Wij horen hen in onze eigen taal HET „GEKROOKTE RIET" VAN BERNARDUS SMYTEGELT Wereldwijde taak VOOR ALLEN, DIE VERRE ZIJN STERVENDE EN LEVENDE KERK De belofte is voor u en Minder Nederlands geld voor het kerkelijk apparaat Zaterdag 20 mei 1961 ZEEUWSCH DAGBLAD Pag. 13 De oudste Nederlandse Bijbel ft BI» Geheime hamervegers Kist vöor autographa en proeven Bijbelgenootschappen Classis wil subsidie vanaf vroegere ingangsdatum Bisschoppelijk vermaan ter ft Sociaal-economische dienst der zending Matjes Prinses Wilhelmina sprak voor jongeren Ds. M. den Boer te Zaamslag Ds. Su in Indonesië Het kan anders «$Siusxs teïjt», s&nxai U fruk gts£ mm tcdl 8*fatriS fc* ïikmX 5tft friri ÜH Sf" Mm W«r« W*£S W*fe6fc< 1st <m&»G tm&p-i&iti gtteft towtaw* ktföft feit l> «si-ee 9gs&3g&fS tfitstJif» «tó« tSSfcfa {«4 Éi»: mlWts»*8M«f &i6K?44$R m<Si*%<-i$iKii$c* ttrïmztf', bum* P*& v*ïi»%itf&vxb t&mt MmiKmbM Wft ftRt»fcjlé&fcft*tó k«33i (St fe&S ^5?^ï ?Wi tóêfW!» !f«? itó wt ti (ï&^mKuïsx.vs(f<$m&, ünatu* tsxfewt #Jtt $&fcfc«*ït «SfeK fl^ltlt Sïf«4ttS Ö*feWSJ8t<Ö;ü{; s^stt ctft-ttfil u twbtottttn few& h-mvvxH* ■xA&tm «aw fast t*y>s&&4igmf$ taUmn *vx mmi,. Kwdv.ï«i tot» Ed ttmt* IStSS^tïStf» si {feiKd&«s^iaitt*£S t{ tü4«m ft«4» »tfi?tt8i26 6fc* ikwwöfcwwif «j> SttgëiRöttt» teiktss fa»3* a*#*?**# f$* fc&teiiSt iwsti Pt *«K Wï ^tt5 l»<*i«fc«t^«<3&W st*«4i«örfcï* fe»t> fafc *£j&> ><attra &a«*« feiJ&3*fcC»*««i W»t<&ifBS:fcR&:&8J*l»#4Ï£fc tg töJtswttóistïitax fct&JÖt KWSürót R^tStt fart GtfföxS tui #s»sfa S*&fc<$>aSt feW&IS «J^fcSwt^Kï.Wft^ Wt88«<?W»*8;i««ÖK^t sas fctatff.t? ttï8'^jJx;S4ï SK io«it cf g«ajjitd^Sifaiaz»Mfa<«{ ss»w tt5t«wi h imt+i jB>C<M3i«!>jas:8ft«<!t«t.-«jfatrasf' a(t««>efe»t »«{.«f t«« ««►jtotts^sw, {hï8»S»* sa pet aM<!.srt w* ftt' »ft<»A^£?sftest tR m t« wr<tt« tKh«tuï«»ntt^tfc» t«SK5 fc* cactus» «Ne? («81» fM ?9dÖ»tc &»t faJt ftt wy^ jan «wt «temcÖgfctfttccsB^lx^ï vtt^«>«Wg8remtahtc<W B»3t» tt t» m4»t fttis UPWt EwtSws arnt<«tostt^ tw rnv&Gci* t«8 mkbiwïx*vm&b&ü m$t t0tfJ£mUd swsjfcws g^jfftw *4 ssKaa«»t8*^»Ki>a ^«28 «tttuwst 5«ft»ax<ï)K»?c&i-sM -sa t« 4«^nttfei sftwact tt8ÏTdf «p «ïtijtstó^ïa fa«Jw s>S &ïfa< ts^S w<*W. PGbtmvb - müft m feSt»a M0m «gt^tttss Mttt^.^witss «ttS«*w M cöjftït Satussis^ i34wty.«st «4^ igjCT^k»t«g^«&i4tR mm tsÊBirtt-»tf<3^Rfes«.i»sttt5$ tatttrt wwm tfflfet^wüwfc.^ fscitk tsütx ?A$t mi&u&m fa sss mp&*% fe^taS tös^iaw öittïft^t Mfawttt M bftw, t5scr«S it ftfctö ^ü«et&«i^%t ftüwkht $tèxm $4«(tC8«tÖï a»!s t^ti» fcsft £5 Bladzijde uit de oudste in het Nederlands gedrukte Bijbel. Delft 1477. Het Katholiek Nederlands Persbureau deelde het volgende bericht mede: Er is in het vatikaan een commissie benoemd, die enige herzieningen wil aanbrengen in de vaak zeer ingewikkelde pro- tocolaire voorschriften en in de ouderwetse hofhouding. Voorlo pig beperkt deze commissie zich tot de herziening van eni ge titels, omdat deze letterlijk alle zin hebben verloren. Er zijn b.v. in het vatikaan nog „geheime kamervegers" aan wezig. Daarmee worden be doeld stenotypisten, electriciens e.d. Uit keizerlijke tijden stamt vermoedelijk de functie van „voorhangoptrekker" en ondanks automobilisme en ruimtevaart kent het vatikaan een bepaalde categorie van be dienden slechts bij hun bena ming van „draagstoeldrager" (wat bewijst dat in vroeger tij den de ruimtevaart ten vatika- ne meer laag bij de grond werd beoefend). Dienaren en ordebewaarders tenslotte, bij de grote audiën ties en ceremoniën, worden voorrijders genoemd. De com missie is echter nog niet ver gekomen, want bij de eerste verandering van naam stootte zijal op blijkbaar zeer grote moeilijkheden. Zij wilde name lijk de voorhangoptrekkers „gentïluomo" noemen, wat wil zeggen „edelman". Maar dat geeft