Zaterdag 31 december 1960 ZEEUWSCH DAGBLAD Pag. 13 INTERNATIONALE GROEP KERNGELEERDEN door J. A. Redeker Te duur Niet klein Uniek verhaal Moeilijke weg STEUNT OP EEN NEDERLANDS REKENWONDER Televisie In Nederland niet Veel leren Eerherstel Toegift Tintelend Razendsnel Spelen icft+ftlrittiïrkiïIciX+rfr'k'&ir'k+iïki£1r'£rkiïic&k&jr&+-&'k-k*k-kirïïici!rtrfcirir1r*kirtt'ki!rk-{ziir°& jdrkJt ük'&ir&'kftJrk A èr )>irfrirfricf?iic'Crk'irk,fric&^ ■fc 4 De getallen boven de streep vulde ik zelf in. Het rekenwonder schreef daaronder de uitkomsten van de vermenigvuldigingen zonder aarzelen op. Wat zei u? De zevendemachts wortel uit 423? Dat iseffe kijke2,372! Vlug gedaan, hè? Kunt u ook zo worteltrekken in een paar seconden, en meteen daarna weer het kwadraat van de uitkomst, met 8 cijfers achter de komma, opschrijven? dan rekenmachine JVim Kleinsneller en nog eens rekenen voor de mannen die werken met de machtigste syn chrocyclotron ter wereld en nu voor dat onderzoekingswerk meer, veel meer tijd beschikbaar hebben ge kregen omdat Klein slechts dagen doet over de berekeningen waarmee zij vaak weken bezig waren. Klein legt mij dat uit in zijn werk kamer, enkele meters van het prach tige brok moderne architectuur; hoog oprijzend uit het dal van de Rhone, waarin CERN bestuurd wordt. ,,Kijk", zegt hij, nadat wij samen met zijn electronische rekenmachine voor de aardigheid zijn snelre- kenwerk m de kantine juist hebben bevonden, „als ik getallen van acht cijfers met elkaar moet vermenigvul digen gebruik ik ook liever deze ma chine." Voor dergelijk rekenwerk heeft CERN hem ook niet in dienst geno men. Wel voor ingewikkelde differen tiaal- en integraalbecijferingen waar aan, zoals gezegd, de wetenschappe lijke onderzoekers van CERN voor zijn komst al te veel van hun kost bare tijd moesten geven. „Natuurlijk kunnen er ,w.el elqctranU sche rékenrrtkchinés geipuw-a wörcteji"*. zegt Klein, „waarmee clat rekenwerk gedaan kan worden. Maar die zou den echt de kapitalen die ze moeten kosten niet opbrengen. Daarom heb ben ze mij met mijn hersens van honderdduizend gulden in dienst ge nomen." Hij rommelt in wat paperassen, zoe kend naar papieren waarmee hij dui delijk kan maken wat hij bedoelt. Onderwijl praat hij door. „Er zijn er hier die maar niet kunnen begrijpen dat ik dit werk graag doe", zegt hij. „Zo kwam er laatst een die zei: ik hoop niet dat u het vervelend vindt, meneer-Klein, maar hier heb ik een berg reken werk voor u met veel moeilijke en ingewikkelde formules. Hij zette grote ogen op toen ik, alles vlug even doorkijkend, riep: Ha, dat is fijn, er zijn vierdemachtswortels bij. Hoofd schuddend liep de man weg." Daar heeft hij gevonden wat hij tussen zijn papieren zocht. Een ge- cyclostyleerde wetenschappelijke ver handeling. Statistical Weight of Ma ny-particle Systems in Spin or Iso- spin Space, heet het stuk. „Wat er in staat gaat boven mijn pet", zegt Klein eerlijk, „ik begrijp er niets van. Maar al die bladzijden rekenwerk zijn van mij." Hij wijst naar een opdracht die de auteur, een Belg, onder de titel van de verhandeling heeft geschreven, en weer vonkt voldaanheid en trots in zijn Agen. De opdracht is een rijmpje: Wim, Wi<m, Wim, Al is uw naam nog klein, Uw cijfers bennen groot. U rekent met uw brein. U helpt ons uit de nood. Zo klein is de naam van Klein in de wetenschappelijke wereld trouwens niet meer. Dat bleek mij toen ik gelezen had wat er over hem staat in een interessant Frans boek over rekenwonders, Le