Geneeskunde mei kleine
slappen lastend vooruii
Mistige werkelijkheid
naast fraaie legenden
Zaterdag 21 januari 1961
ZEEUWSCH DAGBLAD
Pag. 9
SCHIERMONNIKOOG - waar zeelui eeuwig zwerven
en de golven nog de juiiers naar hei sirand roepen.
Commercieel
Ademhaling
Niets nieuws...
Weinig polio
Freule Gracia
Kallomooi
Boot en mes
EILAND LOOPT ZON TEGEMOET
die van de fabrikant een nieuwe
naam en een nieuw jasje heeft ge
kregen. Men denke slechts aan het
H3 dat niets anders bleek te zijn
dan novocaine, een stof, die iedere
arts en tandarts in zijn spreekka
mer heeft. Tussen twee haakjes:
Hoort u nog wel eens van H3?
Men vergeet te vaak dat genees-
middelenfabricage een commerciële
aangelegenheid is. Er worden zaken
mee gedaan en daar is in principe
niets tegen als men maar bedenkt,
dat zakendoen onvermijdelijk samen
gaat met reclame en deze reclame
stelt uiteraard het product zo gun
stig mogelijk voor. Daarmee is aller
minst gezegd, dat de pharmaceuti-
sche industrie niet geregeld genees
middelen uitbrengt, die wij brood
nodig hebben, maar men moet wel
beseffen, dat geneesmiddelenrecla
me iets anders is dan een dokters
advies.
In het bijzonder tegen maagklach-
ten en hoofdpijn worden legio mid
deltjes aangeprezen, die vaak maar
weinig van elkaar verschillen, maar
niettemin elk voor zich als iets heel
bijzonders worden voorgesteld.
Wij willen vrij willekeurig een
greep doen uit de vele richtingen
waarin het onderzoek zich uitstrekt.
Allereerst moet worden vermeld
het prachtige werk van Engelse bio
chemici over het kunstmatig ver
vaardigen en wijzigen van penicilline.
Een paar maanden geleden vermeld
den wij hun ontdekking van het ce-
pheline (B.R.L.1241) dat werkzaam
is tegen resistente staphylococcen.
Nieuwe antibiotica worden nog
steeds gevonden. Men bezit er thans
ook enkele, die tegen een deel der
schimmelinfecties werkzaam zijn,
o.a. griseofulvine.
Grote activiteit heerst op het ge
bied van de geslachtshormonen en
de stoffen, die men hiervan kan af
leiden. Men streeft er daarbij naar
twee-eigenschappen van deze hormo
nen te isoleren en te perfectioneren,
nl. het weefselopbouwend effect,
waardoor sommige van deze stoffen
als versterkend middel bruikbaar
zijn en anderzijds de beheersing van
de vrouwelijke cyclus, waardoor het
mogelijk is allerlei afwijkingen van
het normale verloop te bestrijden.
Men hoopt zelfs langs deze weg
een betrouwbaar en eenvoudig voor
behoedmiddel tegen ongewenste
zwangerschap te vinden. Dit laatste
verkeert echter nog geheel in het
exnerimentele stadium.
Ten slotte breken nieuwe inzichten
zich baan op het gebied der kunst
matige ademhaling; niet meer de
methode van Sylvester, u weet wel:
zwaaien met dé armen, noch die van
Holger-Nielsen, heeft thans de voor
keur, maar de „mond op mond" in
blazing van lucht.
Het is namelijk gebleken, dat op
deze wijze veel meer lucht in het
slachtoffer wordt gepompt dan met
een van de oudere methoden. Men
ziet, dat zelfs richtlijnen, die tien-
tallen jaren hoogste wijsheid waren
en waarmee duizenden E.H.B.O.-ers
als het ware zijn grootgebracht,
door nieuwe gegevens worden gewij
zigd.
De geneeskunde is, meer dan eni
ge andere wetenschap, een weten
schap die haar inzichten voortdurend
vernieuwt, een wetenschap in op
bouw.
tie zou hebben gevonden voor een be
schrijving van berookte balken, knap
pend haardvuur en warme punch.
