Geneeskunde mei kleine slappen lastend vooruii Mistige werkelijkheid naast fraaie legenden Zaterdag 21 januari 1961 ZEEUWSCH DAGBLAD Pag. 9 SCHIERMONNIKOOG - waar zeelui eeuwig zwerven en de golven nog de juiiers naar hei sirand roepen. Commercieel Ademhaling Niets nieuws... Weinig polio Freule Gracia Kallomooi Boot en mes EILAND LOOPT ZON TEGEMOET die van de fabrikant een nieuwe naam en een nieuw jasje heeft ge kregen. Men denke slechts aan het H3 dat niets anders bleek te zijn dan novocaine, een stof, die iedere arts en tandarts in zijn spreekka mer heeft. Tussen twee haakjes: Hoort u nog wel eens van H3? Men vergeet te vaak dat genees- middelenfabricage een commerciële aangelegenheid is. Er worden zaken mee gedaan en daar is in principe niets tegen als men maar bedenkt, dat zakendoen onvermijdelijk samen gaat met reclame en deze reclame stelt uiteraard het product zo gun stig mogelijk voor. Daarmee is aller minst gezegd, dat de pharmaceuti- sche industrie niet geregeld genees middelen uitbrengt, die wij brood nodig hebben, maar men moet wel beseffen, dat geneesmiddelenrecla me iets anders is dan een dokters advies. In het bijzonder tegen maagklach- ten en hoofdpijn worden legio mid deltjes aangeprezen, die vaak maar weinig van elkaar verschillen, maar niettemin elk voor zich als iets heel bijzonders worden voorgesteld. Wij willen vrij willekeurig een greep doen uit de vele richtingen waarin het onderzoek zich uitstrekt. Allereerst moet worden vermeld het prachtige werk van Engelse bio chemici over het kunstmatig ver vaardigen en wijzigen van penicilline. Een paar maanden geleden vermeld den wij hun ontdekking van het ce- pheline (B.R.L.1241) dat werkzaam is tegen resistente staphylococcen. Nieuwe antibiotica worden nog steeds gevonden. Men bezit er thans ook enkele, die tegen een deel der schimmelinfecties werkzaam zijn, o.a. griseofulvine. Grote activiteit heerst op het ge bied van de geslachtshormonen en de stoffen, die men hiervan kan af leiden. Men streeft er daarbij naar twee-eigenschappen van deze hormo nen te isoleren en te perfectioneren, nl. het weefselopbouwend effect, waardoor sommige van deze stoffen als versterkend middel bruikbaar zijn en anderzijds de beheersing van de vrouwelijke cyclus, waardoor het mogelijk is allerlei afwijkingen van het normale verloop te bestrijden. Men hoopt zelfs langs deze weg een betrouwbaar en eenvoudig voor behoedmiddel tegen ongewenste zwangerschap te vinden. Dit laatste verkeert echter nog geheel in het exnerimentele stadium. Ten slotte breken nieuwe inzichten zich baan op het gebied der kunst matige ademhaling; niet meer de methode van Sylvester, u weet wel: zwaaien met dé armen, noch die van Holger-Nielsen, heeft thans de voor keur, maar de „mond op mond" in blazing van lucht. Het is namelijk gebleken, dat op deze wijze veel meer lucht in het slachtoffer wordt gepompt dan met een van de oudere methoden. Men ziet, dat zelfs richtlijnen, die tien- tallen jaren hoogste wijsheid waren en waarmee duizenden E.H.B.O.