Kerkelijke tucht in het
verleden
sterker dan ooit tevoren
KOLONISTENKERK
BOEKET
Ds. H. v. Lunzen (Zwingiibond) laat
zich schrappen als vrz. predikant
The Dutch Reformed Church of Ceylon
HERLEVING
CIJFERS
Is de viering van hei
vrijblijvend?
Zaterdag 15 april 1961
ZEEUWSCH DAGBLAD
Pag. 13
ZONDAGSVIERING. KERMISSEN, REDERIJKER
EENVOUD
EXERCEREN
IN SCHEMA'S
Ds. Ledeboer aangevallen
Nisse
Goes
Oudelande
Gewijde ambassade
BOOMSTRONK BOTTE UIT
II IT het geloof, dat het vertrek van de
meeste Nederlanders uit Ceylon onmo
gelijk het einde van de Gereformeerde Kerk
op dit eiland kon betekenen werd in de
jaren rond het begin van de negentiende
eeuw het kerkzegel van de Dutch Reformed
Church in Ceylon geboren. Een afgehou
wen boomstronk, waaraan enkele jonge
twijgen ontspruiten met er omheen de woor
den: „Spes est, regerminat" - er is hoop,
want hij ontspruit weer.
Van dit weer ontspruiten was echter in de
jaren dat dit zegel werd ontworpen, weinig
te zien. Integendeel, in deze dagen was het
dieptepunt bereikt. Daarom spreekt uit dit
zegel de geloofsvisie van die weinige op
Ceylon achtergebleven Gereformeerden.
Slechts één predikant van de twaalf was
overgebleven en van de kerkeraden beston
den nog slechts die van Colombo, Galle en
Jaffna, toen de meeste Nederlanders het
eiland hadden ontruimd, waarmee een einde
kwam aan anderhalve eeuw Nederlands
bewind en daarmee aan de bloeitijd van de
Gereformeerde Kerk op dit eiland.
Prof. dr. G. Brillenburg Wurth schreef
in Gereformeerd Weekblad over een
voud in het geloof.
,,'k Ben nog altijd dankbaar, dat ik
persoonlijk aan de voeten van iemand
als Bavinck gezeten heb. Wat ons in
hem altijd zo boeide was, dat deze gro
te geleerde, ja, inderdaad, door allerlei
geestelijke en wetenschappelijke worste
ling heen wéér tot de eenvoudigheid des
geloofs gekomen was. Maar dan tot de
echte eenvoudigheid des geloofs! Niet
dat goedkope simplicisme, dat zich al
lerlei problemen van het lijf houdt, om
dat het geestelijk te lui of te bang is
zich daaraan te wagen, maar die heili
ge eenvoud, die eerlijk met werkelijke
vragen worstelt, maar dan ook rustig
onopgeloste vragen en die blijven er
voorlopig voor het geloof legio in
Gods hand durft te leggen, in het ver
trouwen dat Hij er te zijner tijd ons
het licht over zal doen opgaan.
Die eeuwigheid des geloofs hebben wij
thans dringend nodig. Wij torsen niet
aan problemen, omdat dat mode is of
omdat dat onze geestelijke „standing"
verhoogt. Neen, wij kunnen en wij mo
gen er niet aan voorbij lopen. Al was
het alleen maar om het geestelijk wel
zijn van onze jongere generatie en uit
het oogpunt van dienst ook aan de we
reld.
Bavinck had in zijn dagen grote eer
bied voor het Leger des Heils. Maar, zo
als hij het zelf eens uitdrukte, één Vrije
Universiteit, die haar roeping verstond,
vond hij nog belangrijker dan tien le
gers des heils. Want ja, het gaat om de
eenvoud van het evangelie.
Maar daar is in onze tijd zoveel, dat
tallozen verhindert om die eenvoud van
het evangelie te verstaan. En dat is toch
juist de taak van de gelovige weten
schapsbeoefening maar dan ook echt
de gelovige wetenschapsbeoefening
om alles te doen om die belemmerin
gen uit de weg te ruimen en zo weer
tot dié eenvoud van het evangelie de
weg te banen."
,,Er is" zo schrijft ds. M. L. W.
