WIM KAN: IK LEES
WAT CORRIE GEEFT
Lezende mensen
DER ZOTHEID
HET GESCHENK DE VOOR DE JEUGDDE
ONBEKENDE UREN MUZE OP SCHOOL
Zaterdag 25 februari 1961
ZEEUWSCH DAGBLAD
Pag. 9
TUSSEN STADHUIS
EN KAMER
ALLEEN ALS
ONTSPANNING
VADER EN ZOONS
CHIRURG EN
GOOCHELAAR
BLOED EN LIJKEN
TOCH KAST VOL
MINISTERIËLE
VOORKEUR
GEEN TELEVISIE
MICHÈLE EN MIEKE
Geen televisie, wel boeken
over ballet en muziek.
Prisma-juniorcs. maar vooral boek
jes over ballet." Zij is nu al bij een
dansgröepje en hoopt later bij het
ballet te komen.
Vriendinnetje Michèle zegt ..van al
les" te lezen, maar haar voorkeur
gaat toch uit naar boekjes over mu
ziek. omdat zij zelf piano speelt.
Of er televisie is thuis? „O, nee,
wij zijn met veel kinderen thuis. Wij
moeten allemaal studeren. Daarom
wil vader geen televisie."
"VTIEMAND heeft nog tijd om te le-
"i' lezen", hoort men soms klagen,
maar in alle gesprekken met bezige
mensen kregen wij te horen, dat de
weinige vrije kwartiertjes toch vrij
wel altijd gebruikt worden voor le
zen. De Amsterdamse technicus A.
Wagenaar vonden wij met een boek
in een treincoupé tussen Rotterdam
en Amsterdam. „Ik zit iedere dag
uren lang tussen de wielen. Ik ben
wel uitgekeken op het landschap.
Daarom lees ik in de trein, maar
ook thuis. Ja ik heb wel televisie,
maar na de eerste tijd, de periode
van „kijk of ik schiet" ben ik toch
maar weer tot het boek teruggeko
men. Wat ik lees? Het liefst detec
tives, van Simenon vooral, maar ook
van Agatha Christie of Havank. Le
zen is alleen en helemaal ontspanning
voor me."
EEN andere heel drukbezette man is
de architect E. F. Groosman, die
met de 33 mensen van zijn bureau
huizen bouwt, stadswijken, kantoor
gebouwen en fabrieken. Zelfs in Ni
geria v.ordt een project van de heer
Groosman uitgevoerd. Veel tijd om te
lezen is er niet. „De vaktijdschriften
lees ik op reis in de auto. De enkele
uren thuis zijn voor boeken, waar
over ik in recensies heb gelezen of
van vrienden heb gehoord."
De boekenkast van vroeger met
werken van Franse schrijvers als
TAE chirurg dokter R. A. Koopmans,
'-'die ondanks zijn zeventig jaren nog
dagelijks van ziekenhuis naar zieken
huis gaat om er te opereren, weet met
zijn vrije tijd wel raad. Hij houdt van
zeilen en roeien, maar zijn grote lief-
MARGA RINGELING
weinig boeken, wel
theedoeken.
TECHNICUS A. WAGE
NAAR
treinlectuur
ARCHITECT E. F. GROOS
MAN
...liever Vestdijk, Slauer-
hoff en Marsman.
MR. DR. CH. J. M. A. VAN
ROOY
mijn dochter wel
hebberij is toch wel het goochelen.
„Een heerlijke hobby voor je zelf,
vooral omdat je ook andere mensen
er zulk een plezier mee kan doen".
Een groot deel van dokter Koopmans'
boekenkast is dan ook behalve met
studieooeken gevuld met zijn „magi
sche oibliotheek", van Simon Uit-
geests Toverboek van 1749 tot een
pas verschenen Engels boek over het
goochelen.
„Mensen met een hobby zijn geluk
kige mensen Het geeft niet wat voor
een liefhebberij het is. Lezen is heer
lijk. Ik zie het telkens weer: mensen
die voor en na hun operatie lust heb
ben in lezen zijn meestal ook patiën
ten die gemakkelijk genezen. Zij heb
ben de rust om zich beter te laten ma
ken."
