MAROKKO;
BETOVERD
EN BETOVEREND
KALENBERG: stilste
dorp van Nederland
uit het riet gesneden
half
linnen
heeft
alléén
voordelen,
,.let op
dit
garantie-
merk
....WAARDE TOERIST NOG
EVEN BEZIENSWAARDIG
IS ALS DE BEWONERS
Janny Vrijenhoek
deed goede gooi
Zaterdag 25 maart 1961
ZEEUWSCH DAGBLAD
Pag. II
MARIE-CÉCILE MOERDIJK,
het charmante zangeresje
dat door radio en televisie
bekend werd, schreef haar
ervaringen neer na een boeiende reis
is van
MAARTNUMMER PM
Duitse steun aan
andere landen
Verbluft
Patates-frites
Schik
Geen mannen
m
~~\rIET eerder dan toen ik voet (of liever wiel) aan land zette
I 1 besefte ik dat ik in een ander werelddeel was. Afrika
Ik heb een manie, nl. altijd te willen weten wat iets
betekent. Dat bracht me tot interessante ontdekkingen
omtrent de namen hier in het „Uiterste Westen" wat de betekenis
„Marokko"
Toen de zoon van Neptunus, volgens
de legende, de stad Tanger stichtte,
leefde hu zeker in een verwarde tijd,
want de naam die hij haar gaf is
afgeleid van „Tingo" oftewel „wilde
vrouw". Hoewel ik ze had verwacht,
verrasten me toch de lange witte ge
waden van de mannen waarvan de kap
meestal slordig om het hoofd hing.
Wat me werkelijk verbaasde waren de
onmogelijk kleine spleetjes tussen
kap en sluier waardoorheen de vrou
wen moesten kijken. Dat ze zo angst
vallig gesluierd lopen belet hen klaar
blijkelijk niet zich op ander gebied
te moderniseren.
Het was een beeld om nooit te ver
geten, toen ik een dichtgesluierde
vrouw achter op een fiets zag zitten,
een kind op de rug gebonden.
In Tanger ben ik niet lang gebleven,
want ik wilde zo ver mogelijk naar
het zuiden; dus op naar Rabat!
Langs de weg zag ik grote bergen
sinaasappelen, zomaar op de grond.
Ernaast tientallen mensen, de eige
naars die daar bij blijven, eten en
slapen tot alles verkocht is; dat duurt
soms weken
Daar zat ook een vrouwtje, een
kind op de rug, een op de heup en
een op schoot. Ze zat heel precies ro
zijntjes te snoepen, het sluiertje onder
haar kin. De kinderen kregen niets en
zeurden niet eens.
GLIMLACH
IN RABAT zag ik voor het eerst
een Kasbah. Dat is niet zo maar een
Arabische wijk zoals ik dacht, maar
een vesting van bijzondere allure.
Immens dikke en hoge muren zijn om
de hele wijk (vroeger de stad) heen-
gebouwd. Ais de poorten worden ge
sloten, is het werkelijk onmogelijk de
oude stad binnen te dringen.
De toerist is een attractie voor de
bedelaars die hem soms met zes tege
lijk volgen. Denk niet, dat ge ze
kwijtraakt als ge wat geeft, daardoor
wordt het alleen erger. Ik leerde te
zefegen Allah y jibb (God zal het je
geyen), dan dringen ze niet meer aan,
maar ik heb zelf nog een veel effec
tievere methode ontdekt, nl. heel ont
wapenend glimlachen. Ze glimlachen
dan terug en vallen je niet meer lastig
als je een keer geweigerd hebt.
KLEIN PARIJS
CASABLANCA (door de Fi'ansen
terecht „petit Paris" genoemd) is weer
heel anders. Geweldige etalages zijn
er; alle even luxueus en modern. De
mensen leven intens. Het wemelt er
van de dancings de bioscopen en
restaurants. Casablanca heeft het
grootste zwembassin ter wereld. Bijna
een halve kilometer is het lang.
De grote restaurants zijn in tweeën
gedeeld. Dat is omdat de mohammeda
nen geen alcohol mogen drinken en
soms met de handen eten. Ze willen
daarbij niet bespied worden.