Ach, hoe ging dat vroeger. Het door
de zoute zee aa'ngetaste lichaam van
de verdronken zeeman spoelde aan op
het strand. Men groef een kuil in het
natte zand of in de duinen en de on
bekende vond er een rustplaats, die
bij de eerstvolgende storm onder het
losse zand werd bedolven, zodat nie
mand het graf meer terug kon vin
den. Soms vindt men nog in de dui
nen van Schiermonnikoog kleine kruis
jes, die duiden op een graf.
In 1905 heeft de voorganger van me
juffrouw Bol, Sake van der Werff, in
de golvende duinen een drenkelingen-
kerkhof aangelegd. „Onbekende zee
man, ongeveer zestig jaar oud, ver
moedelijk Engelse afkomst", staat er
op het eerste bordje, dat op Vreden-
hof werd geplaatst. Sinds dit eerste
bordje werd geplant, zijn er ongeveer
150 bijgekomen. Twee wereldoorlogen
brachten tientallen lichamen van jon
gemannen naar Schiermonnikoog, aan
gespoeld aan 's levens laatste kust,
toen hun leven nog moest beginnen.
Zij kregen een plaatsje naast de zee
lieden, die hun gehele leven hadden
geweten, dat eens de dood met hen
mee zou varen. Samen rusten zij daar
tussen de duinen, onder een kleed
van schelpen en onbewust ge
koesterd door de eerbiedige zorgen
van de eilandbewoners.
Hechte contacten met het Rode
Kruis en overstelpend documentatie
materiaal werden door mejuffrouw
Bol overgenomen van Sake van der
Werff, toen hij in 1955 als enige niet-
drenkeling een plaats kreeg tussen de
zeelieden, voor wie hij een bed van
zand en schelpen had bereid.
De kachel brandde roodgloeiend in
de hotelzaal, die we zo graag een
echte veilige herberg zouden noemen.
We hadden urenlang langs het nach
telijke strand gedwaald, onder de wit
te stralen van de vuurtoren vier
stralen vlak achter elkaar en dan een
paar seconden volle duisternis.
Onder de berookte balken waren
mannen bezig met een mannelijk spel
en de dorpskapper had de verkeer
de beurt gekregen.
„Ik kom bier nooit meer biljarten".
zei hij met een droefheid, die doot
verwarmende dranken was opge
voerd.
„Dan laten wij ons niet meer bij
jou knippen", kaatste een klein man
netje terug.
De kapper keek verdrietig naar het
hoofd van zijn mede-biljarter, dat op
vallend veel gelijkenis vertoonde met
de ballen op het groene laken: „Aan
jou verdien ik toch niks", concludeer
de hij.
Maar enkele uren later trok de bil
jartclub weer eensgezind op huis aan.
Waar de zee dreigt en koestert kan
men niet lang boos op elkaar zijn.
Dat is voorbehouden aan de mensen
opslagplaatsen in de grote steden.
Het gedicht van de golven heeft van
de kleine gemeenschap een eenheid
gemaakt.
Soms vormt de zee droeve versre-
els. Dan staan de mannen van
chiermonnikoog rond een vers graf
op het kleine kerkhof en zijn de vrou
wen in hun hart bij een onbekende
vrouw wier droefheid hun zo ver
trouwd is.
Soms zingt de zee een uitbundig
lied. Dan rennen de mannen met
hun messen naar het strand en ker
ven de buit.
Meestal dicht de zee in monotone
klanken, maar dan nog is zijn epos
boeiend en verrassend.
Toen de mannen, bijgelicht door de
trouwe vuurtoren over de smalle
paadjes van Schiermonnikoog naar
huis gingen, kwamen wij in onze kou
de kamer, waar mejuffrouw Bol een
warme kruik tussen de kille lakens
had gelegd.
En dezelfde vuurtoren, die de man
nen buiten tot gids was, deed de melk
witte stralen door onze kamer zwe
ven vier flitsen vlak achter elkaar
en dan een paar seconden volle duis
ternis.
Het was een veilige gedachte in te
slapen terwijl de vuurtoren waakt?.
Over een stil eiland, dat rust op een
stormend verleden. Een rust, die bij
iedere storm kan omslaan in een ruig
gevecht met de zee, de vertrouwde
maar soms trouweloze levensgezel
van ieder, die een boot nodig heeft
om de plaats te bereiken, waar hij
zich thuis voelt.
