Wij horen hen in onze eigen taal
HET „GEKROOKTE RIET" VAN
BERNARDUS SMYTEGELT
Wereldwijde taak
VOOR ALLEN, DIE VERRE ZIJN
STERVENDE EN
LEVENDE KERK
De belofte is voor u en
Minder Nederlands geld voor
het kerkelijk apparaat
Zaterdag 20 mei 1961
ZEEUWSCH DAGBLAD
Pag. 13
De oudste
Nederlandse
Bijbel
ft
BI»
Geheime hamervegers
Kist vöor
autographa
en proeven
Bijbelgenootschappen
Classis wil subsidie vanaf
vroegere ingangsdatum
Bisschoppelijk vermaan
ter ft
Sociaal-economische dienst der zending
Matjes
Prinses Wilhelmina
sprak voor jongeren
Ds. M. den Boer te Zaamslag
Ds. Su in Indonesië
Het kan anders
«$Siusxs teïjt»,
s&nxai U fruk gts£
mm
tcdl 8*fatriS fc*
ïikmX
5tft
friri
ÜH
Sf"
Mm W«r« W*£S
W*fe6fc< 1st <m&»G
tm&p-i&iti gtteft towtaw*
ktföft feit
l>
«si-ee 9gs&3g&fS
tfitstJif» «tó« tSSfcfa {«4
Éi»:
mlWts»*8M«f &i6K?44$R
m<Si*%<-i$iKii$c*
ttrïmztf', bum*
P*& v*ïi»%itf&vxb t&mt
MmiKmbM
Wft ftRt»fcjlé&fcft*tó k«33i (St
fe&S ^5?^ï ?Wi tóêfW!» !f«?
itó wt ti
(ï&^mKuïsx.vs(f<$m&,
ünatu* tsxfewt #Jtt $&fcfc«*ït
«SfeK fl^ltlt Sïf«4ttS
Ö*feWSJ8t<Ö;ü{; s^stt ctft-ttfil
u
twbtottttn few&
h-mvvxH* ■xA&tm
«aw fast t*y>s&&4igmf$
taUmn *vx mmi,.
Kwdv.ï«i tot» Ed
ttmt*
IStSS^tïStf» si
{feiKd&«s^iaitt*£S t{
tü4«m ft«4» »tfi?tt8i26
6fc*
ikwwöfcwwif «j> SttgëiRöttt»
teiktss fa»3* a*#*?**# f$*
fc&teiiSt iwsti Pt
*«K Wï
^tt5 l»<*i«fc«t^«<3&W
st*«4i«örfcï* fe»t> fafc *£j&>
><attra &a«*« feiJ&3*fcC»*««i
W»t<&ifBS:fcR&:&8J*l»#4Ï£fc
tg töJtswttóistïitax
fct&JÖt KWSürót R^tStt fart
GtfföxS tui #s»sfa S*&fc<$>aSt
feW&IS «J^fcSwt^Kï.Wft^
Wt88«<?W»*8;i««ÖK^t
sas fctatff.t? ttï8'^jJx;S4ï SK io«it
cf g«ajjitd^Sifaiaz»Mfa<«{
ss»w tt5t«wi h imt+i
jB>C<M3i«!>jas:8ft«<!t«t.-«jfatrasf'
a(t««>efe»t »«{.«f t««
««►jtotts^sw, {hï8»S»* sa
pet aM<!.srt w* ftt'
»ft<»A^£?sftest tR m
t« wr<tt« tKh«tuï«»ntt^tfc»
t«SK5 fc* cactus» «Ne? («81»
fM ?9dÖ»tc &»t faJt ftt
wy^ jan
«wt «temcÖgfctfttccsB^lx^ï
vtt^«>«Wg8remtahtc<W
B»3t»
tt t» m4»t fttis
UPWt EwtSws arnt<«tostt^
tw
rnv&Gci*
t«8
mkbiwïx*vm&b&ü m$t
t0tfJ£mUd swsjfcws g^jfftw
*4 ssKaa«»t8*^»Ki>a ^«28
«tttuwst 5«ft»ax<ï)K»?c&i-sM
-sa t«
4«^nttfei sftwact
tt8ÏTdf
«p «ïtijtstó^ïa fa«Jw s>S &ïfa<
ts^S w<*W. PGbtmvb - müft
m feSt»a M0m
«gt^tttss Mttt^.^witss
«ttS«*w M cöjftït Satussis^
i34wty.«st «4^
igjCT^k»t«g^«&i4tR mm
tsÊBirtt-»tf<3^Rfes«.i»sttt5$
tatttrt wwm tfflfet^wüwfc.^
fscitk tsütx ?A$t mi&u&m fa
sss
mp&*% fe^taS tös^iaw
öittïft^t Mfawttt M bftw,
t5scr«S
it ftfctö ^ü«et&«i^%t
ftüwkht $tèxm $4«(tC8«tÖï
a»!s t^ti»
fcsft
£5
Bladzijde uit de oudste in het
Nederlands gedrukte Bijbel.