Schoch te Heemstede in „Canto die
Vangelo" „een zekere wet der traag
heid, ook in de kerk. Als je tot de kerk
gangers zegt: „Nu gaan we zingen en
nu moet u eens opletten, wat er pre
cies met de muziek bedoeld is, hoe we
dus moeten zingen", hoor je al gauw:
„We zijn niet naar de zangschool geko
men, maar naar de kerk." Dat is een
vreemde reactie eigenlijk. In de kerk
verschijn je voor de Heer, dat zullen
we dus zo god mogelijk doen. Je komt
bij de koningin ook* niet met ongewas
sen handen. Maar dat verschijnen voor
de Heer, zal ook wel eens betekenen:
exerceren voor de Heer! De kerkdien
sten zijn echter zo geworden dat ze veel
weghebben van de schouwburg: er
treedt een dominee, op en we gaan er
gemakkelijk bij zitten. Dat is natuur
lijk helemaal fout. Dat is luiheid en
gemakzuchtigheid."
Hoe komt het dat van confessionele
zijde zoveel protest is aangetekend te
gen de opvoering van Sartre's „De dui
vel en God? Dat komt schrijft ds. J.
Sperna Weiland in ..Kerk en Wereld",
orgaan van de Vrijz. Hervormden
omdat wij denken in schema's...." Dat
is misschien onvermijdelijk, omdat we
de veelheid van menselijke verhoudin
gen overzichtelijk moeten -maken, maar
het 'is tegelijk gevaarlijk. Wij rubrice
ren: de een is gereformeerd en de an
der katholiek, weer een ander is huma
nist of hij is nihilist. Er zijn ook nog
wat vage lieden, die het zelf niet goed
weten en die zijn dan vrijzinnig. En
wij hebben een schema van wat het wil
zeggen gereformeerd te zijn, of katho
liek te zijn enz. en benaderen de men
selijke verhoudingen a travers dat sche
ma. Dat wil zeggen: wij ontmoeten geen
mensen, maar typen, stevig geschema
tiseerd. Hij is gereformeerd en dus...
Als wij dan iemand ontmoeten, die niet
past in het schema, dan is hij niet
meer „echt" gereformeerd enz. of hij
is niet meer „echt" vrijzinnig. Ik meen
te weten, dat ook dat wel eens voor
komt. Dat alles kan nog iets minder
hoffelijk en méér ter zake geformu
leerd, door in het voorafgaande het
woord schema te vervangen door eari-
catuur.
Zo is men nu op Le Diable et le bon
Dieu afgestoven: ongezien het stuk was
het wel zeker, dat het „godslasterlijk"
moest zijn. zoals elders ongehoord de
man wel zeker is, dat hij niet goed
kan zijn, omdat hij vrijzinnig, of ook
wel omdat hij orthodox is. Het is dit
denken in schema's, dat ons in Neder
land en ook in de Nederlandse Hervorm
de kerk (en niet minder in de oecume
ne) telkens parten speelt en de com
municatie in de weg staat...
Toch betekende het einde van
het Nederlands bewind en de
Engelse bezetting niet het einde
van de Gereformeerde religie,
hoewel vele kerkleden zich nu bij
de Engelse kerk voegden, enerzijds
wegens gebrek aan eigen geeste
lijke verzorging, anderzijds omdat
het bestuur van het eiland in
Engelse handen was. Een groot
deel van de inheemse bevolking
viel echter weer terug in het
heidendom en het aantal inheemse
leden bedroeg in 1796 ruim een
half miljoen.
In de eerste vijftig jaar maakte de
compagnie melding van 200.000 bekeer
lingen, maar was nuchter genoeg om
daarbij op te merken, dat de grote
meerderheid kennelijk meer vanwege
de voordelen aan het lidmaatschap ver
bonden, dan uit overtuiging was toege
treden. Daar er vanuit Holland echter
nooit meer dan twaalf predikanten te
gelijk voor het werk op Ceylon beschik
baar werden gesteld, was goede pasto
rale bearbeiding ten enenmale onmoge
lijk en het valt dan ook niet te verwon
deren, dat na de ineenstorting van het
Nederlands gezag velen vanwege de
voordelen of Anglikaan werden of
terugvielen in het heidendom. Toch mag
men niet zeggen dat de Ver. Oost. Ind.