EEN JAAR is niet lang genoeg
om veel toe te voegen aan de
geschiedenis der geneeskunde.
Moge het van een afstand bezien
schijnen, alsof de wetenschap met
reuzenschreden -voortgaat van het
ene hoogtepunt naar het andere,
van Pasteur naar Curie, van Curie
naar Fleming, de werkelijkheid
ligt dichter bij die van de bergbe
klimmer, die door sneeuw en mod
der voortploetert, een stap terug
glijdend van elke twee, die hij voor
uitkomt.
Zo is het ook dit jaar geweest:
kleine stappen vooruit op velerlei ge
bied, samen belangrijk genoeg, maar
zonder grote hoogtepunten. Is er in
die voortgang een grote lijn te be
speuren, een bepaalde richting aan
te geven? Wellicht het belangrijkste
is, dat de geneeskunde zich niet
meer, allang niet meer, uitsluitend
bezighoudt met „genezen" in de en
ge zin van het woord, maar steeds
meer met het voorkomen van ziekte,
(de preventieve geneeskunde), met
het herwinnen van functie (revali
datie) en met het bevorderen van een
optimale gezondheid.
Dat ziekte voorkomen óp de duur
meer vrucht afwerpt dan ziekte ge
nezen, is niet bepaald een nieuw in
zicht. Wel kan men zeggen, dat de
ze gedachte steeds meer veld wint,
omdat de mogelijkheden voortdu
rend groeien. Het fraaiste voorbeeld
van preventieve geneeskunde is nog
altijd de pokkenvaccinatie. dank zij
deze maatregel zijn de pokken in
Europa praktjsch verdwenen. Maar
als de ziekte nu en dan vanuit ande
re werelddelen ergens Wordt geïm
porteerd, dan blijkt hoe gevaarlijk
zij wel is en hoe weinig ook de mo
dernste behandeling kan veranderen
aan de dodelijke afloop van 10 a 30
procent der gevallen.
In iets mindere mate geldt dit
ook voor kinkhoest, tetanus, difterie,
gevaarlijke ziekten, waartegen wij
wel iets meer kunnen doen dan voor
de oorlog, maar waartegen vaccina
tie toch de beste bescherming biedt.
De poliovaccinatie is de jongste be
langrijke uitbreiding van ons vacci
natieprogramma.
Ziekte voorkomen is ook het doel
van de consultatiebureaus voor zui
gelingen en kleuters, van de school
artsen en bedrijfsartsen.
Behoud van functie, behoud van ar
beidsgeschiktheid. Neen. er is werke
lijk niets nieuws onder de zon; Ook
in de zeventiende eeuw (en eerder)
waren er heel wat krijgslieden, die
zichzelf op eigen houtje revalideer
den, als zij na verlies van arm of
been het verder met een houten
exemplaar moesten stellen. Toch
werd men zich pas in de tweede we
reldoorlog bewust, dat het de moeite
loonde een invalide niet met de dank
van het vaderland en een klein pen
sioentje naar huis te sturen, maar
hem met de beste hulpmiddelen en
getraind personeel weer geschikt te
maken voor een functie in de maat
schappij.
De ervaringen uit de oorlogstijd
bleken zeer nutttig, toen na de oor
log een stroom van verkeersslacht
offers en bedrijfsongevallen een be
roep ging doen op de revalidatiecen
tra. Het einde van deze ontwikkeling
is nog niet in zicht. Er zal nog veel
geld en inspanning nodig zijn om
voldoende revalidatiemogelijkheden
te scheppen voor ieder, die die no
dig heeft.
Maar als men ziet hoe zelfs z.g.
„dwarslaesies" (ernstige verwondin
gen van het ruggemerg, waardoor
men onder het middel geheel ver
lamd is) het zover kunnen brengen,
dat zij in eigen onderhoud voorzien,
dan beseft men pas goed hoe groot
het verschil is tussen deze behande
ling en de eenvoudige verpleging, die
vroeger de enige mogelijkheid was.
Het huidige doel van de geneeskun
de kan het best worden samengevat
in de woorden van de Wereldgezond
heidsorganisatie: te streven naar
een toestand van volledig lichame
lijk, geestelijk en sociaal welbevin
den.