Behalve zijn vakliteratuur leest dok
ter Koopmans zelf niet veel, eenvou
dig omdat hij er de tijd niet voor
heeft. Soms een enkel historisch ver
haal, zoals nu „Het hart van 'de Ja
de", een verhaal over de verovering
van Mexico. „Als ik lees ben ik hele
maal weg en heb het gevoel, of ik zelf
bij de avonturen betrokken ben."
\IAN de teen-agers lieten wij ui een
boekhandel aan de Rotterdamse
Lijnbaan een groepje jongens en meis
jes bij de kas: vol glimmende literai
re pockets maar staan. Zij hadden het
te druk met heftig discussiëren over
romans en gedichten van Mulisch, van
Andreus, Vaandrager en andere jon
geren. Z:j liefkoosden de kleine pocket
boekjes als kostbaarheden.
Onze aandacht werd getrokken door
een knap blondje, dat met een boek
over sport in haar handen stond. Zij
was de negentienjarige kapster Mar-
ga Ringeling. Zij wilde wel op de fo
to, maar „geef me dan eerst eens een
kammecje" gebood ze de fotograaf.
Nee. ze wisf niet veel van litera
tuur af. Na de Mulo las ze alleen nog
maar de Libelle en soms wel eens een
detectivetje. Bloed en lijken dus voor
dit knappe jonge meisje, dat haar sa
laris niet aan boeken besteedt, maar
wel zoals ze zei „aan thee- en kop-
jesdoeKen en andere spullen voor het
'huishouden". Want Marga is verloofd.
Voor naar verloofde, de kantoorbe
diende Gerard die wel graag leest en
aan sport doet was zij op zoek naar
een boek.
D
E 82-jarige gepensioneerde ambte
naar van de Rotterdamse gemeen
tebedrijven J. But leest wel graag.
Terwijl zijn huisgenoten in de ruime
conversatiezaal van het prachtige be
jaardencentrum „De Nachtegaal" bij
de koffie een babbeltje maakten of
een kaartje legden was hij verdiept
in Den Doolaards „Omnibus".
Tijd om te lezen heeft hij genoeg,
maar jammer genoeg blijft er na be
taling van het pensiongeld zo goed als
niets over om boeken te kopen. Ge
lukkig zorgen de twee zonen van de
heer But wel voor aanvulling van
zijn bibliotheekje. Wij moesten dat
gaan bekijken op zijn kamertje.
Er stond een boekenkast vol. Schrij
vers uit de vorige eeuw als J. F. Olt-
mans met zijn „schaapherder" was
er vertegenwoordigd, maar ook boe
ken van Den Doolaard, Jan Mens en
Verbruggen. „Het verstoorde mieren
nest" van Verbruggen is een boek,
dat je nooit vergeet. Vooral op zo'n
mistige dag als vandaag moet je er
telkens weer aan denken. En de heer
But wil ons het hele verhaal al gaan
vertellen. Maar wij praten over ande
re boeken in de kast: „Engelandvaar
ders" van Norel, een geschenk op de
laatste verjaardag. „De familie Sarto-
rius" van Faulkner, „Op het eiland"
van Brusse en tientallen anderen.
Lezen is een heerlijk tijdverdrijf
voor de 82-jarige, die bovendien ook
nog graag knutselt aan het werkbank
je in zijn kamer. Vol trots laat hij ons
'een 17de eeuws oorlogsschip zien. „He
lemaal zelf gemaakt, mijnheer. Eerst
getekend, toen van vliegtuigtriplex ge
bouwd."
Zeven van zulke schepen, com
pleet met zeilen, heeft de heer But
al gemaakt. Het laatste was voor
de huisdokter, die de vrouw van de
lezende en schepenbouwende gepen
sioneerde zo uitstekend en hartelijk
heeft behandeld.