Delft 1477.
Het Katholiek Nederlands
Persbureau deelde het volgende
bericht mede:
Er is in het vatikaan een
commissie benoemd, die enige
herzieningen wil aanbrengen in
de vaak zeer ingewikkelde pro-
tocolaire voorschriften en in de
ouderwetse hofhouding. Voorlo
pig beperkt deze commissie
zich tot de herziening van eni
ge titels, omdat deze letterlijk
alle zin hebben verloren. Er
zijn b.v. in het vatikaan nog
„geheime kamervegers" aan
wezig. Daarmee worden be
doeld stenotypisten, electriciens
e.d. Uit keizerlijke tijden
stamt vermoedelijk de functie
van „voorhangoptrekker" en
ondanks automobilisme en
ruimtevaart kent het vatikaan
een bepaalde categorie van be
dienden slechts bij hun bena
ming van „draagstoeldrager"
(wat bewijst dat in vroeger tij
den de ruimtevaart ten vatika-
ne meer laag bij de grond
werd beoefend).
Dienaren en ordebewaarders
tenslotte, bij de grote audiën
ties en ceremoniën, worden
voorrijders genoemd. De com
missie is echter nog niet ver
gekomen, want bij de eerste
verandering van naam stootte
zijal op blijkbaar zeer grote
moeilijkheden. Zij wilde name
lijk de voorhangoptrekkers
„gentïluomo" noemen, wat wil
zeggen „edelman". Maar dat
geeft moeilijkheden met de
„kamerheren met kap en de
gen", die al edellieden zijn en
gerecruteerd zijn uit de Itali
aanse adel.
Voorlopig zal dus de hervor
ming van het vatikaanse proto
col en van de betiteling nog
wel enige tijd, op zich laten
wachten.
Tijdens een televisiegesprek met de
Zwitserse Hoogleraar Karl Barth stelde
een journalist hem de vraag ol hij het
mogelijk acht dat de kerk in een tota
litaire staat een zelfstandig bestaan kan
hebben. Karl Barth antwoordde hierop
het volgende:
Zij zal een aangevochten bestaan heb
ben, dat is zeker. Misschien zal de wijze
waarop zij bestaat meer een sterven
dan een leven zijn. Maar wellicht is een
stervende kerk beter dan een levende,
als zij namelijk het evangelie verkon
digt, onder welke omstandigheden zij
ook mag verkeren. En dit gebeurt m
Tsjecho-Slowakije. in. Oost-Duitsland en
zelfs in Rusland. De werkelijke kerk kan
niet sterven. Maar wat wij onder kerk
als instituut verstaan, dat kan sterven
en moet misschien sterven, ook in onze
westelijke wereld.
^yANNEER op de Pinkster
dag de Heilige Geest is
uitgestort, dan horen zij, die
in Jeruzalem verblijven om
daar het Pinksterfeest te vie
ren hoe de grote daden Gods
in hun eigen talen verkondigd
worden door enkele Galilese
mannen.
Als de Kerk in de wereld
naar buiten treedt, dan wordt
het Woord Gods bij de men
sen gebracht, zó dat Parthen,
Meden, Elamieten, inwoners
van Mesopotamië, Judea en
Capadocië, Pontus en Asia,
Phrygië en Pamphilië, Egypte
en Libye, Cretenzen en Ara
bieren in hun eigen taal de
grote werken Gods vernemen.
'Het Woord Gods is niet gevat
V/ele talen, één U/oord
in een orakeltaal, die onver
staanbaar en ongrijpbaar over
de hoofden der luisteraars
heenzweeft, maar het wordt
gebracht in een taal die de
hoorders aanspreekt omdat
het hun eigen taal. is. Zo is
de Kerk haar weg door de
wereld begonnen, de volken
der wereld in hun eigen taal
aansprekend met het éne
Woord en zo spreekt vandaag,
twintig eeuwen later, diezelf
de Kerk nog hetzelfde Woord
en spreekt zij het in vele talen.
Dat brengt met zich mede,
dat het Woord in die vele
talen verkrijgbaar moet wor
den gesteld en hier ligt de
grondslag van het Bijbelver-
talingswerk.
