ACHTER DE COULISSEN HOORDE IK voorstelling Een mooi vak met Hoe een idee werkelijkheid werd beroerde dingen Hei verhaal van Podium jffia verield dóór Podium BÉwnfl Losse schetsen in plastic-mappen Sterven en dan? BEZINNING OP DE ZONDAG „Mevrouw" Maartje I I i..| I I I i^enmooi vak mei „™,rvVa,... aB.a, a_. O Film-„cultuur" Nieuwe aanpak van methodiek TOEKOMST Opl Bond van de G.J.V. eving m DE Variatie en hens Eigendom DE JONGEREN „De jeugd vliegt uit" „Maartje de Wit" J. DE JONGE ds. Joh. van Dullemen te Zoutela-nde ^^k^n aan GEESTDRIFTIG NIETS TE SPUIEN OOK OP HET WATER Zaterdag 5 november 1960 ZEEUWSCH DAGBLAD PaK' 7 'WIJGEND trokken ze aan hun. sigaret: Detlev de Vries én Tom van Ek. Ik stelde enige vragen en toen kwam het, het verhaal van 4 Jo Nobtl, dt grote stuw kracht in de richting; van een Protectants Christelijk toneel. Allerwegen gerespecteerd en bekend als declamator zag hij fat dat er in de toneelwereld een terrein braak lag voor de Nederlandse protestanten. Met elan, doorzettingsvermogen en een onvermoeibare ijver setten hij en zijn vrouw zich in voor hun ideaal: een Protestants- Christelijke toneelgroep. In 1952 nam hy het initiatief tot op richting van Podium en in 1959 gaf hij de stoot tot het in het leven roepen van de Stichting Podium. Jarenlang is hy direc teur geweest, een taak die hij thans heeft overgedragen aan Jan de Vries, Nog steeds speelt hechter mee. Podiym. Achter de coulissen terwijl de voorstelling aan de gang was Detlev de Vries, 55 jaar, geboren Fries IJ 1st) mèt Jo Nobel oprichter van de Protestants Christelijke Toneelgroep Podium: één der veteranen. En Tom van Ek, „uit Ljouwert" (Leeuwar den), 28 jaar, één der hard werkende jongeren, naast direkteur Jan de Vries belast met de artistieke leiding. LI ET WETENSCHAPPELIJK insti tuut voor film vraagstukken te Mün- ehen heeft medegedeeld, dat uit een statistisch onderzoek is gebleken, dat het aanbod van <5e filmverhuurders voor het komende jaar voornamelijk bestaat uit films over spionage, gang sters en de handel in meisjes. Men maakt zich in Duitsland zorgen over het gebrek aan goede jeugdfilms en teneinde de produktie van deze films te bevorderen heeft de Centrale Kinder film Commissie besloten enkele prijzen voer dit soort films in te stellen. JO NOBEL, De,tlev de Vries, Nel Snel en Dirk Verèl, sij waren de pionier»", xo vertelt Tom van Ek. „Maar Jo Nobel in de eerste plaats. Reed» als kind voelde de*e xich aangetrokken tot het toneel. Maar de gedachten die over de d|«,fcuup Tan d«» Vrim toneelkunst in onze kringen leefden, versperden hem de weg. Als vanzelf werd hij daardoor in de richting van de voordrachtskunst gedreven. Immer», de meesten *>«niver van „De jeugd vlteft uit en kennen Jo Nobel nu ook als een groot declamator. Zijn eigenlijke ideaal is echter talloze andere hoorspelen altijd het toneel gebleven" een eigen school. Een eigen toneel school, dat is het wat we moeten En berustend: „Och, onze mensen hebben'. En talenten, want ook die verleenden niet veel steun. Ze zouden moeten er zijn." Dan houdt hij even alles veel groter moeten gaan zien." op en zachter beëindigt hij ons ge- Hij gesticuleert: ,,Wat ons ontbreekt sprek: „Maar, dat is voor de jonge- is een eigen toneeltraditie, en vooral ren Ton van Ek: „het was erop of eronder". Tipt voor bijbellezers In een Engelse editie van ,,De Strijd kreet" (Leger des Heils) stónden de volgende tips voor Bijbellezers.: „Lees de Bijbel niet