Kerkelijke tucht in het verleden sterker dan ooit tevoren KOLONISTENKERK BOEKET Ds. H. v. Lunzen (Zwingiibond) laat zich schrappen als vrz. predikant The Dutch Reformed Church of Ceylon HERLEVING CIJFERS Is de viering van hei vrijblijvend? Zaterdag 15 april 1961 ZEEUWSCH DAGBLAD Pag. 13 ZONDAGSVIERING. KERMISSEN, REDERIJKER EENVOUD EXERCEREN IN SCHEMA'S Ds. Ledeboer aangevallen Nisse Goes Oudelande Gewijde ambassade BOOMSTRONK BOTTE UIT II IT het geloof, dat het vertrek van de meeste Nederlanders uit Ceylon onmo gelijk het einde van de Gereformeerde Kerk op dit eiland kon betekenen werd in de jaren rond het begin van de negentiende eeuw het kerkzegel van de Dutch Reformed Church in Ceylon geboren. Een afgehou wen boomstronk, waaraan enkele jonge twijgen ontspruiten met er omheen de woor den: „Spes est, regerminat" - er is hoop, want hij ontspruit weer. Van dit weer ontspruiten was echter in de jaren dat dit zegel werd ontworpen, weinig te zien. Integendeel, in deze dagen was het dieptepunt bereikt. Daarom spreekt uit dit zegel de geloofsvisie van die weinige op Ceylon achtergebleven Gereformeerden. Slechts één predikant van de twaalf was overgebleven en van de kerkeraden beston den nog slechts die van Colombo, Galle en Jaffna, toen de meeste Nederlanders het eiland hadden ontruimd, waarmee een einde kwam aan anderhalve eeuw Nederlands bewind en daarmee aan de bloeitijd van de Gereformeerde Kerk op dit eiland. Prof. dr. G. Brillenburg Wurth schreef in Gereformeerd Weekblad over een voud in het geloof. ,,'k Ben nog altijd dankbaar, dat ik persoonlijk aan de voeten van iemand als Bavinck gezeten heb. Wat ons in hem altijd zo boeide was, dat deze gro te geleerde, ja, inderdaad, door allerlei geestelijke en wetenschappelijke worste ling heen wéér tot de eenvoudigheid des geloofs gekomen was. Maar dan tot de echte eenvoudigheid des geloofs! Niet dat goedkope simplicisme, dat zich al lerlei problemen van het lijf houdt, om dat het geestelijk te lui of te bang is zich daaraan te wagen, maar die heili ge eenvoud, die eerlijk met werkelijke vragen worstelt, maar dan ook rustig onopgeloste vragen en die blijven er voorlopig voor het geloof legio in Gods hand durft te leggen, in het ver trouwen dat Hij er te zijner tijd ons het licht over zal doen opgaan. Die eeuwigheid des geloofs hebben wij thans dringend nodig. Wij torsen niet aan problemen, omdat dat mode is of omdat dat onze geestelijke „standing" verhoogt. Neen, wij kunnen en wij mo gen er niet aan voorbij lopen. Al was het alleen maar om het geestelijk wel zijn van onze jongere generatie en uit het oogpunt van dienst ook aan de we reld. Bavinck had in zijn dagen grote eer bied voor het Leger des Heils. Maar, zo als hij het zelf eens uitdrukte, één Vrije Universiteit, die haar roeping verstond, vond hij nog belangrijker dan tien le gers des heils. Want ja, het gaat om de eenvoud van het evangelie. Maar daar is in onze tijd zoveel, dat tallozen verhindert om die eenvoud van het evangelie te verstaan. En dat is toch juist de taak van de gelovige weten schapsbeoefening maar dan ook echt de gelovige wetenschapsbeoefening om alles te doen om die belemmerin gen uit de weg te ruimen en zo weer tot dié eenvoud van het evangelie de weg te banen." ,,Er is" zo schrijft ds. M. L. W. Schoch te Heemstede in „Canto die Vangelo" „een zekere wet der traag heid, ook in de kerk. Als je tot de kerk gangers zegt: „Nu gaan we zingen en nu moet u eens opletten, wat er pre