REEDS vroeg is men begonnen met het overzetten van de Heilige
Schriften uit de oorspronkelijke talen. Zo kwam reeds omstreeks
385 een vertaling tot stand van de gehele bijbel voor het Latijnse
taalgebied. De grote Hieronymus was het die deze vertaling, die onder
de naam Vulgata, de officiële kerkbijbel van de Rooms Katholieke
Kerk zou worden, tot stand bracht. Eveneens omstreeks het einde van
de vierde eeuw verschenen er bijbelvertalingen in het Syrisch, het
Koptisch, het Armeens en het Gothisch. Toch verschenen er tot in de
vijftiende eeuw weinig vertalingen in de westerse talen. Dit is be
grijpelijk wanneer wij letten op de grote plaats, die de vertaling van
Hieronymus innam. Langzamerhand kwam er echter steeds meer
vraag naar een bijbelvertaling in de volkstaal, zoals toch ook de
Vulgata ten tijde van Hieronymus er één was voor het Latijnse taal
gebied. In 1477 verscheen de eerste bijbelvertaling het Oude
Testament in het Nederlands gevolgd door een Nieuw Testament in
1480. Toch zou het nog tot de Reformatie duren aleer het vertalings-
werk krachtig ter hand werd genomen.
We mogen zeggen dat de Reformatie
de stoot gegeven heeft tot het vertalen
van dep bijbel uit de oorspronkelijke talen
in de volkstaal. Het ging inde Refor
matie immers om het verstaan van het
Woord Gods en het leven bij dat
Woord, maar dan moest dat Woord ook
voor ieder toegankelijk zijn. We zien
dan ook hoe in de jaren na de Refor
matie de ene na de andere bijbelver
taling van de drukpers komt.
Vijf jaren nadat hij de 95 stellingen
op de deur van de slotkapel in Witten
berg had aangeslagen, verschijnt van
de hand van Luther een Duitse verta
ling van het Nieuwe Testament, in 1534
gevolgd door een complete bijbelverta
ling. In 1541 vindt deze vertaling haar
weg naar Zweden en in 1558 komt .een
Nederlandse vertaling van Luthers werk
klaar. In 1607 verschijnt in Italië de
vertaling van Diodati en in 1611 kwam
in Engeland de Authorised Version, ter
wijl Denemarken en Noorwegen in 1607
hun vertaling kregen, een bewerking
van Luthers Vertaling door bisschop Re-
sen.
Wat ons eigen land betreft, tussen 1477
en 1526 verschenen enkele vertalingen,
waarvan de laatste vertaling die van
Van Liesvelt de eerste complete bij
belvertaling na de Reformatie was. De
ze vertaling heeft het ruim een eeuw
uitgehouden tot ook deze in 1637 plaats
moest maken voor de Statenvertaling.
Zo was dus omstreeks de zestiende
eeuw de bijbel in de westerse talen ver
schenen. Daartegenover stond echter het
feit dat er nog vele andere talen in de
wereld gesproken werden en tot verta
lingen in die talen kwam het nauwe
lijks.
DIT WERK ZOU eerst in het begin van
de negentiende eeuw krachtig ter hand
worden genomen. De stoot tot dit werk
werd gegeven door de reizende predi
kant Thomas Charles. Tijdens zijn
evangelisatie-kruistochten, vooral door
Wales, werd bij -hem de gedachte gebo
ren aan een instelling die zich zou moe
ten bezig houden met het verspreiden
van de Heilige Schrift. Met vrienden
pleegde hij hierover overleg, doch deze
waren van mening, dat een dergelijke
organisatie niet beperkt moest blijven
tot het verspreiden van bijbels in Wa
les alleen, waar Charles aanvankelijk
aan had gedacht, maar dat hier een
wereldwijde taak lag, waarop het in 1804
kwam tot de Stichting van het Brits
DEN HAAG. De gereformeerde
classis 's-Gravenhage heeft contact op
genomen met deputaten voor corres
pondentie der Gereformeerde kerken
met de hoge overheid, teneinde er bij
de minister van Binnenlandse Zaken op
aan te dringen dat de datum van in
gang van de rijksuitkering ten behoeve
van de kerkbouw belangrijk wordt ver
vroegd in vergelijking met het thans in
gediende ontwerp van wet.
De classis heeft tevens aan de par
ticuliere (provinciale) synode van Zuid
holland-West verzocht de classicale
zienswijze ter kennis te brengen van
de thans met haar voorbereidende
werkzaamheden begonnen generale sy
node van Apeldoorn.
DE anglicaanse bisschop van Tasma-
nië, dr. G. F. Cranwick, heeft stel
ling genomen tegen de verzoeken om
in verband met de droogte een bidstond
om regen te houden. „Vanwaar", zo
vroeg hij, „deze plotselinge opwelling tot
invasie van de hemelse voorhoven door
mensen van een land, dat God ter
nauwernood nog met de lippen dient,
een land waarvan de leiders Hem nau
welijks noemen in hun lofzangen op de
Australische welvaart en vooruitgang".