moeilijkheden met de „kamerheren met kap en de gen", die al edellieden zijn en gerecruteerd zijn uit de Itali aanse adel. Voorlopig zal dus de hervor ming van het vatikaanse proto col en van de betiteling nog wel enige tijd, op zich laten wachten. Tijdens een televisiegesprek met de Zwitserse Hoogleraar Karl Barth stelde een journalist hem de vraag ol hij het mogelijk acht dat de kerk in een tota litaire staat een zelfstandig bestaan kan hebben. Karl Barth antwoordde hierop het volgende: Zij zal een aangevochten bestaan heb ben, dat is zeker. Misschien zal de wijze waarop zij bestaat meer een sterven dan een leven zijn. Maar wellicht is een stervende kerk beter dan een levende, als zij namelijk het evangelie verkon digt, onder welke omstandigheden zij ook mag verkeren. En dit gebeurt m Tsjecho-Slowakije. in. Oost-Duitsland en zelfs in Rusland. De werkelijke kerk kan niet sterven. Maar wat wij onder kerk als instituut verstaan, dat kan sterven en moet misschien sterven, ook in onze westelijke wereld. ^yANNEER op de Pinkster dag de Heilige Geest is uitgestort, dan horen zij, die in Jeruzalem verblijven om daar het Pinksterfeest te vie ren hoe de grote daden Gods in hun eigen talen verkondigd worden door enkele Galilese mannen. Als de Kerk in de wereld naar buiten treedt, dan wordt het Woord Gods bij de men sen gebracht, zó dat Parthen, Meden, Elamieten, inwoners van Mesopotamië, Judea en Capadocië, Pontus en Asia, Phrygië en Pamphilië, Egypte en Libye, Cretenzen en Ara bieren in hun eigen taal de grote werken Gods vernemen. 'Het Woord Gods is niet gevat V/ele talen, één U/oord in een orakeltaal, die onver staanbaar en ongrijpbaar over de hoofden der luisteraars heenzweeft, maar het wordt gebracht in een taal die de hoorders aanspreekt omdat het hun eigen taal. is. Zo is de Kerk haar weg door de wereld begonnen, de volken der wereld in hun eigen taal aansprekend met het éne Woord en zo spreekt vandaag, twintig eeuwen later, diezelf de Kerk nog hetzelfde Woord en spreekt zij het in vele talen. Dat brengt met zich mede, dat het Woord in die vele talen verkrijgbaar moet wor den gesteld en hier ligt de grondslag van het Bijbelver- talingswerk. REEDS vroeg is men begonnen met het overzetten van de Heilige Schriften uit de oorspronkelijke talen. Zo kwam reeds omstreeks 385 een vertaling tot stand van de gehele bijbel voor het Latijnse taalgebied. De grote Hieronymus was het die deze vertaling, die onder de naam Vulgata, de officiële kerkbijbel van de Rooms Katholieke Kerk zou worden, tot stand bracht. Eveneens omstreeks het einde van de vierde eeuw verschenen er bijbelvertalingen in het Syrisch, het Koptisch, het Armeens en het Gothisch. Toch verschenen er tot in de vijftiende eeuw weinig vertalingen in de westerse talen. Dit is be grijpelijk wanneer wij letten op de grote plaats, die de vertaling van Hieronymus innam. Langzamerhand kwam er echter steeds meer vraag naar een bijbelvertaling in de volkstaal, zoals toch ook de Vulgata ten tijde van Hieronymus er één was voor het Latijnse taal gebied. In 1477 verscheen de eerste bijbelvertaling het Oude Testament in het Nederlands gevolgd door een Nieuw Testament in 1480. Toch zou het nog tot de Reformatie duren aleer het vertalings- werk krachtig ter hand werd genomen. We mogen zeggen dat de Reformatie de stoot gegeven heeft tot het vertalen van dep bijbel uit de oorspronkelijke talen in de volkstaal. Het ging inde Refor matie immers om het verstaan van het Woord Gods en het leven bij dat Woord, maar dan moest dat Woord ook voor ieder toegankelijk zijn. We zien dan ook hoe in de jaren na de Refor matie de ene na de andere bijbelver taling van de drukpers komt. Vijf jaren nadat hij de 95 stellingen op de deur van de