ACHTER DE COULISSEN HOORDE IK voorstelling
Een mooi vak met
Hoe een idee werkelijkheid werd beroerde dingen
Hei verhaal van Podium jffia
verield dóór Podium BÉwnfl
Losse schetsen in
plastic-mappen
Sterven en dan?
BEZINNING OP DE ZONDAG
„Mevrouw" Maartje
I I i..| I I I i^enmooi vak mei
„™,rvVa,... aB.a, a_. O
Film-„cultuur"
Nieuwe aanpak van methodiek
TOEKOMST
Opl
Bond
van de G.J.V.
eving m
DE
Variatie en hens
Eigendom
DE JONGEREN
„De jeugd vliegt uit"
„Maartje de Wit"
J. DE JONGE
ds. Joh. van Dullemen
te Zoutela-nde
^^k^n aan
GEESTDRIFTIG
NIETS TE SPUIEN
OOK OP HET WATER
Zaterdag 5 november 1960 ZEEUWSCH DAGBLAD PaK' 7
'WIJGEND trokken ze
aan hun. sigaret:
Detlev de Vries én
Tom van Ek. Ik
stelde enige vragen en toen
kwam het, het verhaal van
4 Jo Nobtl, dt grote stuw
kracht in de richting; van een
Protectants Christelijk toneel.
Allerwegen gerespecteerd en
bekend als declamator zag hij
fat dat er in de toneelwereld
een terrein braak lag voor de
Nederlandse protestanten. Met
elan, doorzettingsvermogen en
een onvermoeibare ijver setten
hij en zijn vrouw zich in voor
hun ideaal: een Protestants-
Christelijke toneelgroep. In 1952
nam hy het initiatief tot op
richting van Podium en in 1959
gaf hij de stoot tot het in het
leven roepen van de Stichting
Podium. Jarenlang is hy direc
teur geweest, een taak die hij
thans heeft overgedragen aan
Jan de Vries, Nog steeds speelt
hechter mee.
Podiym. Achter de coulissen
terwijl de voorstelling aan de
gang was Detlev de Vries,
55 jaar, geboren Fries IJ 1st)
mèt Jo Nobel oprichter van
de Protestants Christelijke
Toneelgroep Podium: één der
veteranen. En Tom van Ek,
„uit Ljouwert" (Leeuwar
den), 28 jaar, één der hard
werkende jongeren, naast
direkteur Jan de Vries belast
met de artistieke leiding.
LI ET WETENSCHAPPELIJK insti
tuut voor film vraagstukken te Mün-
ehen heeft medegedeeld, dat uit een
statistisch onderzoek is gebleken, dat
het aanbod van <5e filmverhuurders
voor het komende jaar voornamelijk
bestaat uit films over spionage, gang
sters en de handel in meisjes.
Men maakt zich in Duitsland zorgen
over het gebrek aan goede jeugdfilms
en teneinde de produktie van deze films
te bevorderen heeft de Centrale Kinder
film Commissie besloten enkele prijzen
voer dit soort films in te stellen.
JO NOBEL, De,tlev de Vries, Nel Snel en Dirk Verèl, sij waren de pionier»",
xo vertelt Tom van Ek. „Maar Jo Nobel in de eerste plaats. Reed» als kind
voelde de*e xich aangetrokken tot het toneel. Maar de gedachten die over de d|«,fcuup Tan d«» Vrim
toneelkunst in onze kringen leefden, versperden hem de weg. Als vanzelf werd hij
daardoor in de richting van de voordrachtskunst gedreven. Immer», de meesten *>«niver van „De jeugd vlteft uit en
kennen Jo Nobel nu ook als een groot declamator. Zijn eigenlijke ideaal is echter talloze andere hoorspelen
altijd het toneel gebleven"
een eigen school. Een eigen toneel
school, dat is het wat we moeten
En berustend: „Och, onze mensen hebben'. En talenten, want ook die
verleenden niet veel steun. Ze zouden moeten er zijn." Dan houdt hij even
alles veel groter moeten gaan zien." op en zachter beëindigt hij ons ge-
Hij gesticuleert: ,,Wat ons ontbreekt sprek: „Maar, dat is voor de jonge-
is een eigen toneeltraditie, en vooral ren
Ton
van Ek: „het was erop of
eronder".
