MAROKKO; BETOVERD EN BETOVEREND KALENBERG: stilste dorp van Nederland uit het riet gesneden half linnen heeft alléén voordelen, ,.let op dit garantie- merk ....WAARDE TOERIST NOG EVEN BEZIENSWAARDIG IS ALS DE BEWONERS Janny Vrijenhoek deed goede gooi Zaterdag 25 maart 1961 ZEEUWSCH DAGBLAD Pag. II MARIE-CÉCILE MOERDIJK, het charmante zangeresje dat door radio en televisie bekend werd, schreef haar ervaringen neer na een boeiende reis is van MAARTNUMMER PM Duitse steun aan andere landen Verbluft Patates-frites Schik Geen mannen m ~~\rIET eerder dan toen ik voet (of liever wiel) aan land zette I 1 besefte ik dat ik in een ander werelddeel was. Afrika Ik heb een manie, nl. altijd te willen weten wat iets betekent. Dat bracht me tot interessante ontdekkingen omtrent de namen hier in het „Uiterste Westen" wat de betekenis „Marokko" Toen de zoon van Neptunus, volgens de legende, de stad Tanger stichtte, leefde hu zeker in een verwarde tijd, want de naam die hij haar gaf is afgeleid van „Tingo" oftewel „wilde vrouw". Hoewel ik ze had verwacht, verrasten me toch de lange witte ge waden van de mannen waarvan de kap meestal slordig om het hoofd hing. Wat me werkelijk verbaasde waren de onmogelijk kleine spleetjes tussen kap en sluier waardoorheen de vrou wen moesten kijken. Dat ze zo angst vallig gesluierd lopen belet hen klaar blijkelijk niet zich op ander gebied te moderniseren. Het was een beeld om nooit te ver geten, toen ik een dichtgesluierde vrouw achter op een fiets zag zitten, een kind op de rug gebonden. In Tanger ben ik niet lang gebleven, want ik wilde zo ver mogelijk naar het zuiden; dus op naar Rabat! Langs de weg zag ik grote bergen sinaasappelen, zomaar op de grond. Ernaast tientallen mensen, de eige naars die daar bij blijven, eten en slapen tot alles verkocht is; dat duurt soms weken Daar zat ook een vrouwtje, een kind op de rug, een op de heup en een op schoot. Ze zat heel precies ro zijntjes te snoepen, het sluiertje onder haar kin. De kinderen kregen niets en zeurden niet eens. GLIMLACH IN RABAT zag ik voor het eerst een Kasbah. Dat is niet zo maar een Arabische wijk zoals ik dacht, maar een vesting van bijzondere allure. Immens dikke en hoge muren zijn om de hele wijk (vroeger de stad) heen- gebouwd. Ais de poorten worden ge sloten, is het werkelijk onmogelijk de oude stad binnen te dringen. De toerist is een attractie voor de bedelaars die hem soms met zes tege lijk volgen. Denk niet, dat ge ze kwijtraakt als ge wat geeft, daardoor wordt het alleen erger. Ik leerde te zefegen Allah y jibb (God zal het je geyen), dan dringen ze niet meer aan, maar ik heb zelf nog een veel effec tievere methode ontdekt, nl. heel ont wapenend glimlachen. Ze glimlachen dan terug en vallen je niet meer lastig als je een keer geweigerd hebt. KLEIN PARIJS CASABLANCA (door de Fi'ansen terecht „petit Paris" genoemd) is weer heel anders. Geweldige etalages zijn er; alle even luxueus en modern. De mensen leven intens. Het wemelt er van de dancings de bioscopen en restaurants. Casablanca heeft het grootste zwembassin ter wereld. Bijna een halve kilometer is het lang. De grote restaurants zijn in tweeën gedeeld. Dat is omdat de mohammeda nen geen alcohol mogen drinken en soms met de handen eten. Ze willen daarbij niet bespied worden. Ik heb het ervaren in Marrakesj (parel van het zuiden) en werd ge woon weggekeken uit zo'n mohamme daanse helft. Marrakesj is een betoverende stad. En betoverd. Het lijkt er wel