-ers als het ware zijn grootgebracht, door nieuwe gegevens worden gewij zigd. De geneeskunde is, meer dan eni ge andere wetenschap, een weten schap die haar inzichten voortdurend vernieuwt, een wetenschap in op bouw. tie zou hebben gevonden voor een be schrijving van berookte balken, knap pend haardvuur en warme punch. Ach, hoe ging dat vroeger. Het door de zoute zee aa'ngetaste lichaam van de verdronken zeeman spoelde aan op het strand. Men groef een kuil in het natte zand of in de duinen en de on bekende vond er een rustplaats, die bij de eerstvolgende storm onder het losse zand werd bedolven, zodat nie mand het graf meer terug kon vin den. Soms vindt men nog in de dui nen van Schiermonnikoog kleine kruis jes, die duiden op een graf. In 1905 heeft de voorganger van me juffrouw Bol, Sake van der Werff, in de golvende duinen een drenkelingen- kerkhof aangelegd. „Onbekende zee man, ongeveer zestig jaar oud, ver moedelijk Engelse afkomst", staat er op het eerste bordje, dat op Vreden- hof werd geplaatst. Sinds dit eerste bordje werd geplant, zijn er ongeveer 150 bijgekomen. Twee wereldoorlogen brachten tientallen lichamen van jon gemannen naar Schiermonnikoog, aan gespoeld aan 's levens laatste kust, toen hun leven nog moest beginnen. Zij kregen een plaatsje naast de zee lieden, die hun gehele leven hadden geweten, dat eens de dood met hen mee zou varen. Samen rusten zij daar tussen de duinen, onder een kleed van schelpen en onbewust ge koesterd door de eerbiedige zorgen van de eilandbewoners. Hechte contacten met het Rode Kruis en overstelpend documentatie materiaal werden door mejuffrouw Bol overgenomen van Sake van der Werff, toen hij in 1955 als enige niet- drenkeling een plaats kreeg tussen de zeelieden, voor wie hij een bed van zand en schelpen had bereid. De kachel brandde roodgloeiend in de hotelzaal, die we zo graag een echte veilige herberg zouden noemen. We hadden urenlang langs het nach telijke strand gedwaald, onder de wit te stralen van de vuurtoren vier stralen vlak achter elkaar en dan een paar seconden volle duisternis. Onder de berookte balken waren mannen bezig met een mannelijk spel en de dorpskapper had de verkeer de beurt gekregen. „Ik kom bier nooit meer biljarten". zei hij met een droefheid, die doot verwarmende dranken was opge voerd. „Dan laten wij ons niet meer bij jou knippen", kaatste een klein man netje terug. De kapper keek verdrietig naar het hoofd van zijn mede-biljarter, dat op vallend veel gelijkenis vertoonde met de ballen op het groene laken: „Aan jou verdien ik toch niks", concludeer de hij. Maar enkele uren later trok de bil jartclub weer eensgezind op huis aan. Waar de zee dreigt en koestert kan men niet lang boos op elkaar zijn. Dat is voorbehouden aan de mensen opslagplaatsen in de grote steden. Het gedicht van de golven heeft van de kleine gemeenschap een eenheid gemaakt. Soms vormt de zee droeve versre- els. Dan staan de mannen van chiermonnikoog rond een vers graf op het kleine kerkhof en zijn de vrou wen in hun hart bij een onbekende vrouw wier droefheid hun zo ver trouwd is. Soms zingt de zee een uitbundig lied. Dan rennen de mannen met hun messen naar het strand en ker ven de buit. Meestal dicht de zee in monotone klanken, maar dan nog is zijn epos boeiend en verrassend. Toen de mannen, bijgelicht door de trouwe vuurtoren over de smalle paadjes van Schiermonnikoog naar huis gingen, kwamen wij in onze kou de kamer, waar mejuffrouw Bol een warme kruik tussen de kille lakens had gelegd. En dezelfde vuurtoren, die de man nen buiten tot gids was, deed de melk witte stralen door onze kamer zwe ven vier flitsen vlak achter elkaar en dan een paar seconden volle duis ternis. Het was een veilige gedachte in te slapen terwijl de vuurtoren waakt?. Over een stil eiland, dat rust op een stormend verleden. Een rust, die bij iedere storm kan omslaan in een ruig gevecht met de zee, de vertrouwde maar soms trouweloze levensgezel van ieder, die een boot nodig heeft om de plaats te bereiken, waar hij zich thuis voelt. EEN JAAR is niet lang genoeg om veel toe te voegen