Compagnie niets deed voor Ceylon.
Toen de V.O.C. wegtrok, liet men meer
dan honderd kerken na en vele scho
len met meer dan honderdduizend leer
lingen. Een van de kerken, die tijdens
deze periode werd gebouwd is de nu
nog in gebruik zijnde Wolvendaalkerk,
die met zijn plaatijzeren daken het ha
venbeeld van Colombo beheerst. Het
typische van de naam van deze kerk
is, dat de kerk niet in een dal maar op
een heuvel ligt en dat er op
geheel Ceylon geen wolven voorkomen.
De meest plausibele verklaring die
men voor deze naam kan aanvoeren,
is dat de Portugezen, die voor de Hol
landers dit eiland koloniseerden, op de
ze heuvel een kerk gebouwd hadden,
die gewijd was aan Onze Lieve Vrouwe
van Guadalupe. Dit zou in het Sinha
lees verbasterd zijn tot Adillipu en
vervolgens weer door de Hollanders te
rugvertaald in het Portugees als Agoa
de Luphe, dat is Wolvendaal.
Scheen de Gereformeerde religie in
Ceylon te hebben afgedaan en de to
tale ineenstorting nabij, het kerkzegel
getuigde dwars tegen alle situaties in
en vormde zo ongetwijfeld een bron
van inspiratie voor de weinige gere
formeerde belijders. Zij slaagden erin
om tenminste steeds één predikant in
hun midden te hebben en klopten
daarvoor aan bij de kerken van Schot
land, Ierland, Zuid-Afrika en the
Christian Reformed Church in Ameri
ca en het is deze laatste kerk, die in
de opbloei van de kerk op Ceylon een
grote rol heeft gespeeld.
De Chr. Reformed Church, stelde ten
slotte meer predikanten voor het lang
zaam groeiende werk beschikbaar. Het
was deze kerk die haar seminarie open
stelde voor hen die tot het predikambt
geroepen werden. Deze kerk heeft de
zelfde drie formulieren van Enigheid,
die nog de belijdenis van de Dutch Re
formed Church op Ceylon zijn.
Zo groeide langzaam maar zeker, me
de door de krachtige steun van de Ame
rikaanse zusterkerk het werk uit. Ein
delijk werd het rijsje weer een boom en
telt de kerk op Ceylon nu zes predikan
ten, drie van hen nog afkomstig uit
r^E zondagsviering heeft ver-
schillende eeuwen lang in het
brandpunt van de belangstelling
gestaan.
In vroeger dagen lette zowel de
burgerlijke als de kerkelijke over
heid streng op de naleving van het
vierde gebod. Zo was er in 1665 te
Nieuwvliet bij Oostburg een boer
die, vrezende dat het 's maandags
zou regenen, 's zondags zijn kool
zaad liet dorsen. De magistraat
veroordeelde hem tot een boete
van vijf gulden en elk van zijn
arbeiders tot het betalen van 2.50.
Te ARNEMUIDEN toornde ds Johan
nes Molentiel tegen de sabbatschen
ders. Vele vissers voeren op zondag
uit. Toen de predikant tevergeefs de
hulp van de vroedschap inriep, vertel
de hij openlijk op de preekstoel, dat
bedoelde heren geen knip voor de neus
waard waren. Zij vonden dit een aan
tasting van hun gezag, zodat besloten
werd een spoedvergadering van de
vroedschap bijeen te roepen. De vrij
moedige predikant werd daar ter ver
antwoording geroepen en kreeg te ho-
Amerika. twee uit de oude „Burgher"-
geslachten en één Sinhalese predikant.
Allen ontvingen hun opleiding in de Ver.
Staten in Grand Rapids. Verder heeft
men nog twee Tamil en vier Sinhalese
evangelisten, terwijl op het ogenblik
twee studenten in de theologie in Grand
Rapids vertoeven; zij hopen het vol
gend jaar de kerk te kunnen gaan die
nen. Deze maand hoopt men een begin
te maken met een eigen opleiding voor
evangelisten en ook hoopt men te ko
men tot een eigen theologische oplei
ding naar het voorbeeld van de theolo
gische opleidingsschool in Geeiong, van
de Reformed Churches in Australië en
Nw. Zeeland. Dit vanwege het feit, dat
een verblijf van vier jaar in de Ver.
