp dat u als volgt te
werk ging: U kocht op naam van de
n.v. onroerende goederen. Tussen het
voorlopige koopcontract en het trans
port sloot u dan een zo hoog mogelij
ke hypotheek af. Op die manier kocht
u voor een bedrag van 3,2 miljoen gul
den en u nam voor 3,7 miljoen gulden
aan hypotheken op. De fiscale schuld
bleef zodoende bevroren.
Den B. beaamt het, als ging het om
een prachtige zakelijke vondst. „De be
doeling was om het allemaal op te bou
wen", zegt hij. Maar de president her
innert hem eraan, dat daar niets van
terecht is gekomen. „Dat komt door de
breuk met de Amsterdamsche Bank",
bezweert Den B. „Dat sneed als een
mes al mijn projecten af. Het was an
ders een grote zaak geworden. Het wa»
een kwestie van plannen maken".
Grote zaken, duizelende Winsten,
plannen en nogmaals plannen.... Het
zijn woorden en begrippen, die uren
lang door verdachte worden gehan
teerd. Steeds komt hij erop terug, dat
het ontslag van de onderdirecteur H.
hem als zakenman de doodsteek heeft
gegeven.
Dan richt de president de aandacht
op het hart van de aanklacht: de boek
houding van Socrates.
Advertentie
kalmeert de zenuwen
zonder slaap ta verwekken!
Zomerworteltjes kan men nog regel
matig zaaien: ze voldoen vooral in niet
te zwaar oemeste grondsoorten. Als men
veel verse stalmest gebruikt is er met
wortels niet zo veel te beginnen en daar
om kweekt men ze het best op een bed
je dat verleden jaar flink met stalmest
is bewerkt. Op de bekende korrelmest-
soorten groeien ze ook prima.
„Ik heb mijn best gedaan", meent
Den B., „maar ik ben geen boekhouder.
Ik probeerde steeds weer om de ad
ministratie op poten te laten zetten,
door echte boekhouders. Maar ze
hebben me lelijk laten zitten en (plot
seling theatraal) nadat ik failiet was
verklaard, hebben ze mijn boekhouding
helemaal uit elkaar gerukt."
Een enkel gebaar van mr. Van der
Waerden brengt de waarde van deze
verklaring tot de juiste proporties
terug. Een bode draagt een Stapel in
drukwekkende kasboeken en journalen
aan. Op een enkele bladzijde na blijken
ze maagdelijk.
Nog is Den B .niet uit het veld ge
slagen. „Ik had de gegevens immers
allemaal in mappen", zegt hij. Maar
niemand scheen iets te kunnen vinden.
Terwijl langzaam maar zeker de Ironie
in de toon van de president begint door
te dringen, blijft Den B. uitleggen hoe
goed hij het allemaal had bedoeld.
Herhaaldelijk valt hij met een „Pardon"
of „Nietwaar" de rechters in de rede
en de president concludeert tenslotte
met een:
„U bezat geen krediteuren- en
geen debiteurenboekhouding. Wanneer
iemand u vroeg hoe de zaken er met
Socrates voor stonden, schudde maar
wat uit uw mouw."
Het ontbreken van de boekhouding
wordt verder in een aantal niet mis te
verstane verklaringen van getuigen
aangetoond. De rijksaccountant J.
Brautigam heeft een rapport over
Socrates uitgebracht. Hij heeft een
direct vermogenstekort van 7.2 mil
joen becijferd. „Ik had grote moeite
met de reconstructie", aldus de accoun
tant.
„De administratie was een bende. Er
zijn nog grote hiaten overgebleven.
Het blijkt, dat Socrates alleen aan
kredietkosten 1,6 miljoen heeft uit
gegeven. Er waren geen bank- of giro-
boeken. Alleen een paar kleine kas
boekjes, waarin de omzet van de n.v.
stond genoteerd, steeds anders. In het
ene boekje achttien miljoen, ergens
anders twaalf miljoen, in nog een boekje
negentien miljoen."
„Kon dit alles leiden tot benadeling
van krediteuren", wil de president
weten.
„Het moest er apert toe leiden", vindt
de rijksaccountant. „Belasting werd er
nimmer betaald. Den B. deed nooit
aangifte. De ambtshalve opgelegde
aanslagen werd terzijde gegoocheld."