Calcul Mental, van de Franse wiskundige dr. René Talon. Daarin staat: „Onderscheidt Klein zich van de meeste rekenwonders door zijn theoretisch beter gefundeer de methode van werken, hij vertoont veel overeenkomst met hen in het vroege tijdstip waarop zijn gave tot uiting kwam en de hartstocht die hij, sinds zijn kinderjaren, voor de moei lijkste rekenvraagstulcken. heeft ge had." En daarmee zijn wij dan beland bij het begin van een uniek levens verhaal, zo boeiend en aangrijpend dat het haast niet echt gebeurd kan zijn. Het verhaal van een man die medicus zou zijn geworden als de tweede wereldoorlog was uitgebleven, maar na die oorlog, waarin de na zi's hem van al zijn naaste familie leden beroofden, afzag van de bekro ning van zijn medische studie en als zwerver de wereld in trok, zijn reken- hartstocht uitlevend, waar hij maar kon. De glanspunten daarin zijn, ook nu Kleins grote kwaliteiten in de wereld van de wetenschap erkenning hebben gevonden en algemeen worden be wonderd, nog altijd zijn successen op de planken in Nederland, Engeland en vele andere Europese landen. Daarover raakt Klein maar niet uit gepraat, laat in de avond, wanneer wij in Genève onder het genot van een karaf Zwitserse landwijn over zijn leven praten in een klein restau rant in een van de buitenwijken, vlak bij zijn woning. Of hij niet liever op de planken was gebleven, vraag ik hem. „Een moeilijke vraag", zegt Klein, In Kleins magere jaren moest hij zijn brood vaak op straat verdienen. Hier ziet u hem in Londen, samen met een „bobby". Die heeft schik in het rekengrapje dat Klein heeft uitgehaald met het nummer op zijn epauletten „maar als je beseft dat je nu een maal niet altijd jong blijft weet je ook dat je de grote kans moet grij pen wanneer die zich voordoet." Die grote kans, ik heb het al begre pen, was de combinatie van werk en hobby, arbeid en hartstocht, brood winning en roeping, die hij nu in Meyrin bij Genève heeft gevonden in het Europese centrum voor kernon derzoek. De weg daarheen is niet altijd over rozen gegaan sedert Klein, vlak na de oorlog, het tweede deel van zijn le ven begon in Groningen, als het re kenwonder Pascal, in een revue waar in ook de Kilima Hawaiians optraden. Een carrière, waarvan een zwervers bestaan in Parijs, als clandestiene straatartiest, een van de dieptepunten was. „Ik weet niet meer hoe vaak de po litie mij in Parijs wel opgepakt heeft wegens werken zonder vergunning", zegt Klein. Hij bestelt nog een karafje wijn. Drie deciliter, dat weet de barkeeper. Aan die vaste gewoonte heeft Klein zijn bijnaam in de Nederlandse kolo nie, Willem III, te danken. Klein heeft er bijzonder plezierige herinneringen aan. „Het was leuk werk", zegt hij, „en a raison van twee kwartjes per leerling leverde het een aardige verdienste op. Zo heb ik na de oorlog een groot deel van Euro pa rondgezworven. Ik ken heel Frank rijk en Zwitserland, van binnen en van buiten, op mijn duimpje. Dat is ook wat waard." Nee, in Nederland is het hem nooit gelukt zijn gaven op de middelbare scholen te demonstreren. Nu, jaren later, haalt Klein zijn schouders op over de hooghartigheid van de HBS- directeuren die hij had aangeschreven. ..Ik moest in Parijs leven, niet waar", vertelt Klein, „werkvergun ning of niet. Ik verfde een plankje zwart en ging met een pijp school- krijt bij de ingang van een métro mijn rekenkunsten vertonen. Meestal had ik dan wel mijn centenbakje vol voordat de politie me kon inrekenen." Hij