Staten de studenten van hun eigen om
geving vervreemdt .en omdat de oplei
dingsscholen in het nabijgelegen India,
Bangalore en Serempore, te weinig po
sitief zijn.
Negen kerken zijn nu weer in gebruik
terwijl er plannen bestaan om het oude
kerkgebouw te Jaffna, dat in 1892 aan
de regering werd overgedragen, weer in
gebruik te stellen als evangelisatiepost.
Verder onderhoudt de kerk zes Engelse,
drie Sinhalese en twee tamilscholen. Ze
venhonderd kinderen bezoeken de zon
dagsscholen, vierhonderd de catechisa
ties en ook worden bijbelkringen gehou
den. Naast het werk in eigen gemeente
neemt bij de D.R.C. het zendingswerk
een grote plaats in. dat zich voorname
lijk richt op de Hindoes en Boeddhis
ten. Hoewel een grote tegenpropaganda
vooral van Boeddhistische zijde gevoerd
wordt, vinden toch elk jaar weer enke
len de weg tot Christus. Zo was één
der evangelisten vroeger Boeddhist.
De plaats van de Dutch Refor
med Church is in deze overwegend
Boeddhistische omgeving verre
van makkelijk het is een prac-
tisch geïnsoleerde voorpost van
het Gereformeerd Christendom
maar zoals onlangs door iemand
verklaard werd: Hoewel erg een
zaam hebben we God en Zijn
Woord.
En dit bezit heeft het op Job 14
vers 7 geïnspireerde kerkzegel
waar gemaakt: De kerk van Cey
lon spruit weer, is zelfs sterker
dan ooit tevoren, want het is een
levende kerk.
Van een medewerker voorkomen. Dat was de bejaarde Drent-
co Y-xi-ori -. V .,,-.1 i
Van een medewerker
ODOORN. Ds. H. van Lunzen,
vrijzinnig hervormd predikant te
Odoorn en voorman van de Zwingli
groep, heeft zich laten schrappen van
de lijst van vrijzinnige predikanten, die
jaarlijks in het jaarboek van de Vere
niging van vrijzinnige hervormden wordt
opgenomen
Hij geeft daarvan kennis in zijn op
groen papier gedrukte veertiendaags
blad Zwingli. De reden is het feit dat
niet-werkelijk vrijzinnigen op die lijst
Avondmaal
TN liet vorig artikel sprak ik met U over
de betekenis van de openbare geloofs
belijdenis. Onder meer werd toen gewezen
op de samenhang tussen belijdenis doen
en avondmaal. De a.s. lidmaat vraagt
a.li.w. om toelating tot de tafel des Heren.
Merkwaardig is echter het feit dat de nieu
we lidmaten vaak slechts één keer na hun
belijdenis aan het Avondmaal komen, en
daarna voorgoed wegblijven.
Men kan gerust of liever ongerust
zeggen, dat er ook in de Hervormde Kerk
een zeer matig avondmaalsbezoek valt te
constateren. Er zijn gemeenten waar 90
procent van het aantal leden trouw aan
gaat, maar ook waar slechts 3 procent
deelneemt aan de avondmaalsviering.
De teruggang in deze moet wel tot een
ernstig nadenken stemmen. De Synode on
zer kerk beschouwt de gegeven situatie
zelfs als een mistoestand; temeer daar
het in bepaalde streken voorkomt, dat lid
maten. die menen niet te kunnen deelne
men aan het Avondmaal, toch wèl, ver-
of herkozen kunnen worden tot ambtsdra
ger. Ter bezinning op bet vraagstuk, die
dit sacrament met zich meebrengt, heeft
de Generale Synode daarom een brochure
gepubliceerd, getiteld „De deelname aan
het Avondmaal". In dit geschriftje vinden
wij o.a. een historisch overzicht, hoe men
de loop der eenwen stond tegenover de
zin van dit sacrament. Opvallend is te ver
melden, dat tot aan de vierde, eeuw de
deelname aan het Avondmaal in de Chris
telijke Kerk algemeen is. Pas wanneer
de tijd der vervolging de Kerk onder
Constantijn de Grote volkskerk wordt, be
ginnen de moeilijkheden. Er is dan sprake
van een mijding, welk£ proces sinds de
tiende eeuw nog bevorderd wordt door de
biechtpraktijk en allerlei wefticisme. De
grote huivering voor het Heilige; zet een
zware domper op elke spontaniteit van de
gelovige. Daar komt nog hij, dat volgens
door ds. C. A. ODE
te Biggekerke
het Lateraanse concilie van 1215 als dog
ma wordt aangenomen, dat brood en wijn
hij het opdragen van de Mis veranderen in
het lichaam en bloed van Christus. De
idee ener geestelijke communie had tot ge
volg dat de .Mis een ongrijpbaar mysterie
werd, waarbij het eerder ging om de aan
schouwing dan om een met de mond ont
vangen van de tekenen.