,,Je hebt in deze sector twee soorten
mensen", zo oppert de verdediger. „De
goocheme jongens en de sloddervossen".
Wie was Den B. De getuige-deskun-
dlge meent dat er sprake is van een
combinatie van beiden. Enkele boek
houders, die kortere of langere tijd
bij Nicolaas den B. in dienst zijn ge
weest, ondersteunen het relaas van de
accountant.
Hun vroegere baas kijkt hen nu
vorsend en snuivend aan. De verkla
ringen draaien om het zelfde punt:
Den B. weigerde iedere medewerking
wanneer het ging om het tot stand
brengen van een boekhouding. Hij
had het altijd te druk. Hij was voort
durend doende met het op stapel zet
ten van nieuwe miljoenenprojecten.
De president besluit de ochtendzit
ting met enkele citaten uit het rapport
van de psychiater over de persoonlijk
heid van Den B.: Een intelligent man
met een neiging tot show. Een dédain
voor de Hollandse bekrompenheid.
Geen leidersfiguur, wel behept met een
speculatieve fantasie. Beslist niet de
figuur van de „captain of industry".
Meer bedrijvig dan actief.
In de schuw vanachter zijn bril rond
kijkende bleke man, die 's middags de
rechtszaal wordt binnengeleid, herkent
men zeker niet de figuur, die eens de
verantwoordelijke functie van hoofd
van de afdeling kredietzaken van de
Amsterdamsche Bank bekleedde. De
ex-onderdirecteur T. H. antwoordt bijna
fluisterend op de eerste vraag van de
president. „Ik ben zonder beroep op het
ogenblik", zegt hij met een toch wat
hoogmoedig knikje.
Hij luistert roerloos naar de telast-
legging: verduistering in dienstbetrek
king. De voormalige bankier heeft ruim
2,5 miljoen gulden gekrediteerd ten
gunste van de n.v. Socrates. Voor dit
bedrag kocht Nicolaas den B. het
Scala-theater in Rotterdam.
Nadat de hoofddirectie van de Am
sterdamsche Bank ervan op de hoogte
was gesteld (een accountant van de di
rectie had de vreemde manipulaties
van T. H. na ruim een jaar ontdekt)
dat de onderdirecteur zijn bevoegdhe
den verre had overschreden, werd hem
verboden om verdere betalingen aan
Socrates te doen. Toch honoreerde H.
daarop een cheque van 150.009 gulden
voor een relatie van Nicolaas den B.
Voor dit bedrag zouden enkele terrei
nen in Amsterdam-Noord worden ge
kocht.
Met een onverwachte en felle koppig
heid betuigt H. zijn onschuld. „Ik heb
mijn bevoegdheden niet overschreden",
zegt hij. „Alle kredieten waren behoor
lijk gedekt." Wanneer de president hem
daarover onderhoudt, antwoordt de ver
dachte kortaf met een „Ik ben bet met
uw zienswijze niet eens."
De kleine man in zijn te ruim ge
worden blauw kostuum zal het verder
de gehele zitting met vrijwel ledereen
oneens blijven. Hij beweert, dat er nooit
aanleiding is geweest om de zaken van
Socrates met zijn superieuren te be
spreken. Hij is er nog van overtuigd,
dat hij als bankier geen risico's heeft
genomen, „Het lijkt achteraf allemaal
heel anders, maar ik heb niet gefaald,"
zo houdt hij vol.
Pres.: Toch behandelde u Socrates
heimelijk en verborgen. Wanneer Nico
laas den B. op bezoek kwam, zei u te
gen de portier, dat zijn naam niet op het
bezoekerslijstje mocht worden gezet. U
maakte daarover zelfs ruzie met een
collega.
Verd.: Dat vind ik een onbelangrijke
zaak.
Pres.: Waarom hield u de zaak-Soera-
tes onder u?
Verd.: Een kwestie van mijn eigen
verantwoordelijkheid.
Pres.: De deskundigen hebben 1959
een desastreus jaar voor Socrates ge
noemd.
Verd.: Ik vond de positie niet slecht.
Pres.: Vond u het ook normaal, dat
Nicolaas den B, geld fourneerde voor de
aankoop van uw villa te Bussum?