Ik heb het ervaren in Marrakesj
(parel van het zuiden) en werd ge
woon weggekeken uit zo'n mohamme
daanse helft.
Marrakesj is een betoverende stad.
En betoverd.
Het lijkt er wel kermis, maar dat is
elke dag zo. Het krioelt er van de
mensen. In honderden winkeltjes
wordt tegelijk gemaakt en verkocht.
Pas geverfde wol hangt overal op
straat te drogen in de felste kleuren.
Fantastische waterverkopers lopen
rond, talebs of brievenschrijvers zitten
aan minuscule bureautjes (kijkers zijn
daar niet, wel echter ineens een hele
drom, toen ik aan zo'n bureautje ging
zitten en een Arabische wens liet
neerschrijven)Koranlezers, profeten,
slangenbezweerders en tovenaars wier
handeltje bestond uit tientallen flesjes
met gekleurde inhoud, gedroogde
vleermuizen, slangen en egels.
TOVENAARS
ER WAREN tientallen muzikanten
en grappenmakers, allen in een dichte
kring van toekijkers. Op elegante
wijze weven ze het ophalen van het
geld in hun liedjes of grapjes. Ze
merkten natuurlijk, dat ik hun taal
niet verstond en uit dankbaarheid
voor een gift was er een man die
allerlei dierengeluiden nabootste op
een onnavolgbare manier.
Stomverbaasd bemerkte ik, dat tove
naars een gemakkelijke invloed moe
ten hebben, want de gebiologeerde
toekijkers deden alles wat hun werd
bevolen, handen op, handen samen,
lachen en treurig kijken. Mijn laatste
indruk van Marrakesj was een me
achterna lopende profeet die me
waarschijnlijk mijn ondergang verkon
digde, want hij keek erg wild en de
omstanders waren geschokt.
Deze ongetwijfeld kleurrijkste stad
van Marokko beantwoordde geheel en
al aan de voorstelling die ik mij aan
de hand van boeken van Noord-Afrika
had gevormd.
Het meest imposante, dat ik in Ma
rokko gezien heb, was de veertig kilo
meter lange muur om de stad Meknès.
Heel dik en heel hoog met grote
poorten, niet zomaai een gat in de
muur, maar wel een tunnel lijkend.
Het was donker toen ik aankwam.
In de nissen van de grote poort zaten
mannen in hun schilderachtige, witte
gewaden hun eten te roosteren op
vuren die alles een rosse gloed gaven.
Het leek wel een Oosters sprookje.
Behalve die muren had Meknès nog
iets, dat mij bijzonder trof: hand
smeedwerk. Vooral de deurknoppen
die welkom symboliseren waren mooi.
Prachtig borduurwerk was er. Op
sluiers als nevels borduren de vrouwen
hun dromen in de mooiste kleuren....
Een stokoude man leerde me, dat
alle Jiguren in goud die op het ons zo
bekende Marokkaanse leer worden
aangebracht hun betekenis hebben
en dat elke streek of stad haar eigen
figuren heeft.
DOOR DE POORT
OP DE WEG naar Ifrane zag ik vele
mensen te voet of op ezels dezelfde
richting uitgaan. Er bleek ergens in
een lege wereld een souk (markt) te
zijn. De bedrijvigheid voor de grote
poort prikkelde mijn nieuwsgierigheid,
maar er was natuurlijk geen enkele
Europeaan en hoe men zou reageren
wist ik niet. Mijn nieuwsgierigheid
won. Ik stopte een Engelse sleutel in
mijn zak en deed mijn doorzichtig
blauwe hoofddoek over mijn hoofd.
Voorzichtig als gesluierde vrouw (hm)
waagde ik me door de poort. Wat ik
zag gaat alle beschrijving te boven.
De grond was daar een beetje hellend
en ik kon het hele terrein overzien.
Honderden Berbers krioelden er door
elkaar. Er waren drie grote witte
tenten waarin men op de grond in nette
rijen groene thee dronk. Dat waren
de „café's". Verder een veld van kleine
tenten, ervoor de eigenaar verkopend
aan klanten. De tenten netjes in rijen,
een rij schoenverkopers (en schoenma
kers) suikerverkopers, waterkruiken-
makers (kruiken van oude autobanden)
etc. Overal daartussendoor liepen ka
melen en ezels. Ik had eerst lopen
gluren, maar nu keek ik openlijk en
lachte tegen de kleine jongens, de
enigen die me ook openlijk durfden te
bekijken, want natuurlijk was mijn
verschijning ook voor hen geen alle
daags gezicht; ze hadden evenveel be
langstelling voor mij als ik voor hen.