als een krant, maar als een brief van thuis. Als u een tros vruchten ziet hangen, pluk ze dan. Als u een belofte vindt als een blanco Cheque, maak er dan ge bruik van". Af Detlev de Vries, een der veteranen... iHMIlIHHHtflflIHfltlllliaHIIIIIIIIIHdlIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIiKllllllllllllllllllllIHIIIIIH^ i Door zijn belangstelling voor h«4 de clameren leerde Tom van Ek al heel jong Jo Nobel kennen op een reci- teerclub. Peinzend zegt hij: „Ik heb van nabij meegemaakt wat Jo Nobel en zijn vrouw er voor over hebben gehad om dit te bereiken..." Zonder veel omhaal van woorden verhaalt hij dan de oprichting van de onafhanke lijke toneelgroep Podium in 1952. Hoe Nobel en zijn vrienden tenslotte het initiatief en het risico namen en een toneelgezelschap steunend o-p christe lijke levensbeschouwing in het leven riepen. Hoeveel succes ze hadden die eerste jaren, maar ook hoeveel tegen werking ze vonden. Het begin was het optreden voor de Protestants Christe lijke Beambtenbond. En dank zij de steun van de N.C.R.V. er kon een tournee voor de N.C.R.V. worden ge maakt verwierf Podium langzaam maar zeker meer bekendheid. ,,Jo No bel en zijn vrouw offerden vele nach ten op om de administratie bij te houden, want ook dat moest gebeu ren..." De moeilijke jaren werden 1958 en 1959. Het was er np of er on der. „Alleen het ideaal hield ons op de been." Tot op advies van de heer J. H. Waifc, een Hilversums accoun tant en dank zij de initiatieven van Nobel, toneelgroep Podium een Stich ting werd. HET was in Middelburg dat ik kennis maakte met de ac teurs en actrices van Podium, die in Zeeland voor ons het verhaal van de familie de Wit tot leven brachten. De avond daarvoor had ik ze zien spelen: zag en hoorde ik de jolige Maartje, de meest moederlijke moeder de Wit, de eigenzinnige Willem en de def tige heer Baks. Juist toen was in mij dat geheimzinnige verlangen opgekropen en misschien ook bij anderen de mensen van vlees en bloed, die op dat ogen blik schuil gingen achter hun spel, te ontmoeten. Het oermen- selijke verlangen van de vreugde van het kijken achter de coulis sen! En uw verslaggever keek achter de coulissen, méér dan dat, hij voerde ook gesprekken met de acteurs. En in een enkel woord en gebaar poogden zij te zeggen wat hen dreef tot het to neel. '«MfcMttmMmuMK 111111111111111111111 tv3 BAROMETER van de Bond van Geref. Jeugdverenigingen staat gunstig en wijst zelfs naar mooi Het nieuwe werkmateriaal, dat het bondsbestuur de verenigingen heeft gepresenteerd, is aangeslagen. De bestellingen stromen binnen. En dat ziet het bestuur van de G.J.V. als een opleving van het gerefor meerde jeugdwerk. De barometer stand is a.h.w. uit deze bestellingen te leien.... De vaste „bouwstenen" van de Bond van G.J.V, zijn van losse „ma kelij" geworden. Anders gezegd: de methodiek voor de geref. jeugdver enigingen is op een geheel nieuwe leest geschoeid: modern, fris en ge richt op de hedendaagse praktijk Met de vaste schetsenbundels is ra dicaal gebroken en de verenigingen kunnen thans beschikken over een losbladige plasticmap, waarin, in de vorm van cursussen, velerlei onder werpen op pakkende en indringende wijze aan de orde worden gesteld. DE G.J.V. is dus van de oude beproefde paden afgeweken. Er kleefden 1T\ toch te veel bezwaren j\\ aan de oude methodiek I lL van de vaste schetsen- y |>M bundels. De verenigingen VCfLc// waren uitsluitend aange- A (11/ wezen op deze