lacht. „Ik heb ook een poosje alleen met het centenbakje gewerkt. Gewoon, samen met een troepje straatmuzikanten. Ik ging met het bakje rond." Daar, in Parijs, werd hij later door de mannen van de wetenschap ont dekt. In een bijeenkomst van 350 wis kundigen geelt Klein' in het Palais de la Découverte op 14 mei 1952 een ver bijsterende demonstratie van zijn gro te rekenkundige gaven. De volgende dag houdt een politie agent hem op een boulevard staande. Hij heeft in de dagbladen de geest driftige verslagen over Kleins demon stratie gelezen, en in Klein de arme straatartiest herkend die hij zo vaak had ingerekend. De agent maakt hem zijn complimenten en brengt vol res pect zijn rechterhand aan zijn uniform pet. Klein had toen trouwens al gewerkt als „menselijke rekenmachine" voor het Mathematisch Centrum in Amster dam en demonstratie-tournees ge maakt in België, Frankrijk en Zwit serland. Rekenkundige „one man shows" waren dat, gegeven voor de leerlingen van middelbare scholen. Een profeet die in eigen land niet werd geëerd? Och nee, zo is het in Kleins ogen niet, maar toch steekt het hem dat hij, die al zo vaak met groot succes is opgetreden voor de Engelse televisie en ook al eens voor de Westduitse van de televisieheren in Bussum niet de kans krijgt zijn kun nen voor de Nederlandse televisiekij kers te tonen. Het steekt hem omdat hij, ook nu hij zijn bestemming gevonden heeft, het niet zonder een publiek kan stel len. In dat opzicht heeft de variété artiest van vlak na de oorlog, de Pas cal van de revue van Herman Rinket, zich niet in hem verloochend. Daarom zoekt hij nu dat publiek in zijn vakanties of, zoals ik heb ge merkt wanneer iemand met hem komt praten over zijn grote harts tocht, rekenen zoals geen rekenmachi ne het kan. Vandaar, bijvoorbeeld, zijn recen te optreden voor de Engelse commer ciële televisie, als tegenstander van een electronische rekenmachine. „Toen ik veel eerder met mijn uit komsten op de proppen kwam dan de machine", zegt Klein lachend, „zei den de mensen van de fabriek die de machine beschikbaar gesteld had dat ik niet de machine had verslagen, maar de bediener van het toetsen bord. Ze zeiden niets meer, toen ik ze erop had gewezen dat ik, wat het aan tal cijfers achter de komma in de uit komst betrof, de machine toch verre had overtroffen." In die openbare rekendemonstraties „het liefst met publiek in de zaal, voor het directe contact met de men sen" kan Klein zich ook uitleven in een gave die in zijn dagelijkse werk maar zelden te pas komt: ont binden in factoren. Voor de Engelse televisie gaf men hem laatst deze opgave: ontbind 5080470 in factoren. Prompt schreef Klein de uitkomst op het schoolbord: 2x5x3x 37 x 23 x 199. U mag na rekenen of het klopt. „Nee", zegt Klein, „het is niet alle maal vanzelf gekomen. Ik ken de priemgetallen (ondeelbare getallen) van 1 tot 10.000 uit het hoofd. Die heb ik natuurlijk moeten leren. Wat mij het mogelijk maakt mijn rekenpresta ties te leveren is een combinatie van aanleg, een groot getallengeheugen; voortdurende oefening en, vooral, veel geduld."