Verd.: Achteraf was het misschien be
ter geweest om dat anders te regelen.
Wanneer de getuigen een rijksac
countant, enkele vroegere collega's van
T., een notaris, een aannemer, een ge
delegeerd commissaris van een handels
onderneming en een directeur van een
bijkantoor van de bank met tal van
details de figuur van de bankier nader
belichten, zit hij als in zichzelf verzon
ken in de verdachtenbank. Hij maakt
voortdurend aantekeningen in een
groengekaft schoolschrift en staat na
iedere getuigenverklaring op om nog
maals met zachte stem te betogen, dat
hij nimmer iets verkeerds deed.
De climax van de eerste procesdag
komt, wanneer een van de directeuren
van de Amsterdamsche Bank, de heer
C. A. Klaasse, onomwonden meedeelt
dat H. op ernstige wijze misbruik heeft
gemaakt van zijn vertrouwenspositie.
„Het zou vanzelfsprekend zijn geweest
wanneer H. ons over Socrates had inge
licht. Hij mocht een kredietlimiet van
honderduizend gulden niet naar eigen
inzicht overschrijden. We zouden trou
wens nooit ons fiat aan de kredieten
voor Socrates hebben gegeven", aldus
de bankdirecteur.
„Voor een rechter is dit een onbegrij
pelijke zaak", merkt de president op.
„Voor ons is het onbegrijpelijk, dat
iemand op de bank het in hem gestelde
vertrouwen zo kon schenden", meent de
heer Klaasse.
6
„Niet wat jij nu denkt," antwoord
de Jan, „vertel maar eens of er veel
partizanen aan de overkant zijn."
„Ik weet het niet."
„Zo.... weet jij het niet en je be
hoort er zelf bij, zeg de waarheid of
ik zal je eigen pistool op je leegschie
ten."
De schipper begreep dat hij in een
val gelopen was. Elk antwoord zou
gevaarlijk kunnen worden voor zijn
kameraden en dat mocht niet. Zijl
eigen onachtzaamheid had hem in d<
narigheid geholpen en nu wilde hij
alleen de gevolgen van zijn slordig
heid dragen.
„Ik zeg niets, zei hij flink en
een verbeten trek rond zijn mond
bewees hoezeer hij dit meende.
Jan dreigde, doch door niets liet
de jongen zich tot spreken bewegen.
Trots en koppig zweeg hij, doch zijn
ogen zochten een uitweg.... de griend
was dichtbij en daarin zou hij veilig
zijn.... nog nooit had een Duitser dat
land buiten de kaden durven binnen
dringen. De slaper was het gevaar
lijkst van de twee, dat zag hij wel
die kerel was een wonder van vlug
heid.... hij reageerde zelfs op een
knipperen met de ogen.
Leo had zwijgend het optreden van
Jan gadegeslagen. De jongen kon
wel een les hebben, doch het mocht
geen marteling worden,
„Nu is het genoeg Jan", zei hij,
,,de jongen gaat direct om zijn moe
der roepen en wat moeten wij dan
beginnen.?"
„Dat zal je niet beleven," beet de
jongen die in zijn wanhoop brutaal
werd.
Jan liet zich overhalen het spel
niet verder te spelen. Hij stak het
pistool weg en vroeg alsof er niets
voorgevallen was:
„Jij moet ons zeker naar de Vis-
plaat brengen?"
„Jullie naar de Visplaat brengen
nooit niet."
„En toch zal je moeten," zei Jan
dreigend.
„Ik doe het niet,... ik ben gek...,
verraders kunnen we op de Visplaat
niet gebruiken."
„Dus toch bij de partizanen
De jongen beet zich op de lip, fin
der de kameraden werd hij nog niet
voor vol aangezien, en hij moest er
kennen dat hij zich als een school
jongen gedragen had. Voor mannen
werk was hij nog niet geschikt!
Dit gevoel van onbekwaamheid
sloeg in hem over tot bravoure. Hij
gaf er niet meer om wat er met hem
zou gebeuren en spottend gaf hij toe.
„Ja, ik behoor bij de partizanen
en als zij jou te pakkken krijgen,
zullen zij je levend villen."
Met dit antwoord stal hij het hart
van Jan, gevoelig als die was voor
elk betoon van moed.