De mensen tonen hun nieuwsgierig
heid niet, maar ze zijn wel nieuwsgie
rig, want toen ik me plotseling om
draaide, stonden ze me allemaal na
te staren
WATER-BORD
IK HEB een nieuw verkeersteken
gezien. Een auto met wegspattend
In Marrakesj maakte Marie-Cecile
Moerdijk een praatje met een taleb
of brievenschrijver. Links poneert zM
met haar auto, die haar tot diep in
het zuiden bracht.
water. Dat is bij een doorwaadbare
plaats in een rivier.
Taroudant leek als de stad van de
schone slaapstermet okergele mu
ren en de prachtigste tuinen. Ik waan
de me in het paradijs! En een rust.
Ik vond er het mooiste hotel, waar ik
ooit geslapen heb. Marhaba, een oude
Berbervesting. In de geheimzinnige tuin
prijkten bananen, cacteeën en andere
exotische planten. Het interieur deed
er niet voor onder. De muren waren
zo dik dat een mens niet bij de ramen
kon komen.
Ik wilde een groepje vrouwen foto
graferen, maar luid snaterend stoven
ze weg. Een dikke matrone kwam
schelden en wilde mij mijn camera
afnemen. Het grappigste was een le
lijke vrouw die met een scheef hoofd
kwam poseren en zei „OK baby".
WONDERLAND
TAFRAOUT is een wonderland. De
geiten leverden me daar een boeiend
schouwspel op door hun halsbrekende
toeren en- klimpartijen op olijfbomen
om de bladeren en vruchten te eten.
Hoewel ik van plan was na Tiznit
weer noordelijk te draaien begon ik
daar de Sahara (spr. uit Sagra) te rui
ken. Tot Goulimine ben ik gegaan. De
weg was niet slecht en ik kwam nu
echt in de sfeer van het grote zuiden.
De ene oase na de andere! Het land
van de blauwe mensen (zo genoemd
om hun indigoblauwe kleding). Ik
■maakte hier een kameleramarkt mee.
Hier is n.l. de laatste oase voor de
grote woestijn en zij die er doortrekken
kunnen hier hun kamelen kopen.
Ik zit nu weer in Taroudant te schrij
ven, gekoesterd door de zon en de pa
radijselijke omgeving. Ze emanciperen
hier ook al de vrouwen. Wat een man
vroeger ook deed ze inoest het aanvaar
den maar sinds drie jaar is er een
wet die toestaat dat een vrouw protes
teert tegen een nieuwe bruid van haar
man. Als hij ondanks dat toch de on
gewenste vrouw trouwt mag zij schei
den! Dat gaat gemakkelijk want op de
trouwdag wordt de akte van haar hu
welijk verscheurd en ze is weer vrije
vrouw. Het gebeurt echter zelden.
Wat wonderlijk denk "ik nu, dat zo
dicht bij Europa levensgewoonten en
monumenten van tweeduizend of meer
jaar geleden voortbestaan in een prach
tig en harmonieus décor.
Ik zie nog voor me, hoe een grote
karavaan kamelen, hoge sihouetten te
gen de felblauwe hemel, langzaam
tussen de zandheuvels verdween, de on
metelijke woestijn in
Van een onzer redacteuren
N de kop van Overijssel, diep
verscholen tussen de rietvelden,
ligt Kaienberg, het stilste, meest
afgelegen dorp van Nederland.
Electrisch licht en waterleiding
zijn daar pas nieuwigheden van
de laatste jaren, en sinds kort is er
een smalle autoweg, die doodloopt in
het dorp. De ruim vierhonderd
Kalenbergers hebben eindelijk aan
sluiting gekregen op het moderne
leven. Zal hun dorp erdoor worden
overrompeld en overspoeld?