kermis, maar dat is elke dag zo. Het krioelt er van de mensen. In honderden winkeltjes wordt tegelijk gemaakt en verkocht. Pas geverfde wol hangt overal op straat te drogen in de felste kleuren. Fantastische waterverkopers lopen rond, talebs of brievenschrijvers zitten aan minuscule bureautjes (kijkers zijn daar niet, wel echter ineens een hele drom, toen ik aan zo'n bureautje ging zitten en een Arabische wens liet neerschrijven)Koranlezers, profeten, slangenbezweerders en tovenaars wier handeltje bestond uit tientallen flesjes met gekleurde inhoud, gedroogde vleermuizen, slangen en egels. TOVENAARS ER WAREN tientallen muzikanten en grappenmakers, allen in een dichte kring van toekijkers. Op elegante wijze weven ze het ophalen van het geld in hun liedjes of grapjes. Ze merkten natuurlijk, dat ik hun taal niet verstond en uit dankbaarheid voor een gift was er een man die allerlei dierengeluiden nabootste op een onnavolgbare manier. Stomverbaasd bemerkte ik, dat tove naars een gemakkelijke invloed moe ten hebben, want de gebiologeerde toekijkers deden alles wat hun werd bevolen, handen op, handen samen, lachen en treurig kijken. Mijn laatste indruk van Marrakesj was een me achterna lopende profeet die me waarschijnlijk mijn ondergang verkon digde, want hij keek erg wild en de omstanders waren geschokt. Deze ongetwijfeld kleurrijkste stad van Marokko beantwoordde geheel en al aan de voorstelling die ik mij aan de hand van boeken van Noord-Afrika had gevormd. Het meest imposante, dat ik in Ma rokko gezien heb, was de veertig kilo meter lange muur om de stad Meknès. Heel dik en heel hoog met grote poorten, niet zomaai een gat in de muur, maar wel een tunnel lijkend. Het was donker toen ik aankwam. In de nissen van de grote poort zaten mannen in hun schilderachtige, witte gewaden hun eten te roosteren op vuren die alles een rosse gloed gaven. Het leek wel een Oosters sprookje. Behalve die muren had Meknès nog iets, dat mij bijzonder trof: hand smeedwerk. Vooral de deurknoppen die welkom symboliseren waren mooi. Prachtig borduurwerk was er. Op sluiers als nevels borduren de vrouwen hun dromen in de mooiste kleuren.... Een stokoude man leerde me, dat alle Jiguren in goud die op het ons zo bekende Marokkaanse leer worden aangebracht hun betekenis hebben en dat elke streek of stad haar eigen figuren heeft. DOOR DE POORT OP DE WEG naar Ifrane zag ik vele mensen te voet of op ezels dezelfde richting uitgaan. Er bleek ergens in een lege wereld een souk (markt) te zijn. De bedrijvigheid voor de grote poort prikkelde mijn nieuwsgierigheid, maar er was natuurlijk geen enkele Europeaan en hoe men zou reageren wist ik niet. Mijn nieuwsgierigheid won. Ik stopte een Engelse sleutel in mijn zak en deed mijn doorzichtig blauwe hoofddoek over mijn hoofd. Voorzichtig als gesluierde vrouw (hm) waagde ik me door de poort. Wat ik zag gaat alle beschrijving te boven. De grond was daar een beetje hellend en ik kon het hele terrein overzien. Honderden Berbers krioelden er door elkaar. Er waren drie grote witte tenten waarin men op de grond in nette rijen groene thee dronk. Dat waren de „café's". Verder een veld van kleine tenten, ervoor de eigenaar verkopend aan klanten. De tenten netjes in rijen, een rij schoenverkopers (en schoenma kers) suikerverkopers, waterkruiken- makers (kruiken van oude autobanden) etc. Overal daartussendoor liepen ka melen en ezels. Ik had eerst lopen gluren, maar nu keek ik openlijk en lachte