- Zo kent Klein, bijvoorbeeld de loga- rithmentafel van 1 tot en met 150 uit het hoofd. De meeste stervelingen brengen het niet verder dan de tafels van vermenigvuldiging van 1 tot en met 10. Toen hij in dienst trad van CERN moest hij differentiaal- en integraal- rekenen leren en zich vertrouwd ma ken met het programmeren (van be reken ingsgegevens voorzien) van elec tronische rekenmachines. Hij had dat er graag voor over, want zijn positie bij CERN zag hij als de eindfase van een bewogen car rière. Misschien ook een beetje als een stuk eerherstel tegenover de aca demisch gevormde bloedverwanten onder wie chirurgen, advocaten en zelfs een professor, die hem waren gaan beschouwen als de schande van de familie toen hij na de oorlog de wereli in was getrokken. In één opzicht is Wim Klein nooit '?ts veranderd. Hij is steeds de Am sterdamse joodse jongen gebleven voor -wie „spreken met de handen" een tweede natuur is en het tappen van een goede mop een levensbehoef- Hij tapt ze nog, ook in Genève, wanneer hij Nederlanders ontmoet, en goede zijn het. Klein doet dat, naar zijn aard, bescheiden. „Ik ben geen TatUe¥r;- ze®t hii- "Dat is ilaa? goed ook. Ieder zijn werk, nietwaar! Hij z n mopjes, ik m'n sommetjes." Klein steekt nog een sigaret op, en vindt in dat gewoontegebaar aanlei- e j011 ,een °°gwenk voor te rekenen dat ik de afgelopen 23 la- WeineeM 6785 «uldan e" ™t klemgeid heb uitgegeven voor roker- bJuitend wanse?9819fa4kjÏÏkende V°0r' Dat In een adem door ratelt hij dan af dat ik van mijn geboortedag af 15 192 dagen of 364.608 uren o£ 21.876.480 mi nuten of 1.312.588.800 seconden geleefd heb en dat m al die tijd mijn doIs 1.575.106.560 maal heeft geslagen. P Toen begreep ik waarom zijn bij naam Maupie Optel was in de dagen toen hij nog als Pascal optrad in Ne derland met de Kilima Hawaiians en andere variete-artiesten. rP ROTS laat hij het zien. Een stukje met vette letters in zwart en knalrood bedrukt kar ton, zorgvuldig uit het pro gramma van een Engelse varie ty show geknipt. The man with the 10,000 brainstaat er. De man wiens hersens honderdduizend gulden waard zijn. „Nou, had ik ze maar, die honderdduizend pop", zegt hij, na een slok espresSokoffie uit de uitstekende kantine van het Centre Europeen pour la Re cherche Nucléaire, het Europese centrum voor kernonderzoek dat iedereen in Genève en wijde omtrek kent als „le CERN". „Zou u hier blijven werken als u die honderdduizend had, meneer Klein", vraag ik hem. Hij bedenkt zich geen ogenblik. Even snel als het produkt van 6923 en 7618 komt het antwoord op die vraag van zijn lippen. „Beslist, want hier heb ik de ideale combinatie van werk en hob by gevonden." Met dat opspiiifen van de uit komst van het produkt van die twee getallen van vier cijfers had Wim Klein een half uurtje eerder het ijs op slag gebroken. Ver voor het afgesproken uur was ik naar het Europees centrum voor kernonderzoek gegaan om op de ter reinen van CERN op mijn gemak rond te kijken. Eerst een kop koffie, dacht ik, en dan de „atoomrenbaan", de machtig ste deeltjesversneller ter wereld bekij ken. Het pakte anders uit. Ik had nog maar net mijn, koffie besteld toen een van de knappe en behulpzame dames van het secretariaat van CERN naar mij toe kwam. „Hier is meneer Klein", zei zij. Voor mij stond een kleine tengere man met tintelende lichtjes in zijn ogen. Hij deed mij meteen denken aan de grootste kleine man die Ne derland ooit heeft gehad, Louis Da vids. „Toen ik hoorde dat u er al was zei hij. „dacht ik: meteen er maar op af dan kunnen we wat langer praten." Even later zaten we naast elkaar met uitzicht op de verre Mont Blanc, maar zowel die indrukwekkende berg top als de „atoomrenbaan" van CERN die ik had willen bekijken was ik al spoedig vergeten. Wim Klein is de wonderlijkste we tenschappelijke rekenaar die de kern fysici van CERN ooit ter beschikking hebben gehad. Hij