Tipt voor bijbellezers
In een Engelse editie van ,,De Strijd
kreet" (Leger des Heils) stónden de
volgende tips voor Bijbellezers.: „Lees
de Bijbel niet als een krant, maar als
een brief van thuis.
Als u een tros vruchten ziet hangen,
pluk ze dan. Als u een belofte vindt als
een blanco Cheque, maak er dan ge
bruik van". Af Detlev de Vries, een der veteranen...
iHMIlIHHHtflflIHfltlllliaHIIIIIIIIIHdlIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIiKllllllllllllllllllllIHIIIIIH^
i
Door zijn belangstelling voor h«4 de
clameren leerde Tom van Ek al heel
jong Jo Nobel kennen op een reci-
teerclub. Peinzend zegt hij: „Ik heb
van nabij meegemaakt wat Jo Nobel
en zijn vrouw er voor over hebben
gehad om dit te bereiken..." Zonder
veel omhaal van woorden verhaalt hij
dan de oprichting van de onafhanke
lijke toneelgroep Podium in 1952. Hoe
Nobel en zijn vrienden tenslotte het
initiatief en het risico namen en een
toneelgezelschap steunend o-p christe
lijke levensbeschouwing in het leven
riepen. Hoeveel succes ze hadden die
eerste jaren, maar ook hoeveel tegen
werking ze vonden. Het begin was het
optreden voor de Protestants Christe
lijke Beambtenbond. En dank zij de
steun van de N.C.R.V. er kon een
tournee voor de N.C.R.V. worden ge
maakt verwierf Podium langzaam
maar zeker meer bekendheid. ,,Jo No
bel en zijn vrouw offerden vele nach
ten op om de administratie bij te
houden, want ook dat moest gebeu
ren..." De moeilijke jaren werden
1958 en 1959. Het was er np of er on
der. „Alleen het ideaal hield ons op
de been." Tot op advies van de heer
J. H. Waifc, een Hilversums accoun
tant en dank zij de initiatieven van
Nobel, toneelgroep Podium een Stich
ting werd.
HET was in Middelburg dat ik
kennis maakte met de ac
teurs en actrices van Podium, die
in Zeeland voor ons het verhaal
van de familie de Wit tot leven
brachten. De avond daarvoor had
ik ze zien spelen: zag en hoorde
ik de jolige Maartje, de meest
moederlijke moeder de Wit, de
eigenzinnige Willem en de def
tige heer Baks. Juist toen was in
mij dat geheimzinnige verlangen
opgekropen en misschien ook
bij anderen de mensen van
vlees en bloed, die op dat ogen
blik schuil gingen achter hun
spel, te ontmoeten. Het oermen-
selijke verlangen van de vreugde
van het kijken achter de coulis
sen! En uw verslaggever keek
achter de coulissen, méér dan
dat, hij voerde ook gesprekken
met de acteurs. En in een enkel
woord en gebaar poogden zij te
zeggen wat hen dreef tot het to
neel.
'«MfcMttmMmuMK
111111111111111111111 tv3
BAROMETER van de Bond
van Geref. Jeugdverenigingen
staat gunstig en wijst zelfs naar
mooi Het nieuwe werkmateriaal, dat
het bondsbestuur de verenigingen
heeft gepresenteerd, is aangeslagen.
De bestellingen stromen binnen. En
dat ziet het bestuur van de G.J.V.
als een opleving van het gerefor
meerde jeugdwerk. De barometer
stand is a.h.w. uit deze bestellingen
te leien....
De vaste „bouwstenen" van de
Bond van G.J.V, zijn van losse „ma
kelij" geworden. Anders gezegd: de
methodiek voor de geref. jeugdver
enigingen is op een geheel nieuwe
leest geschoeid: modern, fris en ge
richt op de hedendaagse praktijk
Met de vaste schetsenbundels is ra
dicaal gebroken en de verenigingen
kunnen thans beschikken over een
losbladige plasticmap, waarin, in de
vorm van cursussen, velerlei onder
werpen op pakkende en indringende
wijze aan de orde worden gesteld.