„Vertel nu maar eens hoe je naam
is," vroeg hij op kameraadschappe
lijke toon.
Zoiets had de jongen van de bulle
bak niet verwacht, verbaasd vroeg
hij:
„Zijn jullie dan toch....?"
„Dat zijn we, maar ik word niet
graag wakker gemaakt op de manier
die jij toepaste. Nog liever word ik
onder mijn voeten gekieteld en daar
heb ik toch ook een gruwelijke hekel
aan."
De schipper lachte. Hij werd weer
het brutale joch dat hij gewoonlijk
was. Vrijmoedig vroeg hij:
„Geef me dan mijn pistool maar
terug."
„Neen broer, zo zijn we niet ge
trouwd.... jij was onvoorzichtig en
je gaf je wapen te gemakkelijk uit
handen, dat doet een goed soldaat
niet."
„Ik beloof je dat ik voortaan
voorzichtig zal zijn.... ik durf zo niet
op de Visplaat aankomen."
„Ja jong, wie zijn billen brandt
moet op de blaren zitten.... en nu in
de boot!"
Onwillig keerde de jongen zich
naar de boot en weer ging hij op de
achterdoft zitten. Wraakgierig ver
klaarde hij:
„Nu kan je zelf roeien, ik vertik
het."
Jan schoof Leo de riemen toe en
ging zelf naast de jongen op de ach
terdoft zitten.
„Ik ben te fijn gebouwd voor ruw
werk," verklaarde hij.
De jongen speelde met zijn handen
in het water en gaf op geen enkele
vraag antwoord. Liever zou hij onge
wapend een Duits soldaat ontmoeten
dan straks zijn chef onder de ogen
komen.
„Tob je ergens over?" vroeg Jan
ten slotte gemoedelijk.
„Over mijn pistool en wat ik straks
zal zeggen," erkende de jongen.
„Ik zou je het pistool wel terug
willen geven maar eerlijk gezegd
durf ik dat niet."
„Ben je bang dat ik op je schie-
|||l|llimiflllHIHIIIIIIIIIIIIIHIHIHIIII"»"llllllll»"""llllll"lll»l"lll|lll|l|l|||||||
door C. Baardman
iinifliimminNronroiimttMiMMmmmmmmmummrommmmnMMHMwn
ten zal?"
„Dat niet. maar jij bent me te
gemakkelijk in de omgang. Nog maar
enkele ogenblikken geleden beloofde
je nooit weer onvoorzichtig te zullen
zijn en wat' is er van je belofte te
recht gekomen?"
„Ik heb niets gedaan
„Maar je had iets moeten doen;
je hebt ons in je boot genomen en
je weet niet wie of wat wij ziin.
Wij hebben een mooi papiertje bij
ons en je vroeg er niet naar.'
De jongen sloeg zich op de mond.
Alweer een fout die gevaarlijk kon
worden. Wie waren deze kerels
hij wist het niet en hij had daar naar
moeten informeren voor hij hen aan
boord nam.
(Wordt vervolgd)
MIDDELBURG Zoals wij reeds
eerder vermeldden zullen deze zomer
enkele honderden kleine vluchtelingetjes
uit Letland, Yoegoslavië, Hongarije en
Estland naar Nederland komen om
een onbezorgde vacantie te genieten.
Vele mensen hebben zich reeds opge
geven om deze jongens en meisjes tus
sen de drie en veertien jaar gastvrij
heid te verlenen. Met de uitnodiging
van een zo groot aantal kinderen is ech
ter veel geld gemoeid aan reiskosten,
verzekering etc. Het hiervoor benodigde
bedrag geraamd op 20.000 gulden moet
geheel met vrijwillige bijdragen bijeen
worden gebracht. Om deze reden ves
tigt het C.J.V. van wie deze, actie uit
gaat, de aandacht op hun gironummer
667147 t.n.v. C. J. V. Vluchtelingenhulp
Den Haag, waarop bijdragen voor dit
doel kunnen worden gestort.
Voor het Prop. examen aan de econ.
Hogeschool te Rotterdam slaagde de
heer Chr. Zachariasse te Tholen.