cies met de muziek bedoeld is, hoe we dus moeten zingen", hoor je al gauw: „We zijn niet naar de zangschool geko men, maar naar de kerk." Dat is een vreemde reactie eigenlijk. In de kerk verschijn je voor de Heer, dat zullen we dus zo god mogelijk doen. Je komt bij de koningin ook* niet met ongewas sen handen. Maar dat verschijnen voor de Heer, zal ook wel eens betekenen: exerceren voor de Heer! De kerkdien sten zijn echter zo geworden dat ze veel weghebben van de schouwburg: er treedt een dominee, op en we gaan er gemakkelijk bij zitten. Dat is natuur lijk helemaal fout. Dat is luiheid en gemakzuchtigheid." Hoe komt het dat van confessionele zijde zoveel protest is aangetekend te gen de opvoering van Sartre's „De dui vel en God? Dat komt schrijft ds. J. Sperna Weiland in ..Kerk en Wereld", orgaan van de Vrijz. Hervormden omdat wij denken in schema's...." Dat is misschien onvermijdelijk, omdat we de veelheid van menselijke verhoudin gen overzichtelijk moeten -maken, maar het 'is tegelijk gevaarlijk. Wij rubrice ren: de een is gereformeerd en de an der katholiek, weer een ander is huma nist of hij is nihilist. Er zijn ook nog wat vage lieden, die het zelf niet goed weten en die zijn dan vrijzinnig. En wij hebben een schema van wat het wil zeggen gereformeerd te zijn, of katho liek te zijn enz. en benaderen de men selijke verhoudingen a travers dat sche ma. Dat wil zeggen: wij ontmoeten geen mensen, maar typen, stevig geschema tiseerd. Hij is gereformeerd en dus... Als wij dan iemand ontmoeten, die niet past in het schema, dan is hij niet meer „echt" gereformeerd enz. of hij is niet meer „echt" vrijzinnig. Ik meen te weten, dat ook dat wel eens voor komt. Dat alles kan nog iets minder hoffelijk en méér ter zake geformu leerd, door in het voorafgaande het woord schema te vervangen door eari- catuur. Zo is men nu op Le Diable et le bon Dieu afgestoven: ongezien het stuk was het wel zeker, dat het „godslasterlijk" moest zijn. zoals elders ongehoord de man wel zeker is, dat hij niet goed kan zijn, omdat hij vrijzinnig, of ook wel omdat hij orthodox is. Het is dit denken in schema's, dat ons in Neder land en ook in de Nederlandse Hervorm de kerk (en niet minder in de oecume ne) telkens parten speelt en de com municatie in de weg staat... Toch betekende het einde van het Nederlands bewind en de Engelse bezetting niet het einde van de Gereformeerde religie, hoewel vele kerkleden zich nu bij de Engelse kerk voegden, enerzijds wegens gebrek aan eigen geeste lijke verzorging, anderzijds omdat het bestuur van het eiland in Engelse handen was. Een groot deel van de inheemse bevolking viel echter weer terug in het heidendom en het aantal inheemse leden bedroeg in 1796 ruim een half miljoen. In de eerste vijftig jaar maakte de compagnie melding van 200.000 bekeer lingen, maar was nuchter genoeg om daarbij op te merken, dat de grote meerderheid kennelijk meer vanwege de voordelen aan het lidmaatschap ver bonden, dan uit overtuiging was toege treden. Daar er vanuit Holland echter nooit meer dan twaalf predikanten te gelijk voor het werk op Ceylon beschik baar werden gesteld, was goede pasto rale bearbeiding ten enenmale onmoge lijk en het valt dan ook niet te verwon deren, dat na de ineenstorting van het Nederlands gezag velen vanwege de voordelen of Anglikaan werden of terugvielen in het heidendom. Toch mag men niet zeggen dat de Ver. Oost. Ind. Compagnie niets deed voor Ceylon. Toen de V.O.C. wegtrok, liet