DE G.J.V. is dus van de
oude beproefde paden
afgeweken. Er kleefden
1T\ toch te veel bezwaren
j\\ aan de oude methodiek
I lL van de vaste schetsen-
y |>M bundels. De verenigingen
VCfLc// waren uitsluitend aange-
A (11/ wezen op deze bundels,
v4v waardoor de keus van de
onderwerpen te beperkt
bleek.
De methodiekcommissie van de G.J.V.
heeft zich beraden over een meuwe aan
pak van het werk. En het
van dit beraad is werkelijk verbluffen
Wat de verenigingen thans op tafel Krij
gen is, zonder meer, een kostelijk stuk
werk. De commissie is steeds van ae
gedachte uitgegaan: zoveel mogelijk va
riatie en zoveel mogelijk keuze in de
onderwerpen. Want men had vooral te
maken met de verscheidenheid van ae
leden op de verenigingen: plattelanders,
middelbare scholieren, fabrieksarbeiders
en jongelui in de continubedrijven om
er enkele te noemen. Deze verscheiden
heid vormde dan ook de basis, waarop
de methodiek com missie heeft gewerkt.
De variatie in onderwerpen is in het
nieuwe materiaal ruimschoots aanwezig.
Het werkmateriaal is niet in ooek-
vórm te verkrijgen. Het geheel is los
bladig en „verpakt" in een plastic
ringband. De verenigingen kunnen de
cursussen aanschaffen tegen inkoops
prijs. Eventuele tekorten, komen tot
een maximum van 15,000 gulden, uit
het fonds „uitbouw jeugdwerk".
DE opzet is, dat de cursussen per
soonlijk eigendom worden van de
leden. In de map zijn dan ook voldoen
de blanco vellen aanwezig, waarop de
G.J.V.'ers bijzonderheden uit de discus
sie over een onderwerp kunnen note
ren. Het materiaal is in twee delen ge
splitst, een vast deel. dat ook alleen
als 'vast deel is te verkrijgen en een
cursussenserie. In het vaste deel wor
den enkele bijbelse onderwerpen be
sproken. alsmede de Ned. Geloofsbelij
denis onder het. motto „ons belijden",
en politieke en maatschappelijke vraag
stukken. De cursussenserie begint met
actuele vraagstukken. En verder zijn
er onderwerpen als „kunst en tech
niek", „getuige zijn", „triumph der
genade" (kerkgeschiedenis), „mens en
medemens" (hedendaagse samenleving)
„vragen van toen en nu", „wijsbe
geerte" en tot slot „kerk op mars"
(zending).
Twee maanden na de uitgifte van
het materiaal kan al vastgesteld wor
den, dat het een groot succes is. Het
bondsbestuur meent hieruit de conclu
sie te mogen trekken, dat er toch nog
belangstelling en enthousiasme bestaat
onder de gereformeerde jeugd. Er is
duidelijk een opleving te constateren.
Dat kwam al tot uiting op de jongste
openluchtbondsdag in Barneveld en dat
was te constateren bij de laatste sep-
temberacties ter inleiding tot het win
terwerk. Ook het aantal abonnee's van
„Jong Gereformeerd" stijgt regelmatig.
En de fusie van de jongelings- en
meisjesbond gaf eveneens een „duw"
in de goede oprichting. Dit alles over
ziende geeft het bondsbestuur de moed
om op de nieuw ingeslagen weg voort
te gaan.
Thans is het zo ver dat Podium, en
mèt haar de gedachte van een eigen
Protestants-Christelijk toneel voet aan
de grond begint te krijgen!
„En mijnheer Van Ek, hoe ligt dit
alles nu voor u in het persoonlijke
vlak?"
Vol overtuiging antwoordt hij. „Müjiï
toekomst is Podium, volledig Podium."
„En die toekomst van Podium?"
„We zijn er nog niet en we zuilen
hard moeten werkerr maar ons be
staansrecht is bewezen. En verder:
we zouden zo graag een artistieke
daad willen stellen."
Desgevraagd vertelt Tom van Ek
dan weer over zichzelf: „Mijn lief
hebberijen zijn het maken van cos-
tuums en folklore. Zo heb ik eens al
le costuums gemaakt die we nodig
dachten te hebben voor een tournee
van de N.C.R.V. Nachten achtereen
heb ik toen achter de naaimachine ge
zeten. Enorm leuk vind ik dat, en nog
altijd maak ik costuums."