ÊHBEHALVÊ\ ZIT Dé Séi-ASTIHG-
I rtSPECTEUR 0 Ut-UE
^llllillHllllllllliltllllllllllllllllllllllllllllllllllflilllllllNlllllllllllitllllllltlllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIItlllllltlllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllMlllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllülllllllllllLI
Zijn zienswijze wordt in grote lijn ge
deeld door de hoofddirecteur van de
bank, prof. dr. J. M. v. d. Brink. „Er
waren iedere ochtend besprekingen over
het verlenen van kredieten. Tot op de
dag van vandaag is het me niet duide
lijk waarom wij geen inzicht in de kre
dieten voor Socrates hebben gekregen",
aldus prof. v. d. Brink. Hij heeft overi
gens nooit de indruk gekregen dat H.
zichzelf heeft willen bevoordelen. Hij
beschouwt verdachte nu als eigenwijs,
ongehoorzaam en eigengereid.
Daar staat tegenover, dat H„ die als
vijftienjarige jongen in dienst van de
Amsterdamsche Bank was gekomen,
zijn andere werk altijd met grote ijver,
toewijding en bekwaamheid heeft uit
gevoerd. Hij stond alleen als een moei-
Advertentie
Flacon 2.95 Grot* flacon 7.50
33. „Weet je wie dit is, meester, deze
zielige bonk van een kerel?" riep Kap-
pie zwaaiend met het paspoort en wij
zend op de stille figuur van de zeeman.
,Dat is Garnt Duizeldraai van de „Bel-
a"! Het schip dat wij ja helemaal ver
laten hebben gevonden.
Deze onthulling was teveel voor de
zwaar beproefde zenuwen van de mees
ter.
,G-Ga-Garnt Duizeldraai?" herhaalde
hij met bleke lippen. V-van de „Bei-
la", waarmee wij het laatst hebben ge
sproken door de radio..?! Ach, wat voor
sinisters is de arme kerel overkomen
Een slaaf van Klaassievaakkie die niet
meer tot tien kan tellen, dat is alles
wat er van hem over is! En m-mis-
schien is dit ook wel het lot, dat ons te
w-wachten staat! Oh, waren wij toch
maar op dat andere eiland gebleven
Hij kreeg plotseling een sterke behoef,
te naar frisse lucht en daarom draai
de hij met bevende vingers zijn helm
open.
„Laat dat, klontbrulde Kappie
nog. „Je weet immers nooit wat er
Hij stokte, want zijn waarschuwing
bleek voor de mge^ter van weinig nut
meer. Er was een dromerige glimlach
op het gelaat van de machinist versche
nen en hij werd opeens vreemd kalm.
Met lome bewegingen bevrijdde hij zich
van zijn duikerpak en begon met trage
stap door het papaverveld te lopen, ter
wijl hij Kappie helemaal vergeten
scheen.
,,Siep! Siep Tuitkanschreeuwde
Kappie geschokt. „Ahoy, jong' Kom te
rug!"
Maar de meester sjokte voort, zonder
om te zien
53. Het gelaat van Bolwer vertrok tot
een grimas van wanhoop. „Nee!" stoot
te hij uit. „Niet Rochus! Het is niet
waar"
Otto vertelde wat hij de laatste dagen
gezien en gehoord had. Het was een
verhaal, dat voor Bolwer, als vader en
als burchtheer, geen aanleiding tot ver
heugenis gaf. Hij stond op en liep opge
wonden heen en weer.
„Tortruda's moeder was een Rheaan-
se vrouw," zei hij. „Gelijk met het hu
welijk sloten wij een verbond van on
derlinge bijstand. De Gouden Haan is
een oud Rheaans symbool, dat hier op
de burcht bewaard zou blijven als een
onderpand, ledereen was met de rege
ling van de zaken tevreden, totdat Let
te de Gouden Haan opeiste." Even
zweeg hij. „Lette had bij het totstand
komen van het huwelijk bemiddeld,"
ging hij verder. „Zij kent oude tover
kunsten. Toen ik weigerde, gingen alle
zaken verkeerd. Mijn vrouw stierf en
in alle jaren van Tortruda's opgroeien
leefde ik in spanning en tweestrijd.
Kort geleden werd de Gouden Haan ge
stolen en Rochus...."
Op dat moment kwam Porkar aanhol
len. „Bolwer" riep hij. „De schild
wacht is weg!"