Panorama der prehisiorie in Leiden uitgespreid LEVEN VAN VOOROUDERS UIT DE GROND GEWROET Joan van der Keuken koopt meer film en draait verder YELPON WEERZIEN MET HEINRICH BÖLL EXPERIMENT AMSTERDAM „Het liefst schrijf ik proza" Twaalf kisten vol Zaterdag 22 oktober 1960 Pag. 13 (Advertentiën) door Simon van Adelberg TN de tijd dat in Egypte de onderdanen van de koningen van de zevende tot de tiende dynastie ruwweg tussen 2300 en 2100 voor het begin van de jaartelling de werken schiepen die een fascinerend deel uitmaken van de grote tentoonstelling in het Rijksmu seum te Amsterdam, woonden in Vlaardingen de steurvissers van de nieuwe steentijd. Welk een verschil. Van de Egyptenaren weten we ontzaggelijk veel. Hun religie en staatsinrichting, de sociale structuur en hun economie, de historie van families, hun liefde en hun tragedies, het is allemaal uit hiëroglyphen gelezen. Als de mummies in het Rijksmuseum voor oudheden tot leven kwamen, dan zou de directeur van het museum, prof. dr. A. Klasens, met hen kunnen praten. Hij zou in het begin wel wat moeilijkheden hebben met de uitspraak, maar hij kent hun taal. De spraakkunstboeken van bet antieke Egyptisch uit verscheidene perioden staan in de kasten van de biblio theek. Met de pre-historische Vlaardingers valt niet te praten. Van hun taal is niets bekend. Zij kenden geen schrift. Het is voor het eerst dat enige resultaten van de recente ontdekkingen van een complex neolithische nederzettingen in het uitbreidingsplan Westwijk in Vlaardingen op een expositie worden getoond. De voorwerpen van de kust bewoners zijn de „nieuwste" op de tentoonstelling Panorama der prehis- storie, die tot 15 december in het Rijksmuseum voor oudheden te Leiden wordt gehouden. De vondsten in Vlaardingen waren verrassend groot. Tot dusver was bij voorbeeld uit deze tijd slechts het gla zuur van één runderkies aangetroffen (bij Sittard), in Vlaardingen kwamen twaalf kisten met dierenbotten uit de bodem. Tevens werden talrijke aarde- werkscherven, fragmenten van vuur stenen wapens, werktuigen en maaltijd- resten gevonden. De archeologen hebben door deze vondsten een beeld kunnen vormen van het leven van de oude bewoners. Hun hoofdwerk was het vissen op steur. Voorts joegen zij in de moeras bossen van het Biesbosachtige gebied op zwijnen, reeën, bevers en af en toe op een beer. De foto geeft een beeld van de opgravingen in Vlaar dingen. Dit enkele van de ge vonden scherven werd deze kookpot gereconstrueerd. de kennis omtrent de prehistorische culturen. Naar de handelscode, de be stuursvormen, de sociale structuren kunnen zij voor een groot deel slechts gissen. Ook over de religies is weinig bekend. Verscheidene vondsten duiden op religie, misschien, op magie. Prof. Vere Gordon Childe heeft in een even boeiende als avontuurlijke interpreta tie zelfs het bestaan van megalithi- sche heiligen en zendelingen aangeno men. Ook artistiek moeten de mensen van het neolithicum beter ontwikkeld zijn geweest dan op het eerste gezicht uit de vondsten blijkt. (Zoals bekend zijn er uit vroegere culturen prachtige rotstekeningen en ingekraste tekenin gen op geweien en steenplaten be kend; uit de bronstijd en ijzertijd zijn kunstwerken van hoog niveau ont dekt.) De boeren, jagers en handelaars hebben in ieder geval gevoel gehad voor symmetrie en ritmiek. Sommige bekers hebben een gevarieerde en zeer levendige versiering. Uit vaat werk blijkt een gevoel voor vloeiende vormen. Ook sieraden, zijn er van hen bekend. Zouden ze ook een beeldhouw kunst hebben