Bisschop Cranwick is van mening dat
een dergelijke houding niets slechts van
onwaarachtigheid getuigt, maar ook van
God en zijn eisen en aanspraken zoals
die in de Bijbel tot ons komen. Hij
wees er op dat God geen genoegen
neemt met de tweede of derde plaats in
het leven en zeker niet met lippendienst,
Christus zei immers zelf: Zoek eerst
het Koninkrijk Gods en al deze dingen
zullen u toegeworpen worden. Daarom
acht de bisschop een gebed van veroot
moediging en om vergeving meer op
lijn plaats dan een gebed om regen al
leen.
Radio en zending
Op Tweede Pinksterdag zullen in
verband met de Pinksterzendings-
week twee bijzondere radio-uitzen
dingen plaatsvinden, 's Ochtends
wordt een kerkdienst uitgezonden
uit Driebergen, waarin zal voor
gaan ds. W. Fijn van Draat van
Amstelveen. In deze dienst zal
een aantal Oosterse studenten ge
doopt worden. Muzikale medewer
king wordt verleend door de heren
Achmed Muthalib, bas, en Tjali
Nelwan, fluitist.
's-Avonds om 9 uur zendt de
N.C.R.V. een „internationaal zen
dingsforum" uit, waaraan mee
werken mr. C. B. Bavinck (Cey
lon), dr. W. A. Bijlefeld (Nige
ria), ds. P. J. Maekaay (Oegst-
geest), ds. B. Richters (Baarn),
ds. A. Rigters (Nieuw-Guinea),
ds. J. A, C. Rullmann (Argenti
nië) en dr. J. Verkuyl (Indone
sië).
Gesproken zendingsblad
Naast het gedrukte Zendings
blad van De Gereformeerde Ker
ken, dat verspreid wordt in een
oplage van 148.000 exemplaren, is
nu ook een gesproken Zendings
blad verschenen. Voorlopig is de
oplage beperkt, maar er wordt
onderzocht, in hoeverre het tech
nisch mogelijk is, de oplage te
vergroten. Het gesproken Zen
dingsblad is in de eerste plaats
bedoeld voor blinden, maar over
wogen wordt, om ook gesproken
Indonesiërs staat als islamitisch
genoteerd.
Verontrustende cijfers
Het percentage christenen in
de wereld blijkt snel af te nemen.
In 1907 bedroeg het percentage
34.3; 47 jaren later nog 32.1; in
1958 (dus na nóg weer vier ja
ren!) 28.7!
In Afrika steeg het aantal is
lamieten in 20 jaar tijd van 25
tot 38 procent.
zendingsbladen ter beschikking te
stellen van bejaardentehuizen.
Het blad is geïllustreerd met toe
passelijke muziek, hetgeen aan
het geheel eén frisse indruk geeft.
Christendom in Indonesië
Van de ongeveer 84_ miljoen
inwoners van Indonesië zijn er
ruim 3 miljoen 800 duizend chris
ten. Ongeveer 87 procent van de
en Buitenlands Bijbelgenootschap, met
als doel de verspreiding van de Heilige
Schrift zonder aantekeningen of verkla
ringen. Wanneer we letten op het jaar
tal 1804, dan valt ons op dat enkele ja-
rep tevoren, in 1792, de wereldzending
nieuwe wegen had Ingeslagen met de
oprichting van de Baptist Missionary
Society door William Carey, die wees
op de noodzaak van goede bijbelverta
lingen voor de zendingsvelden. Het
Brits en Buitenlands Bijbelgenootschap
nam in korte tijd een zeer grote vlucht
en het kwam tot stichting van afdelin
gen overal op het vasteland van Euro
pa.
In 1815 werd het Nederlands Bijbel
genootschap gevormd, dat naast de uit
gave van bijbels voor het Nederlandse
taalgebied in het bijzonder bedacht was
op verspreiding van de Schrift in Oost
en West-Indië.
De vele bijbelgenootschappen, die na
1804 in de verschillende landen ontston
den vonden elkaar voor het grootste
deel in The United Bible Societies de
Verenigde Bijbelgenootschappen die
slechts één doel kennen, de Bijbel te
brengen in de talen die gesproken wor
den. Mocht men menen, dat dan zo lang
zamerhand het vertalingswerk wei af
gelopen zal zijn, dan kunnen wij mee.
delen, dat er ruim 2500 talen gesproken
worden en dat in nog niet de helft daar
van een bijbel verkrijgbaar is, al zijn
we dan met ongeveer 1200 vertalingen
al bijna op de helft. Er is dus nog heel
wat vertaalwerk te doen en vertalers
van het Nederlands Bijbelgenootschap
zijn momenteel werkzaam in Indonesië,
Suriname, Hongkong en Kameroen.