bundels, v4v waardoor de keus van de onderwerpen te beperkt bleek. De methodiekcommissie van de G.J.V. heeft zich beraden over een meuwe aan pak van het werk. En het van dit beraad is werkelijk verbluffen Wat de verenigingen thans op tafel Krij gen is, zonder meer, een kostelijk stuk werk. De commissie is steeds van ae gedachte uitgegaan: zoveel mogelijk va riatie en zoveel mogelijk keuze in de onderwerpen. Want men had vooral te maken met de verscheidenheid van ae leden op de verenigingen: plattelanders, middelbare scholieren, fabrieksarbeiders en jongelui in de continubedrijven om er enkele te noemen. Deze verscheiden heid vormde dan ook de basis, waarop de methodiek com missie heeft gewerkt. De variatie in onderwerpen is in het nieuwe materiaal ruimschoots aanwezig. Het werkmateriaal is niet in ooek- vórm te verkrijgen. Het geheel is los bladig en „verpakt" in een plastic ringband. De verenigingen kunnen de cursussen aanschaffen tegen inkoops prijs. Eventuele tekorten, komen tot een maximum van 15,000 gulden, uit het fonds „uitbouw jeugdwerk". DE opzet is, dat de cursussen per soonlijk eigendom worden van de leden. In de map zijn dan ook voldoen de blanco vellen aanwezig, waarop de G.J.V.'ers bijzonderheden uit de discus sie over een onderwerp kunnen note ren. Het materiaal is in twee delen ge splitst, een vast deel. dat ook alleen als 'vast deel is te verkrijgen en een cursussenserie. In het vaste deel wor den enkele bijbelse onderwerpen be sproken. alsmede de Ned. Geloofsbelij denis onder het. motto „ons belijden", en politieke en maatschappelijke vraag stukken. De cursussenserie begint met actuele vraagstukken. En verder zijn er onderwerpen als „kunst en tech niek", „getuige zijn", „triumph der genade" (kerkgeschiedenis), „mens en medemens" (hedendaagse samenleving) „vragen van toen en nu", „wijsbe geerte" en tot slot „kerk op mars" (zending). Twee maanden na de uitgifte van het materiaal kan al vastgesteld wor den, dat het een groot succes is. Het bondsbestuur meent hieruit de conclu sie te mogen trekken, dat er toch nog belangstelling en enthousiasme bestaat onder de gereformeerde jeugd. Er is duidelijk een opleving te constateren. Dat kwam al tot uiting op de jongste openluchtbondsdag in Barneveld en dat was te constateren bij de laatste sep- temberacties ter inleiding tot het win terwerk. Ook het aantal abonnee's van „Jong Gereformeerd" stijgt regelmatig. En de fusie van de jongelings- en meisjesbond gaf eveneens een „duw" in de goede oprichting. Dit alles over ziende geeft het bondsbestuur de moed om op de nieuw ingeslagen weg voort te gaan. Thans is het zo ver dat Podium, en mèt haar de gedachte van een eigen Protestants-Christelijk toneel voet aan de grond begint te krijgen! „En mijnheer Van Ek, hoe ligt dit alles nu voor u in het persoonlijke vlak?" Vol overtuiging antwoordt hij. „Müjiï toekomst is Podium, volledig Podium." „En die toekomst van Podium?" „We zijn er nog niet en we zuilen hard moeten werkerr maar ons be staansrecht is bewezen. En verder: we zouden zo graag een artistieke daad willen stellen." Desgevraagd vertelt Tom van Ek dan weer over zichzelf: „Mijn lief hebberijen zijn het maken van cos- tuums en folklore. Zo heb ik eens al le costuums gemaakt die we nodig dachten te hebben voor een tournee van de N.C.R.V. Nachten achtereen heb ik toen achter de naaimachine ge zeten. Enorm leuk vind ik dat, en nog altijd maak ik costuums." Merkwaardig is