Merkwaardig is dat hij er nooit les
in heeft gehad. Overigens bouwt hij
ook de decors van Podium.
Pratend over Friesland kan Detlev
de Vries zich niet langer afzijdig hou
den. Als Tom van Ek heeft gezegd
dat hij graag Fries spreekt, maar
géén extremist is, komt Detlev de
Vries met de opmerking: „Ik ben
wèl extremist." „Jij bent geen type
om extremist te zijn", vindt Tom van
Ek dan. „Ja, maar ik ben het heus,
hoor", antwoordt De Vries lachend.
Daarna, pratend over zijn leven dat
ook zo nauw met het idee van christe
lijk toneel is verbonden, zegt De Vries
plotseling, met een heel scherpe into
natie: „Nobel en ik waren beiden van
hetzelfde bezeten. We wilden de kunst
brengen aan mensen uit eigen kring."
Advertentie
Alle? delen van
en
benevens het pas verschenen
zijn voorhanden bij
GOES, Lange Kerkstraat 33
Telefoon 01106—5309.
jLTET boek van ds. B. Telder (Ster
ven.... en dan?*) is te vergelij-
ken met een steen, die in een rimpel
loze vijver geworpen is; niet alleen
daar waar de steen neerplonst komt
het water in beroering, maar de rim
pels trekken over het hele waterop
pervlak. Zo heeft ds. Telder beroering
gebracht met zijn hoek over de tus-
sentoestand, waarin hij een antwoord
TJET WAS een goede gedachte van het
Convent van Chr. Sociale Organisaties
om op 16 en 17 mei 1.1. te Woudsclioten een
predikantenconferentie te beleggen ter be
studering van de vraagstukken, die samen
hangen met dé zoudagsarbeid. Deze confe
rentie stond onder leiding van de voorzit
ter van het C.N.V. de heer C. J. van Mas-
irigt.
Reeds eerder was in kringen van het
C.N.V over de zoudagsarbeid gesproken,
want het Kaderblad „Evangelie en Maat
schappij" verscheen in januari 1960 met
een geheel aan dit vraagstuk gewijd num
mer. De zondag is nu eenmaal altijd in
ons theologiserend vaderland een teer punt
geweest, om niet te spreken van een strijd
punt.
Nu echter in onze tijd de zondagsarbeid,
door allerlei factoren gaat toenemen wordt
het vraagstuk van de zondagsrust, ware
zondagsheiliging e.d. weer actueel.
Het is niet mogelijk o«i in één artikel
deze kwestie in haar volle lengte en breed
te te behandelen. Slechts enkele punten
kunnen naar voren worden gebracht. Al
lereerst dit: er zit een principiële, maar
ook een practiscbe kant aan het vraagstuk
van de zondagsarbeid. En het is zeer nut
tig e«i ook noodzakelijk om aan beide vol
le aandacht te schenken. In Woudsclioten
is dit gebeurd, want van de beide inlei
ders was, de een Hoofd personeelszaken bij
de Hoogovens en de ander een predikant
uit Amsterdam. Ze vulden elkaar op geluk
kige wijze aan.
Maar nu de zaak zelfer heerst een
spanning tussen de toenemende zondagsar
beid en de door velen begeerde zondagsrust
of zondagsheiliging.
TjMND VORIGE eeuw begon er op het plat-
teland (om daar maar even hij te blij
ven) ook al iets te veranderen. Toen, met
name in Friesland de zuivelfabrieken als
paddestoelen uit de grond verrezen, wa
ren er verscheidene boeren, die weigerden
op zondag hun melk naar de fabriek te
brengen. Dan maar liever de bussen in de
sloot gezet ongeacht het risico van zuur-
wordcn. Ook de zuivelfabrieken zelf draai
den op verminderde capaciteit.
Maar dat is nu aan het veranderen. De
zuivelfabrieken draaien rustig 2 maal per
zondag, de grasdrogerijen spuwen óók op
de zondag hun verstikkende walm uit en de
zondagsrust wordt aanmerkelijk verstoord
door het lawaai van trekkers, die de melk
bussen van en naar de fabriek brengen.
