DE LANDBOUW SPREEKT.... Veel gemeentebesturen denken in jaar 2000 N.C.L.B. verheugd over komst van industrie Geen vijand Te royaal Noodzaak Medewerking Beleid Pag. 19 INDUSTRIENUMMER ZEEUVVSCH DASBLAD VELE gemeentebesturen den ken ten aanzien van de in dustrialisatie in het jaar 2000." Deze opmerking tekenden wij op uit de mond van de heer G. J. de Jager, de pas afgetreden voorzit ter van de Gewestelijke Raad voor Zeeland van het landbouw schap. Ik weet heel goed, regeren is vooruitzien, maar het wil er bij de landbouw niet in, dat nu reeds een bestemming wordt gelegd op veelal kostbare cultuurgrond, ter wijl die grond in de eerstkomende reeks van jaren voor bebouwing of industrievestiging niet benut wordt." Bovendien worden vele uitbrei dingsplannen op 'goede gronden ge: projecteerd, terwijl heus wel minder goede grond aanwezig is. Daartegen gaat nu juist een van de grote be zwaren van de landbouw. Met vol doende vooroverleg en geen eenzij dige belangenbehartiging is veel te bereiken. T~)E heer De Jager formuleert kort maar krachtig zijn mening: De landbouw is de industrie bepaald niet vijandig gezind, de agrarische sector meent zelfs, dat een indus triële ontwikkeling ook nodig is in het belang van ons gewest. Een har monische ontwikkeling van landbouw en industrie is daarom noodzakelijk. Daar zijn beide partijen 'het meeste bij gediend en dan kan er ook iets goeds uit de bus komen. De landbouw ziet dus heus wel in, dat Zeeland niet meer zonder indus trie kan. De agrariërs zien ook, dat bij vestiging van industrieën werkge legenheid komt voor een groot aan tal mensen en dat is voor het plat teland van het grootste belang. Als derde aspect noemt de heer De Ja ger het feit, dat door industrie-vesti ging het vervoer toeneemt en het wegenstelsel aangepast moet worden aan de nieuwe situatie. Maar dat slokt weer landbouwgrond op en brengt versnippering mee. |7EN ZAAK, die de heer De Jager wel heel zwaar op de maag ligt zijn de uitbreidingsplannen van de gemeenten, die veelal te royaal wor den opgezet. „Vele gemeentebestu ren leven met hun gedachten in het jaar 2000. Ik heb sterk de indruk, dat men vaak denkt, dat de land bouw er zo maar bij hangt. Dat is een volkomen verkeerde instelling. In dit verband noemde de voorzit ter van de Gewestelijke Raad de gedachte van het Middelburgse raadslid, de heer M. Wattel, dat de gemeente zelf grond koopt voor de gedupeerde agrariërs een schitterend idee. „Dit is een gedachte, die ik van ganser harte wil onderschrij ven." Het gaat er niet om, dat de landbouw tegenover de industrie gaat staan, maar men moet toch wel goed begrijpen, dat het „afnemen" van landbouwgrond van een boer diep ingrijpt in zijn bestaan. Zijn gehele bedrijfsvoering en zijn levens milieu is ingesteld op een bepaald aantal hectaren. Als er nu bijv. 10 van zijn 30 hectaren opgeslokt wor den betekent dit voor de boer, dat hij zich geheel moet aanpassen aan de veranderde situatie. Dat brengt spanningen te weeg. En dit is ook nooit te compenseren. TA/JAAR aan de andere kant zegt de J-vl heer De Jager het nogmaals met grote nadruk: de industrialisatie is noodzakelijk. De ontvolking van het platteland gaat door als er geen in dustrialisatie komt. Het aantal man nelijke agrarische arbeidskrachten is in het afgelopen decennium in Zee land met 20 pet gedaald. Het aan tal bedroeg in 1947 rond 30.000 en in 1957 ruim 23.000. Per jaar zoeken gemiddeld 300 mannen werk buiten het agrarische milieu. Het scheppen Het Zeeuwse trekpaard kon in het afgelopen, natte, seizoen niet gemist worden. Maar ook de landarbeider heeft zijn waarde dubbel en dwars bewezen in het natte seizoen. De boeren hebben ondervonden, dat de vaste kern op het bedrijf niet ver waarloosd mag worden, hetgeen wel eens gebeurt. van een bestaansmogelijkheid voor hun kinderen, in de eigen provincie, doet boeren en landarbeiders de noodzakelijkheid van industrievesti ging inzien. Een gezond platteland eist bovendien een zekere minimale bevolking om een redelijk niveau van voorzieningen te garanderen. Ondanks dat blijft de landbouw bij de stelling: op goede cultuur grond moet de landbouw zoveel mo gelijk behouden worden. Als het heus niet anders kan zeggen