slotkapel in Witten berg had aangeslagen, verschijnt van de hand van Luther een Duitse verta ling van het Nieuwe Testament, in 1534 gevolgd door een complete bijbelverta ling. In 1541 vindt deze vertaling haar weg naar Zweden en in 1558 komt .een Nederlandse vertaling van Luthers werk klaar. In 1607 verschijnt in Italië de vertaling van Diodati en in 1611 kwam in Engeland de Authorised Version, ter wijl Denemarken en Noorwegen in 1607 hun vertaling kregen, een bewerking van Luthers Vertaling door bisschop Re- sen. Wat ons eigen land betreft, tussen 1477 en 1526 verschenen enkele vertalingen, waarvan de laatste vertaling die van Van Liesvelt de eerste complete bij belvertaling na de Reformatie was. De ze vertaling heeft het ruim een eeuw uitgehouden tot ook deze in 1637 plaats moest maken voor de Statenvertaling. Zo was dus omstreeks de zestiende eeuw de bijbel in de westerse talen ver schenen. Daartegenover stond echter het feit dat er nog vele andere talen in de wereld gesproken werden en tot verta lingen in die talen kwam het nauwe lijks. DIT WERK ZOU eerst in het begin van de negentiende eeuw krachtig ter hand worden genomen. De stoot tot dit werk werd gegeven door de reizende predi kant Thomas Charles. Tijdens zijn evangelisatie-kruistochten, vooral door Wales, werd bij -hem de gedachte gebo ren aan een instelling die zich zou moe ten bezig houden met het verspreiden van de Heilige Schrift. Met vrienden pleegde hij hierover overleg, doch deze waren van mening, dat een dergelijke organisatie niet beperkt moest blijven tot het verspreiden van bijbels in Wa les alleen, waar Charles aanvankelijk aan had gedacht, maar dat hier een wereldwijde taak lag, waarop het in 1804 kwam tot de Stichting van het Brits DEN HAAG. De gereformeerde classis 's-Gravenhage heeft contact op genomen met deputaten voor corres pondentie der Gereformeerde kerken met de hoge overheid, teneinde er bij de minister van Binnenlandse Zaken op aan te dringen dat de datum van in gang van de rijksuitkering ten behoeve van de kerkbouw belangrijk wordt ver vroegd in vergelijking met het thans in gediende ontwerp van wet. De classis heeft tevens aan de par ticuliere (provinciale) synode van Zuid holland-West verzocht de classicale zienswijze ter kennis te brengen van de thans met haar voorbereidende werkzaamheden begonnen generale sy node van Apeldoorn. DE anglicaanse bisschop van Tasma- nië, dr. G. F. Cranwick, heeft stel ling genomen tegen de verzoeken om in verband met de droogte een bidstond om regen te houden. „Vanwaar", zo vroeg hij, „deze plotselinge opwelling tot invasie van de hemelse voorhoven door mensen van een land, dat God ter nauwernood nog met de lippen dient, een land waarvan de leiders Hem nau welijks noemen in hun lofzangen op de Australische welvaart en vooruitgang". Bisschop Cranwick is van mening dat een dergelijke houding niets slechts van onwaarachtigheid getuigt, maar ook van God en zijn eisen en aanspraken zoals die in de Bijbel tot ons komen. Hij wees er op dat God geen genoegen neemt met de tweede of derde plaats in het leven en zeker niet met lippendienst, Christus zei immers zelf: Zoek eerst het Koninkrijk Gods en al deze dingen zullen u toegeworpen worden. Daarom acht de bisschop een gebed van veroot moediging en om vergeving meer op lijn plaats dan een gebed om regen al leen. Radio en zending Op Tweede Pinksterdag zullen in verband met de Pinksterzendings- week twee bijzondere radio-uitzen dingen plaatsvinden, 's Ochtends wordt een kerkdienst uitgezonden uit Driebergen, waarin zal voor gaan ds. W. Fijn van Draat van Amstelveen. In deze dienst zal een aantal Oosterse studenten ge doopt worden. Muzikale medewer king wordt verleend door de heren Achmed Muthalib, bas, en Tjali Nelwan, fluitist. 