U\OOR de Reformatie heeft echter een
grondige herziening plaats van de
avondmaalsleer en praktijk. Zowel Lutlier,
Zwingli als Calvijn sporen aan tot
viering. Aanvankelijk vindt dit ook weer
klank in de Nederlander. De prediking en
liet huisbezoek doen hieraan veel ten goe
de. Wie Christus belijdt, moet Hem ook be
lijden in het „verkondigen van de dood
des Heren." Daarna treedt echter weer
een periode van verval in. De belijdenis
der Kerk wordt wel als een plicht be
schouwd doch de avondmaalsviering niet.
De geest van de Nadere Reformatie heeft
in deze geen goed gedaan. De prediking
wordt in sterke mate „kenmerken-predi-
king". Het fundament van het geloof gaat
men zoeken in z.g. „inwendige genade",
in plaats van in Jezus Christus Zelf. Ook
liet modernisme wist de diepe betekenis
van het Avondmaal niet naar zijn juiste
waarde te schatten.
Gelukkig neemt de Synode waar
in onze tijd zowel bij „rechtzinnigen" als
„vrijzinnigen" weer een kentering komt en
de behoefte aan de viering toeneemt. Bo
vendien krijgt liet sacramenteel gebeuren
rijker inhoud, omdat niet slechts gespro
ken wordt over het lijden en sterven van
de Heer, maar ook over de gemeenschap
met Christus en elkaar en de verwachting
van het Rijk dat komt. Meer oog krijgt
men dus voor de drie noties van het sa
crament: het verleden, het lieden en de
toekomst.
T.JIERNAAST vragen evénwel allerlei
misverstanden rond het Heilig Avond
maal onze aandacht. Het leven van de en
keling wordt soms niet heilig genoeg ge
zien oni „zomaar" aan te gaan. Men kan
zich gemakkelijk een oordeel eten en drin
ken op grond van de onwaardigheid van
de mens. Ben ik wel goed genoeg om met
zo'n heilig sacrament in aanraking te ko
men; ik voel namelijk niet dat er vooraf
iets met mij is gebeurd. En anderen schui
ven maar veel te gemakkelijk aan Deze
en dergelijke opmerkingen vallen ook lie
den ten dage te beluisteren. Begrijpelijk is
wel maar is het ook juist?
Mag ik U dan allereerst eens vragen:
zijn wij allen als mensen niet onwaardig?
Er is niets op aarde zo democratisch als
met name de godsdienst. Allen staan wij
voor God gelijk en derven Zijn Heerlijk
heid. Zo heeft Jezus zich over de kwaliteit
der deelgenoten aan het laatste Avond
maal niet uitgesproken. De kring was hij-
een, zoals zij door Hem samengeroepen
was.
Judas de verrader, Simon Petrus, die
Jezus diezelfde avond drie maal zou ver
loochenen, Thomas, die aanvankelijk niet
in de Opstanding kon geloven. Wie dus
enige waardigheid in zich zelf wil zoeken,
zal tevergeefs blijven zoeken. Het Avond
maal predikt juist, dat wij alles buiten ons
zelf zullen zoeken en alleen in God zullen
vinden. Dit sacrament vraagt niet om een
demonstratie van ons geloof, maar laat ons
de belofte Gods in Jezus Christus zien. Niet
de zondige mens mag in het middelpunt
staan, maar de opdracht van Christus:
„Doet dit tot mijn gedachtenis".