En niemand ziet hier meer een been in!
Het woord „continubedrijf', dus een be-
drijf, dat altijd doordraait, zegt ons al ge
noeg. De „glijdende werkweek4', dus hel
3- of 4-ploegenstelsel maakt het voor vele
arbeiders onmogelijk op zondag „zijn
plichten na te komen". En hangt onze wel-
vaart niet ten nauwste samen met een in
dustrie, die niet stagneert?
door
Wij in Zeeland kennen het woord recrea
tie maar al te goed. Het toerisme is de
laatste jaren enorm toegenomen. De stran
den zijn voornamelijk zondags over- en
overvol. Dit moet worden opgevangen en
geleid. Het vergt inspanning van veler
krachten. De Horecafbedrijven werken on
der hoogspanning, de verkeerspolitie, heeft
handen vol werk. Om nog maar te zwij
gen van winkeliers en kamerverhuurders.
TJET SPREEKT vanzelf, dat zij, voor wie
de zondag een „vrije dag" is, anders
tegenover dit vraagstuk staan dan zij, die
in de zondag de. „Dag des Heren" zien,
hoewel opgemerkt moet worden, dat voor
een ieder de zondag toch nog iets ander*
is dan een weekdag.
De spanningen zijn echter het grootst hij
lien, die hun zondag op een godsdienstige
wijze willen doorbrengen. Velen van hen
zijn opgenomen in het grote arbeidsproces
en moeten „op zondag werken". Dit kan
gewetensconflie.en tevoorschijn roepen en
de bedoeling van bovengenoemde confeven-
tie en van het nummer van Evangelie en
Maatschappij is juist om heil hierbij de
helpende hand te bieden. Een loffelijk ini
tiatief!
De zaak is nl. niet zo eenvoudig. Natuur
lijk kan men met een „neen" tegen iedere
zondagsarbeid (uitgenomen hoogst noodza
kelijke) de zaak als afgedaan beschouwen
met een beroep op Exodus 20 vers 8 „Ge
denkt de Sabbathdag, dat gij die heiligt".
Wat God van Zijn volk vroeg, vraagt Hij
nu ook van Zijn Kerk. Gods geboden zijn
immers onveranderlijk, gelijk Hij ook Zelf
onveranderlijk is. Zo blijve Zijn Gebod on
verminderd van kracht. Ik geloof echter,
dat dit vraagstuk te ingewikkeld is om met
dit rechtlijnig „neen" op te lossen. Reeds
de rabbijnen streden over de vraag, wat
nu wel of niet werk op de Sabbath kan
worden genoemd.
Anderzijds is een lichtvaardig of passief
aanvaarden van de zondagsarbeid „omdat
er toch niets aan te. doen is" niet minder
te verwerpen. Het spreekwoord „als het ge
tij verloopt verzet men de bakens" mag
niet zonder meer op het vraagstuk van de
zondagsarbeid worden toegepast. Er is wel
degelijk iets aan te doen en de zondagsar
beid als een normale vorm van arbeid te
aanvaarden is ongeoorloofd. Dus niet te
snel „neen" en evenmin te. gemakkelijk
„ja". Maar bezinning wordt gevraagd.
Men zal toch eerst het eens moeten wor
den over het wezen van de zondag. Waar
om is deze dag anders dan een weekdag?
Zonder op het verschil tussen Joodse Sab
bath en zondag in te gaan (daarover zou
den bladzijden te vullen zijn) kan toch wel
worden gezegd, dat zowel Sabbath als zon
dag onder het teken staan van Gods trouw
en genade. Of korter gezegd: de mensen
hebben deze dag niet uitgevonden, maar
God heeft een rustdag ingesteld! En dat
is een weldaad! Hij rustte van Zijn werk,
dat wil zeggen: Hij nam de tijd om Zijn
werk te bezien en er zich in te verlustigen.
Hij vierde hem. De zondag is dus een dag
om het werk te laten rusten en feestelijk
door te brengen. Hij mag gevierd worden.
De Kerk viert liem door samen te komen
in een samenkomst der gemeente en door
zich te verblijden in het werk van Christus.