men meer dan honderd kerken na en vele scho len met meer dan honderdduizend leer lingen. Een van de kerken, die tijdens deze periode werd gebouwd is de nu nog in gebruik zijnde Wolvendaalkerk, die met zijn plaatijzeren daken het ha venbeeld van Colombo beheerst. Het typische van de naam van deze kerk is, dat de kerk niet in een dal maar op een heuvel ligt en dat er op geheel Ceylon geen wolven voorkomen. De meest plausibele verklaring die men voor deze naam kan aanvoeren, is dat de Portugezen, die voor de Hol landers dit eiland koloniseerden, op de ze heuvel een kerk gebouwd hadden, die gewijd was aan Onze Lieve Vrouwe van Guadalupe. Dit zou in het Sinha lees verbasterd zijn tot Adillipu en vervolgens weer door de Hollanders te rugvertaald in het Portugees als Agoa de Luphe, dat is Wolvendaal. Scheen de Gereformeerde religie in Ceylon te hebben afgedaan en de to tale ineenstorting nabij, het kerkzegel getuigde dwars tegen alle situaties in en vormde zo ongetwijfeld een bron van inspiratie voor de weinige gere formeerde belijders. Zij slaagden erin om tenminste steeds één predikant in hun midden te hebben en klopten daarvoor aan bij de kerken van Schot land, Ierland, Zuid-Afrika en the Christian Reformed Church in Ameri ca en het is deze laatste kerk, die in de opbloei van de kerk op Ceylon een grote rol heeft gespeeld. De Chr. Reformed Church, stelde ten slotte meer predikanten voor het lang zaam groeiende werk beschikbaar. Het was deze kerk die haar seminarie open stelde voor hen die tot het predikambt geroepen werden. Deze kerk heeft de zelfde drie formulieren van Enigheid, die nog de belijdenis van de Dutch Re formed Church op Ceylon zijn. Zo groeide langzaam maar zeker, me de door de krachtige steun van de Ame rikaanse zusterkerk het werk uit. Ein delijk werd het rijsje weer een boom en telt de kerk op Ceylon nu zes predikan ten, drie van hen nog afkomstig uit r^E zondagsviering heeft ver- schillende eeuwen lang in het brandpunt van de belangstelling gestaan. In vroeger dagen lette zowel de burgerlijke als de kerkelijke over heid streng op de naleving van het vierde gebod. Zo was er in 1665 te Nieuwvliet bij Oostburg een boer die, vrezende dat het 's maandags zou regenen, 's zondags zijn kool zaad liet dorsen. De magistraat veroordeelde hem tot een boete van vijf gulden en elk van zijn arbeiders tot het betalen van 2.50. Te ARNEMUIDEN toornde ds Johan nes Molentiel tegen de sabbatschen ders. Vele vissers voeren op zondag uit. Toen de predikant tevergeefs de hulp van de vroedschap inriep, vertel de hij openlijk op de preekstoel, dat bedoelde heren geen knip voor de neus waard waren. Zij vonden dit een aan tasting van hun gezag, zodat besloten werd een spoedvergadering van de vroedschap bijeen te roepen. De vrij moedige predikant werd daar ter ver antwoording geroepen en kreeg te ho- Amerika. twee uit de oude „Burgher"- geslachten en één Sinhalese predikant. Allen ontvingen hun opleiding in de Ver. Staten in Grand Rapids. Verder heeft men nog twee Tamil en vier Sinhalese evangelisten, terwijl op het ogenblik twee studenten in de theologie in Grand Rapids vertoeven; zij hopen het vol gend jaar de kerk te kunnen gaan die nen. Deze maand hoopt men een begin te maken met een eigen opleiding voor evangelisten en ook hoopt men te ko men tot een eigen theologische oplei ding naar het voorbeeld van de theolo gische opleidingsschool in Geeiong, van de Reformed Churches in Australië en Nw. Zeeland. Dit