Het is nog altijd niet makkelijk om
in Kaienberg te komen. Van het station
in Steenwijk gaat een bus naar Olde-
markt eens in de twee uur. Daar
houdt alle openbaar vervoer op. Naar
Kaienberg moet je dan nog een kilo
meter of zeven op eigen houtje afleg
gen. Met een auto, of liever; fietsen,
dwars door het rietland.
EENZAAMHEID
Mansbreed is het pad, en rondom
strekken zich de „rietribben", kilo
meters ver, tot de horizon. In de winter
een grauw en somber moeras, waar het
schuimt langs de oevers, en griendhout
en riet piepend zich buigen in de wind.
Wilde zwanen nestelen in plekken open
water, reigers zeilen op Jacht naar
buit, het roepen van meeuwen kerft
in de eenzaamheid.
Maar 's zomers staat het rietland
feestelijk bepluimd, en golft in de bries.
Zon schittert in ontelbare tochten en
kreken, en maakt het ongerepte land
schap tot een lieflijk paradijs.
Kaienberg, een lint van huisjes langs
een vaart, is nu een welvarend dorp;
maar vroeger was dat anders. Toen
leefden de Kalen
bergers nog van de
turfstekerij, en
daar zat geen dik
ke boterham aan.
gen, een open vuur
in het midden, en
hooguit ééns in de
week vlees op ta
fel. Bovendien-
meester Brouwer
verdiende toen
acht grlden in de
week, en daarvoor
moest hij nog de
kinderen per pun
ter naar school
brengen ook.
Maar in de uiit-
ge veende piassin
ging het riet
leeft heel Kaien
berg van het snijden en verhandelen
van dat riet, dat als dakbedekking
wordt gebruikt. Honderden water
molentjes zorgen voor stelselmatige be
vloeiing, en het Kalenberger dekriet
heeft een roep tot ver over de grens.
ALLES PER BOOT
Kaienberg bleef een „waterdorp",
waar alle vervoer per boot moest. Ieder
huis had er twee, drie punters; voor
man, vrouw en oudste zoon. Erger was
de onbereikbaarheid van de bewoonde
wereld: van de kerk in Paasloo, de
dokter en het gemeentehuis in Olde-
markt. Alleen een modderpad van drie
DIRK HOEN
oude
tijd
groenen. Nu
Advertentie
Advertentie
het beste uit
POPULAR MECHANICS
Mensen met een brede, algemene
belangstelling lezen in PM, wat zij
graag willen weten.
In het maartnummer staan o.a. de
volgende interessante artikelen:
Eerst compacts, nu combi's
Zonwering
Woninginrichting een kwestie
van overleg
Speelgoedbouwdozen worden vol
wassen
Aanschaffing van een gebruikte
scooter
Er varen nog zeilschepen
Blik in de ruimte
Het spannendste ogenblik van
mijn leven
Goudzoekers onder water
Machines lezen Russisch
Recordjagers van Bonneville
geven het niet op
Maak Uw lijsten zelf
Het zelf bouwen van radio
toestellen en versterkers
Al deze rijk-geïllustreerde artikelen
vindt U in het nieuwe nummer van
PM maandblad voor iedereen (128
pagina's in pocketformaat).
Koop het bij een kiosk, boek- of tijd-
schriftenhandel.
In PM gaat een nieuwe wereld
voor U open
BONN (Reuter). West-Duitsland wil
andere landen meer laten profiteren van
zijn overvloed aan middelen.
Prof. Erhard, de Westduitse minister
van economische zaken, verklaarde gis
teren dat zijn land bereid is voor andere
landen de weg te effenen om meer kre
diet op te nemen bij het Internationale
monetaire fonds. Dat zou moeten gebeu
ren door een aanvullende Duitse bijdrage
in marken aan het fonds.
Over de praktische regeling hiervan
zijn nog besprekingen tussen Duitsland
en het l.M.F. aan de gang.
Van een onzer verslaggevers
ROTTERDAM. - Van typiste
op het kantoor van een Rot
terdamse textielgroothandel
naar directrice van een toeris
tenhotel in Bardolino aan het
befaamde Gardameer is voor
Janny Vrijenhoek (27) uit
Bergschenlioek bij Rotterdam
maar één stap geweest die als
het ware van vandaag op mor
gen plompverloren werd gezet.