aan de geschiedenis der geneeskunde. Moge het van een afstand bezien schijnen, alsof de wetenschap met reuzenschreden -voortgaat van het ene hoogtepunt naar het andere, van Pasteur naar Curie, van Curie naar Fleming, de werkelijkheid ligt dichter bij die van de bergbe klimmer, die door sneeuw en mod der voortploetert, een stap terug glijdend van elke twee, die hij voor uitkomt. Zo is het ook dit jaar geweest: kleine stappen vooruit op velerlei ge bied, samen belangrijk genoeg, maar zonder grote hoogtepunten. Is er in die voortgang een grote lijn te be speuren, een bepaalde richting aan te geven? Wellicht het belangrijkste is, dat de geneeskunde zich niet meer, allang niet meer, uitsluitend bezighoudt met „genezen" in de en ge zin van het woord, maar steeds meer met het voorkomen van ziekte, (de preventieve geneeskunde), met het herwinnen van functie (revali datie) en met het bevorderen van een optimale gezondheid. Dat ziekte voorkomen óp de duur meer vrucht afwerpt dan ziekte ge nezen, is niet bepaald een nieuw in zicht. Wel kan men zeggen, dat de ze gedachte steeds meer veld wint, omdat de mogelijkheden voortdu rend groeien. Het fraaiste voorbeeld van preventieve geneeskunde is nog altijd de pokkenvaccinatie. dank zij deze maatregel zijn de pokken in Europa praktjsch verdwenen. Maar als de ziekte nu en dan vanuit ande re werelddelen ergens Wordt geïm porteerd, dan blijkt hoe gevaarlijk zij wel is en hoe weinig ook de mo dernste behandeling kan veranderen aan de dodelijke afloop van 10 a 30 procent der gevallen. In iets mindere mate geldt dit ook voor kinkhoest, tetanus, difterie, gevaarlijke ziekten, waartegen wij wel iets meer kunnen doen dan voor de oorlog, maar waartegen vaccina tie toch de beste bescherming biedt. De poliovaccinatie is de jongste be langrijke uitbreiding van ons vacci natieprogramma. Ziekte voorkomen is ook het doel van de consultatiebureaus voor zui gelingen en kleuters, van de school artsen en bedrijfsartsen. Behoud van functie, behoud van ar beidsgeschiktheid. Neen. er is werke lijk niets nieuws onder de zon; Ook in de zeventiende eeuw (en eerder) waren er heel wat krijgslieden, die zichzelf op eigen houtje revalideer den, als zij na verlies van arm of been het verder met een houten exemplaar moesten stellen. Toch werd men zich pas in de tweede we reldoorlog bewust, dat het de moeite loonde een invalide niet met de dank van het vaderland en een klein pen sioentje naar huis te sturen, maar hem met de beste hulpmiddelen en getraind personeel weer geschikt te maken voor een functie in de maat schappij. De ervaringen uit de oorlogstijd bleken zeer nutttig, toen na de oor log een stroom van verkeersslacht offers en bedrijfsongevallen een be roep ging doen op de revalidatiecen tra. Het einde van deze ontwikkeling is nog niet in zicht. Er zal nog veel geld en inspanning nodig zijn om voldoende revalidatiemogelijkheden te scheppen voor ieder, die die no dig heeft. Maar als men ziet hoe zelfs z.g. „dwarslaesies" (ernstige verwondin gen van het ruggemerg, waardoor men onder het middel geheel ver lamd is) het zover kunnen brengen, dat zij in eigen onderhoud voorzien, dan beseft men pas goed hoe groot het verschil is tussen deze behande ling en de eenvoudige verpleging, die vroeger de enige mogelijkheid was. Het huidige doel van de geneeskun de kan het best worden samengevat in de woorden van de Wereldgezond heidsorganisatie: te streven naar een toestand van volledig lichame lijk, geestelijk en sociaal welbevin den. Onbereikbaar ideaal? Zeker, maar moet men niet