dat hij er nooit les in heeft gehad. Overigens bouwt hij ook de decors van Podium. Pratend over Friesland kan Detlev de Vries zich niet langer afzijdig hou den. Als Tom van Ek heeft gezegd dat hij graag Fries spreekt, maar géén extremist is, komt Detlev de Vries met de opmerking: „Ik ben wèl extremist." „Jij bent geen type om extremist te zijn", vindt Tom van Ek dan. „Ja, maar ik ben het heus, hoor", antwoordt De Vries lachend. Daarna, pratend over zijn leven dat ook zo nauw met het idee van christe lijk toneel is verbonden, zegt De Vries plotseling, met een heel scherpe into natie: „Nobel en ik waren beiden van hetzelfde bezeten. We wilden de kunst brengen aan mensen uit eigen kring." Advertentie Alle? delen van en benevens het pas verschenen zijn voorhanden bij GOES, Lange Kerkstraat 33 Telefoon 01106—5309. jLTET boek van ds. B. Telder (Ster ven.... en dan?*) is te vergelij- ken met een steen, die in een rimpel loze vijver geworpen is; niet alleen daar waar de steen neerplonst komt het water in beroering, maar de rim pels trekken over het hele waterop pervlak. Zo heeft ds. Telder beroering gebracht met zijn hoek over de tus- sentoestand, waarin hij een antwoord TJET WAS een goede gedachte van het Convent van Chr. Sociale Organisaties om op 16 en 17 mei 1.1. te Woudsclioten een predikantenconferentie te beleggen ter be studering van de vraagstukken, die samen hangen met dé zoudagsarbeid. Deze confe rentie stond onder leiding van de voorzit ter van het C.N.V. de heer C. J. van Mas- irigt. Reeds eerder was in kringen van het C.N.V over de zoudagsarbeid gesproken, want het Kaderblad „Evangelie en Maat schappij" verscheen in januari 1960 met een geheel aan dit vraagstuk gewijd num mer. De zondag is nu eenmaal altijd in ons theologiserend vaderland een teer punt geweest, om niet te spreken van een strijd punt. Nu echter in onze tijd de zondagsarbeid, door allerlei factoren gaat toenemen wordt het vraagstuk van de zondagsrust, ware zondagsheiliging e.d. weer actueel. Het is niet mogelijk o«i in één artikel deze kwestie in haar volle lengte en breed te te behandelen. Slechts enkele punten kunnen naar voren worden gebracht. Al lereerst dit: er zit een principiële, maar ook een practiscbe kant aan het vraagstuk van de zondagsarbeid. En het is zeer nut tig e«i ook noodzakelijk om aan beide vol le aandacht te schenken. In Woudsclioten is dit gebeurd, want van de beide inlei ders was, de een Hoofd personeelszaken bij de Hoogovens en de ander een predikant uit Amsterdam. Ze vulden elkaar op geluk kige wijze aan. Maar nu de zaak zelfer heerst een spanning tussen de toenemende zondagsar beid en de door velen begeerde zondagsrust of zondagsheiliging. TjMND VORIGE eeuw begon er op het plat- teland (om daar maar even hij te blij ven) ook al iets te veranderen. Toen, met name in Friesland de zuivelfabrieken als paddestoelen uit de grond verrezen, wa ren er verscheidene boeren, die weigerden op zondag hun melk naar de fabriek te brengen. Dan maar liever de bussen in de sloot gezet ongeacht het risico van zuur- wordcn. Ook de zuivelfabrieken zelf draai den op verminderde capaciteit. Maar dat is nu aan het veranderen. De zuivelfabrieken draaien rustig 2 maal per zondag, de grasdrogerijen spuwen óók op de zondag hun verstikkende walm uit en de zondagsrust wordt aanmerkelijk verstoord door het lawaai van trekkers, die de melk bussen van en naar de fabriek brengen. En niemand ziet hier meer een