Er kwam geen huwelijk en
geen erfenis aan te pas. Het
was doodgewoon een vakantie
opwelling en niemand van
haar vrienden en kennissen gaf
haar een kansje om te slagen.
De 65 bedden in het gemoderni
seerde hotel Fiordaliso, de twaalf
man personeel die er in het seizoen
rondlopen, de vele reisgezelschap
pen die het hotel dag-in, dag-uit be
volken, maar bovenal het pittige op
treden en het rappe Italiaans van
het voormalige Rotterdamse kan
toormeisje spreken nu wel een ge
heel andere taal.
Janny Vrijenhoek
WWM
Het prachtige hotel Fiordaliso aan het Gardameer, waar een Nederlands
meisje de septer zwaait
Verbluft hebben vele Nederlanders
die in Fiordaliso met het moeizaam
uit een boekje geleerde: Uno Vino,
prego, een glaasje wijn bestelden,
zich in hun eigen taal horen toespre
ken door de jonge
blonde Janny. Vaak
hebben zij nog voor
zij van hun verba
zing bekomen wa
ren enkele kreten
geslaakt, zoals:
,,En nu een Ne
derlandse biefstuk
zonder knoflook en
in boter gebakken
aardappeltjes en doperwtjes."
Die kwamen er dan ook prompt. Maar
of het nu een Nederlandse biefstuk
of een Milanese Past'a sciutta is,
Janny laat het alles in een voorbeel
dig tempo uit haar keuken rollen.
Ook Janny droomde al vele jaren
van een reisje naar Italië, maar het
duurde tot 1957 voordat ze in gezel
schap van een busvol zonnehongerige
Nederlanders naar Torri del Benaco
aan het Gardameer vertrok. Dit va
kantiereisje was het eigenlijke keer
punt in het leven van het Rotterdam
se kantoormeisje. In december 1957
ging ze nog eens en in juli 1958 stond
het Gardameer opnieuw op het vakan
tieprogramma.
Een patates-friteskraam zou je hier
eigenlijk moeten beginnen, dacht Jan
ny toen. Na drie weken waren de pa
tates-frites illusies verdwenen en zette
ze zich weer moedeloos achter de fac
turen en de schrijfmachine van de
textielgroothandel. Als ze uit het raam
naar buiten keek veranderden de
herfststormen en de regenbuien in fel
le zonnestralen en het diep blauwe
water van het Gardameer; de lan
taarnpalen werden palmbomen en
se meisje zocht contact met Neder
landse reisbureaus en met de burge
meester en alle mogelijke notabelen
van het nog half slapende dorp.
voorbijgangers bleken plotseling Ita
liaanse vissers te zijn geworden.
Janny hield het plotseling niet lan
ger meer uit. Half november 1958
kwam zij met de boodschap thuis dat
ze de volgende dag naar het Garda
meer ging om er een hotel te pach
ten. Haar spaargeld had ze al opge
haald en het treinkaartje (enkele
reis) gekocht. In Bergschenhoek stond
die avond een huis op stelten maar
Janny zat de volgende dag in de
trein en enkele dagen later had ze het
leegstaande hotel Fiordaliso gepacht.
Het was een vervallen dorpsherberg
met 38 bedden en niet een toerist.
Dat duurde niet lang. Het Nederland-
Die hadden zoveel schik in de voort
varendheid van de Signorina Olandesa
dat bij de opening op 1 mei 1959 het
halve dorp (met de burgemeester
voorop) gelukwensen kwam aanbieden.
Her eerste reisgezelschap stond toen
ook al voor de deur.
Het daaropvolgende seizoen werd
zo goed dat Janny eind 1959 al aan
verbouwing en uitbreiding tot 65 bed
den kon gaan denken. De herope
ning op 30 mei 1960 was een nog gro
ter feest en de resultaten van het sei
zoen overtroffen alle verwachtingen.
Zo werd Janny hoteldireetrice in
Bardolino en raast ze sindsdien in
haar kleine auto naar Verona en Gar-
da, naar Torri en Sirmione, naar de
wijnkelders in de omgeving. Alleen
om haar gasten een uitgebreide me
nukaart voor te kunnen zetten.