's-Avonds om 9 uur zendt de N.C.R.V. een „internationaal zen dingsforum" uit, waaraan mee werken mr. C. B. Bavinck (Cey lon), dr. W. A. Bijlefeld (Nige ria), ds. P. J. Maekaay (Oegst- geest), ds. B. Richters (Baarn), ds. A. Rigters (Nieuw-Guinea), ds. J. A, C. Rullmann (Argenti nië) en dr. J. Verkuyl (Indone sië). Gesproken zendingsblad Naast het gedrukte Zendings blad van De Gereformeerde Ker ken, dat verspreid wordt in een oplage van 148.000 exemplaren, is nu ook een gesproken Zendings blad verschenen. Voorlopig is de oplage beperkt, maar er wordt onderzocht, in hoeverre het tech nisch mogelijk is, de oplage te vergroten. Het gesproken Zen dingsblad is in de eerste plaats bedoeld voor blinden, maar over wogen wordt, om ook gesproken Indonesiërs staat als islamitisch genoteerd. Verontrustende cijfers Het percentage christenen in de wereld blijkt snel af te nemen. In 1907 bedroeg het percentage 34.3; 47 jaren later nog 32.1; in 1958 (dus na nóg weer vier ja ren!) 28.7! In Afrika steeg het aantal is lamieten in 20 jaar tijd van 25 tot 38 procent. zendingsbladen ter beschikking te stellen van bejaardentehuizen. Het blad is geïllustreerd met toe passelijke muziek, hetgeen aan het geheel eén frisse indruk geeft. Christendom in Indonesië Van de ongeveer 84_ miljoen inwoners van Indonesië zijn er ruim 3 miljoen 800 duizend chris ten. Ongeveer 87 procent van de en Buitenlands Bijbelgenootschap, met als doel de verspreiding van de Heilige Schrift zonder aantekeningen of verkla ringen. Wanneer we letten op het jaar tal 1804, dan valt ons op dat enkele ja- rep tevoren, in 1792, de wereldzending nieuwe wegen had Ingeslagen met de oprichting van de Baptist Missionary Society door William Carey, die wees op de noodzaak van goede bijbelverta lingen voor de zendingsvelden. Het Brits en Buitenlands Bijbelgenootschap nam in korte tijd een zeer grote vlucht en het kwam tot stichting van afdelin gen overal op het vasteland van Euro pa. In 1815 werd het Nederlands Bijbel genootschap gevormd, dat naast de uit gave van bijbels voor het Nederlandse taalgebied in het bijzonder bedacht was op verspreiding van de Schrift in Oost en West-Indië. De vele bijbelgenootschappen, die na 1804 in de verschillende landen ontston den vonden elkaar voor het grootste deel in The United Bible Societies de Verenigde Bijbelgenootschappen die slechts één doel kennen, de Bijbel te brengen in de talen die gesproken wor den. Mocht men menen, dat dan zo lang zamerhand het vertalingswerk wei af gelopen zal zijn, dan kunnen wij mee. delen, dat er ruim 2500 talen gesproken worden en dat in nog niet de helft daar van een bijbel verkrijgbaar is, al zijn we dan met ongeveer 1200 vertalingen al bijna op de helft. Er is dus nog heel wat vertaalwerk te doen en vertalers van het Nederlands Bijbelgenootschap zijn momenteel werkzaam in Indonesië, Suriname, Hongkong en Kameroen. Het vertaal- en verspreidingswerk is wereldwijd: In Argentinië werden in 1960 één miljoen bijbels en bijbelgedeel ten verspreid, in Australië kwamen zo juist twee vertalingen voor de zending in Nieuw-Guinea gereed, één Nieuw Testament in het Kiwai en één in het Gedaged, daarnaast kwamen nog enke le vertalingen in andere inheemse talen gereed van afzonderlijke bijbelboeken; in Oostenrijk nam de bijbelverspreiding in 1960 met 28 procent toe. In Kame roen werd in het centrum van Yaoun dé een bijbelhuis geopend, in Colombia werden in het afgelopen jaar een half miljoen bijbels en bijbelgedeelten ver spreid; tussen november 1960 en janua ri 1961 werden in Congo 300 grammo foons met gesproken bijbelteksten inge voerd en in Leopoldstad kwam juist een oplage van 30.000 evangeliën volgens Jo hannes in het Tshiluba van de pers; 60.000 bijbelfolders werden door de Scripture Gift Mission tijdens de Olym pische spelen in Rome verspreid. Resul taat: ruim zeshonderd personen vroe gen om een Nieuw Testament. In Hol- landia (Ned. Nw.