been in! Het woord „continubedrijf', dus een be- drijf, dat altijd doordraait, zegt ons al ge noeg. De „glijdende werkweek4', dus hel 3- of 4-ploegenstelsel maakt het voor vele arbeiders onmogelijk op zondag „zijn plichten na te komen". En hangt onze wel- vaart niet ten nauwste samen met een in dustrie, die niet stagneert? door Wij in Zeeland kennen het woord recrea tie maar al te goed. Het toerisme is de laatste jaren enorm toegenomen. De stran den zijn voornamelijk zondags over- en overvol. Dit moet worden opgevangen en geleid. Het vergt inspanning van veler krachten. De Horecafbedrijven werken on der hoogspanning, de verkeerspolitie, heeft handen vol werk. Om nog maar te zwij gen van winkeliers en kamerverhuurders. TJET SPREEKT vanzelf, dat zij, voor wie de zondag een „vrije dag" is, anders tegenover dit vraagstuk staan dan zij, die in de zondag de. „Dag des Heren" zien, hoewel opgemerkt moet worden, dat voor een ieder de zondag toch nog iets ander* is dan een weekdag. De spanningen zijn echter het grootst hij lien, die hun zondag op een godsdienstige wijze willen doorbrengen. Velen van hen zijn opgenomen in het grote arbeidsproces en moeten „op zondag werken". Dit kan gewetensconflie.en tevoorschijn roepen en de bedoeling van bovengenoemde confeven- tie en van het nummer van Evangelie en Maatschappij is juist om heil hierbij de helpende hand te bieden. Een loffelijk ini tiatief! De zaak is nl. niet zo eenvoudig. Natuur lijk kan men met een „neen" tegen iedere zondagsarbeid (uitgenomen hoogst noodza kelijke) de zaak als afgedaan beschouwen met een beroep op Exodus 20 vers 8 „Ge denkt de Sabbathdag, dat gij die heiligt". Wat God van Zijn volk vroeg, vraagt Hij nu ook van Zijn Kerk. Gods geboden zijn immers onveranderlijk, gelijk Hij ook Zelf onveranderlijk is. Zo blijve Zijn Gebod on verminderd van kracht. Ik geloof echter, dat dit vraagstuk te ingewikkeld is om met dit rechtlijnig „neen" op te lossen. Reeds de rabbijnen streden over de vraag, wat nu wel of niet werk op de Sabbath kan worden genoemd. Anderzijds is een lichtvaardig of passief aanvaarden van de zondagsarbeid „omdat er toch niets aan te. doen is" niet minder te verwerpen. Het spreekwoord „als het ge tij verloopt verzet men de bakens" mag niet zonder meer op het vraagstuk van de zondagsarbeid worden toegepast. Er is wel degelijk iets aan te doen en de zondagsar beid als een normale vorm van arbeid te aanvaarden is ongeoorloofd. Dus niet te snel „neen" en evenmin te. gemakkelijk „ja". Maar bezinning wordt gevraagd. Men zal toch eerst het eens moeten wor den over het wezen van de zondag. Waar om is deze dag anders dan een weekdag? Zonder op het verschil tussen Joodse Sab bath en zondag in te gaan (daarover zou den bladzijden te vullen zijn) kan toch wel worden gezegd, dat zowel Sabbath als zon dag onder het teken staan van Gods trouw en genade. Of korter gezegd: de mensen hebben deze dag niet uitgevonden, maar God heeft een rustdag ingesteld! En dat is een weldaad! Hij rustte van Zijn werk, dat wil zeggen: Hij nam de tijd om Zijn werk te bezien en er zich in te verlustigen. Hij vierde hem. De zondag is dus een dag om het werk te laten rusten en feestelijk door te brengen. Hij mag gevierd worden. De Kerk viert liem door samen te komen in een samenkomst der gemeente en door zich te verblijden in het werk van Christus. Zondagsrust en zondagsheiliging vallen hier samen. De zondag is dus een tekeu van de Rust van