Juist in dat bejaardencentrum bij
de heer But beseften wij, dat hoe
afgezaagd het misschien ook moge
klinken „lezende mensen gelukkige
mensen zijn".
NEE, even vluchtig een pocketboek
meeritsen om een verloren half
uurtje te vullen komt bij mij niet
voor", aldus de minister van sociale
zaken mr. dr. Ch. J. M. A. van Rooy,
die wij telefonisch naar zijn belang
stelling voor boeken vroegen.
„Papier speelt wel de belangrijkste
rol in mijn leven, maar ik bedoel dan
meer de ministeriële stukken. Eerlijk
gezegd heb ik de laatste jaren niet
gelezen.
Mijn voorkeur ging indertijd, toen
MIJNHEER J. BUT, 82 JAAR
lezen en schepen bouwen
ik ontzettend veel las, uit naar histo
rische romans en lectuur over tech
nische zaken. Ik weet zodoende ook
aardig wat er onder de motorkap van
mijn wagen zit. Ik heb er meer dan
een miljoen kilometer opzitten.
Niet alleen lezen is ontspannend,
maar ook rijden en wandelen, waar
DR. R. KOOPMANS,
CHIRURG
gelukkig als je een
hobby hebt.
ik mijn vakanties voornamelijk mee
vul.
Het „geen tijd, geen tijd", klinkt ve
le malen aan de ministeriële zijde
van de telefoonlijn en bijna veront
schuldigend zegt mr. Van Rooy, „maar
mijn jongste dochter leest alles wat
los en vast zit. Welk genre? Alles."
onderwerp dus. En een
heel naar onderwerp ook.
Maar de schrijver heeft de lugubere gebeurtenissen rond
om zulk een kinderroof weggelaten. Hij vertelt maar heel
even, hoe het jongetje aan school werd afgehaald door de
ontvoerders en hij zegt niets van de vreselijke angst van de
ouders, de beroering in de omgeving van het kind of de
speurtochten van de politie. Hij schrijft alleen maar over de
„onbekende uren" tussen de ontvoering en het ogenblik,
waarop het kind als het losgeld er is weer naar huis
gaat. Aan die uren hebben de drie rovers niet gedacht en ze
waren verbaasd, toen ze beseften het jongetje „zoet" te moe
ten houden.
De schrijver van „De onbekende uren" vertelt heel span
nend over de gedragingen van het kind en zijn jonge oppas
ser en hij tekent psychologisch scherp de gesteldheid van het
jongetje, dat rustig slaapt en speelt, maar soms plotseling
aangegrepen wordt door angst en verlangen naar huis.
Wie de schrijver is moeten de lezers, zoals ieder jaar.
weer raden. Het onderwerp en de manier waarop het be
schreven is zal, dunkt ons, de keuze uit het lijstje van de
vijftig inzenders niet moeilijk maken.
VOALS ieder jaar in de
Boekenweek is er ook
deze keer voor de jeugd
weer een bundel ge
dichten uitgegeven, die
in de week van het boek
voor de prijs van een
doosje sigaretten te koop
is. In de loop der jaren
hebben de samenstellers
van die boekjes de dich-
termuze min of meer
dichterlijke avonturen la
ten beleven: De muze
was op reis, zij zwierf
door Nederland, zij amu
seerde zich met haar col
lega van de muziek, en
vorig jaar was zij op weg
door het heelal.
Deze keer heeft de
bloemlezer W. van Beu-
sekom de Muae in een
minder dichterlijke om
geving opgezocht. De titel
van het boekje zegt waar:
De muze (is) op school.
Voor wie nog scholier is, is de school niet bepaald
een bron van poezie, maar voor wie later nog eens aan
de schooljaren terugdenkt blijken leraren en leervakken
toch stof tot praten en zelfs tot vertederd dichten op te
kunnen leveren.
In zijn inleiding probeert Van Beusekom ook de jeugd
te doen geloven, dat „de muze mee naar binnen glipt de
school in, zelfs als er twee zware schriftelijke proefwer
ken zijn op een dag. De muze buigt zich met ons over een
onoplosbaar vraagstuk en ze fluistert ons wat geestigs in
het oor, als de leraar eindeloos praat, praat, praat."