-Guinea) is door ds. van der Bent een bijbelwinkel geopend, waar behalve in het Nederlands bijbels en bijbelgedeelten in de inheemse talen verkrijgbaar gesteld worden; de bijbel verspreiding in Noorwegen nam in 1960 met tien procent toe. Het zijn maar gre pen uit de verschillende rapporten. Ze zijn echter voldoende om een indruk te geven van dit wereldomspannende werk waarin het erom gaat aan ieder in zijn eigen taal de Blijde Boodschap te geven. Maar de Bijbelgenootschappen zijn nog lang niet klaar. Wanneer we spreken van ongeveer 1200 vertalingen, dan be tekent dat nog niet dat in 1200 van de 2500 talen de bijbel vertaald is, want soms is het maar één enkel bijbelboek wat in een bepaalde taal verkrijgbaar is. De cijfers die de stand der ver' talingen einde 1960 weergeven leren ons het volgende; in 221 talen is een volledige bijbel ver taald, in 277 talen is een Oud of Nieuw Testament vertaald en in 667 talen tenminste één evangelie of eén ander bijbelboek. Veel werk waoht dus nog, werk, dat per se gebeuren moet omdat, zoals de Kist, waarin de autographa en de laatste proeven van de Sta tenvertaling bewaard worden. Deze kist is eigendom van de synode der Ned. Hervormde Kerk. gouverneur van Oost-Nigeria, sir Francis Ibiam, schreef: „Het Woord van God is niet iets om te ontvangen en dan voor jezelf te houden. Gij hebt het om niet ontvangen, geeft het om niet. Het moet van de één aan de ander worden doorgegeven totdat de ganse schepping de blijde boodschap heeft gehoord en ont vangen." HET VALT niemand kwalijk te nemen, wanneer hij niet hele maal begrijpt wat de sociaal-eco nomische dienst der Zending, nu eigenlijk bedoelt. Het is maar een moeilijk en brokkelig verhaal, dat ervan te vertellen valt, zo zei ons de heer Chr. Steenwinkel, die als sociaal-econoom voor de gerefor meerde zending in Midden-Java heeft gewerkt en zich nu klaar maakt om eind van deze zomer naar Pakistan te gaan om de quaestor-generaal van de Ameri kaanse United presbyterian zen ding voor geruime tijd te vervan gen in zijn hoofdkwartier te Laho re. De heer Steenwinkel, 32 jaar, economie VU, assistent van prof. dr. R. van Dijk, had zich nooit bijzonder tot de zending aange trokken gevoeld, totdat hij in 1955 in dienst van de Nederlandse zen ding en de Javaanse kerken trad om als tweede sociaal-econoom in Midden-Java op te treden. Zijn collega H. Baas werkte er toen al sinds 1950. Wat doet zo'n sociaal-econoom nu? Drie antwoorden zijn gegeven: het ant woord van de zendingssynode te Eind hoven 1948, dat van de sociaal-econo men zelf en dat van de praktijk. De synode sprak vanuit Eindhoven: Ze moe' ten de Javaanse christenheid helpen bij haar problemen van sociaal-economisch opbouwwerk, zolang totdat organen uit dat kerkelijk leven zouden zijn opgeko- rnen, can dat werk over te nemén. De heer Steenwinkel vertelt, hoe aan vankelijk de sociaal-econoom in zen- dingsdienst duidelijk missionair bezig was. De bedoeling zat voor, om met de Javaanse christenen samen naar bui ten iets op te zetten waarin ze hun christen-zijn konden beleven vooral op sociaaj-economisch terrein, zoals de me dische dienst en het onderwijs dat op hun gebied deden. Als voorbeeld vertelt hij van een klein groepje christenen in een dessa, die in een vastgelopen situatie verkeerde. Men moet weten dat op midden-Java weinig gronden meer voor landbouw beschik baar zijn. De tsawahs boden deze dessa nauwelijks voedsel. Hoger opvoeren van het agrarische peil was nauwelijks mo gelijk. Op paleis Het Loo 'heeft