God en van de Opstan ding van Christus en verschilt hierin van alle andere dagen van de week. Een alge meen aanvaarde zondagBarbeid zou dit on derscheid uitwissen en de zondag aan een „gewone" dag gelijk maken. Dit Gebod van Gode namelijk het gedenken van Zijn dag is een grote weldaad, zowel lichame lijk als geestelijk. TJ^N NU maar alle zondagsarbeid verwer- pen? Toch niet! God heeft meer Gebo den, ook het Gebod van de naastenliefde. Op grond hiervan is zondagsarbeid veelal geboden. Een christen is solidair met zijn medemens en uit deze solidariteit vloeit j vaak zondagsarbeid voort. Om maar eens iets te noemen: de zondagsarbeid mag niet, worden afgeschoven op de schouders van hen, voor wie de zondag als „Dag des Hee- j ren" geen betekenis heeft. Dan zou het net j zijn alsof Gods gebod alleen voor Zijn in gewijden gold en hierdoor zou het zijn al gemeen, als voor ieder geldend karakter, verliezen. En wat te denken van de zondagsarbeid als dienst aan de recreërende mens? Ook Zeeland heeft hiermee te maken en zal in de toekomst nog meer ermee te maken krijgen. Met name de openluchtrecreatie brengt consekwentie's met zich mee, die niet met een onverbich'dijk „neen" of met een gemakzuchtig „ja'" op zij kunnen wor den geschoven. Uit he nummer van Evan gelie en Maatschappij waarin een rapport over deze materie wordt behandeld (dat tussen twee haakjes niet een weergave is van het C.NV. standpunt licht ik de vol gende zinsnede: „wat de ecreatie op zon dag betreft, dient naar vormen te worden gezocht, waarbij zo weinig mogelijk perso nen betrokken zijn, die arbeid moeten ver richten". En een der andere conclusies zegt dat „het solidariteitsbeginsel in de praktijk niet verloochend mag worden". Deze beide conclusies geven genoeg stof tot bezinning. Enerzijds zondagsarbeü als dienst aan de naaste (en niet alleen ter- wille van onze welvaart) en anderzijds een noodzakelijke beperking, opdat de zondag zijn ware karakter niet verlieze. tracht te geven op de vraag of Gods kinderen wanneer zij sterven naar de hemel gaan. Met vele teksten tracht de schrijver het tegendeel aan te tonen en te bewijzen, dat na het sterven de rust in de schoot der aarde volgt tot de dag der opstanding. Geen zaligheid van stonde aan voor hen die in Chris tus ontslapen zijn, eerst bij Jezus' we derkomst en dan niet in de hemel maar op de nieuwe aarde. Zoals ds. Telder schrijft: „Hemelse blijdschap en zalig heid wacht ons. Niet terstond bij het sterven. Straks bij Christus' weder komst!" En daarmee heeft hij de steen in de vijver geworpen die wat dit onder werp van de geloofsleer betreft vrij rim pelloos was en beroering verwekt. Vele pennen zijn reeds in beweging ge komen tegen dit boek, daar de schrijver ook van mening is dat de belijdenis der Kerk in antw. 57 van d'e Heiaelberse Catechismus niet geheel Schriftgetrouw is weergegeven. Ds. Telder heeft medestanders gevon den in hen die zeggen, dat er ruimte moet zijn, omdat ten slotte een belijdenis mensenwerk is, of dat de binding aan een ondertekeningsformulier voor predi kanten, om niets openlijk noch bedekt te leren hetgeen in strijd is met de belijde nis, een verstarring en bevriezing van het Woord Gods betekent. Anderen daarentegen zijn van mening dat ds. Telder „woordbreuk" gepleegd heeft door, zonder in de kerkelijke weg een bezwaarschrift tegen de belijdenis in te dienen, zijn afwijkende mening heeft gepubliceerd. Weer anderen houden zich buiten deze