tegen de kleine jongens, de enigen die me ook openlijk durfden te bekijken, want natuurlijk was mijn verschijning ook voor hen geen alle daags gezicht; ze hadden evenveel be langstelling voor mij als ik voor hen. De mensen tonen hun nieuwsgierig heid niet, maar ze zijn wel nieuwsgie rig, want toen ik me plotseling om draaide, stonden ze me allemaal na te staren WATER-BORD IK HEB een nieuw verkeersteken gezien. Een auto met wegspattend In Marrakesj maakte Marie-Cecile Moerdijk een praatje met een taleb of brievenschrijver. Links poneert zM met haar auto, die haar tot diep in het zuiden bracht. water. Dat is bij een doorwaadbare plaats in een rivier. Taroudant leek als de stad van de schone slaapstermet okergele mu ren en de prachtigste tuinen. Ik waan de me in het paradijs! En een rust. Ik vond er het mooiste hotel, waar ik ooit geslapen heb. Marhaba, een oude Berbervesting. In de geheimzinnige tuin prijkten bananen, cacteeën en andere exotische planten. Het interieur deed er niet voor onder. De muren waren zo dik dat een mens niet bij de ramen kon komen. Ik wilde een groepje vrouwen foto graferen, maar luid snaterend stoven ze weg. Een dikke matrone kwam schelden en wilde mij mijn camera afnemen. Het grappigste was een le lijke vrouw die met een scheef hoofd kwam poseren en zei „OK baby". WONDERLAND TAFRAOUT is een wonderland. De geiten leverden me daar een boeiend schouwspel op door hun halsbrekende toeren en- klimpartijen op olijfbomen om de bladeren en vruchten te eten. Hoewel ik van plan was na Tiznit weer noordelijk te draaien begon ik daar de Sahara (spr. uit Sagra) te rui ken. Tot Goulimine ben ik gegaan. De weg was niet slecht en ik kwam nu echt in de sfeer van het grote zuiden. De ene oase na de andere! Het land van de blauwe mensen (zo genoemd om hun indigoblauwe kleding). Ik ■maakte hier een kameleramarkt mee. Hier is n.l. de laatste oase voor de grote woestijn en zij die er doortrekken kunnen hier hun kamelen kopen. Ik zit nu weer in Taroudant te schrij ven, gekoesterd door de zon en de pa radijselijke omgeving. Ze emanciperen hier ook al de vrouwen. Wat een man vroeger ook deed ze inoest het aanvaar den maar sinds drie jaar is er een wet die toestaat dat een vrouw protes teert tegen een nieuwe bruid van haar man. Als hij ondanks dat toch de on gewenste vrouw trouwt mag zij schei den! Dat gaat gemakkelijk want op de trouwdag wordt de akte van haar hu welijk verscheurd en ze is weer vrije vrouw. Het gebeurt echter zelden. Wat wonderlijk denk "ik nu, dat zo dicht bij Europa levensgewoonten en monumenten van tweeduizend of meer jaar geleden voortbestaan in een prach tig en harmonieus décor. Ik zie nog voor me, hoe een grote karavaan kamelen, hoge sihouetten te gen de felblauwe hemel, langzaam tussen de zandheuvels verdween, de on metelijke woestijn in Van een onzer redacteuren N de kop van Overijssel, diep verscholen tussen de rietvelden, ligt Kaienberg, het stilste, meest afgelegen dorp van Nederland. Electrisch licht en waterleiding zijn daar pas nieuwigheden van de laatste jaren, en sinds kort is er een smalle autoweg, die doodloopt in het dorp. De ruim vierhonderd Kalenbergers hebben eindelijk aan sluiting gekregen op het moderne leven. Zal hun dorp erdoor worden overrompeld en overspoeld? Het is nog altijd niet makkelijk om in Kaienberg te komen. Van het station in Steenwijk gaat een bus naar Olde- markt eens in de twee uur. Daar houdt alle openbaar vervoer op. Naar Kaienberg moet