^ERECHT wordt er soms op gewezen, dat
sommigen de schijn wekken zich op
een voetstuk te plaatsen door automatisch
bij elk Avondmaal aanwezig te zijn, als
of het alleen maar een feestgang is in
plaats van heilige ernst. Zelfonderzoek is
immers in dit verband telkens opnieuw on
ontbeerlijk!
MaarU, die niet aangaat, loopt U niet
evenzeer het gevaar U op een verhoging te
plaatsen, maar dan in het oog van de He-
re God? Wilt U dan eerst God iets aanbie
den, (de verzekering dat U heter gaat le
ven bijv.) voordat Hij U het Zijne wil ge
ven, Zijn vergevingsgezinde Liefde? Zo on
dermijnt U het „alles" van Gods kant,
door de belofte uwerzijds. Het gaat er toch
om alles van Hem te verwachten en niet
allerlei bekeringservaringen van U zelf te
verhalen. Ee goede werken zijn geen voor
waarden tot, maar vruchten van de ge
meenschap met de gekruisigde en opge
stane Heer:
„Jezus, niet mijn eigen kracht.
Niet liet werk door mij volbracht
Niet het offer dat ik breng
Niet de tranen die ik pleng,
Schoon ik ganse nachten ween,
Kunnen redden, Gij alleen."
Wie dit gaat inzien, wordt van veel
krampachtigheid verlost. De angst voor
de Heilige God gaat dan wijken voor de
vreze en genade des Heren. De vrijmoe
digheid tot God wint het dan van een on
geestelijk op zichzelf blijven staren iii vrij
blijvendheid. Er komt beweging in uw le
ven door de bewogenheid van de Vader,
die reeds alles in het offer van Zijn Zoon
voor U volbracht heeft. En deze Bijbelse
visie schenkt U alleen maar dankbare ge
hoorzaamheid aan de dringende uitnodiging
„Komt, want alle dingen zijn gereed".
'voorkomen. Dat was de bejaarde Drent
se predikant al vele jaren een erger
nis: al die orthodoxen in een vrijzinnig
Jaarboek. Geestelijke onzindelijkheid
noemt hij dat.
Directe aanleiding was een rede van
prof. dr. J. de Graaf de Derde-Weg
man, die als enige vrijzinnige hoogle
raar doceert aan de orthodoxe theolo
gische faculteit te Utrecht waarin
deze hoogleraar kritiek leverde op de
vrijzinnigheid. Dat deed, aldus ds. Van
Lunzen, de maat overlopen.
Het kerkblad van Odoorn bevatte eon
artikel onder de titel „Wat ,Pasen' be
tekent voor de moderne mens, dat is:
voor de denkende mens der 20ste
eeuw".
We laten het hier volgen:
..Volgens het bijbelverhaal zou de
stichter van de christelijke gods
dienst, Jezus, nadat zijn gestorven
lichaam in de grafspelonk van Jozef
van Arimathea was neergelegd, li
chamelijk weer uit dat graf zijn op
gestaan en in die „herrezen" stoffe
lijke gedaante door verscheidene men
sen gezien zijn, om dan na 40 dagen
rondwandeling op aarde lichamelijk
ten Hemel te varen (Hemelvaarts
dag). - De moderne mens weet,
dat dit verhaal geen werkelijk ge
beurd voorval betekent, maar dat het
een gelijkenis is. Het lichaam, ook
van de beroemdste mens is stof, dat
Wederkeert tot stof. Daarom wil deze
gelijkenis zeggen: het diepste wezen
van de mens, die Jezus heette: zijn
geest, zijn ziel, zijn wezenskern, kon
niet gekruisigd, niet gedood of „be
graven"'worden. Deze ontsteeg aan
het stoffelijke lijf tot een vorm van
Hoger Leven, waarin de Christen ver
trouwt en gelooft als te zijn de be
stemming van iedere menselijke ziel.