Een veertigtal dichters van Constantyn Huygens tot
Ellen Warmond en Lucebert zingen dan in de Muze op
school van directeuren, leraren en leerlingen, van leervak
ken en examens. In de typografische verzorging van Karei
Beunis en met de tekeningen van Peter van Straaten is
„De muze op school" weer een boekje geworden, waar dè
jeugd (en ook de ouderen) evenveel plezier aan zullen be
leven als aan de in vorige jaren verschenen Muzenbeleve-
nissen.
ERASMUS VAN ROTTERDAM
weet alles van boeken
„IK BEN eigenlijk geen
lezertje op me zelf', zegt
Wim Kan, die wij juist te
pakken kregen, toen hij met
Ru van Veen zijn program
ma voor de Boekenfeesten
in Amsterdam (van gister
avond) en van Rotterdam
(volgende week woensdag)
instudeerde. „Ik lees wat
Corrie me voorschotelt. Wij
lezen altijd hetzelfde boek.
Het laatste? ,.Het bittere
kruid" van Marga Minco.
En o, ja dat boek met de ti
tel „de tienduizend dingen",
DAT HEB IK minstens al
twintig keer mee op reis ge
nomen zonder er aan toe te
komen. Op onze laatste va
kantie namen we, zoals
gebruikelijk, ieder een eigen
koffer met boeken mee. In
mijn koffer lagen mijn kle
ren erover, want Corrie
hoeft niet precies te weten,
welke boeken ik meeneem.
Of we hebben gelezen? Nau
welijks. Maar ik zeg altijd
maar: Je kunt tenslotte de
griep krijgen."
Op de vraag welke boeken
een rol spelen in zijn leven,
denkt Kan ietwat wanhopig
na. ..Het huishoudboek van
Corrie natuurlijk. Daarin
heb ik als opdracht geschre
ven „poging tot een huishoud
boek", want ze kan er niks
van.
DAN KOMEN dagboeken.
Ik ben vijftig jaar en thuis
liggen zeven en twintig dag
boeken van me. Het 28ste
heb ik bij me. Ik schrijf er
veel in op. plak er knipsels
in over talloze onderwerpen,
vooral voorspellingen en zo.
Altijd een mooi lachertje als
je ze een jaar later terug
leest. En ook. hoe ik over
mensen denk. Over jonge ar
tiesten bijvoorbeeld die bij
mijn gezelschap komen. La
ter lees ik het over. Oei,
wat kun je je in de mensen
Vergissen en ook in talent.
IK BEN beslist geen ro
manlezer. Weet je, het ver
haal interesseert me nooit.
Wel de bespiegelingen over
de mensen.
Moderne poëzie? Bertus
Aafjes en Bert Voeten.
„Dat is toch geen moder
ne poëzie meer", onder
breekt Corrie Vonk.
„O, je bedoelt de experi
mentelen. Soms een brokje
hier en daar. Een regel, een.
enkel beeld, «oals laatst in
dat gedicht van „De drie
IN haar prachtige werkkamer in het
Rotterdamse stadhuis troffen wij
de wethouder van financiën en kunst
zaken, mejuffrouw mr. J. Zeelenberg,
Tussen twee besprekingen in liad zij
juist even tijd te vertellen, dat zij
van televisie niets moest hebben,
maar dat zij dol was op toneel en op
lezen.
Veel tijd krijgt deze drukbezette
wethouder, die ook Kamerlid is, niet
voor haar hobbies. Toch kan men
haar geregeld in de Schouwburg zien,
niet alleen ambtshalve maar meer
nog uit belangstelling voor toneel.
(„Vooral van Frisch en Dürrenmatt
houd ik.")
„Soms schud ik alle gemeentezaken
van me af en laat de kamerstukken
een poosje ongelezen. Ik pak .dan een
boek. Lezen js een verfrissing, die ik
WETHOUDER MEJ. MR. J.