je dan nog een kilo meter of zeven op eigen houtje afleg gen. Met een auto, of liever; fietsen, dwars door het rietland. EENZAAMHEID Mansbreed is het pad, en rondom strekken zich de „rietribben", kilo meters ver, tot de horizon. In de winter een grauw en somber moeras, waar het schuimt langs de oevers, en griendhout en riet piepend zich buigen in de wind. Wilde zwanen nestelen in plekken open water, reigers zeilen op Jacht naar buit, het roepen van meeuwen kerft in de eenzaamheid. Maar 's zomers staat het rietland feestelijk bepluimd, en golft in de bries. Zon schittert in ontelbare tochten en kreken, en maakt het ongerepte land schap tot een lieflijk paradijs. Kaienberg, een lint van huisjes langs een vaart, is nu een welvarend dorp; maar vroeger was dat anders. Toen leefden de Kalen bergers nog van de turfstekerij, en daar zat geen dik ke boterham aan. gen, een open vuur in het midden, en hooguit ééns in de week vlees op ta fel. Bovendien- meester Brouwer verdiende toen acht grlden in de week, en daarvoor moest hij nog de kinderen per pun ter naar school brengen ook. Maar in de uiit- ge veende piassin ging het riet leeft heel Kaien berg van het snijden en verhandelen van dat riet, dat als dakbedekking wordt gebruikt. Honderden water molentjes zorgen voor stelselmatige be vloeiing, en het Kalenberger dekriet heeft een roep tot ver over de grens. ALLES PER BOOT Kaienberg bleef een „waterdorp", waar alle vervoer per boot moest. Ieder huis had er twee, drie punters; voor man, vrouw en oudste zoon. Erger was de onbereikbaarheid van de bewoonde wereld: van de kerk in Paasloo, de dokter en het gemeentehuis in Olde- markt. Alleen een modderpad van drie DIRK HOEN oude tijd groenen. Nu Advertentie Advertentie het beste uit POPULAR MECHANICS Mensen met een brede, algemene belangstelling lezen in PM, wat zij graag willen weten. In het maartnummer staan o.a. de volgende interessante artikelen: Eerst compacts, nu combi's Zonwering Woninginrichting een kwestie van overleg Speelgoedbouwdozen worden vol wassen Aanschaffing van een gebruikte scooter Er varen nog zeilschepen Blik in de ruimte Het spannendste ogenblik van mijn leven Goudzoekers onder water Machines lezen Russisch Recordjagers van Bonneville geven het niet op Maak Uw lijsten zelf Het zelf bouwen van radio toestellen en versterkers Al deze rijk-geïllustreerde artikelen vindt U in het nieuwe nummer van PM maandblad voor iedereen (128 pagina's in pocketformaat). Koop het bij een kiosk, boek- of tijd- schriftenhandel. In PM gaat een nieuwe wereld voor U open BONN (Reuter). West-Duitsland wil andere landen meer laten profiteren van zijn overvloed aan middelen. Prof. Erhard, de Westduitse minister van economische zaken, verklaarde gis teren dat zijn land bereid is voor andere landen de weg te effenen om meer kre diet op te nemen bij het Internationale monetaire fonds. Dat zou moeten gebeu ren door een aanvullende Duitse bijdrage in marken aan het fonds. Over de praktische regeling hiervan zijn nog besprekingen tussen Duitsland en het l.M.F. aan de gang. Van een onzer verslaggevers ROTTERDAM. - Van typiste op het kantoor van een Rot terdamse textielgroothandel naar directrice van een toeris tenhotel in Bardolino aan het befaamde Gardameer is voor Janny Vrijenhoek (27) uit Bergschenlioek bij Rotterdam maar één stap geweest die als het ware van vandaag op mor gen plompverloren werd gezet. Er kwam geen huwelijk en geen erfenis aan te pas. Het was doodgewoon