H. K. H. Prin ses Wilhelmina enkele dagen gastvrij heid verleend aan een groot aantal jon geren uit alle delen des lands, die on der auspiciën van de Oecumenische Jeugdraad zich mede in verband met de komende assemblee van de Wereld raad van Kerken te New Delhi hebben beraden op de vraag, wat de volgende stappen moeten zijn op de weg naar de eenheid der Christenen. Niet alleen de referaten en de discussies waren hierop gericht, maar ook een pantomimevoor stelling in de theaterzaal van Het Loo en een spel rond het paleis, beide ont worpen door jongeren. Prinses Wilhelmi na sprak tijdens het congres een rede uit, waarin zij sterke nadruk legde op het levend getuige zijn van Christus. Zij eindigde met te zeggen: „Ik besluit met de wens, dat allen die in Christus gelo ven, waar ook ter wereld, steeds meer mogen worden de levende voortzetting van het heilige en gezegde werk, dat Christus eenmaal begon". De vraag was: hoe zullen de christe nen in staat zijn in zo'n .situatie in de dorpsgemeenschap een initiatief te ne men? Daarvoor ging men eens kijken wat de dessa voor mogelijkheden had. Agrarisch geen. Wel had men omdat de akkertjes zo 'klein waren en dus wei nig tijd vroegen zeeën van tijd, die men pratend doorbracht. En ook bleek bij dit dorp een 'bepaald soort gras te groeien, waarvan men matjes kon ma ken van een handig soort. De oplossing was dus voor dit dorp: maak de paar dingen die je hebt produktief: .gras en tijd (en onder 'het vlechten door kon men blijven keuvelen). In dat dorp is daar toen weinig van terecht gekomen, omdat het niet moge lijk bleek de hele gemeenschap in be weging te brengen. Maar dit verhaal over de matjes duidt wel aan, in welke richting er te zoeken T AAT ik beginnen met een paar jaartal- J len. Bernardus Smytegelt werd geboren in 1663, stierf in 1739 en was van 1695 tot 1735 predikant in Middelburg, dus in de hoofdstad van Zeeland. Dorre jaartal len? DoTre historische gegevens? Het zij zo. Maar in die jaartallen komt leven, als ik u zeg, dat in bepaalde kringen de naam van Smytegelt nog voortleeft en nog steeds met ere wordt genoemd en dat professor De Vrijer het de moeite waard achtte een aparte studie aan hem te wijden, evenals aan zijn geestverwant Schortinghuis. Le ven komt er vooral in die historische ge gevens door het merkwaardige feit dat Smytegelt nog altijd gelezen wordt. Ja, werkelijk! De geestelijke nalatenschap van Smytegelt bestaat in hoofdzaak uit „pre dikatiën" en.... die vinden nog steeds le zers. Het gaat niet helemaal op wat ds. Ga- be van Duinen schrijft in „Zie, hier is uw God" dat „sedert de wereld anders is ge worden" de mensen geen preken meer le zen en de tijd der prekenbundels voorgoed voorbij is. „Sluipt Mientje ooit vroegtijdig naar haar kamertje met een preek?" vraagt ds. Van Duinen. Nu, ik durf wel te zeggen dat het inderdaad nog gebeurt. En dan met een nieuwerwetse preek. Neen, niet Smytegelt. Maar ik voeg er direct bij In bepaalde kringen. U kunt ze vinden in het boekje van Impeta: Kaart van kerke lijk Nederland. En dan spreek ik, als liet over die bepaalde kringen gaat, liever niet van „geestelijk achtergebleven gebieden". Liever zie ik het zo: Bepaalde theologi sche gedachten uit een bepaalde eeuw, in dit geval de achttiende eeuw, vinden ook in kerkelijk Nederland van vandaag nog vertegenwoordigers. Nu was Smytegelt beslist geen groot theo loog. Vóór alles was hij prediker. Maar in zijn „predikatiën" vinden theologische denkbeelden van die dagen toch hun neer- g. Dat geldt in het hijzonder van zijn 145 predikatiën over „het gekrookte riet". Ik geef het u te doen: Over een enkele tekst 145 preken. Smytegelt heeft het ge presteerd. Jaren achtereen kreeg de ge meente van Middelburg over „het