wij: akkoord. Maar in vele gevallen kan het anders en dat proberen wij de gemeentebesturen met klem van ar gumenten aan te tonen. De heer De Jager noemde man en paardhet uitbreidingsplan van Ter- neuzen ter grootte van 130 hectare. Het landbouwschap heeft tegen dit plan grote bezwaren ingebracht. Naar onze mening kan het gemeen tebestuur niet redelijkerwijs aanto nen, dat deze 130 hectare nodig is. Waarom dan niet de helft genomen? Hier wordt nu de gedachte van het jaar 2000 in praktijk gebracht. En in Middelburg is het uitbreidingsplan precies zo opgezet. \Y7EL was de heer De Jager content over de medewerking van de provincie. „De samenwerking van de georganiseerde landbouw met de provinciale autoriteiten is buitenge woon goed te noemen. De landbouw wordt nu direct bij de plannen be trokken", zegt de heer De Jager. En dat is ongetwijfeld een winst punt van de laatste jaren. Dit vroeg tijdige overleg was voor de land bouw niet altijd van resultaat ont bloot. Met voorzichtigheid en sou plesse is veel te bereiken. Zee land is nog een agrarische pro vincie. De heer De Jager zegt dan tot slot: Met een harmoni sche ontwikkeling van de ver schillende bestaansbronnen is een goede samenleving in Zee land mogelijk. Ook voor de landbouw. J~\E Nederlandse Christelijke Land- arbeidersbond juicht het toe, dat er in Zeeland industrie komt". Het klinkt misschien enigszins vreemd dit te horen uit de mond van de hoofd bestuurder van de N.C.L.B. in Zee land, de heer M. D. den Hollander. Hij voegt er direct aan toe: „Bij ons staat voorop, dat de mensen een goed bestaan hebben. In de landbouw worden de mogelijkheden daartoe steeds minder, met name voor de jon ge arbeiders moet er werk zijn. Welis waar worden de gelederen van de N.C.L.B. door de ,^uiging" van de in dustrie, die bepaald aanwezig is, iet wat verzwakt, maar de heer Den Hol lander tilt daar niet zo zwaar aan. „Ik zie het zelfs zo, dat het ledental van de N.C.L.B. nog kan stijgen in Zeeland. Als de leden maar actief zijn, want er is nog een grote groep landarbeiders, die niet georganiseerd is". Als we met de heer Den Hollander over de industrialisatie praten komt natuurlijk de werkgelegenheid in de landbouw ter sprake. Het is door en door bekend: de machines verdringen de handenar beid in de landbouw; de tariefwerk- zaamheden worden minder en de boer wijzigt zijn bouwplan in de rich ting van extensieve teelten. Een klei ne uitbreiding van de werkgelegen heid zit er wellicht in de tuinbouw, waar dit tenminste mogelijk is. ^EER belangrijk noemde de heer Den Hollander het feit, dat de landbouw meer aandacht gaat beste den aan het personeelsbeleid. De boeren, die in het verleden vasthiel den aan een vaste kern, zijn wel eens uitgelachen door hun mede-col lega's. Maar deze lachende boeren hebben in het afgelopen, natte, na jaar de rekening thuis gekregen. De vaste kern wordt nogal eens verwaar loosd. Ook aan de factor van de men selijke verhoudingen kan nog heel wat gedaan worden. De landarbeider wordt vaak nog teveel gezien als knecht en te weinig als mede-arbei der. De waardering laat herhaalde lijk te wensen over, aldus de heer Den Hollander. DE HEER M. D. DEN HOLLANDER Dat de jongelui geen interesse meer hebben voor het beroep van landar beider zal ongetwijfeld tot een tekort leiden in deze sector. De heer Den Hollander weet een fikse reeks van oorzaken op te noemen voor de mi nimale animo. t^IA de werkgelegenheidsproblemen komen we dan tot de industrie. De N.C.L.B. stelt zich op het stand punt, dat er industi'iespreiding moet komen. Dan komen de werknemers van die lange pendel af, die aan alle kanten onsociaal is te noemen. De industrie-spreiding kan bovendien meewerken om de ontvolking van het platteland tegen te gaan. En tenslotte zegt de heer Den Hollander; „Het Landbouwschap, waarin alle werkgevers- en werk nemersorganisaties en dus ook de N.C.L.B. is vertegenwoordigd, moet de gehele industriële ont wikkeling in Zeeland op de voet volgen. Dat gebeurt ook. En het gaat er om, dat de problemen ge zamenlijk opgelost worden. In het belang van zowel de werk gever als de werknemer in de landbouw".

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1961 | | pagina 27