een vakantie opwelling en niemand van haar vrienden en kennissen gaf haar een kansje om te slagen. De 65 bedden in het gemoderni seerde hotel Fiordaliso, de twaalf man personeel die er in het seizoen rondlopen, de vele reisgezelschap pen die het hotel dag-in, dag-uit be volken, maar bovenal het pittige op treden en het rappe Italiaans van het voormalige Rotterdamse kan toormeisje spreken nu wel een ge heel andere taal. Janny Vrijenhoek WWM Het prachtige hotel Fiordaliso aan het Gardameer, waar een Nederlands meisje de septer zwaait Verbluft hebben vele Nederlanders die in Fiordaliso met het moeizaam uit een boekje geleerde: Uno Vino, prego, een glaasje wijn bestelden, zich in hun eigen taal horen toespre ken door de jonge blonde Janny. Vaak hebben zij nog voor zij van hun verba zing bekomen wa ren enkele kreten geslaakt, zoals: ,,En nu een Ne derlandse biefstuk zonder knoflook en in boter gebakken aardappeltjes en doperwtjes." Die kwamen er dan ook prompt. Maar of het nu een Nederlandse biefstuk of een Milanese Past'a sciutta is, Janny laat het alles in een voorbeel dig tempo uit haar keuken rollen. Ook Janny droomde al vele jaren van een reisje naar Italië, maar het duurde tot 1957 voordat ze in gezel schap van een busvol zonnehongerige Nederlanders naar Torri del Benaco aan het Gardameer vertrok. Dit va kantiereisje was het eigenlijke keer punt in het leven van het Rotterdam se kantoormeisje. In december 1957 ging ze nog eens en in juli 1958 stond het Gardameer opnieuw op het vakan tieprogramma. Een patates-friteskraam zou je hier eigenlijk moeten beginnen, dacht Jan ny toen. Na drie weken waren de pa tates-frites illusies verdwenen en zette ze zich weer moedeloos achter de fac turen en de schrijfmachine van de textielgroothandel. Als ze uit het raam naar buiten keek veranderden de herfststormen en de regenbuien in fel le zonnestralen en het diep blauwe water van het Gardameer; de lan taarnpalen werden palmbomen en se meisje zocht contact met Neder landse reisbureaus en met de burge meester en alle mogelijke notabelen van het nog half slapende dorp. voorbijgangers bleken plotseling Ita liaanse vissers te zijn geworden. Janny hield het plotseling niet lan ger meer uit. Half november 1958 kwam zij met de boodschap thuis dat ze de volgende dag naar het Garda meer ging om er een hotel te pach ten. Haar spaargeld had ze al opge haald en het treinkaartje (enkele reis) gekocht. In Bergschenhoek stond die avond een huis op stelten maar Janny zat de volgende dag in de trein en enkele dagen later had ze het leegstaande hotel Fiordaliso gepacht. Het was een vervallen dorpsherberg met 38 bedden en niet een toerist. Dat duurde niet lang. Het Nederland- Die hadden zoveel schik in de voort varendheid van de Signorina Olandesa dat bij de opening op 1 mei 1959 het halve dorp (met de burgemeester voorop) gelukwensen kwam aanbieden. Her eerste reisgezelschap stond toen ook al voor de deur. Het daaropvolgende seizoen werd zo goed dat Janny eind 1959 al aan verbouwing en uitbreiding tot 65 bed den kon gaan denken. De herope ning op 30 mei 1960 was een nog gro ter feest en de resultaten van het sei zoen overtroffen alle verwachtingen. Zo werd Janny hoteldireetrice in Bardolino en raast ze sindsdien in haar kleine auto naar Verona en Gar- da, naar Torri en Sirmione, naar de wijnkelders in de omgeving. Alleen om haar gasten een uitgebreide me nukaart voor te kunnen zetten. Zij maakte Bardolino in Nederland bekend en wist ondertussen alle man nelijke toenaderingspogingen af te wimpelen. Ze verschafte zich overal zoveel respect dat ze nu zelfs tot de notabelen van Bardolino behoort. De eenvoudige dorpsbevolking van het wijndorp groet met kennelijke hoog achting dit hoogblonde Nederlandse meisje als zij onder de palmen voor haar hotel met een espresso even uit rust van haar taak gastvrouwe te zijn van een internationaal toeristengezel schap. 