Het vertaal- en verspreidingswerk is
wereldwijd: In Argentinië werden in
1960 één miljoen bijbels en bijbelgedeel
ten verspreid, in Australië kwamen zo
juist twee vertalingen voor de zending
in Nieuw-Guinea gereed, één Nieuw
Testament in het Kiwai en één in het
Gedaged, daarnaast kwamen nog enke
le vertalingen in andere inheemse talen
gereed van afzonderlijke bijbelboeken;
in Oostenrijk nam de bijbelverspreiding
in 1960 met 28 procent toe. In Kame
roen werd in het centrum van Yaoun
dé een bijbelhuis geopend, in Colombia
werden in het afgelopen jaar een half
miljoen bijbels en bijbelgedeelten ver
spreid; tussen november 1960 en janua
ri 1961 werden in Congo 300 grammo
foons met gesproken bijbelteksten inge
voerd en in Leopoldstad kwam juist een
oplage van 30.000 evangeliën volgens Jo
hannes in het Tshiluba van de pers;
60.000 bijbelfolders werden door de
Scripture Gift Mission tijdens de Olym
pische spelen in Rome verspreid. Resul
taat: ruim zeshonderd personen vroe
gen om een Nieuw Testament. In Hol-
landia (Ned. Nw.-Guinea) is door ds.
van der Bent een bijbelwinkel geopend,
waar behalve in het Nederlands bijbels
en bijbelgedeelten in de inheemse talen
verkrijgbaar gesteld worden; de bijbel
verspreiding in Noorwegen nam in 1960
met tien procent toe. Het zijn maar gre
pen uit de verschillende rapporten. Ze
zijn echter voldoende om een indruk te
geven van dit wereldomspannende werk
waarin het erom gaat aan ieder in zijn
eigen taal de Blijde Boodschap te geven.
Maar de Bijbelgenootschappen zijn nog
lang niet klaar. Wanneer we spreken
van ongeveer 1200 vertalingen, dan be
tekent dat nog niet dat in 1200 van de
2500 talen de bijbel vertaald is, want
soms is het maar één enkel bijbelboek
wat in een bepaalde taal verkrijgbaar
is.
De cijfers die de stand der ver'
talingen einde 1960 weergeven
leren ons het volgende; in 221
talen is een volledige bijbel ver
taald, in 277 talen is een Oud of
Nieuw Testament vertaald en in
667 talen tenminste één evangelie
of eén ander bijbelboek. Veel werk
waoht dus nog, werk, dat per se
gebeuren moet omdat, zoals de
Kist, waarin de autographa en
de laatste proeven van de Sta
tenvertaling bewaard worden.
Deze kist is eigendom van de
synode der Ned. Hervormde
Kerk.
gouverneur van Oost-Nigeria, sir
Francis Ibiam, schreef:
„Het Woord van God is niet
iets om te ontvangen en dan voor
jezelf te houden. Gij hebt het om
niet ontvangen, geeft het om niet.
Het moet van de één aan de
ander worden doorgegeven totdat
de ganse schepping de blijde
boodschap heeft gehoord en ont
vangen."
HET VALT niemand kwalijk te
nemen, wanneer hij niet hele
maal begrijpt wat de sociaal-eco
nomische dienst der Zending, nu
eigenlijk bedoelt. Het is maar een
moeilijk en brokkelig verhaal, dat
ervan te vertellen valt, zo zei ons
de heer Chr. Steenwinkel, die als
sociaal-econoom voor de gerefor
meerde zending in Midden-Java
heeft gewerkt en zich nu klaar
maakt om eind van deze zomer
naar Pakistan te gaan om de
quaestor-generaal van de Ameri
kaanse United presbyterian zen
ding voor geruime tijd te vervan
gen in zijn hoofdkwartier te Laho
re.
De heer Steenwinkel, 32 jaar,
economie VU, assistent van prof.
dr. R. van Dijk, had zich nooit
bijzonder tot de zending aange
trokken gevoeld, totdat hij in 1955
in dienst van de Nederlandse zen
ding en de Javaanse kerken trad
om als tweede sociaal-econoom in
Midden-Java op te treden. Zijn
collega H. Baas werkte er toen al
sinds 1950.
Wat doet zo'n sociaal-econoom nu?
Drie antwoorden zijn gegeven: het ant
woord van de zendingssynode te Eind
hoven 1948, dat van de sociaal-econo
men zelf en dat van de praktijk. De
synode sprak vanuit Eindhoven: Ze moe'
ten de Javaanse christenheid helpen bij
haar problemen van sociaal-economisch
opbouwwerk, zolang totdat organen uit
dat kerkelijk leven zouden zijn opgeko-
rnen, can dat werk over te nemén.