vanwege het feit, dat een verblijf van vier jaar in de Ver. Staten de studenten van hun eigen om geving vervreemdt .en omdat de oplei dingsscholen in het nabijgelegen India, Bangalore en Serempore, te weinig po sitief zijn. Negen kerken zijn nu weer in gebruik terwijl er plannen bestaan om het oude kerkgebouw te Jaffna, dat in 1892 aan de regering werd overgedragen, weer in gebruik te stellen als evangelisatiepost. Verder onderhoudt de kerk zes Engelse, drie Sinhalese en twee tamilscholen. Ze venhonderd kinderen bezoeken de zon dagsscholen, vierhonderd de catechisa ties en ook worden bijbelkringen gehou den. Naast het werk in eigen gemeente neemt bij de D.R.C. het zendingswerk een grote plaats in. dat zich voorname lijk richt op de Hindoes en Boeddhis ten. Hoewel een grote tegenpropaganda vooral van Boeddhistische zijde gevoerd wordt, vinden toch elk jaar weer enke len de weg tot Christus. Zo was één der evangelisten vroeger Boeddhist. De plaats van de Dutch Refor med Church is in deze overwegend Boeddhistische omgeving verre van makkelijk het is een prac- tisch geïnsoleerde voorpost van het Gereformeerd Christendom maar zoals onlangs door iemand verklaard werd: Hoewel erg een zaam hebben we God en Zijn Woord. En dit bezit heeft het op Job 14 vers 7 geïnspireerde kerkzegel waar gemaakt: De kerk van Cey lon spruit weer, is zelfs sterker dan ooit tevoren, want het is een levende kerk. Van een medewerker voorkomen. Dat was de bejaarde Drent- co Y-xi-ori -. V .,,-.1 i Van een medewerker ODOORN. Ds. H. van Lunzen, vrijzinnig hervormd predikant te Odoorn en voorman van de Zwingli groep, heeft zich laten schrappen van de lijst van vrijzinnige predikanten, die jaarlijks in het jaarboek van de Vere niging van vrijzinnige hervormden wordt opgenomen Hij geeft daarvan kennis in zijn op groen papier gedrukte veertiendaags blad Zwingli. De reden is het feit dat niet-werkelijk vrijzinnigen op die lijst Avondmaal TN liet vorig artikel sprak ik met U over de betekenis van de openbare geloofs belijdenis. Onder meer werd toen gewezen op de samenhang tussen belijdenis doen en avondmaal. De a.s. lidmaat vraagt a.li.w. om toelating tot de tafel des Heren. Merkwaardig is echter het feit dat de nieu we lidmaten vaak slechts één keer na hun belijdenis aan het Avondmaal komen, en daarna voorgoed wegblijven. Men kan gerust of liever ongerust zeggen, dat er ook in de Hervormde Kerk een zeer matig avondmaalsbezoek valt te constateren. Er zijn gemeenten waar 90 procent van het aantal leden trouw aan gaat, maar ook waar slechts 3 procent deelneemt aan de avondmaalsviering. De teruggang in deze moet wel tot een ernstig nadenken stemmen. De Synode on zer kerk beschouwt de gegeven situatie zelfs als een mistoestand; temeer daar het in bepaalde streken voorkomt, dat lid maten. die menen niet te kunnen deelne men aan het Avondmaal, toch wèl, ver- of herkozen kunnen worden tot ambtsdra ger. Ter bezinning op bet vraagstuk, die dit sacrament met zich meebrengt, heeft de Generale Synode daarom een brochure gepubliceerd, getiteld „De deelname aan het Avondmaal". In dit geschriftje vinden wij o.a. een historisch overzicht, hoe men de loop der eenwen stond tegenover de zin van dit sacrament. Opvallend is te ver melden, dat tot aan de vierde, eeuw de deelname aan het Avondmaal in de Chris telijke Kerk algemeen is. Pas wanneer de tijd der vervolging de Kerk onder Constantijn de Grote volkskerk wordt, be ginnen de moeilijkheden. Er is dan