bedient zich wel van een reken machine, maar niet om de zeer inge wikkelde. vaak weken werk vergende berekeningen uit te voeren die de kernfysici hem opdragen, maar om het bliksemsnelle rekenwerk van zijn hersenen te controleren. „Ik zal u iets aardigs laten zien zegt Wim Klein. „Wacht maar even. Hij staat op en komt even later te rug van de bar met een groot stuk grauw papier. Hij zet drie groepen stippen op het papier, een groep van vier, twee aan twee onder elkaar, een van zes, drie aan drie onder elkaar, een van acht, vier aan vier onder elkaar. Er komt een streep onder, en een kruis ervoor. Het moeten dus verme nigvuldigingen worden. „Vul op de stippen maar wat wille keurige cijfers in," zegt hij. Ik doe het, en schuif het papier naar hem toe. Klein pakt zijn hgh" point, bevochtigt zijn lippen met het puntje van zijn tong, en schrijft zon der zich ook maar te bedenken de uit komsten achter elkaar op: 3234, 94116, 52739414. „Aardig, hè", zegt hij, qua.si-be- scheiden. „Maar nu iets dat een beetje moeilijker is. Schrijf maar een getal van drie cijfers op, dan gaan we worteltrekken. Ik schrijf op: 498. Klein zet er. als punctuele wiskundige, het worteltrek- kingsteken voor, en schrijft vlot de uitkomst op: 22,3159. Wie dit op papier uitrekent is er gauw een minuut of langer mee bezig. Bij Klein komt de uitkomst bliksemsnel, sneller zelfs dan bij een electronische rekenmachine. „Zullen we nu even kijken of het klopt?" vraagt Klein, geheel opgaand in zijn spel met cijfers dat zijn lust en zijn leven is. „Dan nemen we na tuurlijk het kwadraat van 22,3159." Hij schrijft op: (22.3159)2 en met een daaronder, alsof hij de uitkomst uit het hoofd kende, 497,99939281. „Ziet u," zegt Klein, „als ik de wor tel uit 498 in vijf of zes decimalen achter de komma had gegeven waren we, terugrekenend nog wat dichter bij 498 uitgekomen." „Nu even een grapje er tussendoor", zegt hij, kinderlijk blij met mijn ver bazing over zijn rekenprestaties. ,,Ik zal niet kijken. Schrijft u nu op: de -maat van uw schoenen, vermenig vuldigd met honderd. Daaronder uw ge boortejaar. Dat aftrekken. De uit komst zegt mij dan welke maat schoe nen u hebt en hoe oud u bent." Ik maak het aftreksommetje en geef hem de uitkomst: 1381. Verschrikt kijkt hij op. „Kan niet kloppen", zegt hij. „Kijk eens of u zich niet verrekend hebt." „Gelijk hebt u", beken ik met be schaamde kaken, „optellen en aftrek ken is nooit mijn sterkste kant ge weest." „Het is zeker 2381, hé?" Dat had het moeten zijn. „Dan bent u 41 jaar en dan is uw schoenenmaat 43." „Och", zegt Klein, „een simpel va riététrucje." Hij laat er, omdat hij er zo intens veel plezier in heeft, nog verscheidene andere op volgen die heel wat meer razend snel hóofdre- kenwerk vergen dan het grapje met de schoenenmaat. Klein behoeft niet meer uit te leg gen waarom hij zo trots is op dat knipsel uit het show-programma. Hij is een geboren variété-artiest, en hij zal dat blijven, ook al vergrijst hij in zijn tegenwoordige werk, rekenen Als Klein zijn gaven demonstreert voor een gezelschap van geleerden, zoals hier, heeft hij een groot formaat schoolbord nodig. Bliksemsnel rijen de getallen zich dan aaneen in lange reeksen ingewikkelde formules. Bij deze demonstratie moest Klein, toch al niet een van de grootsten, zo hoog op het schoolbord beginnen dat er een stoel aan te pas kwam. Hij demonstreerde toen maar op zijn sokken

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1960 | | pagina 13