Onbereikbaar ideaal?
Zeker, maar moet men niet altijd
hoog mikken om het doel te raken?
In principe wordt het werkgebied
van de geneeskunde hiermee onbe
grensd. Immers niet alleen de licha
melijke gezondheid van zijn patiënt
gaat volgens deze definitie de arts
aan, maar ook diens geestelijk en so
ciaal welzijn.
Het is duidelijk, dat hij deze taak
niet alleen aan kan; hij deelt deze
met vele niet-medici. predikanten,
psychologen, maatschappelijke wer
kers e.a. Daarvoor is het nodig, dat
de geïsoleerde positie van de medi
cus wordt doorbroken.
Wanneer wij na deze algemene be
schouwing trachten het afgelopen
jaar uit medisch oogpunt te inventa
riseren. dan hebben wij wat betreft
de algemene gezondheidstoestand van
ons volk enig houvast aan de cijfers
voor besmettelijke ziekten.
Het blijkt, dat in de eerste acht
maanden van dit jaar plus minus
4400 gevallen van paratyphus werden
aangegeven tegen 2200 in dezelfde pe
riode van 1959. Voor dysenterie zijn
de cijfers resp. 2400 tegen 1400. Een
duidelijke toeneming dus.
En dat terwijl er dit jaar geen
sprake was van een warme zomer,
die men verantwoordelijk zou kun
nen stellen voor het verhoogde be
smettingsgevaar. Er moeten dus wel
andere factoren in het spel zijn. Men
noemt in dit verband de invoer van
met paratyphus besmet veevoeder
uit het buitenland.
Het aantal gevallen van geelzucht
is hoog, maar niet zo hoog als in
1959 toen men in acht maanden tijds
12000 gevallen registreerde. Nu zijn
het er 4500.
Kinderverlamming ligt de laatste
jaren op een zeer laag niveau: ne
gen gevallen in de beschouwde pe
riode van 1959 en vijf in dit jaar.
Was het altijd zo, dan zou inenten
niet nodig zijn. Helaas weet niemand
'of het volgende jaar niet een epide
mie zal brengen en dan kunnen hon
derden slachtoffertjes vallen. Inen
ting blijft dus dringend noodzakelijk.
Het zoeken naar nieuwe genees
middelen is ook in 1960 niet zonder
succes gebleven. Nieuwe geneesmid
delen worden zelden bij toeval ont
dekt. Zij zijn praktisch altijd het re
sultaat van langdurig speurwerk in
vele laboratoria, voornamelijk die
van de grote pharmaceutische indus
trie.
Er worden ieder jaar enige hon
derden nieuwe geneesmiddelen op de
markt gebracht, waarvan binnen
twee jaar 90 pet. weer is verdwe
nen. Soms omdat er eenvoudig geen
behoefte aan is, er bestaan dan al
andere geneesmiddelen, die goed vol
doen, en ook wel omdat na verloop
van tijd zoveel schadelijke bijwer
kingen aan het licht komen, dat het
gebruik niet langer verantwoord is.
Niet zelden is een „nieuw" ge
neesmiddel een allang bekende stof,
chocolade en het spek in zijn voor
tuintje gegooid. De kommiezen uit
Groningen braken bijna hun benen in
de haast om naar Schiermonnikoog te
komen. Toen zij aankwamen was het
grootste deel van de lading verdwe
nen.
„Natuurlijk", beamen de Schiermon-
nikogers, „Als je het had ingeleverd
kreeg je dertig procent. Maar als je
het niet inleverde kreeg je honderd
procent".
Het verschil is zeventig procent.
Het haardvuur knapte tevreden
voort terwijl de burgemeester ons ver
telde over de geschiedenis van Schier
monnikoog. En hij vertelde niet al
leen.
Met een harmonieuze warreling van
historie en sage vertellen vele oude
eilandbewoners het verhaal van de
„Skiere Müntsen", de monniken van
Clervaux, die grijze pijen droegen en
daarom grijze of „schiere" monniken
werden genoemd. Deze moeten in de
middeleeuwen op het eiland een soort
buitenverblijf van hun klooster in Rin-
sumageest hebben gesticht. In 1638
hebben de Staten van Friesland het
eiland onteigend en publiek verkocht
aan de familie Stachouwer, die het
eeuwenlang in bezit hield.