Zondagsrust en zondagsheiliging vallen
hier samen. De zondag is dus een tekeu
van de Rust van God en van de Opstan
ding van Christus en verschilt hierin van
alle andere dagen van de week. Een alge
meen aanvaarde zondagBarbeid zou dit on
derscheid uitwissen en de zondag aan een
„gewone" dag gelijk maken. Dit Gebod
van Gode namelijk het gedenken van Zijn
dag is een grote weldaad, zowel lichame
lijk als geestelijk.
TJ^N NU maar alle zondagsarbeid verwer-
pen? Toch niet! God heeft meer Gebo
den, ook het Gebod van de naastenliefde.
Op grond hiervan is zondagsarbeid veelal
geboden. Een christen is solidair met zijn
medemens en uit deze solidariteit vloeit j
vaak zondagsarbeid voort. Om maar eens
iets te noemen: de zondagsarbeid mag niet,
worden afgeschoven op de schouders van
hen, voor wie de zondag als „Dag des Hee- j
ren" geen betekenis heeft. Dan zou het net j
zijn alsof Gods gebod alleen voor Zijn in
gewijden gold en hierdoor zou het zijn al
gemeen, als voor ieder geldend karakter,
verliezen.
En wat te denken van de zondagsarbeid
als dienst aan de recreërende mens? Ook
Zeeland heeft hiermee te maken en zal in
de toekomst nog meer ermee te maken
krijgen. Met name de openluchtrecreatie
brengt consekwentie's met zich mee, die
niet met een onverbich'dijk „neen" of met
een gemakzuchtig „ja'" op zij kunnen wor
den geschoven. Uit he nummer van Evan
gelie en Maatschappij waarin een rapport
over deze materie wordt behandeld (dat
tussen twee haakjes niet een weergave is
van het C.NV. standpunt licht ik de vol
gende zinsnede: „wat de ecreatie op zon
dag betreft, dient naar vormen te worden
gezocht, waarbij zo weinig mogelijk perso
nen betrokken zijn, die arbeid moeten ver
richten". En een der andere conclusies zegt
dat „het solidariteitsbeginsel in de praktijk
niet verloochend mag worden".
Deze beide conclusies geven genoeg stof
tot bezinning. Enerzijds zondagsarbeü als
dienst aan de naaste (en niet alleen ter-
wille van onze welvaart) en anderzijds een
noodzakelijke beperking, opdat de zondag
zijn ware karakter niet verlieze.
tracht te geven op de vraag of Gods
kinderen wanneer zij sterven naar de
hemel gaan. Met vele teksten tracht
de schrijver het tegendeel aan te tonen
en te bewijzen, dat na het sterven de
rust in de schoot der aarde volgt tot
de dag der opstanding. Geen zaligheid
van stonde aan voor hen die in Chris
tus ontslapen zijn, eerst bij Jezus' we
derkomst en dan niet in de hemel maar
op de nieuwe aarde. Zoals ds. Telder
schrijft: „Hemelse blijdschap en zalig
heid wacht ons. Niet terstond bij het
sterven. Straks bij Christus' weder
komst!"
En daarmee heeft hij de steen in de
vijver geworpen die wat dit onder
werp van de geloofsleer betreft vrij rim
pelloos was en beroering verwekt.
Vele pennen zijn reeds in beweging ge
komen tegen dit boek, daar de schrijver
ook van mening is dat de belijdenis der
Kerk in antw. 57 van d'e Heiaelberse
Catechismus niet geheel Schriftgetrouw
is weergegeven.
Ds. Telder heeft medestanders gevon
den in hen die zeggen, dat er ruimte
moet zijn, omdat ten slotte een belijdenis
mensenwerk is, of dat de binding aan
een ondertekeningsformulier voor predi
kanten, om niets openlijk noch bedekt te
leren hetgeen in strijd is met de belijde
nis, een verstarring en bevriezing van
het Woord Gods betekent.
Anderen daarentegen zijn van mening
dat ds. Telder „woordbreuk" gepleegd
heeft door, zonder in de kerkelijke weg
een bezwaarschrift tegen de belijdenis in
te dienen, zijn afwijkende mening heeft
gepubliceerd. Weer anderen houden zich
buiten deze confessionele strijd prof
Kamphuis spreekt zelfs al van een con-
fessionele crisis en toetsen slechts ds.