sprake van een mijding, welk£ proces sinds de tiende eeuw nog bevorderd wordt door de biechtpraktijk en allerlei wefticisme. De grote huivering voor het Heilige; zet een zware domper op elke spontaniteit van de gelovige. Daar komt nog hij, dat volgens door ds. C. A. ODE te Biggekerke het Lateraanse concilie van 1215 als dog ma wordt aangenomen, dat brood en wijn hij het opdragen van de Mis veranderen in het lichaam en bloed van Christus. De idee ener geestelijke communie had tot ge volg dat de .Mis een ongrijpbaar mysterie werd, waarbij het eerder ging om de aan schouwing dan om een met de mond ont vangen van de tekenen. U\OOR de Reformatie heeft echter een grondige herziening plaats van de avondmaalsleer en praktijk. Zowel Lutlier, Zwingli als Calvijn sporen aan tot viering. Aanvankelijk vindt dit ook weer klank in de Nederlander. De prediking en liet huisbezoek doen hieraan veel ten goe de. Wie Christus belijdt, moet Hem ook be lijden in het „verkondigen van de dood des Heren." Daarna treedt echter weer een periode van verval in. De belijdenis der Kerk wordt wel als een plicht be schouwd doch de avondmaalsviering niet. De geest van de Nadere Reformatie heeft in deze geen goed gedaan. De prediking wordt in sterke mate „kenmerken-predi- king". Het fundament van het geloof gaat men zoeken in z.g. „inwendige genade", in plaats van in Jezus Christus Zelf. Ook liet modernisme wist de diepe betekenis van het Avondmaal niet naar zijn juiste waarde te schatten. Gelukkig neemt de Synode waar in onze tijd zowel bij „rechtzinnigen" als „vrijzinnigen" weer een kentering komt en de behoefte aan de viering toeneemt. Bo vendien krijgt liet sacramenteel gebeuren rijker inhoud, omdat niet slechts gespro ken wordt over het lijden en sterven van de Heer, maar ook over de gemeenschap met Christus en elkaar en de verwachting van het Rijk dat komt. Meer oog krijgt men dus voor de drie noties van het sa crament: het verleden, het lieden en de toekomst. T.JIERNAAST vragen evénwel allerlei misverstanden rond het Heilig Avond maal onze aandacht. Het leven van de en keling wordt soms niet heilig genoeg ge zien oni „zomaar" aan te gaan. Men kan zich gemakkelijk een oordeel eten en drin ken op grond van de onwaardigheid van de mens. Ben ik wel goed genoeg om met zo'n heilig sacrament in aanraking te ko men; ik voel namelijk niet dat er vooraf iets met mij is gebeurd. En anderen schui ven maar veel te gemakkelijk aan Deze en dergelijke opmerkingen vallen ook lie den ten dage te beluisteren. Begrijpelijk is wel maar is het ook juist? Mag ik U dan allereerst eens vragen: zijn wij allen als mensen niet onwaardig? Er is niets op aarde zo democratisch als met name de godsdienst. Allen staan wij voor God gelijk en derven Zijn Heerlijk heid. Zo heeft Jezus zich over de kwaliteit der deelgenoten aan het laatste Avond maal niet uitgesproken. De kring was hij- een, zoals zij door Hem samengeroepen was. Judas de verrader, Simon Petrus, die Jezus diezelfde avond drie maal zou ver loochenen, Thomas, die aanvankelijk niet in de Opstanding kon geloven. Wie dus enige waardigheid in zich zelf wil zoeken, zal tevergeefs blijven zoeken. Het Avond maal predikt juist, dat wij alles buiten ons zelf zullen zoeken en alleen in God zullen vinden. Dit sacrament vraagt niet om een demonstratie van ons geloof, maar laat ons de belofte Gods in Jezus Christus zien. Niet de zondige mens mag in het middelpunt staan, maar de opdracht van Christus: „Doet