Een ondernemende loot aan de stam
boom der Stachouwers, freule Gracia,
huwde een zekere meneer Visser en
hun nazaten zijn de enigen op Schièr-
monnikoog, die grond in privaat-be
zit hebben. Voor de rest is het eiland
sinds het einde van de laatste oor
log staatseigendom. Na de Stachouwers
kwam het eiland in bezit van de heer
Banck, de grote weldoener van Schier
monnikoog, die afstand deed van zijn
heerlijke rechten en die dijken liet aan
leggen, waardoor het eiland een ze
kere bescherming tegen de zee heeft.
Deze weldoener verkocht zijn bezit
vorige eeuw aan de Duitse graaf Berns-
torff, die het eiland in 1945 kwijt
raakte, omdat de regering het als vij
andelijk vermogen in beslag nam.
Zo luidt de geschreven geschiedenis
van Schiermonnikoog. Maar wie ver
telt het verhaal van het oord der
Schiere Monniken, dat eens met Gro
ningen en Friesland een geheel heeft
gevormd en dat door een rampzalige
vloedgolf los werd gescheurd? Vroe
ger, eeuwen geleden, moet de predi
kant van het vaste land tevens de
gemeente van Schiermonnikoog heb
ben bediend, omdat hij via enkele
zandbanken gemakkelijk kon „over
stappen".
En waar begon de geschiedenis van
het eiland? Ieder jaar met Pinkste
ren wordt het Kallomooi-feest gevierd.
De jeugd van Schiermonnikoog steelt
iemands haan en stopt het dier met
drie dagen voedsel in een hokje, dat
op een metershoge mast wordt ge
hesen. „Dat stamt nog uit de tijd der
Noormannen", vertellen de bewoners.
Hongerige hanen, die bijzonder waak
zaam zijn, werden op hoge palen ge
zet om de bewoners voor een over
val te waarschuwen.
Dit verhaal verdrijft de Schiere Mon
niken als eerste bewoners uit de ge
schiedenis. Maar nog is het verhaal
niet uit.
De burgemeester haalde er kaar
ten bij: „Het eiland wandelt", vertel
de hij, „Het heeft in de loop der eeu
wen al vele kilometers in oostelijke
richting afgelegd".
In een oud scheepslogboek uit de
zestiende eeuw staat, dat de oostelij
ke grens van de Lauwers in de lijn
van de kerktorens van Leens en Hom-
huizen ligt. Deze lijn loopt nu dwars
over het eiland en de Lauwers ligt
vele grijze kilometers verder oost
waarts.
En iedereen op Schiermonnikoog,
kan het drama vertellen van Wester-
buren. Het stadje, dat eens lag, waar
nu de zee heerst. De westkant van
het eiland werd weggeknaagd door de
zee en bij een gierende storm bereik
ten de golven het stadje, dat ijlings
gesloopt moest worden om een tien
tal kilometers oostelijker te worden
herbouwd. Wat het eiland aan de
westzijde moest prijsgeven, kreeg het
er aan de oostzijde weer bij, zodat
het nu al eeuwen in de golfslag der
tijden langzaam in oostelijke richting
kruipt.
Thans zorgt rijkswaterstaat via
duinvorming en helmbeplanting, dat
de vraatzucht der zee wordt inge
toomd. Maar het is nog slechts veer
tig jaar geleden, dat de zee het trot
se Badhotel, dat eens door een veilig
strand was omgeven, bereikte en van
de wal wegsleurde. En nog altijd
loert de getijdestroom aan de weste
lijke zijde om stukken van Schiermon
nikoog* op te slokken. Omdat door
slibzand de oostelijke zijde van het
eiland blijft groeien, moet Schiermon
nikoog eens in de tien jaar een ver
zoek om grenswijziging indienen, dat
nog nooit op enig verzet is gestuit,
omdat het nieuwe land van de zee
komt, die niet administratief pleegt
te protesteren.