Zij maakte Bardolino in Nederland
bekend en wist ondertussen alle man
nelijke toenaderingspogingen af te
wimpelen. Ze verschafte zich overal
zoveel respect dat ze nu zelfs tot de
notabelen van Bardolino behoort. De
eenvoudige dorpsbevolking van het
wijndorp groet met kennelijke hoog
achting dit hoogblonde Nederlandse
meisje als zij onder de palmen voor
haar hotel met een espresso even uit
rust van haar taak gastvrouwe te zijn
van een internationaal toeristengezel
schap. 1
kilometer gaf aansluiting op een karre-
weg, die tot in de jaren dertig ook nog
nauwelijks te berijden was. Lopen of
punteren was al wat er op zat. Eén
enkele rijke boer had een wagentje
staan waar de weg begon. Een dag
vóór de kerkgang liet hij daar een
paard naar toe punteren door een
knecht.
Visserman Dirk Hoen (74) heeft die
oude tijd nog uit en ter na meegemaakt.
„Trouwen en begraven duurde een hele
dag", vertelt hij. „Dat ging met een
„bok", een grote boot waar wel zestig
man in gaan. 's Winters, als het water
lag dichtgevroren, moesten we hele
maal lopen. Ik heb zelf wel een dode
vervoerd op een slee man, het
griezelde mij toeEn als de mensen
zondags naar de kerk waren, en al die
punters lagen gemeerd waar de Meente-
weg begint, dan namen wij als kleine
jongens onze kans waar en gingen er
stiekem mee zeilen!"
HET „KARRECHIEN"
Egbert Doeve, ook 74 en riethande
laar in ruste, heeft vaak het „karre-
chien" getrokken, het karretje dat de
dorpelingen hadden gemaakt voor het
vervoer van kraamvrouwen en ernstige
zieken. De patiënt werd in dekens ge
wikkeld, vier man gingen mee om om
beurten te trekken, en dan moest je er
door, weer of geen weer. „Storm, regen,
sneeuw, het was moordend. De tocht
duurde sdms een halve dag, en de zieke
was bijna dood als je aankwam
Zo was het tot voor een paar jaar,
in Kaienberg, en het dorp moest het
bovendien doen met gasverlichting, en
water uit de pomp. Na jaren van touw
trekken kwam er eindelijk, in 1957,
electriciteit en waterleiding. Om de
aanleg goedkoper te maken, hebben de
dorpelingen de waterbuizen grotendeels
zelf gelegd.
Toen, op 1 juli 1958, dromden de
Kalenbergers samen rondom de voor
bode van een nieuwe tijd:, de eerste
automobiel die ooit in het dorp was
geweest. Het was het Goggomobieltje
van de heer Groenewold. Veel plezier
had deze Kalenberger eerst niet van
zijn gedurfde aankoop, want het kerspel
IJsselham, eigenaar van het enige pad,
verbood hem met zijn dwergautootje
over dat pad te rijden.
VERKEER KOMT
Maar de autoweg kwam er. Nog die
zelfde zomer stak de oudste inwoner,
Bene Poepjes, de eerste spade in de
grond. Een jaar later konden de eerste
auto's uit de buitenwereld Kaienberg
binnenrijden. Nu is er al aardig wat
verkeer. Dokter, ziekenhuis, trouwen en
begraven, dat gaat nu allemaal over de
weg. De vier winkeliers van Kaienberg,
die vroeger hun waren drie, vier dagen
van te voren moesten bestellen, krijgen
nu de wagen van de grossier nog
dezelfde dag voor de deur.
De melkboer bezorgt nog per
(motor) punter, maar de vishandel en
de slager komen per auto langs de
deur. Ook de textielkoopman komt per
auto, maar die zet ergens zijn kraampje
op, en laat dat dan omroepen door het
dorp. Ook voor de Kalenbergse huis-
Advertentie
Rietsnijder bezig met bundelen
vrouwen is het dus een hoop makke
lijker geworden, maar toch kan nog
geen huis het stellen zonder de eigen
punter, die zoiets is als de fiets van
het waterdorp.