dit tot mijn gedachtenis". ^ERECHT wordt er soms op gewezen, dat sommigen de schijn wekken zich op een voetstuk te plaatsen door automatisch bij elk Avondmaal aanwezig te zijn, als of het alleen maar een feestgang is in plaats van heilige ernst. Zelfonderzoek is immers in dit verband telkens opnieuw on ontbeerlijk! MaarU, die niet aangaat, loopt U niet evenzeer het gevaar U op een verhoging te plaatsen, maar dan in het oog van de He- re God? Wilt U dan eerst God iets aanbie den, (de verzekering dat U heter gaat le ven bijv.) voordat Hij U het Zijne wil ge ven, Zijn vergevingsgezinde Liefde? Zo on dermijnt U het „alles" van Gods kant, door de belofte uwerzijds. Het gaat er toch om alles van Hem te verwachten en niet allerlei bekeringservaringen van U zelf te verhalen. Ee goede werken zijn geen voor waarden tot, maar vruchten van de ge meenschap met de gekruisigde en opge stane Heer: „Jezus, niet mijn eigen kracht. Niet liet werk door mij volbracht Niet het offer dat ik breng Niet de tranen die ik pleng, Schoon ik ganse nachten ween, Kunnen redden, Gij alleen." Wie dit gaat inzien, wordt van veel krampachtigheid verlost. De angst voor de Heilige God gaat dan wijken voor de vreze en genade des Heren. De vrijmoe digheid tot God wint het dan van een on geestelijk op zichzelf blijven staren iii vrij blijvendheid. Er komt beweging in uw le ven door de bewogenheid van de Vader, die reeds alles in het offer van Zijn Zoon voor U volbracht heeft. En deze Bijbelse visie schenkt U alleen maar dankbare ge hoorzaamheid aan de dringende uitnodiging „Komt, want alle dingen zijn gereed". 'voorkomen. Dat was de bejaarde Drent se predikant al vele jaren een erger nis: al die orthodoxen in een vrijzinnig Jaarboek. Geestelijke onzindelijkheid noemt hij dat. Directe aanleiding was een rede van prof. dr. J. de Graaf de Derde-Weg man, die als enige vrijzinnige hoogle raar doceert aan de orthodoxe theolo gische faculteit te Utrecht waarin deze hoogleraar kritiek leverde op de vrijzinnigheid. Dat deed, aldus ds. Van Lunzen, de maat overlopen. Het kerkblad van Odoorn bevatte eon artikel onder de titel „Wat ,Pasen' be tekent voor de moderne mens, dat is: voor de denkende mens der 20ste eeuw". We laten het hier volgen: ..Volgens het bijbelverhaal zou de stichter van de christelijke gods dienst, Jezus, nadat zijn gestorven lichaam in de grafspelonk van Jozef van Arimathea was neergelegd, li chamelijk weer uit dat graf zijn op gestaan en in die „herrezen" stoffe lijke gedaante door verscheidene men sen gezien zijn, om dan na 40 dagen rondwandeling op aarde lichamelijk ten Hemel te varen (Hemelvaarts dag). - De moderne mens weet, dat dit verhaal geen werkelijk ge beurd voorval betekent, maar dat het een gelijkenis is. Het lichaam, ook van de beroemdste mens is stof, dat Wederkeert tot stof. Daarom wil deze gelijkenis zeggen: het diepste wezen van de mens, die Jezus heette: zijn geest, zijn ziel, zijn wezenskern, kon niet gekruisigd, niet gedood of „be graven"'worden. Deze ontsteeg aan het stoffelijke lijf tot een vorm van Hoger Leven, waarin de Christen ver trouwt en gelooft als te zijn de be stemming van iedere menselijke ziel. Wij weten niet het „hoe" der gees- tes-onsterfelijkheid, maar wij geloven dat zij er is. Daarom is Pasen voor ons: het glorie-volle geheim. „Glo rie-vol" omdat het wonder-heerlijk, onuitsprekelijk groots is, dat in het „aarden vat" van het menselijk li chaam een vonk van God's Eeuwig heid woont. Maar