T elders exegese.
Wat dit laatste betreft, hierover valt
afgezien van de kerkelijke discussie, nog
wel het een en ander te zeggen, want
net komt ons voor, dat de schrijver 2ijn
teksten teveel in een bepaald schema
heeft willen wringen, waardoor sommige
bijbelplaatsen een gedrongen uitleg krij-
rijk" is Mijn rijksgebied geworden, het
paradijs, omdat Ik, de levensboom, daar
ben". „Natuurlijk bedoelde de Here Je
zus met de woorden: „heden met Mij in
het paradijs" niet: hedenmiddag komt ge
met Mij, bij Mij, in de hemel". Het
lijkt ons een hele opgave om uit der
gelijke eenvoudige woorden als dit kruis
woord, tot een stervende gesproken, het
bovenstaande te moeten distilleren, af
gezien van het feit, dat er dan ook heel
We zitten in een grote kring en bab
belen zó /maar wat. CEES PIJPERS,
vader in „De Jeugd vliegt uit", gaat
achterover zitten, steekt een sigaret
op en zegt nadenkend, bijna voor zich
zelf: „Het is een mooi vak, maar met
veeL beroerde dingen». Soms moet een
acteur dagen achtereen op de planken
staan en hij is getrouwd dan
schiet er weinig tijd over voor het ge
zin. Maar toch: het is een mooi
vak.
Cees stond al op de planken toen hij
drie jaar was en stamt dan ook uit
een rasecht acteursgeslacht. Eerst is
hij enige tijd' bij het onderwijs ge
weest. ,,En daarna ben ik gaan zwer
ven." En na een adempauze: „O ja,
ik was in de oorlog ook een tijdje Ca
nadees." Opeens zegt hij hij ge
baart alsof hij iets weg wil wuiven
„Maar die oorlogsjaren hebben er
niets mee te maken." Waar het dan
wel om gaat? „Toen Jan de Vries bij
me kwam en zijn plannen uiteenzette
ben Cf. zonder meer met Podium in
zee gegaan." Geestdriftig zegt hij:
„Voor publiek te spelen dat zo lang
onbereikbaar was en een zaak op te
helpen bauwen."
Ook EMMÏ SCHOLTE glimla
chend: „ik ben. de oudste in leeftijd
en de jongste in het vak" is opge
groeid in de sfeer van de wereld van
het toneel. Bovendien heeft ze later
jaren les gegeven op een toneelschool
in de kunst van het bewegen. Want
Emmy Seholte is de ons allen beken
de mensendiecklerares die vier jaar
lang Nederland's vrouwen de kunst
van goed gaan en staan bij trachtte
te brengen, door de radiomicrofoon.
Pratend over Podium vertelt ze: „Het
is mijn ideaal de christelijke levens
beschouwing op het toneel uit te kun
nen dragen. En juist de rol van moe
der De Wit vind ik heerlijk!" Op mijn
vraag of ze in het werkelijke leven
ook moeder is, antwoordt ze: ..Méér
dan dat. ik ben, twee keer grootmoe
der
De drieëntwintigjarige PETER
GESTEL vindt dat hij een veel te
kort leven achter de rug heeft om
over zichzelf te kunnen vertellen. Hij
kijkt somber en merkt op: „Ik heto
echt niets te spuien." Maar Gerrie
Mantel en Mary Michon dringen aan.
en plagen: „Wij weten trouwens ge
noeg van je." „Ik ben geboren in Am
sterdam. was twee jaar op de toneel
school, speelde een jaar bij Studio en
kwam toen bij Podium." Achteloos
laat hij de woorden, vallen als om te
accentueren dat het in feite geen zin
heeft hem te interviewen. Hij gaat
toch verder: „Een van m'n eerste rol
len vervulde ik in een openluchtspel.
Ik had een alleraardigst pakje aan,
want (hij aarzelt! en dan. roe.pt
Gerrii Mantel al: „Hij was een bloe
metje, een hondsdraf!"