De heer Steenwinkel vertelt, hoe aan
vankelijk de sociaal-econoom in zen-
dingsdienst duidelijk missionair bezig
was. De bedoeling zat voor, om met de
Javaanse christenen samen naar bui
ten iets op te zetten waarin ze hun
christen-zijn konden beleven vooral op
sociaaj-economisch terrein, zoals de me
dische dienst en het onderwijs dat op
hun gebied deden.
Als voorbeeld vertelt hij van een klein
groepje christenen in een dessa, die in
een vastgelopen situatie verkeerde. Men
moet weten dat op midden-Java weinig
gronden meer voor landbouw beschik
baar zijn. De tsawahs boden deze dessa
nauwelijks voedsel. Hoger opvoeren van
het agrarische peil was nauwelijks mo
gelijk.
Op paleis Het Loo 'heeft H. K. H. Prin
ses Wilhelmina enkele dagen gastvrij
heid verleend aan een groot aantal jon
geren uit alle delen des lands, die on
der auspiciën van de Oecumenische
Jeugdraad zich mede in verband met
de komende assemblee van de Wereld
raad van Kerken te New Delhi hebben
beraden op de vraag, wat de volgende
stappen moeten zijn op de weg naar de
eenheid der Christenen. Niet alleen de
referaten en de discussies waren hierop
gericht, maar ook een pantomimevoor
stelling in de theaterzaal van Het Loo
en een spel rond het paleis, beide ont
worpen door jongeren. Prinses Wilhelmi
na sprak tijdens het congres een rede
uit, waarin zij sterke nadruk legde op
het levend getuige zijn van Christus. Zij
eindigde met te zeggen: „Ik besluit met
de wens, dat allen die in Christus gelo
ven, waar ook ter wereld, steeds meer
mogen worden de levende voortzetting
van het heilige en gezegde werk, dat
Christus eenmaal begon".
De vraag was: hoe zullen de christe
nen in staat zijn in zo'n .situatie in de
dorpsgemeenschap een initiatief te ne
men? Daarvoor ging men eens kijken
wat de dessa voor mogelijkheden had.
Agrarisch geen. Wel had men omdat
de akkertjes zo 'klein waren en dus wei
nig tijd vroegen zeeën van tijd, die
men pratend doorbracht. En ook bleek
bij dit dorp een 'bepaald soort gras te
groeien, waarvan men matjes kon ma
ken van een handig soort. De oplossing
was dus voor dit dorp: maak de paar
dingen die je hebt produktief: .gras en
tijd (en onder 'het vlechten door kon
men blijven keuvelen).
In dat dorp is daar toen weinig van
terecht gekomen, omdat het niet moge
lijk bleek de hele gemeenschap in be
weging te brengen.
Maar dit verhaal over de matjes duidt
wel aan, in welke richting er te zoeken
T AAT ik beginnen met een paar jaartal-
J len. Bernardus Smytegelt werd geboren
in 1663, stierf in 1739 en was van 1695
tot 1735 predikant in Middelburg, dus in
de hoofdstad van Zeeland. Dorre jaartal
len? DoTre historische gegevens? Het zij
zo. Maar in die jaartallen komt leven, als
ik u zeg, dat in bepaalde kringen de naam
van Smytegelt nog voortleeft en nog steeds
met ere wordt genoemd en dat professor
De Vrijer het de moeite waard achtte een
aparte studie aan hem te wijden, evenals
aan zijn geestverwant Schortinghuis. Le
ven komt er vooral in die historische ge
gevens door het merkwaardige feit dat
Smytegelt nog altijd gelezen wordt. Ja,
werkelijk! De geestelijke nalatenschap van
Smytegelt bestaat in hoofdzaak uit „pre
dikatiën" en.... die vinden nog steeds le
zers. Het gaat niet helemaal op wat ds. Ga-
be van Duinen schrijft in „Zie, hier is uw
God" dat „sedert de wereld anders is ge
worden" de mensen geen preken meer le
zen en de tijd der prekenbundels voorgoed
voorbij is. „Sluipt Mientje ooit vroegtijdig
naar haar kamertje met een preek?"
vraagt ds. Van Duinen. Nu, ik durf wel te
zeggen dat het inderdaad nog gebeurt. En
dan met een nieuwerwetse preek. Neen, niet
Smytegelt. Maar ik voeg er direct bij
In bepaalde kringen. U kunt ze vinden in
het boekje van Impeta: Kaart van kerke
lijk Nederland. En dan spreek ik, als liet
over die bepaalde kringen gaat, liever niet
van „geestelijk achtergebleven gebieden".
Liever zie ik het zo: Bepaalde theologi
sche gedachten uit een bepaalde eeuw, in
dit geval de achttiende eeuw, vinden ook
in kerkelijk Nederland van vandaag nog
vertegenwoordigers.