het blijft een „ge heim" omdat het ondoorgrondelijk is voor menselijke hersens." Aldus het kerkblaadje. „Jij bent als een hond TAE afgescheiden dominee Ledeboer uit ■1J Benthuizen heeft in tal van plaatsen oud-gereformeerde groepen in de predi king gediend en hij was bij velen zeer geliefd. Hij geniet nog grote achting. Dat bleek ds. Jac. van Dijk, hervormd predikant te Nijkerk, die in een jeugd- samenkomst te Ouderkerk aan de Am- stel sprak. Hij vertelt er over in de hervormde Kerkbode van de classis Harderwijk. „In het verloop van mijn betoogje zei ren dat hij of openlijk van de preek stoel de beledigende woorden moest intrekken of geschorst zou worden. Hij koos het eerste. Onnodig te zeggen, dat de volgende zondag de kerk over vol was. Iedereen wilde dominee's schuldbelijdenis aanhoren. Groot was de verwondering van de hoorders toen tegen het einde van de dienst de ver klaring kwam. Ze luidde ongeveer als volgt: ..Vorige week heb ik u meege deeld, dat de vroedschap van Arne- muiden geen knip voor de neus waard is. Deze woorden herroep ik door hier openlijk te verklaren dat on ze vroedschap wel een knip voor de neus waard is!". Uit de notulen van de kerkeraad te NISSE blijkt, dat men zich o.a. 14 maart 1649 uitvoerig heeft beziggehou den met het kermisvraagstuk, Ds. Jo hannes de Koning (naar de gewoonte van die tijd verlatijnste hij zijn naam meestal en noemde zich Regius) con stateerde tot zijn genoegen, dat een jaar geleden de kermis te Wemeldinge „heeft connen afgeschaft worden". Men zou er bij de ambachtsheer van Nisse „vriendelijk met reden" op aandringen dat deze het plaatsen van kermiskra men verbiedt, terwijl men via de preek stoel de gemeente „nader en ernsti ger als voor dezen" zou waarschuwen. Een staaltje van volksbijgeloof treft men in de notulen van die gemeente van 30 september 1684 aan. In die tijd is ds. Godefridus Deys er predikant. Neeltje Kruppe heeft wegens vertrek haar attestatie opgevraagd. Ze had ech ter kort tevoren naalden en spelden ge kookt. En dit vond de kerkeraad een reden om haar voorlopig geen gunstig getuigenis mee te geven. De magistraat van GOES vaardigde 24 juli 1679 een verbod uit tegen de re derijkerskamer en bepaalde, dat het „boeck", de juwelen etc. ten stadhuize moesten ingeleverd worden en dat de vergaderingen verboden werden. Node heeft men hieraan voldaan, doch twee jaar later zijn de bescheiden aan Mi- chiel Brouwersput, één der bestuursle den, teruggegeven. Ds. Wilhelmus Spandau te OU DELANDE diende in 1700 namens zijn kerkeraad bij Je classis een klacht in over de uitspattingen bij kermissen en gedurende de landjuwelen (wedstrij den) van de rederijkers. Naar aanlei ding hiervan besloot de classis dat in alle kerken die onder haar ressorteer den zou worden afgekondigd, dat alle lidmaten die rederijker waren gecensu reerd zouden worden. Deze maatregel was echter niet welgevallig in de ogen van de katholieke ambachtsheren. Aan gezien ze in financieel opzicht wel wat met de kerk te maken hadden, bleken hun woorden spoedig meer dan een dreigement. Zo weigerden een aantal van hen de classicale onkosten van de predikanten te betalen. Zelfs 22 jaar later ontvingen bijv. de predikanten Ossewaar- de te Baarland en Harinck te Oudelande nog steeds geen vergoeding voor hun onkosten. En dat nog wel ondanks het feit, dat eerstgenoemde beloofd had zijn jaarlijkse vergoeding meteen na ont vangst aan de kerk te zullen afdragen omdat deze nodig hersteld moest wor