gehad? Het kan zijn dat ze houten beelden hebben gemaakt, die alle verloren zijn geraakt. Er is niets van bekend. De expositie in Leiden is fraai inge richt, maar zij laat toch een niet ge heel bevredigende indruk achter. Zij is eerder een opstelling van reeksen artefacten dan een panorama van de prehistorie, ook al hebben, de inrich ters door opgezette dieren en enige reconstructies het ensemble wat menselijk" gemaakt. Het is te hopen dat er binnen niet al te lange tijd een overzichtstentoonstel ling wordt ingericht van de culturen, der lage landen tot de komst van de Romeinen. De kennis van zaken en het aantal vondsten zijn zo groot ge worden dat een. zeer boeiende exposi tie kan worden samengesteld. Als men daarbij het avontuur, i.e. de in terpretatie, maar niet helemaal schuwt. Moderneindustrie Het staat vast dat zij aan (ruil)han del hebben gedaan. Vuursteen voor de wapens en werktuigen, afkomstig van de vuursteenmijnen van Rijkholt-Sint Geertruid bij Maastricht en misschien ook van de grote, ..moderne" indus trie op de oevers van het riviertje de Trouille bij Spiennes en van Obourg in Henegouwen, hebben zij geïmpor teerd. Op de expositie is een foto van de mijnwerker die tijdens zijn werk in een mijn van Obourg werd bedol ven en de dood vond. De Leidse tentoonstelling klein en bescheiden van opzet begint met enige voorwerpen van het laat-palaeo- lithicum, de cultuur van de rendier ja gers uit omstreeks 12000 voor Chris tus, de zogenaamde Hamburger cul tuur, waarvan sporen zijn aangetrof fen in de drie noordelijke provincies en op enige plaatsen op de Veluwe en in het noordoosten van Utrecht. Met een korte aanduiding van de ja gers tussen 8000 en 3000 gaat zij over naar het neolithicum, het nieuwe steentijdperk, waartoe de opgravingen in Vlaardingen en ook de vroegere, verwante vondsten in Hekelingen be horen. Een erfenis In dit tijdperk vallen de culturen van de landbouwers van de bandkera- mische cultuur in Zuid-Limburg en het aangrenzende Belgische gebied, de boeren van de trechterbeker cul tuur (de hunebedbouwers), de mijn bouwers van Limburg, de veeboeren met de standvoetbekers, die in grote gebieden ten noorden van. de rivieren woonden en de handelaars, die in on geveer dezelfde streken en ook in Bra bant en Limburg gewoond moeten hebben. De bronstijd wordt gerepre senteerd door de handelaars van de Hilversumcultuur, wier „erfenis" ge vonden is in het Gooi en het aangren zende gebied van Utrecht, in een groot gebied aan weerszijden van de Belgisch-Nederlandse grens en op en kele plaatsen in andere Nederlandse en Belgische provincies. De expositie besluit met de bewoners van de kust gebieden uit de laatste vier eeuwen voor het begin van de jaartelling. Ondanks de reusachtige hoeveelheid vondsten waarover de archeologen be schikken., zijn er zeer grote hiaten in door Anthony Bosman VIJF jaar geleden schokte de zeventienjarige scholier Joan van der Keuken Nederland met zijn fotoboek Wij zijn ze ventien. Hij gooide midden in het rustige vaderlandse leven opnamen van een jeugd, die men zo afgebeeld niet zonder meer wenste te accepteren. De foto's waren technisch niet vol maakt, maar zij gaven meer dan een absolute beheersing van het vak kan geven. Zij wa ren levend, spontaan, getuigden van een romantisch elan en een onbetwist zekere en betekenis volle visie op zijn leeftijdsgeno ten, van wie hij alle sentimen ten begreep. Enkele geërgerden lieten het niet bij bittere, schampere, hekelende, pe dante commentaren. Zij grepen zelf de camera om te