Anders dan in vroeger eeuwen weet
de bevolking van het eiland zich nu
vrij beveiligd door een waakzame we
tenschap. Het is een tamelijk welva
rend groepje mensen, daar op Schier
monnikoog, dat voor zestig procent
leeft van het drukke toerisme in de
zomermaanden. De jeugd ziet weinig
toekomst op het eiland en trekt meest
al naar het vaste land. Doch de zee
man, die de golven vaarwel moet zeg
gen, trekt naar Schiermonnikoog, om
daar bij zee en zilte storm een ruige
levensavond te vinden.
Zo leeft aan de rand van het dorp
langs de weg waar eens bij nood
weer de reddingboot naar zee werd
gesleurd, de 72-jarige kapitein Jacob
Fenenga. Hij begon zijn zeemansloop
baan als veertienjarige jongen bij de
Rotterdamse reder Van Ommeren. En
in 1942 sloot hij bij dezelfde reder
zijn wilde vaart af, toen zijn schip,
de Woensdrecht, in de buurt van Tri
nidad door de Japanners werd getor
pedeerd, nadat hij enkele uren daar
voor 35 schipbreukelingen van een
ander Japans slachtoffer aan boord
had genomen.
Kapitein Fenenga woont broederlijk
naast jachtopziener De Jong. „Vijf
tig jaar geleden had ik hem niet
graag als buur gehad", grinnikte hij
en zijn koele ogen straalden van een
laat plezier. Op andere plaatsen ver
telde men over het kleurrijke verle
den van de kapitein, een Sil-de-strand-
jutter-met-pensioen. Glimlachend om
een jeugd, die even verweven met
zee, strand en storm was als zijn
rusttijd van het ogenblik.
Vroeger werd iedere Schiermonnik-
oger zeeman. Enkele eeuwen geleden
maar de zee vrat het strand weg, Schiermonnikoog deed een trage
stap oostwaarts, het trotse Badhotel werd besprongen en verdween in zee.
Een oud scheeps
journaal vertelt hoe
enkele eeuwen ge
leden de oostelijke
zijde van de Lauwers
lag op lijn, die werd
gevormd door de
kerktorens van Leens
en Hornhuizen. Op
het kaartje ziet
men, dat deze lijn
dwars over het
eiland Schiermon
nikoog loopt en dat
de oostelijke zijde
van de Lauwers ki
lometers oostelijker
ligt. Dit is een van
de uitbeeldingen van
het feit, dat Schier
monnikoog in ooste
lijke richting loopt.
Een ander bewijs is
het drama van Wes-
terburen, waarover
in bijgaand artikel
wordt verteld.
Hoe vertrouwd
met de zee moet
een mens zijn om te
midden van wijdse
golven een plekje te
maken, waar hij zich
thuis voelt.
(Foto KLM
Aerocarto)
lagen trotse zeilschepen op de rede,
een deel van de vloot, die Nederland
de faam van vrachtvaarders der we
reld bezorgde. Een volk zo nauw ver
bonden met afscheidnemen en angst
bij zware storm, leeft op bijna ver
trouwelijke voet met de dood. „In de
Chinese Zee zijn eens bij een schip
breuk zeventien leden van mijn fa
milie tegelijk gebleven", vertelde ka
pitein Fenenga.
Maar ook een zeeman wil rust vin
den en heeft recht op een plaats,
waar hij na zijn laatste avontuur kan
worden neergelegd. De twee arme
schepelingen, die alleen een koperen
ketel van hun schip konden redden en
dit laatste bezit in de golven meena
men, moeten rusteloos al eeuwenlang
over de stranden van Schiermonnik
oog dwalen, omdat er niemand is ge
weest, die voor hen een graf heeft ge
graven.
Daarom besteden de mensen op
Schiermonnikoog bijzondere zorg aan
de laatste rustplaats van de drenkelin
gen, wier lijk op hun strand aan
spoelt. In de hoop, dat andere aard
bewoners het voor hun zonen zullen
doen.