ZEELENBERG
lezen werkt als een
verfrissend bad.
nodig heb." Behalve wetenschappelij
ke boeken, koopt en leest mejuf
frouw Zeelenberg ook wel eens een
roman. Haar laatste aanwinsten wa
ren „De verliezers" van Anna Bla-
man en de „Atlas van Tweestromen
land" van Prof. Beek.
DE groen-witte vlaggen van de Boekenweek zijn vandaag weer uitge
stoken. Zij waaien aan de gevels van alle boekwinkels, overal in het
land. Ook rondom Erasmus, die hoog op zijn sokkel aan de Rotter
damse Coolsingel staat. Over het boek, waarin hij al meer dan drie
eeuwen leest, waagt hij een lonkje op de vlaggen van de Boekenweek
boven het drukke gewoel op de brede boulevard. Hij glimlacht. Waarom?
Misschien denkt hij -wel aan de zin, die hij eens in een brief aan een
vriend schreef: er zijn hier jonge meisjes met allerliefste ge
zichtjes, aantrekkelijk en vriendelijk, die je zonder moeite boven de
Muzen kunt stellen".
dronken dominees" van Sy-
bren Polet. Verder kan ik
die jongens niet zo goed vol
gen. Lucebert bijvoorbeeld.
Ik lees zo'n gedicht soms
tien keer over en dan begrijp
ik er steeds minder van. Ik
raak onmiddellijk de draad
kwijt. Vasalis vind ik prach
tig. Luister maar. En Kan
citeert een paar gedichten
uit zijn hoofd.
TERWIJL KAN zijn kleine
bandrecorder, waarop na
uren zingen en repeteren al
les vast is gelegd, in zijn tas
laat glijden naast het onaf
scheidelijke dagboek en het
lijvige werkboek, vertelt hij
nog het fijn te vinden op de
boekenfeesten 'met een
nieuw programma op te tre
den.
„Er is een groot voordeel.
Het oudejaarsprogramma
moet ik tussen de voorstel
lingen van mijn eigen caba
ret maken. Nu ben ik met
vakantie geweest en kan ik
me helemaal aan het pro
gramma voor de boekenfees
ten wijden. Dat is heerlijk.
Ik ben razend enthousiast
en met mij Ru van Veen en
de tekstleveranciers Carmig-
gelt, Gaaikema en Annie
Schmidt".
WEG ZIJN Wim Kan en
Corrie Vonk door de dichte
mist op weg van Amsterdam
naar Aalsmeer om morgen
ochtend vroeg weer verder
te werken.
Ook al heeft hij reden ge
noeg ook nu op zonnige voor
jaarsdagen zo de lof van de
lieve meisjes op de Coolsin
gel te zingen, een ernstig
man als hij zal toch meer
geneigd zijn nog eens zijn
beroemde boek „De lof der
zotheid" te herlezen. Mis
schien zou hij met het
lonkend oog gericht op
de jachtende en jagende
mensen van de twintigste
eeuw die vlak bij hem een
geul in de grond gaan gra
ven omdat er in het zonlicht
geen plaats meer is voor
hun snelle beweeg wel
een nieuwe lof op de zotheid
willen schrijven.
Maar in de Boekenweek
zal hij zich zeker met boe
ken in het algemeen bezig
houden. Hij weet immers
alles van boeken af. Toen
hij in 1647 in Rotterdam
werd geboren was de boek
drukkunst nog geen halve
eeuw oud. maar al heel jong
leerde Erasmus de zegenin
gen van goede boeken ken
nen.