gekrook te riet" te horen. Dat wil zeggen, de pre diker voelde zelf wel, dat hij zich een on mogelijke opgaaf had gesteld. Het exempel van het riet was spoedig uitgeput. En hij was zo inconsequent een gelukkige in consequentie mag ik hier wel zeggen om aan het wedergeboren leven moet voldoen. Een tot in het oneindige herhaalde opwek king, om bij zichzelf naar die kenmerken op zoek te gaan. Op hoop van zegen! ben je geneigd hieraan toe te voegen. Nu maakt professor Berkhof in zijn „Ge schiedenis der kerk" de opmerking: „Nog steeds geldt deze geest bij grote groepen in Nederland voor de zuiverste vorm van gereformeerdheid". Daarom heeft het wel zin om over deze dingen te schrijven. Want Smytegelt spreekt nog nadat hij ge storven is. Er wordt nog naar hem geluis terd. Ik ga nog een stap verder. Zijn ge dachten zijn het geestelijk klimaat, waarin door het beeld van liet riet na de zesde preek te laten vervallen. De enige herinnering aan het beeld is in de* volgende preken, dat hij de gelovigen blijft aanspreken als „gekrookte rietjes". Van welke theologische denkbeelden de ze 145 predikatiën de weerslag zijn? Eigenlijk cirkelt alles om één thema: Uitverkiezing en wedergeboorte. Dat Smy tegelt de uitverkiezing voorop stelde, was niet verkeerd. Dat had hij van Calvijn ge leerd. Maar nu de uitwerking. Alleen uit verkorenen worden wedergeboren, hamert Smytegelt er bij zijn hoorders in. En aan die wedergeboorte kan geen mens iets toe doen. Wat men wel kan? Zichzelf onder zoeken of men ook de kenmerken van de wedergeboorte in zich ontdekt. En zo wor den die 145 predikatiën een doorlopende beschrijving van de „kenmerken", waar- velen nu nog leven. Ik geloof zelfs te mo gen zeggen, dat men ze in alle kerken vindt, al heeft men van Smytegelt zelf nooit gehoord. De pastorale zielszorg komt ze overal tegen, die „gekrookte rietjes", die er echt mee zitten: Zou ik. een uitverkorene zijn? Die vraag is goed. Geen woord kwaad er van. Zat men er- maar meer mee. Maar.... die weg om dat aan de weet te komen! Nu naar binnen kijken en op zoek gaan naar „kenmerken". Dat heeft al heel wat geestelijk onheil gesticht: wanhoop, hoog moed en ook wel onverschilligheid. Zielen zijn daardoor gekneveld en hebben soms hun leven lang in het geestelijk donker ge zeten. Ik heb er zelfs gezien, die tenslotte in „de wereld" opgingen. Waren ze ver koren, dan zou God ze wel weten te vin den! Het bestek van dit artikel laat niet toe, een opsomming te geven van de ken merken, die Smytegelt noemt. Het zijn er heel wat, 145 predikatiën vol. Wie daarmee alleen gelaten wordt, als Mientje op haar kamertje, gaat toch eigen lijk van onzekerheid tot onzekerheid. Zel den of nooit breekt de blijdschap door. En dat is toch wat God met ons voor heeft. Niet het hoofd laten hangen als een „bieze", als een „gekrookt riet", maar het hoofd omhoog gestoken. Of er dan van Smytegelts preken geen goed t-e zeggen valt? Ik denk hier aan wat professor Van Ruler schreef in „Hoe vindt u dat er gepreekt moet worden?" Hij schrijft dit: „Ik zou willen dat de domi nees wat meer de oude schrijvers lazen. De diepten van de mystiek en van de eeuwigheid mis ik tegenwoordig al te zeer in de prediking. Hij, de prediker, moet mij ook de ruimte geven om werkelijk niet God te worstelen. Want het is eenvoudig niet waar, dat het met mij in orde is, in het eenmaal en eens voor goed volbrachte werk van Christus. Rondom het werk van Christus ligt het werk van de Geest. En daarachter liggen de eeuwige raad van God en de diepten van mijn hart." Het element van waarheid, ook irt Smy tegelts „gekrookte riet", kon niet beter on der woorden gebracht. God deed niet al leen iets vóór ons, Hij deed ook iets ih ons. Zijn wij daar veel mee bezig? Dan