confessionele strijd prof Kamphuis spreekt zelfs al van een con- fessionele crisis en toetsen slechts ds. T elders exegese. Wat dit laatste betreft, hierover valt afgezien van de kerkelijke discussie, nog wel het een en ander te zeggen, want net komt ons voor, dat de schrijver 2ijn teksten teveel in een bepaald schema heeft willen wringen, waardoor sommige bijbelplaatsen een gedrongen uitleg krij- rijk" is Mijn rijksgebied geworden, het paradijs, omdat Ik, de levensboom, daar ben". „Natuurlijk bedoelde de Here Je zus met de woorden: „heden met Mij in het paradijs" niet: hedenmiddag komt ge met Mij, bij Mij, in de hemel". Het lijkt ons een hele opgave om uit der gelijke eenvoudige woorden als dit kruis woord, tot een stervende gesproken, het bovenstaande te moeten distilleren, af gezien van het feit, dat er dan ook heel We zitten in een grote kring en bab belen zó /maar wat. CEES PIJPERS, vader in „De Jeugd vliegt uit", gaat achterover zitten, steekt een sigaret op en zegt nadenkend, bijna voor zich zelf: „Het is een mooi vak, maar met veeL beroerde dingen». Soms moet een acteur dagen achtereen op de planken staan en hij is getrouwd dan schiet er weinig tijd over voor het ge zin. Maar toch: het is een mooi vak. Cees stond al op de planken toen hij drie jaar was en stamt dan ook uit een rasecht acteursgeslacht. Eerst is hij enige tijd' bij het onderwijs ge weest. ,,En daarna ben ik gaan zwer ven." En na een adempauze: „O ja, ik was in de oorlog ook een tijdje Ca nadees." Opeens zegt hij hij ge baart alsof hij iets weg wil wuiven „Maar die oorlogsjaren hebben er niets mee te maken." Waar het dan wel om gaat? „Toen Jan de Vries bij me kwam en zijn plannen uiteenzette ben Cf. zonder meer met Podium in zee gegaan." Geestdriftig zegt hij: „Voor publiek te spelen dat zo lang onbereikbaar was en een zaak op te helpen bauwen." Ook EMMÏ SCHOLTE glimla chend: „ik ben. de oudste in leeftijd en de jongste in het vak" is opge groeid in de sfeer van de wereld van het toneel. Bovendien heeft ze later jaren les gegeven op een toneelschool in de kunst van het bewegen. Want Emmy Seholte is de ons allen beken de mensendiecklerares die vier jaar lang Nederland's vrouwen de kunst van goed gaan en staan bij trachtte te brengen, door de radiomicrofoon. Pratend over Podium vertelt ze: „Het is mijn ideaal de christelijke levens beschouwing op het toneel uit te kun nen dragen. En juist de rol van moe der De Wit vind ik heerlijk!" Op mijn vraag of ze in het werkelijke leven ook moeder is, antwoordt ze: ..Méér dan dat. ik ben, twee keer grootmoe der De drieëntwintigjarige PETER GESTEL vindt dat hij een veel te kort leven achter de rug heeft om over zichzelf te kunnen vertellen. Hij kijkt somber en merkt op: „Ik heto echt niets te spuien." Maar Gerrie Mantel en Mary Michon dringen aan. en plagen: „Wij weten trouwens ge noeg van je." „Ik ben geboren in Am sterdam. was twee jaar op de toneel school, speelde een jaar bij Studio en kwam toen bij Podium." Achteloos laat hij de woorden, vallen als om te accentueren dat het in feite geen zin heeft hem te interviewen. Hij gaat toch verder: „Een van m'n eerste rol len vervulde ik in een openluchtspel. Ik had een alleraardigst pakje aan, want (hij aarzelt! en dan. roe.pt Gerrii Mantel al: „Hij was een bloe metje, een hondsdraf!" Inderdaad, GERRIE MANTEL, alias „Maartje" bemind om haar ondeugende creatie van Maartje, het enfant terrible van de familie De Wit i» ook