Wij weten niet het „hoe" der gees-
tes-onsterfelijkheid, maar wij geloven
dat zij er is. Daarom is Pasen voor
ons: het glorie-volle geheim. „Glo
rie-vol" omdat het wonder-heerlijk,
onuitsprekelijk groots is, dat in het
„aarden vat" van het menselijk li
chaam een vonk van God's Eeuwig
heid woont. Maar het blijft een „ge
heim" omdat het ondoorgrondelijk is
voor menselijke hersens." Aldus het
kerkblaadje.
„Jij bent als een hond
TAE afgescheiden dominee Ledeboer uit
■1J Benthuizen heeft in tal van plaatsen
oud-gereformeerde groepen in de predi
king gediend en hij was bij velen zeer
geliefd. Hij geniet nog grote achting.
Dat bleek ds. Jac. van Dijk, hervormd
predikant te Nijkerk, die in een jeugd-
samenkomst te Ouderkerk aan de Am-
stel sprak. Hij vertelt er over in de
hervormde Kerkbode van de classis
Harderwijk.
„In het verloop van mijn betoogje zei
ren dat hij of openlijk van de preek
stoel de beledigende woorden moest
intrekken of geschorst zou worden. Hij
koos het eerste. Onnodig te zeggen,
dat de volgende zondag de kerk over
vol was. Iedereen wilde dominee's
schuldbelijdenis aanhoren. Groot was
de verwondering van de hoorders toen
tegen het einde van de dienst de ver
klaring kwam. Ze luidde ongeveer als
volgt: ..Vorige week heb ik u meege
deeld, dat de vroedschap van Arne-
muiden geen knip voor de neus
waard is. Deze woorden herroep ik
door hier openlijk te verklaren dat on
ze vroedschap wel een knip voor de
neus waard is!".
Uit de notulen van de kerkeraad te
NISSE blijkt, dat men zich o.a. 14
maart 1649 uitvoerig heeft beziggehou
den met het kermisvraagstuk, Ds. Jo
hannes de Koning (naar de gewoonte
van die tijd verlatijnste hij zijn naam
meestal en noemde zich Regius) con
stateerde tot zijn genoegen, dat een
jaar geleden de kermis te Wemeldinge
„heeft connen afgeschaft worden". Men
zou er bij de ambachtsheer van Nisse
„vriendelijk met reden" op aandringen
dat deze het plaatsen van kermiskra
men verbiedt, terwijl men via de preek
stoel de gemeente „nader en ernsti
ger als voor dezen" zou waarschuwen.
Een staaltje van volksbijgeloof treft
men in de notulen van die gemeente
van 30 september 1684 aan. In die tijd
is ds. Godefridus Deys er predikant.
Neeltje Kruppe heeft wegens vertrek
haar attestatie opgevraagd. Ze had ech
ter kort tevoren naalden en spelden ge
kookt. En dit vond de kerkeraad een
reden om haar voorlopig geen gunstig
getuigenis mee te geven.
De magistraat van GOES vaardigde
24 juli 1679 een verbod uit tegen de re
derijkerskamer en bepaalde, dat het
„boeck", de juwelen etc. ten stadhuize
moesten ingeleverd worden en dat de
vergaderingen verboden werden. Node
heeft men hieraan voldaan, doch twee
jaar later zijn de bescheiden aan Mi-
chiel Brouwersput, één der bestuursle
den, teruggegeven.
Ds. Wilhelmus Spandau te OU
DELANDE diende in 1700 namens zijn
kerkeraad bij Je classis een klacht in
over de uitspattingen bij kermissen en
gedurende de landjuwelen (wedstrij
den) van de rederijkers. Naar aanlei
ding hiervan besloot de classis dat in
alle kerken die onder haar ressorteer
den zou worden afgekondigd, dat alle
lidmaten die rederijker waren gecensu
reerd zouden worden. Deze maatregel
was echter niet welgevallig in de ogen
van de katholieke ambachtsheren. Aan
gezien ze in financieel opzicht wel wat
met de kerk te maken hadden, bleken
hun woorden spoedig meer dan een
dreigement. Zo weigerden een aantal
van hen de classicale onkosten van de
predikanten te betalen. Zelfs 22 jaar later
ontvingen bijv. de predikanten Ossewaar-
de te Baarland en Harinck te Oudelande
nog steeds geen vergoeding voor hun
onkosten. En dat nog wel ondanks het
feit, dat eerstgenoemde beloofd had zijn
jaarlijkse vergoeding meteen na ont
vangst aan de kerk te zullen afdragen
omdat deze nodig hersteld moest wor
den en hij liever wat minder inkomen
had als hij daardoor kon bewerkstelli
gen, dat hij 's zondags op de preek
stoel geen last zou hebben van sneeuw,
regen of wind.