bewijzen dat er nog een andere jeugd bestond en men kreeg fotoboeken in de geest van; Wij zijn ook zeventien., Wij zijn nog geen zeventien. Wij worden nooit ze ventien, Wij zijn nooit zeventien ge weestDat waren de netten, de braven, de zoeten. Die er ook moeten zijn, maar niet in fotoboeken. Scène uit Een zondag met René de Clerq en Marina Schapers. Nu is Joan van der Keuken 22, ironisch ten opzichte van zichzelf, zijn „wonderkind-succes" van Wij zijn ze ventien, waarover hij spreekt als of het van eeuwen her stamt vergeef lijk glimlachend. Maar de drang om het leven en de mens te grijpen is hij als lyricus niet kwijt geraakt. Zijn eerste film. Een zondag, is daaruit voortgekomen en daarop gebouwd. Die film, twee weken geleden in het open baar gekomen, zal hem geen herha ling van het succes van zijn eerste fo toboek brengen. Maar het is een aan loop, sterk van beeld, sterk van sfeer, waaruit een loopbaan als filmregis seur kan komen. En filmregisseurs van het karakter van Joan van der Keuken hebben we in ons land drin gend nodig. Toen zijn tweede fotoboek uitkwam, Achter Glas, voornamelijk portretten van twee meisjes, gemaakt in een po gen het mysterie van het jonge meis je te onderkennen, fascinerende bun deling van gedachten, gevoelens in statu nascendi, mede maar overbodig benaderd door Remco Campert in dichterlijke bijschriften, toen bevond Van der Keuken zich in Parijs. Een subsidie van O. K. en W. had hem na zijn einddiploma mogelijk gemaakt te studeren aan de Idhec, het Instituul voor hogere cinematografische studie: regie, produktie, montage. De naam Joan van der Keuken kwam op het witte doek tijdens de vertoning van het internationaal stu dentenfilm-festival Cinestud te Am sterdam in een film gemaakt op de Idhec: Vous n'avez rien contre la jeunesse? Zelf zegt hij erover: „Ik heb alleen de foto's vna de opnamen gemaakt." Saygerijniy en lief Liever praat hij over de film Paris l'aube, die hij tijdens zijn studie met twee Amerikaanse vrienden maakte op 16 mm en die hij tot 35 mm wil vergroten. Even gaat het gordijn voor het filmenthousiasme op als hij vertelt: „We kochten telkens een rolletje film en draaiden dan verder." Van der Keulen karakteri seert Paris a l'aube als „een heel vriendelijke film, die laat zien hoe de dingen vorm krijgen bij het aanbre ken van de dag. Geen verhaal, uitslui tend plastische vormgeving." Uit die periode stamt ook het foto boek Paris immortel? Het is nog steeds niet verschenen. „Geen uitge ver wil het hebben. Het is te saggerij- nig", verklaart de maker. „Het plaatst mensen in een verloren contact met de dingen." Van der Keuken heeft ook een „lief" boekje klaar, over kinderen. Lief en saggerijnig zijn bij hem twee kanten, die afzonderlijk naast elkaar gaan. Met leven In juli 1958 kwam hij in Amster- uam terug, ging terwille van het lieve geld in de reclame, waarin hij zich nog steeds bevindt. Werd filmcriticus bij de Haagse Post, fotografeerde en zon op een film over Amsterdam. De plannen daarvoor waren gereed. „Toen kwatn Les quatre cent coups can Truffaut. Die had alles gedaan wat wij wilden doen en zo goed als wij het nooit zouden kunnen Het project werd overboord gezet. Maar een film in Amsterdam liet Joan van der Keuken, in diep regie-gepeins, tijdens de opnamen van Een zondag, (foto rechts Werken bij de Idhec, het Instituut voor hogere cinematografische stu die, te Parijs. Aan de camera de Amerikaan James Blue, met wie Van der Keuken de film Paris a l'aube maakte (foto links). -V.. .i 1930, lezers?.Nu? In 1930 