altijd hoog mikken om het doel te raken? In principe wordt het werkgebied van de geneeskunde hiermee onbe grensd. Immers niet alleen de licha melijke gezondheid van zijn patiënt gaat volgens deze definitie de arts aan, maar ook diens geestelijk en so ciaal welzijn. Het is duidelijk, dat hij deze taak niet alleen aan kan; hij deelt deze met vele niet-medici. predikanten, psychologen, maatschappelijke wer kers e.a. Daarvoor is het nodig, dat de geïsoleerde positie van de medi cus wordt doorbroken. Wanneer wij na deze algemene be schouwing trachten het afgelopen jaar uit medisch oogpunt te inventa riseren. dan hebben wij wat betreft de algemene gezondheidstoestand van ons volk enig houvast aan de cijfers voor besmettelijke ziekten. Het blijkt, dat in de eerste acht maanden van dit jaar plus minus 4400 gevallen van paratyphus werden aangegeven tegen 2200 in dezelfde pe riode van 1959. Voor dysenterie zijn de cijfers resp. 2400 tegen 1400. Een duidelijke toeneming dus. En dat terwijl er dit jaar geen sprake was van een warme zomer, die men verantwoordelijk zou kun nen stellen voor het verhoogde be smettingsgevaar. Er moeten dus wel andere factoren in het spel zijn. Men noemt in dit verband de invoer van met paratyphus besmet veevoeder uit het buitenland. Het aantal gevallen van geelzucht is hoog, maar niet zo hoog als in 1959 toen men in acht maanden tijds 12000 gevallen registreerde. Nu zijn het er 4500. Kinderverlamming ligt de laatste jaren op een zeer laag niveau: ne gen gevallen in de beschouwde pe riode van 1959 en vijf in dit jaar. Was het altijd zo, dan zou inenten niet nodig zijn. Helaas weet niemand 'of het volgende jaar niet een epide mie zal brengen en dan kunnen hon derden slachtoffertjes vallen. Inen ting blijft dus dringend noodzakelijk. Het zoeken naar nieuwe genees middelen is ook in 1960 niet zonder succes gebleven. Nieuwe geneesmid delen worden zelden bij toeval ont dekt. Zij zijn praktisch altijd het re sultaat van langdurig speurwerk in vele laboratoria, voornamelijk die van de grote pharmaceutische indus trie. Er worden ieder jaar enige hon derden nieuwe geneesmiddelen op de markt gebracht, waarvan binnen twee jaar 90 pet. weer is verdwe nen. Soms omdat er eenvoudig geen behoefte aan is, er bestaan dan al andere geneesmiddelen, die goed vol doen, en ook wel omdat na verloop van tijd zoveel schadelijke bijwer kingen aan het licht komen, dat het gebruik niet langer verantwoord is. Niet zelden is een „nieuw" ge neesmiddel een allang bekende stof, chocolade en het spek in zijn voor tuintje gegooid. De kommiezen uit Groningen braken bijna hun benen in de haast om naar Schiermonnikoog te komen. Toen zij aankwamen was het grootste deel van de lading verdwe nen. „Natuurlijk", beamen de Schiermon- nikogers, „Als je het had ingeleverd kreeg je dertig procent. Maar als je het niet inleverde kreeg je honderd procent". Het verschil is zeventig procent. Het haardvuur knapte tevreden voort terwijl de burgemeester ons ver telde over de geschiedenis van Schier monnikoog. En hij vertelde niet al leen. Met een harmonieuze warreling van historie en sage vertellen vele oude eilandbewoners het verhaal van de „Skiere Müntsen", de monniken van Clervaux, die grijze pijen droegen en daarom grijze of „schiere" monniken werden genoemd. Deze moeten in de middeleeuwen op het eiland een soort buitenverblijf van hun klooster in Rin- sumageest hebben gesticht. In 1638 hebben de Staten van Friesland het eiland onteigend en publiek verkocht aan de familie Stachouwer, die het eeuwenlang in