den en hij liever wat minder inkomen had als hij daardoor kon bewerkstelli gen, dat hij 's zondags op de preek stoel geen last zou hebben van sneeuw, regen of wind. Eindelijk hebben de staten van Zee land, die hierover herhaaldelijk aange schreven waren, de landjuwelen verbo den. Ondanks dit verbod hielden de re derijkers van 's-Gravenpolder later nog een wedstrijd, waarbij ze het beeld van de beschermheilige van die gemeente, Sinte Barbare, ronddroegen, een gebeur tenis die veel stof deed opwaaien. ik dat het eenvoudig was om je te la ten schorsen of uitzetten. Ds. Ledeboer was een man die de Here vreesde, maar het was op z'n zachtst gezegd vreemd hoe hij op 8 november 1840 handelde. Hij smeet het gezangenboek en de reglementenbundel (ik begrijp niet dat een reglementenbundel op de preekstoel lag!) van de kansel en na afloop van de dienst ging hij met z'n gemeente beide boeken begraven in de tuin van een door hem onlangs aange kocht burgemeestershuis. Nu kan toch iedereen wel snappen dat, wanneer ik de gezangenbundel en de kerkorde van de preekstoel in Nijkerk slinger en die boeken na beëindiging van de kerkdienst ergens ga begraven met de hele gemeente achter me, het classi caal bestuur toch wel even een onder zoek zal instellen!? Ds. Ledeboer was een oprecht chris ten, maar deze daad was nogal specta culair. Uit Ouderkerk ontving ik nu een „prachtige" brief. Ik wil u ervan mee laten „genieten." „Ds. Jac. van Dijk. Aangezien jij hier op zaterdagavond voor de jeugd bent weze prate, heb ik ook een woord aan jou. Jij most je schame om de overleden Godzalige ds. Ledeboer uit te gaan staan make, is dat de jongemense in- lichte, jij bent een radiodominee, jij spreekt voor de ratelkast van de duivel, 't is laag met je afgeloope, jij bent als een hond tot je uitbraaksel weder gekeerd. God zal jou straffe, om je uitbraake over wijle de Godzalige Ledeboer. En dat je nooit in d'r eeuwigheid meer op Ouderkerk komt, zulke kunne we hier wel missen. Jou verstand brengt je tot razernij. Hoogachtend," Amerikaanse zendelingen in Ecuador hebben bij het State Department in Washington geprotesteerd tegen het feit, dat de pauselijke Nuntius in Ecuador werd uitgenodigd om het nieuwe am bassadegebouw te Quito te zegenen. De zendelingen zijn van mening, dat indien de regering een priester wenste uit te nodigen om het gebouw te zegenen een dergelijke uitnodiging ook aan de pro testantse denominaties behoorde gedaan te worden en voorts dat het meer in de lijn gelegen had indien een priester uit Amerika of Ecuador de plechtig- heid verricht had en niet een priester uit Italië, die het Vaticaan vertegen woordigt, een staat waar namelijk de Verenigde Staten geen diplomatieke be trekkingen mee onderhouden. De Amerikaanse Rooms Katholieke theoloog Francis J. Connel, C. S.S. R heeft in een artikel in „American Ec clesiastical Review" uiteengezet, dat een r.k. president van de Verenigde Sta ten bij een bezoek aan of ontvangst van een bisschop of een kardinaal niet zal hoeven te knielen noch de ring van de ze kerkelijke hoogwaardigheidsbekleder te kussen. Dat omdat de president zijn medeburgers vertegenwoordigt waarvan velen geen waarde hechten aan speciaal eerbetoon jegens r.k. kerkvors ten. Connel wijst erop hoe in dit geval de president met een handdruk kan vol staan. Waarmee weer een probleem rond een r.k. president van de Ver. Sta ten uit de wereld is.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1961 | | pagina 13