werd de historische ontwikkeling in Nederland op de rem gezet. Stop bij de radio tenminste. Daar werd de verzuiling wettelijk vastge legd... Maar u - meent u dat het anders - beter kan? Meent u mét ons dat een nationaal omroepbestel (waarin elke overtuiging tot uiting kan komen, maar kunst en ontspanning „ontzuild" zijn) pas een waarlijk Nederlandse oplossing is? Meent u mét ons dat het typisch Nederlands is om een goed streven te steunen, zonder te vragen „of hel plan wel van mijn zuil komt" f Zulk een redelijke, constructieve instelling is heel wat ouder dan van 1930 - maar jong genoeg voor de toekomst.' Door u nu te abonneren op Vrije Geluiden - het radio-tv-blad van de VPRO - steunt u ons streven naar een nationale omroep. En u abonneert u tevens op Neerlands meest-overzichtelijke, volledig ste en onpartijdige program mablad. De kosten? 3.25 per kwartaal. Het adres? VPRO, postbus 11, Hilversum (ook voor aanvrage proefnummer). Plak gemakkelijker! met de nieuwe dop Door Manuel van Loggem innen tien jaar is Heinrich Böll van een vrijwel on bekende, bescheiden en beminnelijke schrijver uit Keulen snel naar de toppen van de roem gestegen. Tijdens zijn bezoek aan ons land, waar hij in verscheidene plaatsen lezin gen houdt, hadden wij een ge sprek met hem. In de bar van zijn Amsterdamse hotel ■herinnerde ik hem aan onze eerste ontmoeting nog geen tien jaar gele den. In 1951 heb ik hem voor het eerst ontmoet in Bad Durkheim. Wij waren daar op de Dichtertagung van de ook inmiddels beroemd geworden Gruppe '47 en hij las daar een ver haal voor. Het was een vertelling met een heel eigen toon, gevoelig en ironisch, vol spitsvondig taalgebruik. Het heette Die schwarzen Schafe en hij kreeg er de prijs van de Gruppe voor. Die prijs wais duizend Mark en dat was een enorm bedrag voor de straatarme Böll, die van zijn pen moest leven en die daar grote moeite mee had. Maar toen is zijn roem begonnen, in steeds stijgende mate. Romans als Und sagte kein einziges Wort, Haus ohne Hüter, Billard um halb zehn maakten hem zo beroemd, dat hij nu zelfs als een der kandidaten voor de Nobelprijs wordt genoemd. ROEM Hij keek ernstig, toen ik hem nu over deze roem sprak en hem vroeg, hoe hij zich daaronder voelde. ,,Het is komisch," zei hij. „Heel ko misch. Maar het heeft ook bijzonder hem niet los en nu Een zondag ge heel achter de rug is, werkt hij met eigen geld aan een nieuwe film, die In Amsterdam speelt. „Er valt nauwelijks iets over te zeggen", zegt hij. „Je zou „het leven" het onderwerp kunnen noemen. Het begint met de enorme rommel die in de grachten drijft, afval van het men selijk leven, en de film eindigt er ook mee. We zijn pas bezig en ik heb het gevoel mij blindelings in het experi ment te begeven. Ik weet nog niet wat het wordt. Alleen: geen elektroni sche muziek, de gemakkelijke oplos sing van zo veel hedendaagse experi mentele films. Het woord heeft een functie. Ik wil tekst en beeld tegen el kaar in laten spreken. Het wordt een vrij harde film, in kleur opgenomen op 16 mm, die ik weer tot 35 mm ga vergroten. Dan krijg je een goede rau we beeldkwaliteit plezierige kanten. Onaangenaam is trouwens de administratieve kant van de zaak. De verplichtingen, de con tracten. De werktijd wordt steeds ge ringer. En op het werk komt het ten- Si.0t.Lt; aan." Het werk betekent veel voor hem. Hij is in gedachten weer bezig met een roman. Het onderwerp staat hem vaag voor de geest, maar heeft nog niet genoeg vaste vorm aangenomen om te kunnen worden naverteld. Wel zijn de