bezit hield. Een ondernemende loot aan de stam boom der Stachouwers, freule Gracia, huwde een zekere meneer Visser en hun nazaten zijn de enigen op Schièr- monnikoog, die grond in privaat-be zit hebben. Voor de rest is het eiland sinds het einde van de laatste oor log staatseigendom. Na de Stachouwers kwam het eiland in bezit van de heer Banck, de grote weldoener van Schier monnikoog, die afstand deed van zijn heerlijke rechten en die dijken liet aan leggen, waardoor het eiland een ze kere bescherming tegen de zee heeft. Deze weldoener verkocht zijn bezit vorige eeuw aan de Duitse graaf Berns- torff, die het eiland in 1945 kwijt raakte, omdat de regering het als vij andelijk vermogen in beslag nam. Zo luidt de geschreven geschiedenis van Schiermonnikoog. Maar wie ver telt het verhaal van het oord der Schiere Monniken, dat eens met Gro ningen en Friesland een geheel heeft gevormd en dat door een rampzalige vloedgolf los werd gescheurd? Vroe ger, eeuwen geleden, moet de predi kant van het vaste land tevens de gemeente van Schiermonnikoog heb ben bediend, omdat hij via enkele zandbanken gemakkelijk kon „over stappen". En waar begon de geschiedenis van het eiland? Ieder jaar met Pinkste ren wordt het Kallomooi-feest gevierd. De jeugd van Schiermonnikoog steelt iemands haan en stopt het dier met drie dagen voedsel in een hokje, dat op een metershoge mast wordt ge hesen. „Dat stamt nog uit de tijd der Noormannen", vertellen de bewoners. Hongerige hanen, die bijzonder waak zaam zijn, werden op hoge palen ge zet om de bewoners voor een over val te waarschuwen. Dit verhaal verdrijft de Schiere Mon niken als eerste bewoners uit de ge schiedenis. Maar nog is het verhaal niet uit. De burgemeester haalde er kaar ten bij: „Het eiland wandelt", vertel de hij, „Het heeft in de loop der eeu wen al vele kilometers in oostelijke richting afgelegd". In een oud scheepslogboek uit de zestiende eeuw staat, dat de oostelij ke grens van de Lauwers in de lijn van de kerktorens van Leens en Hom- huizen ligt. Deze lijn loopt nu dwars over het eiland en de Lauwers ligt vele grijze kilometers verder oost waarts. En iedereen op Schiermonnikoog, kan het drama vertellen van Wester- buren. Het stadje, dat eens lag, waar nu de zee heerst. De westkant van het eiland werd weggeknaagd door de zee en bij een gierende storm bereik ten de golven het stadje, dat ijlings gesloopt moest worden om een tien tal kilometers oostelijker te worden herbouwd. Wat het eiland aan de westzijde moest prijsgeven, kreeg het er aan de oostzijde weer bij, zodat het nu al eeuwen in de golfslag der tijden langzaam in oostelijke richting kruipt. Thans zorgt rijkswaterstaat via duinvorming en helmbeplanting, dat de vraatzucht der zee wordt inge toomd. Maar het is nog slechts veer tig jaar geleden, dat de zee het trot se Badhotel, dat eens door een veilig strand was omgeven, bereikte en van de wal wegsleurde. En nog altijd loert de getijdestroom aan de weste lijke zijde om stukken van Schiermon nikoog* op te slokken. Omdat door slibzand de oostelijke zijde van het eiland blijft groeien, moet Schiermon nikoog eens in de tien jaar een ver zoek om grenswijziging indienen, dat nog nooit op enig verzet is gestuit, omdat het nieuwe land van de zee komt, die niet administratief pleegt te protesteren. Anders dan in vroeger eeuwen weet de bevolking van het eiland zich nu vrij beveiligd door een waakzame we tenschap. Het is een tamelijk welva rend groepje mensen, daar op Schier monnikoog, dat voor zestig procent leeft van het drukke toerisme in de