Eindelijk hebben de staten van Zee
land, die hierover herhaaldelijk aange
schreven waren, de landjuwelen verbo
den. Ondanks dit verbod hielden de re
derijkers van 's-Gravenpolder later nog
een wedstrijd, waarbij ze het beeld van
de beschermheilige van die gemeente,
Sinte Barbare, ronddroegen, een gebeur
tenis die veel stof deed opwaaien.
ik dat het eenvoudig was om je te la
ten schorsen of uitzetten. Ds. Ledeboer
was een man die de Here vreesde,
maar het was op z'n zachtst gezegd
vreemd hoe hij op 8 november 1840
handelde. Hij smeet het gezangenboek
en de reglementenbundel (ik begrijp
niet dat een reglementenbundel op de
preekstoel lag!) van de kansel en na
afloop van de dienst ging hij met z'n
gemeente beide boeken begraven in de
tuin van een door hem onlangs aange
kocht burgemeestershuis.
Nu kan toch iedereen wel snappen dat,
wanneer ik de gezangenbundel en de
kerkorde van de preekstoel in Nijkerk
slinger en die boeken na beëindiging van
de kerkdienst ergens ga begraven met
de hele gemeente achter me, het classi
caal bestuur toch wel even een onder
zoek zal instellen!?
Ds. Ledeboer was een oprecht chris
ten, maar deze daad was nogal specta
culair.
Uit Ouderkerk ontving ik nu een
„prachtige" brief. Ik wil u ervan mee
laten „genieten."
„Ds. Jac. van Dijk. Aangezien jij hier
op zaterdagavond voor de jeugd bent
weze prate, heb ik ook een woord aan
jou.
Jij most je schame om de overleden
Godzalige ds. Ledeboer uit te gaan
staan make, is dat de jongemense in-
lichte, jij bent een radiodominee, jij
spreekt voor de ratelkast van de duivel,
't is laag met je afgeloope, jij bent
als een hond tot je uitbraaksel weder
gekeerd.
God zal jou straffe, om je uitbraake
over wijle de Godzalige Ledeboer. En
dat je nooit in d'r eeuwigheid meer op
Ouderkerk komt, zulke kunne we hier
wel missen. Jou verstand brengt je tot
razernij.
Hoogachtend,"
Amerikaanse zendelingen in Ecuador
hebben bij het State Department in
Washington geprotesteerd tegen het feit,
dat de pauselijke Nuntius in Ecuador
werd uitgenodigd om het nieuwe am
bassadegebouw te Quito te zegenen. De
zendelingen zijn van mening, dat indien
de regering een priester wenste uit te
nodigen om het gebouw te zegenen een
dergelijke uitnodiging ook aan de pro
testantse denominaties behoorde gedaan
te worden en voorts dat het meer in
de lijn gelegen had indien een priester
uit Amerika of Ecuador de plechtig-
heid verricht had en niet een priester
uit Italië, die het Vaticaan vertegen
woordigt, een staat waar namelijk de
Verenigde Staten geen diplomatieke be
trekkingen mee onderhouden.
De Amerikaanse Rooms Katholieke
theoloog Francis J. Connel, C. S.S. R
heeft in een artikel in „American Ec
clesiastical Review" uiteengezet, dat
een r.k. president van de Verenigde Sta
ten bij een bezoek aan of ontvangst van
een bisschop of een kardinaal niet zal
hoeven te knielen noch de ring van de
ze kerkelijke hoogwaardigheidsbekleder
te kussen. Dat omdat de president
zijn medeburgers vertegenwoordigt
waarvan velen geen waarde hechten aan
speciaal eerbetoon jegens r.k. kerkvors
ten. Connel wijst erop hoe in dit geval
de president met een handdruk kan vol
staan. Waarmee weer een probleem
rond een r.k. president van de Ver. Sta
ten uit de wereld is.