Inderdaad, GERRIE MANTEL,
alias „Maartje" bemind om haar
ondeugende creatie van Maartje, het
enfant terrible van de familie De Wit
i» ook in werkelijkheid de plaag-
lustigste van de troep. Schalks la
chend vertelt ze dat ze gespeeld heeft
„in een heleboel rollen en een hele
boel stukken". Najaar 1958 is ze bij
Podium gekomen en ze speelde ook
reeds voor de televisie in „De koning
die niet lachen kon". Voordat Gerrie
actrice werd werkte ze als kinderver
zorgster en een jaar in een biblio
theek. Ze vond dat heel prettig,
maar: „Voor Podium ben ik enthou
siast, en. ik heb zulke prettige col
lega's."
„Ik ben de beste chauffeur onder d«
acteurs, of zo u wilt de beste acteur
onder de chauffeurs." Dat zegt CHRIS
POSTMA, die, wanneer Podium op
tournee is, ook het Volkswagenbusje
bestuurt. Chris Postma heeft bij tallo
ze toneelgezelschappen gewerkt. De
thans negenentwintigjarige verzeilde
op drieëntwintigjarige leeftijd in de
toneelwereld. Vóór die tijd heeft hij
van alles gedaan. „Ik heb overal be
langstelling voor", antwoordt hij des
gevraagd. De afgelopen zomer werkte
Chris op het water. In Amsterdam
„ik ben geboren Amsterdammer"
was hij deze zomer nog gids op een
van de rondvaartbootjes door de
grachten. „Leuk maar erg vermoei
end."
Terwijl we zo spreken spelen de
vingers van MARY MICHON de
jóngste van het stel, 22 jaar met
een halssnoer. „Weet je", gaat zij dan
verder, „ik kan zo goed opschieten
met Gerrie Mantel." De betrokkene
schiet in de lach, waarop Mary Repli
ceert met: „We maken overigens net
zoveel ruzie in het gewone leven als
op het toneel." Ernstiger daarna, be
amen, ze beiden dat ze het „ontzag
lijk fijn" met elkaar kunnen vinden.
Op een enigszins sprankelende, maar
toch gereserveerde manier legt Mary
Michon uit dat haar grootste ambitie
het Franse chanson is. Ze zingt graag
en wordt vaak begeleid door Jo
Spiers.
Bijna grappig hulpeloos kijkend
roept ze dan uit: „En wat moet ik nu
nog meer vertellen?" Ze kijkt schuins
naar Gerrie Mantel, slaakt een ver
zuchting en plagend komt eruit; „Ik
heb niet zo'n rijk leven achter de rug
als die daar!" En dan doet ze demon
stratief haar halssnoer om als om uit
te drukken dat het onderhoud nu be
ëindigd is....
wat van deze stervende gevraagd wordt,
hij immers kende het boek van ds. Tel
der niet.
Ook de exegese van Joh. 14 13 wil
ons gekunsteld voorkomen, en zo zijn
er meer teksten, die o.i. geweid aange
daan worden. We willen hiermee geens
zins zeggen, dat er van de gehele exe
gese niets deugt, dit zou onbillijk zijp.
Inderdaad zijn lange tijd sommig»
teksten gewrongen in een kader, dat al
leen met zielen in de hemel rekende en
de opstanding verwaarloosde, het is goed
dat ds. Telder de ogen daarvoor weer
opent. We menen echter dat de schrijver
uit protest tegen het éne in het andere
Uiterste is vervallen.
Wij zullen dit boek dan ook moeten zien
als een reactie op het eenzijdig sterk de
nadruk leggen op de zalige toestand van
de zielen van Gods kinderen in de he
mel, waarbij eigenlijk geen plaats meer
over blijft voor de verwachting van
Christus' wederkomst en de opstanding
in heerlijkheid.
Maar in zijn ijver voor het bijbels ge
tuigenis van de opstanding ten laatste
dage laat ds. Telder geen enkele ruimte
meer over voor de, onzes inziens even
bijbelse, gedachte van de onmiddellijk»
zaligheid van Gods kinderen bij .het ster
ven. Beide lijnen zijn in de Sclg-ift aan
wezig en de één zal niet ten kóste van
de ander verdoezeld of ontkend mogen
worden.
Sterven en dan?
Uitgave J. H. Kok N.V., Kampen.