zomermaanden. De jeugd ziet weinig toekomst op het eiland en trekt meest al naar het vaste land. Doch de zee man, die de golven vaarwel moet zeg gen, trekt naar Schiermonnikoog, om daar bij zee en zilte storm een ruige levensavond te vinden. Zo leeft aan de rand van het dorp langs de weg waar eens bij nood weer de reddingboot naar zee werd gesleurd, de 72-jarige kapitein Jacob Fenenga. Hij begon zijn zeemansloop baan als veertienjarige jongen bij de Rotterdamse reder Van Ommeren. En in 1942 sloot hij bij dezelfde reder zijn wilde vaart af, toen zijn schip, de Woensdrecht, in de buurt van Tri nidad door de Japanners werd getor pedeerd, nadat hij enkele uren daar voor 35 schipbreukelingen van een ander Japans slachtoffer aan boord had genomen. Kapitein Fenenga woont broederlijk naast jachtopziener De Jong. „Vijf tig jaar geleden had ik hem niet graag als buur gehad", grinnikte hij en zijn koele ogen straalden van een laat plezier. Op andere plaatsen ver telde men over het kleurrijke verle den van de kapitein, een Sil-de-strand- jutter-met-pensioen. Glimlachend om een jeugd, die even verweven met zee, strand en storm was als zijn rusttijd van het ogenblik. Vroeger werd iedere Schiermonnik- oger zeeman. Enkele eeuwen geleden maar de zee vrat het strand weg, Schiermonnikoog deed een trage stap oostwaarts, het trotse Badhotel werd besprongen en verdween in zee. Een oud scheeps journaal vertelt hoe enkele eeuwen ge leden de oostelijke zijde van de Lauwers lag op lijn, die werd gevormd door de kerktorens van Leens en Hornhuizen. Op het kaartje ziet men, dat deze lijn dwars over het eiland Schiermon nikoog loopt en dat de oostelijke zijde van de Lauwers ki lometers oostelijker ligt. Dit is een van de uitbeeldingen van het feit, dat Schier monnikoog in ooste lijke richting loopt. Een ander bewijs is het drama van Wes- terburen, waarover in bijgaand artikel wordt verteld. Hoe vertrouwd met de zee moet een mens zijn om te midden van wijdse golven een plekje te maken, waar hij zich thuis voelt. (Foto KLM Aerocarto) lagen trotse zeilschepen op de rede, een deel van de vloot, die Nederland de faam van vrachtvaarders der we reld bezorgde. Een volk zo nauw ver bonden met afscheidnemen en angst bij zware storm, leeft op bijna ver trouwelijke voet met de dood. „In de Chinese Zee zijn eens bij een schip breuk zeventien leden van mijn fa milie tegelijk gebleven", vertelde ka pitein Fenenga. Maar ook een zeeman wil rust vin den en heeft recht op een plaats, waar hij na zijn laatste avontuur kan worden neergelegd. De twee arme schepelingen, die alleen een koperen ketel van hun schip konden redden en dit laatste bezit in de golven meena men, moeten rusteloos al eeuwenlang over de stranden van Schiermonnik oog dwalen, omdat er niemand is ge weest, die voor hen een graf heeft ge graven. Daarom besteden de mensen op Schiermonnikoog bijzondere zorg aan de laatste rustplaats van de drenkelin gen, wier lijk op hun strand aan spoelt. In de hoop, dat andere aard bewoners het voor hun zonen zullen doen. Het verhaal van het kleine drenke lingenkerkhof hoorden we van mejuf frouw Dien Bol, de eigenaresse van hotel Van der Werff, waar de Engel se schrijver Charles Dickens inspira- Zo stond ruim veertig jaren geleden het Badhotel aan de kust van Schiermonnikoog, l>eveiligd tegen de zee door een brede strook strand Van een onzer verslaggevers SCHIERMONNIKOOG. „Niet dat we hier in de tijd van honderd jaar voor Christus leven, maar de voetgangers en de fietsers zijn op dit eiland nog de baas." Naast ons fietste Ber- nardus