zul je de gestalte kennen van het „ge krookte riet". Elke dag opnieuw. Maar ook ervaren dat God zo'n riet niet ver breekt. Ook elke dag opnieuw. Van ds. Su, over wiens evangelisatie-^ campagnes in het Verre Oosten wij on langs berichtten, ontvingen wij bericht uit Indonesië, waar hij een kruistocht van drie maanden onderneemt. Onder meer werden diensten belegd in Sema- rang jh de protestantse kerk, waarbij lie- derenbladen in het Bahassa Indonesia werden uitgereikt. Naar ds. Su mee deelde overweegt hij om in het ko mende jaar een bezoek te brengen aan Europa, waarbij hij ook ons land hoopt aan te doen. valt. Rentmeester zijn over wat je hebt. Die rentmeestergedachte is op Java niet erg levend. Men stelt zich wel voor rentmeester te zijn over de dingen die men zou móéten hebben. De Javaan vraagt om adviezen en hij vraagt om geld. hij is te porren voor mooie plan nen, terwijl hij het eenvoudige werk, dat letterlijk voor de hand ligt, over slaat. Dit is natuurlijk een grove .generali sering. Er zijn ook andere .geluiden. Er zijn christelijke coöperaties, die van een transportbedrijf o.m. Ze hebben de tijd niet mee, omdat de regering een gran dioze bureaucratie in het leven heeft geroepen om in de staatsbedrijven de economische macht te concentreren. De particuliere ondernemingen moeten bij voorbeeld elk half jaar in 72-voud een bedrijfsvergunning aanvragen. De maat regelen zijn wel voornamelijk tegen de Chinezen bedoeld, maar treffen anderen evengoed. Toen de verhouding tot Nederland scherper werd kwam men steeds meer voor de vraag te staan: heeft het zin om naar 'buiten iets op te zetten als naar binnen de kerk nog helemaal niet self-supporting is? Het .gevolg daarvan was o.m. dat zendingsgeld niet voor evangelieverbreiding maar voor het plaatselijke kerkelijke leven gebruikt werd. Nu komt dat ook wel doordat men op Java al heel gauw gemeenten institueerde als er een groepje mensen bij elkaar was. Die konden geen eigen kerkelijk leven financieren en bleven dus op de zending aangewezen. Het thuisfront geeft graag. De Jr. vaanse kerken ontvangen graag. Wi- dus kritische dingen hiert>ver zegt roei tegen twee stromen op, zegt de hee' Steenwinkel. Maar feit is, dat de toe' al niet gauw op gang komende Javaai in zijn kerkelijk leven het hoofd te rus ten zou willen leggen op de zachte pe luw van „de rijke zending". En als het nu niet anders kon? Maar het kan an ders. En op een gegeven moment zal het ook anders moeten. Waarom wordt er nog nooit iets gedaan aan combina tie van dwerggemeenten? Er is nu officieel overeengekomen dat de Nederlandse bijdragen heel geleide lijk van het kerkelijk aparaat zullen worden overgeheveld naar de echte zen ding. Gemeenten die verzorgd worden door een met zendingsgeld betaalde evangelist zullen met eigen geld predi kanten moeten betalen. Omdat de Ja vaanse kerken niet erg draagkrachtig zijn betekent dat tevens een activering van met-ambtsdragers en niet-predikan- ten, die voor hun vrijwillige leiding van het kerke werk gevormd zijn: de zgn. „gekaderde leken". Het wegvallen van zendingsinkomsten betekent hier en daar reeds aanzienlij ke vooruitgang van de eigen inkomsten. Het gesprek is over slechts enkele punten gegaan. Centraal is het rentmeesterschap. Waar dat er is, duiken al wegen tot zelfstan digheid op. Dat rentmeesterschap is een zeer geestelijke zaak, geen technische grap, maar een bijbelse notie. Het gaat om het hart van de Javaan. hl, het Japanse vissersdorp Onoura bi.) Nagoya is een gedenkteken ont huld ter herinnering aan drie Japaanse matrozen, die ruim een eeuw geleden geholpen hebben met de vertaling en belu!tCgaave.Van de eerSte Japanse Bi>

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1961 | | pagina 13