Nu was Smytegelt beslist geen groot theo
loog. Vóór alles was hij prediker. Maar in
zijn „predikatiën" vinden theologische
denkbeelden van die dagen toch hun neer-
g. Dat geldt in het hijzonder van zijn
145 predikatiën over „het gekrookte riet".
Ik geef het u te doen: Over een enkele
tekst 145 preken. Smytegelt heeft het ge
presteerd. Jaren achtereen kreeg de ge
meente van Middelburg over „het gekrook
te riet" te horen. Dat wil zeggen, de pre
diker voelde zelf wel, dat hij zich een on
mogelijke opgaaf had gesteld. Het exempel
van het riet was spoedig uitgeput. En hij
was zo inconsequent een gelukkige in
consequentie mag ik hier wel zeggen om
aan het wedergeboren leven moet voldoen.
Een tot in het oneindige herhaalde opwek
king, om bij zichzelf naar die kenmerken
op zoek te gaan. Op hoop van zegen!
ben je geneigd hieraan toe te voegen.
Nu maakt professor Berkhof in zijn „Ge
schiedenis der kerk" de opmerking: „Nog
steeds geldt deze geest bij grote groepen
in Nederland voor de zuiverste vorm van
gereformeerdheid". Daarom heeft het wel
zin om over deze dingen te schrijven.
Want Smytegelt spreekt nog nadat hij ge
storven is. Er wordt nog naar hem geluis
terd. Ik ga nog een stap verder. Zijn ge
dachten zijn het geestelijk klimaat, waarin
door
het beeld van liet riet na de zesde preek
te laten vervallen. De enige herinnering
aan het beeld is in de* volgende preken,
dat hij de gelovigen blijft aanspreken als
„gekrookte rietjes".
Van welke theologische denkbeelden de
ze 145 predikatiën de weerslag zijn?
Eigenlijk cirkelt alles om één thema:
Uitverkiezing en wedergeboorte. Dat Smy
tegelt de uitverkiezing voorop stelde, was
niet verkeerd. Dat had hij van Calvijn ge
leerd. Maar nu de uitwerking. Alleen uit
verkorenen worden wedergeboren, hamert
Smytegelt er bij zijn hoorders in. En aan
die wedergeboorte kan geen mens iets toe
doen. Wat men wel kan? Zichzelf onder
zoeken of men ook de kenmerken van de
wedergeboorte in zich ontdekt. En zo wor
den die 145 predikatiën een doorlopende
beschrijving van de „kenmerken", waar-
velen nu nog leven. Ik geloof zelfs te mo
gen zeggen, dat men ze in alle kerken
vindt, al heeft men van Smytegelt zelf nooit
gehoord.
De pastorale zielszorg komt ze overal
tegen, die „gekrookte rietjes", die er echt
mee zitten: Zou ik. een uitverkorene zijn?
Die vraag is goed. Geen woord kwaad er
van. Zat men er- maar meer mee. Maar....
die weg om dat aan de weet te komen!
Nu naar binnen kijken en op zoek gaan
naar „kenmerken". Dat heeft al heel wat
geestelijk onheil gesticht: wanhoop, hoog
moed en ook wel onverschilligheid. Zielen
zijn daardoor gekneveld en hebben soms
hun leven lang in het geestelijk donker ge
zeten. Ik heb er zelfs gezien, die tenslotte
in „de wereld" opgingen. Waren ze ver
koren, dan zou God ze wel weten te vin
den!
Het bestek van dit artikel laat niet
toe, een opsomming te geven van de ken
merken, die Smytegelt noemt. Het zijn er
heel wat, 145 predikatiën vol.
Wie daarmee alleen gelaten wordt, als
Mientje op haar kamertje, gaat toch eigen
lijk van onzekerheid tot onzekerheid. Zel
den of nooit breekt de blijdschap door.
En dat is toch wat God met ons voor
heeft. Niet het hoofd laten hangen als een
„bieze", als een „gekrookt riet", maar het
hoofd omhoog gestoken.
Of er dan van Smytegelts preken geen
goed t-e zeggen valt? Ik denk hier aan wat
professor Van Ruler schreef in „Hoe vindt
u dat er gepreekt moet worden?" Hij
schrijft dit: „Ik zou willen dat de domi
nees wat meer de oude schrijvers lazen.
De diepten van de mystiek en van de
eeuwigheid mis ik tegenwoordig al te zeer
in de prediking. Hij, de prediker, moet mij
ook de ruimte geven om werkelijk niet
God te worstelen. Want het is eenvoudig
niet waar, dat het met mij in orde is, in
het eenmaal en eens voor goed volbrachte
werk van Christus. Rondom het werk van
Christus ligt het werk van de Geest. En
daarachter liggen de eeuwige raad van
God en de diepten van mijn hart."