Het verhaal van het kleine drenke
lingenkerkhof hoorden we van mejuf
frouw Dien Bol, de eigenaresse van
hotel Van der Werff, waar de Engel
se schrijver Charles Dickens inspira-
Zo stond ruim veertig jaren geleden het Badhotel aan de kust van
Schiermonnikoog, l>eveiligd tegen de zee door een brede strook strand
Van een onzer verslaggevers
SCHIERMONNIKOOG. „Niet dat we hier in de tijd van
honderd jaar voor Christus leven, maar de voetgangers en de
fietsers zijn op dit eiland nog de baas." Naast ons fietste Ber-
nardus Dijkhuis door de prikkende imist, die tussen de duinen
van Schiermonnikoog was blijven kleven. En de avond langs
het strand, toen de bundels van de vuurtoren een flauw pad
door het zand deden verrijzen en wegzinken, leek onwer
kelijk lang geleden.
Op het donkere strand met de onzichtbare zee aan alle
kanten, hadden we geloofd aan de zwerver van eeuwen ge
leden, die met zijn koe de arme schepelingen had misleid;
hadden we geloofd aan de vermoeide matrozen, die al vele
honderden jaren met een koperen ketel over het eiland moes
ten dwalen zonder ooit rust te vinden. Hadden we geloofd aan
alles, wat dit lopende eiland voor Nederlands noordkust aan
geheimzinnige geschiedenis heeft vergaard.
's Morgens maakte de mist het eiland tot een werkelijkheid.
Een werkelijkheid, die de romantiek van vroeger echter
adembenemend dicht benadert.
De wind stond dwars op het eiland,
toen we een dag daarvoor via trein-
bus-bus-boot-bus in het enige plaatsje
van Schiermonnikoog aankwamen. Het
was er koud en de dichte boombe
planting in de smalle straatjes kon de
snijdende wind maar moeilijk tegen
houden. „Kruip maar lekker dicht bij
de kachel", zei de 38-jarige burge
meester O G. de Boer, die nu vier
jaar de kleine gemeenschap van acht
honderd zielen leidt. In gemakkelijke
stoelen bij een zachtploffende kolen
haard werd het geen officieel onder
houd ten stadhuize, maar een boeiend
verhaal over een vechtend eiland, dat
velen een zilte levensavond biedt.
Een burgemeester op het vaste land
heeft plechtige nevenfuncties, maar
de burgemeester van Schiermonnikoog
vormt zijn ambt, zoals zijn gemeente
is. Toen de heer De Boer vier jaar
geleden de ambtsketen werd omgehan
gen, werd hij tevens de officiële strand
jutter van Schiermonnikoog, een titel
die nu meer vormelijk strandvonder
wordt genaamd.
Waar de zee kan razen als om
Schiermonnikoog, houden de mannen
naast de reddingboot ook hun mes
gereed om de buit, die de veeleisen
de zee somtijds wil geven te ker
ven met hun merk, zodat een deel
van de buit hun eigendom wordt.
De echte, oude strandjutterij leeft
nog slechts in versluierde verhalen
voort. De boer, die zijn koe een lan
taarn tussen de horens bond en zo
schepelingen misleidde, wier boten op
de banken voor Schiermonnikoog ver
gingen en hem een rijke buit lever
den, moet nog steeds met zijn koe
over het strand dwalen. Nooit zal hij
de rust vinden, die andere stervelin
gen na hun dood verwachten, omdat
hij mensenlevens aan materieel gewin
heeft opgeofferd.
Kapitein Fenenga, na een leven
vol avonturen, teruggekeerd naar
het eiland, waarop hjj werd geboren
en waarop hjj zijn eerste avonturen
beleefde.
Nu is de strandjutterij een eerlijke
bezigheid. Als kokende golven een dek
last hout op het strand werpen, krast
de man, die het eerst bij deze buit
is, zijn naam in de stammen. De bur
gemeester plaatst in enkele bladen
een advertentie en als de eigenaar
zich niet meldt meestal meldt hij
zich niet wordt het hout verkocht
en krijgt de vinder twintig tot der
tig procent van de opbrengst. Zo staat
het in de wet.
Maar de oude bewoners van Schier
monnikoog weten nog te verhalen van
die stormachtige decemberdag in 1920,
toen het Amerikaanse schip Liberty
Glow voor het eiland op een mijn liep.
Nadat de drenkelingen in veiligheid
waren gebracht, werden met grote
sleperswagens de zijden spek, de ba
len bloem, de rollen katoen, de blik
ken ham en chocolade naar het dorp
gesleept. Wie ziek was of te oud om
naar het strand te trekken, kreeg de