1 kilometer gaf aansluiting op een karre- weg, die tot in de jaren dertig ook nog nauwelijks te berijden was. Lopen of punteren was al wat er op zat. Eén enkele rijke boer had een wagentje staan waar de weg begon. Een dag vóór de kerkgang liet hij daar een paard naar toe punteren door een knecht. Visserman Dirk Hoen (74) heeft die oude tijd nog uit en ter na meegemaakt. „Trouwen en begraven duurde een hele dag", vertelt hij. „Dat ging met een „bok", een grote boot waar wel zestig man in gaan. 's Winters, als het water lag dichtgevroren, moesten we hele maal lopen. Ik heb zelf wel een dode vervoerd op een slee man, het griezelde mij toeEn als de mensen zondags naar de kerk waren, en al die punters lagen gemeerd waar de Meente- weg begint, dan namen wij als kleine jongens onze kans waar en gingen er stiekem mee zeilen!" HET „KARRECHIEN" Egbert Doeve, ook 74 en riethande laar in ruste, heeft vaak het „karre- chien" getrokken, het karretje dat de dorpelingen hadden gemaakt voor het vervoer van kraamvrouwen en ernstige zieken. De patiënt werd in dekens ge wikkeld, vier man gingen mee om om beurten te trekken, en dan moest je er door, weer of geen weer. „Storm, regen, sneeuw, het was moordend. De tocht duurde sdms een halve dag, en de zieke was bijna dood als je aankwam Zo was het tot voor een paar jaar, in Kaienberg, en het dorp moest het bovendien doen met gasverlichting, en water uit de pomp. Na jaren van touw trekken kwam er eindelijk, in 1957, electriciteit en waterleiding. Om de aanleg goedkoper te maken, hebben de dorpelingen de waterbuizen grotendeels zelf gelegd. Toen, op 1 juli 1958, dromden de Kalenbergers samen rondom de voor bode van een nieuwe tijd:, de eerste automobiel die ooit in het dorp was geweest. Het was het Goggomobieltje van de heer Groenewold. Veel plezier had deze Kalenberger eerst niet van zijn gedurfde aankoop, want het kerspel IJsselham, eigenaar van het enige pad, verbood hem met zijn dwergautootje over dat pad te rijden. VERKEER KOMT Maar de autoweg kwam er. Nog die zelfde zomer stak de oudste inwoner, Bene Poepjes, de eerste spade in de grond. Een jaar later konden de eerste auto's uit de buitenwereld Kaienberg binnenrijden. Nu is er al aardig wat verkeer. Dokter, ziekenhuis, trouwen en begraven, dat gaat nu allemaal over de weg. De vier winkeliers van Kaienberg, die vroeger hun waren drie, vier dagen van te voren moesten bestellen, krijgen nu de wagen van de grossier nog dezelfde dag voor de deur. De melkboer bezorgt nog per (motor) punter, maar de vishandel en de slager komen per auto langs de deur. Ook de textielkoopman komt per auto, maar die zet ergens zijn kraampje op, en laat dat dan omroepen door het dorp. Ook voor de Kalenbergse huis- Advertentie Rietsnijder bezig met bundelen vrouwen is het dus een hoop makke lijker geworden, maar toch kan nog geen huis het stellen zonder de eigen punter, die zoiets is als de fiets van het waterdorp. Nu moeten de automobilisten nog omkeren in Kaienberg, want de weg loopt er dood. Echt opgenomen