Het element van waarheid, ook irt Smy
tegelts „gekrookte riet", kon niet beter on
der woorden gebracht. God deed niet al
leen iets vóór ons, Hij deed ook iets ih
ons. Zijn wij daar veel mee bezig? Dan
zul je de gestalte kennen van het „ge
krookte riet". Elke dag opnieuw. Maar
ook ervaren dat God zo'n riet niet ver
breekt.
Ook elke dag opnieuw.
Van ds. Su, over wiens evangelisatie-^
campagnes in het Verre Oosten wij on
langs berichtten, ontvingen wij bericht
uit Indonesië, waar hij een kruistocht
van drie maanden onderneemt. Onder
meer werden diensten belegd in Sema-
rang jh de protestantse kerk, waarbij lie-
derenbladen in het Bahassa Indonesia
werden uitgereikt. Naar ds. Su mee
deelde overweegt hij om in het ko
mende jaar een bezoek te brengen aan
Europa, waarbij hij ook ons land hoopt
aan te doen.
valt. Rentmeester zijn over wat je hebt.
Die rentmeestergedachte is op Java
niet erg levend. Men stelt zich wel voor
rentmeester te zijn over de dingen die
men zou móéten hebben. De Javaan
vraagt om adviezen en hij vraagt om
geld. hij is te porren voor mooie plan
nen, terwijl hij het eenvoudige werk,
dat letterlijk voor de hand ligt, over
slaat.
Dit is natuurlijk een grove .generali
sering. Er zijn ook andere .geluiden. Er
zijn christelijke coöperaties, die van een
transportbedrijf o.m. Ze hebben de tijd
niet mee, omdat de regering een gran
dioze bureaucratie in het leven heeft
geroepen om in de staatsbedrijven de
economische macht te concentreren. De
particuliere ondernemingen moeten bij
voorbeeld elk half jaar in 72-voud een
bedrijfsvergunning aanvragen. De maat
regelen zijn wel voornamelijk tegen de
Chinezen bedoeld, maar treffen anderen
evengoed.
Toen de verhouding tot Nederland
scherper werd kwam men steeds meer
voor de vraag te staan: heeft het zin
om naar 'buiten iets op te zetten als
naar binnen de kerk nog helemaal niet
self-supporting is? Het .gevolg daarvan
was o.m. dat zendingsgeld niet voor
evangelieverbreiding maar voor het
plaatselijke kerkelijke leven gebruikt
werd. Nu komt dat ook wel doordat
men op Java al heel gauw gemeenten
institueerde als er een groepje mensen
bij elkaar was. Die konden geen eigen
kerkelijk leven financieren en bleven
dus op de zending aangewezen.
Het thuisfront geeft graag. De Jr.
vaanse kerken ontvangen graag. Wi-
dus kritische dingen hiert>ver zegt roei
tegen twee stromen op, zegt de hee'
Steenwinkel. Maar feit is, dat de toe'
al niet gauw op gang komende Javaai
in zijn kerkelijk leven het hoofd te rus
ten zou willen leggen op de zachte pe
luw van „de rijke zending". En als het
nu niet anders kon? Maar het kan an
ders. En op een gegeven moment zal
het ook anders moeten. Waarom wordt
er nog nooit iets gedaan aan combina
tie van dwerggemeenten?
Er is nu officieel overeengekomen dat
de Nederlandse bijdragen heel geleide
lijk van het kerkelijk aparaat zullen
worden overgeheveld naar de echte zen
ding. Gemeenten die verzorgd worden
door een met zendingsgeld betaalde
evangelist zullen met eigen geld predi
kanten moeten betalen. Omdat de Ja
vaanse kerken niet erg draagkrachtig
zijn betekent dat tevens een activering
van met-ambtsdragers en niet-predikan-
ten, die voor hun vrijwillige leiding van
het kerke werk gevormd zijn: de zgn.
„gekaderde leken".
Het wegvallen van zendingsinkomsten
betekent hier en daar reeds aanzienlij
ke vooruitgang van de eigen inkomsten.
Het gesprek is over slechts
enkele punten gegaan. Centraal is
het rentmeesterschap. Waar dat
er is, duiken al wegen tot zelfstan
digheid op. Dat rentmeesterschap
is een zeer geestelijke zaak, geen
technische grap, maar een bijbelse
notie. Het gaat om het hart van de
Javaan.
hl, het Japanse vissersdorp Onoura
bi.) Nagoya is een gedenkteken ont
huld ter herinnering aan drie Japaanse
matrozen, die ruim een eeuw geleden
geholpen hebben met de vertaling en
belu!tCgaave.Van de eerSte Japanse Bi>