Nu moeten de automobilisten nog
omkeren in Kaienberg, want de weg
loopt er dood. Echt opgenomen in het
doorgaand verkeer wordt het dorp pas,
als de weg is doorgetrokken naar
Ossenzijl, aan de Friese grens. Maar
dat zal nog wel een paar jaar aanlopen.
Al liggen de plannen klaar de boeren
die die weg over hun achtererf krijgen,
zijn niet een-twee-drie tot verkopen
bereid.
NIETS VERANDERD
Is Kaienberg veranderd, door de
langverbeide „ontsluiting"? Nog bijna
niet. „De rietsniders" en hun gezinnen
zijn een volkje op zichzelf. Niet dorps
en niet stads, maar een zelfbewust,
openhartig slag mensen, gevormd door
een besloten, maar vrij bestaan in de
wijdheid van het rietland. Hun dorps
gemeenschap is hecht. De fanfare, de
turn- en de voetbalclub bloeien, en het
nieuwe „gemeenschapshuis" is alijd
druk in gebruik. De „naoberplicht", de
hulp van buren bij bruiloft of sterf
geval, is er nog een levende traditie.
Wel knabbelt de nieuwe tijd aan de
jonge generatie. Rietsnijden is zwaar
werk, en je kunt er niet mee ophouden
omdat het vijf uur is. Veel jongelui
bedanken ervoor „met de leerzen an
't riet in te gaan". Ze nemen de brom
mer naar een baantje in de stad. Ze
willen de „luister" die het dorp niet
kan bieden. „Ze kennen de dankbaar
heid niet meer", zeggen de oude dorpe
lingen, die zelf de magere jaren hebben
meegemaakt. Maar er zijn ook de Kalen
bergse meisjes, die het geprobeerd
hebben op de kousenfabriek in Steen-
wijk, maar toch liever terugkwamen
om hulp in de huishouding te worden
op het dorp.
Doch de wind van het nieuwe waait
nog uit een andere hoek: het toerisme
is bezig Kaienberg te ontdekken. De
stedelingen, op zoek naar een laatste
plek van volkomen rust. Vorige zomer
zijn er al flink wat kampeerders ge
weest. En als er een oud behuizinkje
in Kaienberg te koop is. staan stede
lingen uit het westen klaar om daar
veel geld voor te betalen. „Een krot,
dat wij nog niet voor vijfhonderd wil
len hebben, daar betalen zij grif zes-,
zevenduzend gulden voor!" De Kalen
bergers lachen wel een beetje om die
stadsmensen met hun kostbare illusie
van een hutje-tussen-het-riet.
TOERISME
Maar ondertussen zien de toonaan
gevende Kalenbergers wel degelijk wat
in die stedelingen. „We moeten zien,
dat we hier meer toeristen krijgen",
zegt Egbert Doeve, van ouds een van
de voorvechters van zijn dorp. ,,Dat
brengt leven in de brouwerij, en geld
in de la van de middenstand."
Er wordt wat aan gedaan. Plannen
voor kampeerterreinen en kampeer
boerderijen, voor botenverhuur en een
soort rondvaart Kaienberg, dat totnog
toe amper op de kaart stond, verspreidt
dit seizoen voor het eerst een toeris
tische folder. Zal het lukken? Roei- en
visgelegenheid, rust en natuurschoon
zijn er genoeg, maar ruim zeilwater
ontbreekt.
En willen de dorpelingen dat wel,
zo'n toevloed van vreemdelingen? „Ik
wil mijn huis best verhuren aan
vakantiegangers", meent rietsnijder
Evert Poepjes, „maar dan moet ik eerst
mijn achterhuis vertimmeren, want je
moet zelf toch ook onder dak!"
Zijn vrouw staat er nog wat aarze
lend tegenover. Zij denkt meteen aan
eten koken voor vreemde mensen, in
haar eigen huis. Maar goed, als de
gasten voor hun
eigen eten zouden
zorgen, dan zou
ze wel met dat
plan van haar man
akkoord gaan.
Zo is het met de
meeste Kalenber
gers. Ze moeten
nog wennen aan
dat denkbeeld van
toerisme. Ze heb
ben er eigenlijk
nog niet erg over
nagedacht. Het is
nog maar zo kort
geleden, dat die
allereerste auto EGBERT DOEVE
Kaienberg binnen- -voor
reed. toerisme