in het doorgaand verkeer wordt het dorp pas, als de weg is doorgetrokken naar Ossenzijl, aan de Friese grens. Maar dat zal nog wel een paar jaar aanlopen. Al liggen de plannen klaar de boeren die die weg over hun achtererf krijgen, zijn niet een-twee-drie tot verkopen bereid. NIETS VERANDERD Is Kaienberg veranderd, door de langverbeide „ontsluiting"? Nog bijna niet. „De rietsniders" en hun gezinnen zijn een volkje op zichzelf. Niet dorps en niet stads, maar een zelfbewust, openhartig slag mensen, gevormd door een besloten, maar vrij bestaan in de wijdheid van het rietland. Hun dorps gemeenschap is hecht. De fanfare, de turn- en de voetbalclub bloeien, en het nieuwe „gemeenschapshuis" is alijd druk in gebruik. De „naoberplicht", de hulp van buren bij bruiloft of sterf geval, is er nog een levende traditie. Wel knabbelt de nieuwe tijd aan de jonge generatie. Rietsnijden is zwaar werk, en je kunt er niet mee ophouden omdat het vijf uur is. Veel jongelui bedanken ervoor „met de leerzen an 't riet in te gaan". Ze nemen de brom mer naar een baantje in de stad. Ze willen de „luister" die het dorp niet kan bieden. „Ze kennen de dankbaar heid niet meer", zeggen de oude dorpe lingen, die zelf de magere jaren hebben meegemaakt. Maar er zijn ook de Kalen bergse meisjes, die het geprobeerd hebben op de kousenfabriek in Steen- wijk, maar toch liever terugkwamen om hulp in de huishouding te worden op het dorp. Doch de wind van het nieuwe waait nog uit een andere hoek: het toerisme is bezig Kaienberg te ontdekken. De stedelingen, op zoek naar een laatste plek van volkomen rust. Vorige zomer zijn er al flink wat kampeerders ge weest. En als er een oud behuizinkje in Kaienberg te koop is. staan stede lingen uit het westen klaar om daar veel geld voor te betalen. „Een krot, dat wij nog niet voor vijfhonderd wil len hebben, daar betalen zij grif zes-, zevenduzend gulden voor!" De Kalen bergers lachen wel een beetje om die stadsmensen met hun kostbare illusie van een hutje-tussen-het-riet. TOERISME Maar ondertussen zien de toonaan gevende Kalenbergers wel degelijk wat in die stedelingen. „We moeten zien, dat we hier meer toeristen krijgen", zegt Egbert Doeve, van ouds een van de voorvechters van zijn dorp. ,,Dat brengt leven in de brouwerij, en geld in de la van de middenstand." Er wordt wat aan gedaan. Plannen voor kampeerterreinen en kampeer boerderijen, voor botenverhuur en een soort rondvaart Kaienberg, dat totnog toe amper op de kaart stond, verspreidt dit seizoen voor het eerst een toeris tische folder. Zal het lukken? Roei- en visgelegenheid, rust en natuurschoon zijn er genoeg, maar ruim zeilwater ontbreekt. En willen de dorpelingen dat wel, zo'n toevloed van vreemdelingen? „Ik wil mijn huis best verhuren aan vakantiegangers", meent rietsnijder Evert Poepjes, „maar dan moet ik eerst mijn achterhuis vertimmeren, want je moet zelf toch ook onder dak!" Zijn vrouw staat er nog wat aarze lend tegenover. Zij denkt meteen aan eten koken voor vreemde mensen, in haar eigen huis. Maar goed, als de gasten voor hun eigen eten zouden zorgen, dan zou ze wel met dat plan van haar man akkoord gaan. Zo is het met de meeste Kalenber gers. Ze moeten nog wennen aan dat denkbeeld van toerisme. Ze heb ben er eigenlijk nog niet erg over nagedacht. Het is nog maar zo kort geleden, dat die allereerste auto EGBERT DOEVE Kaienberg binnen- -voor reed. toerisme

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1961 | | pagina 17