Dijkhuis door de prikkende imist, die tussen de duinen van Schiermonnikoog was blijven kleven. En de avond langs het strand, toen de bundels van de vuurtoren een flauw pad door het zand deden verrijzen en wegzinken, leek onwer kelijk lang geleden. Op het donkere strand met de onzichtbare zee aan alle kanten, hadden we geloofd aan de zwerver van eeuwen ge leden, die met zijn koe de arme schepelingen had misleid; hadden we geloofd aan de vermoeide matrozen, die al vele honderden jaren met een koperen ketel over het eiland moes ten dwalen zonder ooit rust te vinden. Hadden we geloofd aan alles, wat dit lopende eiland voor Nederlands noordkust aan geheimzinnige geschiedenis heeft vergaard. 's Morgens maakte de mist het eiland tot een werkelijkheid. Een werkelijkheid, die de romantiek van vroeger echter adembenemend dicht benadert. De wind stond dwars op het eiland, toen we een dag daarvoor via trein- bus-bus-boot-bus in het enige plaatsje van Schiermonnikoog aankwamen. Het was er koud en de dichte boombe planting in de smalle straatjes kon de snijdende wind maar moeilijk tegen houden. „Kruip maar lekker dicht bij de kachel", zei de 38-jarige burge meester O G. de Boer, die nu vier jaar de kleine gemeenschap van acht honderd zielen leidt. In gemakkelijke stoelen bij een zachtploffende kolen haard werd het geen officieel onder houd ten stadhuize, maar een boeiend verhaal over een vechtend eiland, dat velen een zilte levensavond biedt. Een burgemeester op het vaste land heeft plechtige nevenfuncties, maar de burgemeester van Schiermonnikoog vormt zijn ambt, zoals zijn gemeente is. Toen de heer De Boer vier jaar geleden de ambtsketen werd omgehan gen, werd hij tevens de officiële strand jutter van Schiermonnikoog, een titel die nu meer vormelijk strandvonder wordt genaamd. Waar de zee kan razen als om Schiermonnikoog, houden de mannen naast de reddingboot ook hun mes gereed om de buit, die de veeleisen de zee somtijds wil geven te ker ven met hun merk, zodat een deel van de buit hun eigendom wordt. De echte, oude strandjutterij leeft nog slechts in versluierde verhalen voort. De boer, die zijn koe een lan taarn tussen de horens bond en zo schepelingen misleidde, wier boten op de banken voor Schiermonnikoog ver gingen en hem een rijke buit lever den, moet nog steeds met zijn koe over het strand dwalen. Nooit zal hij de rust vinden, die andere stervelin gen na hun dood verwachten, omdat hij mensenlevens aan materieel gewin heeft opgeofferd. Kapitein Fenenga, na een leven vol avonturen, teruggekeerd naar het eiland, waarop hjj werd geboren en waarop hjj zijn eerste avonturen beleefde. Nu is de strandjutterij een eerlijke bezigheid. Als kokende golven een dek last hout op het strand werpen, krast de man, die het eerst bij deze buit is, zijn naam in de stammen. De bur gemeester plaatst in enkele bladen een advertentie en als de eigenaar zich niet meldt meestal meldt hij zich niet wordt het hout verkocht en krijgt de vinder twintig tot der tig procent van de opbrengst. Zo staat het in de wet. Maar de oude bewoners van Schier monnikoog weten nog te verhalen van die stormachtige decemberdag in 1920, toen het Amerikaanse schip Liberty Glow voor het eiland op een mijn liep. Nadat de drenkelingen in veiligheid waren gebracht, werden met grote sleperswagens de zijden spek, de ba len bloem, de rollen katoen, de blik ken ham en chocolade naar het dorp gesleept. Wie ziek was of te oud om naar het strand te trekken, kreeg de

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1961 | | pagina 9