Op zijn zwerftochten door
Europa zal hij vaak Tho
mas van Kempen hebben
nagezegd: „Overal heb ik
rust gezocht. Ik heb ze
slechts gevonden in een
hoekje met een boekje". In
zijn boeken en in zijn brie
ven getuigt hij telkens „dat
lezen zijn hartstocht is", en
als hij in het buitenland is
vraagt hij aan een vriend in
DE veertienjarige Mieke van der
Linden en haar vriendinnetje Mi
chèle van Woerkom uit Hilleg'ersberg
kwamen wij tegen in een grote boek
winkel. Vanwege Carnaval hadden zij
wat vroeger vrijgekregen van hun
Muloschool, en daardoor hadden zij
voordat zij naar huis gingen, heer
lijk tijd wat te gaan snuffelen in kas
ten en bakken vol boeken,
„Ja, voornamelijk pockets", zei
Mieke, die boekjes koopt, op verjaar
dagen krijgt en met vriendinnetjes
ruilt. „Fijne verhalen uit de serie
zijn vaderland „een plaats
waar ik mij rustig aan le
zen" kan wijden.
Zijn eigen boeken waren
best-sellers. Zijn „Adagia"
beleefde tussen 1500 en 1520
niet minder dan 34 drukken
van elk duizend stuks. Zijn
„Samenspraken" werden in
twee jaar 25 keer herdrukt,
en zijn beroemde „Lof der
zotheid" overtrof die druk
ken en oplagen nog.
Toch heeft het stadsbe
stuur van Rotterdam kort na
zijn dood in 1536 geen stand
beeld van de schrijver Eras
mus laten maken. Wel werd,
nadat door de Spanjaarden
een eerste houten beeld wa«s
vernield, de lezende Eras
mus door Hendrick de Key-
ser in koper vereeuwigd.
De eeuwen door heeft hij
gelezen, zelfs toen hij in-1940
na het bombardement op
Rotterdam voor de Duitsers
moest onderduiken en in de
tuin van museum Boymans
kwam te liggen onder een
bloemenheuvel. En ook nu
leest hij door. ondanks de
drukte langs hem heen, on
danks de métro en ondanks
film, radio en televisie.
Was Erasmus in zijn tijd
een uitverkorene, omdat hij
kon lezen en schrijven, te
genwoordig lezen miljoenen
mensen. De boekhandelaren
hebben niet voor niets de
vlaggen uitgestoken. Bij
monde van de voorzitter van
hun propaganda-commissie,
de. uitgever Geert Lubber-
huyzen, hebben zij zelf ge
zegd, dat zij dik tevreden
kunnen zijn. De angst voor
kleinere winsten door het
goedkope pocketboek, de
vrees voor concurrentie
door boekverkopende kruide
niers en voor lezersafleideh-
de televisie blijken onge
grond.
Er zijn in het afgelopen
jaar meer boeken geschre
ven, gedrukt en verkocht dan
ooit. De boekdrukkers moes
ten grotere machines kopen,
waarin aan de ene kant de
rol papier gestopt wordt en
aan de andere kant tiendui
zenden pocketboeken, kant
en klaar, komen rollen.
En de boekhandelaren ver
kopen die boeken aan jonge
ren en ouderen, aan geleer
den en eenvoudigen van
geest. Televisie, radio en
film hebben het boek niet
kunnen verdringen. Boeken
en lezers mogen misschien
sinds de tijd van Erasmus
wel veel veranderd zijn,
maar overal zijn mensen,
die de zegen van de rust in
„een hoekje met een boekje"
beseffen.
Wij hebben niet langer
naar uitgevers en boekver
kopers geluisterd. De lezers
zelf hebben ons verteld van
hun boeken. Het waren wil
lekeurige mensen, die wij
tegenkwamen op straat, in
de boekwinkel,- in de trein of
op hun kantoor.
Architect Groosman leest hun boe
ken ook wel, maar houdt het toch lie
ver bij de oude getrouwen. Soms pro
beert hij die ook bij zijn zonen aan te
praten. „Je moet Menno ter Braak of
Marsman eens lezen". Maar de jon
gens geven de voorkeur aan het „snel
lere en heviger" proza van hun tijd
genoten.
Prévert, Camus, Sartre naast die
van de Nederlanders Slauerhoff, Vest
dijk en Marsman wordt geregeld
aangevuld. „Ja, ook met jongeren als
Lucebert, Mulisch en Hermans. Dat
komt vanzelf, als je zonen-gymna
siasten hebt, die daar belangstelling
voor hebben".