in werkelijkheid de plaag- lustigste van de troep. Schalks la chend vertelt ze dat ze gespeeld heeft „in een heleboel rollen en een hele boel stukken". Najaar 1958 is ze bij Podium gekomen en ze speelde ook reeds voor de televisie in „De koning die niet lachen kon". Voordat Gerrie actrice werd werkte ze als kinderver zorgster en een jaar in een biblio theek. Ze vond dat heel prettig, maar: „Voor Podium ben ik enthou siast, en. ik heb zulke prettige col lega's." „Ik ben de beste chauffeur onder d« acteurs, of zo u wilt de beste acteur onder de chauffeurs." Dat zegt CHRIS POSTMA, die, wanneer Podium op tournee is, ook het Volkswagenbusje bestuurt. Chris Postma heeft bij tallo ze toneelgezelschappen gewerkt. De thans negenentwintigjarige verzeilde op drieëntwintigjarige leeftijd in de toneelwereld. Vóór die tijd heeft hij van alles gedaan. „Ik heb overal be langstelling voor", antwoordt hij des gevraagd. De afgelopen zomer werkte Chris op het water. In Amsterdam „ik ben geboren Amsterdammer" was hij deze zomer nog gids op een van de rondvaartbootjes door de grachten. „Leuk maar erg vermoei end." Terwijl we zo spreken spelen de vingers van MARY MICHON de jóngste van het stel, 22 jaar met een halssnoer. „Weet je", gaat zij dan verder, „ik kan zo goed opschieten met Gerrie Mantel." De betrokkene schiet in de lach, waarop Mary Repli ceert met: „We maken overigens net zoveel ruzie in het gewone leven als op het toneel." Ernstiger daarna, be amen, ze beiden dat ze het „ontzag lijk fijn" met elkaar kunnen vinden. Op een enigszins sprankelende, maar toch gereserveerde manier legt Mary Michon uit dat haar grootste ambitie het Franse chanson is. Ze zingt graag en wordt vaak begeleid door Jo Spiers. Bijna grappig hulpeloos kijkend roept ze dan uit: „En wat moet ik nu nog meer vertellen?" Ze kijkt schuins naar Gerrie Mantel, slaakt een ver zuchting en plagend komt eruit; „Ik heb niet zo'n rijk leven achter de rug als die daar!" En dan doet ze demon stratief haar halssnoer om als om uit te drukken dat het onderhoud nu be ëindigd is.... wat van deze stervende gevraagd wordt, hij immers kende het boek van ds. Tel der niet. Ook de exegese van Joh. 14 13 wil ons gekunsteld voorkomen, en zo zijn er meer teksten, die o.i. geweid aange daan worden. We willen hiermee geens zins zeggen, dat er van de gehele exe gese niets deugt, dit zou onbillijk zijp. Inderdaad zijn lange tijd sommig» teksten gewrongen in een kader, dat al leen met zielen in de hemel rekende en de opstanding verwaarloosde, het is goed dat ds. Telder de ogen daarvoor weer opent. We menen echter dat de schrijver uit protest tegen het éne in het andere Uiterste is vervallen. Wij zullen dit boek dan ook moeten zien als een reactie op het eenzijdig sterk de nadruk leggen op de zalige toestand van de zielen van Gods kinderen in de he mel, waarbij eigenlijk geen plaats meer over blijft voor de verwachting van Christus' wederkomst en de opstanding in heerlijkheid. Maar in zijn ijver voor het bijbels ge tuigenis van de opstanding ten laatste dage laat ds. Telder geen enkele ruimte meer over voor de, onzes inziens even bijbelse, gedachte van de onmiddellijk» zaligheid van Gods kinderen bij .het ster ven. Beide lijnen zijn in de Sclg-ift aan wezig en de één zal niet ten kóste van de ander verdoezeld of ontkend mogen worden. Sterven en dan? Uitgave J. H. Kok N.V., Kampen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1960 | | pagina 7