voorbereidingen voor een toneelstuk al ver genoeg gevorderd daarvoor. Het is een stuk in de geest van Bölls korte verhalen, ironisch, speels, maar met een ondertoon van ernst, van sociale waarschuwing. Hij vertelt ervan met de bedachtzame, wat zware en toch ironische betoog trant die bij zijn brede gestalte past. „Ik ben er lang mee bezig," zegt hij. „Het gaat niet zo goed. Ik hou meer van het schrijven van een bladzij pro za. Maar er zijn nu eenmaal invallen die je alleen in een toneelstuk kan verwerken. En dat was dan een van die invallen. „Eigenlijk hou ik niet van toneel," voegt hij er nadenkend aan toe. „Ik lees wel graag stukken. Maar het liefst schrijf ik proza." We komen dan weer terug op de roman waar mee hij in gedachten bezig is. Nu durft hij daarover wat meer gege vens los te laten. „Het is alles nog vaag," zegt hij. „En als ik zeg dat het een Oost-Westro man is zou dat misverstanden kunnen wekken. Maar ik ben toch wel met dat probleem bezig. Mijn hoofdper soon, een Duitser, komt uit het Oos ten in onze westelijke wereld. Ik zie hem voor me als een soort spion. Ik wou de reakties van deze man op on ze instellingen beschrijven, waardoor -het mogelijk moet zijn dat wij zelf een zekere afstand tot onze eigen we reld kunnen krijgen." Dat praten over Bölls eigen werk brengt ons op het onderwerp van de huidige Duitse literatuur. Er zijn ve le jongeren voor wie Böll grote be wondering heeft, jongeren, die deze 43-jarige schrijver al beschouwt als behorend tot een andere generatie. TRADITIE „Mensen als Günther Grass, Martin Wal ser en Christian Geissler zijn tamelijk snel bekend geworden. Ik heb het ge' voel dat met hen de normale literaire ontwikkeling bij ons weer is bereikt. De mensen van mijn generatie kwa men vlak na de oorlog aan bod, in abnormale omstandigheden, toen onze literaire traditie *'as afgebroken, toen er eigenlijk alleen een emigrantenli teratuur bestond die die naam waard was. Maar nu is er weer een traditie ontstaan. Nu is het letterkundig leven al weer veel normaler geworden." door G. H. M. van Huet T^LK jaar één goed nieuw boek, dat is al genoeg voor een recensent. Dit wil niet zeggen, dat hij verder geen goede boeken zou tegenkomen. Dit jaar bijv. is in deze rubriek reeds de spirituele autobiografie van Mauriac, Mémoires intérieurs, ter sprake gebracht, gevolgd door Casanova's Chinese Restaurant, het vijfde deel in de roman- fleuve van Anthony Powell. Maar iets nieuws is iets nieuws Mauriac kennen wij als een voortreffelijk schrijver, die met zijn dertigste of veertigste hoek slechts zijn talent bevestigt; en hij Powell gaat het tijdens het lezen zelfs nog meer om de herkenning dan om iets anders. Daddy s Gone for A-Hunting van Penelope Mor timer echter was het vorig jaar voor deze recensent iets nieuws, iets wat je rechtop doet zitten en je helpt je geschokt geloof Lil de toekomst van de roman als zodanig ie herstellen. Daarvóór was het Les élans du coeur van Félicien Marceau, dat je deed voelen wat een schrijvende tijdgenoot je eigenlijk moet geven: een versnelde pols, een verhoogd bestaansbewustzijn, scherper werkende zintuigen, het gevoel van deel te hebben aan iets creatiefs. Eén keer per jaar is niet veel, en het is toch nog te veel gevraagd. Dat merk je, als je van anderen hoort, dat er weer een mees terwerk of een ongehoord goed boek is verschenen. Je tracht het te pakken te krij gen, en als je er eenmaal mee bezig bent, ioopt het bijna altijd op een teleurstelling uit, zozeer zelfs, dat je aan de goede trouw van je zegslieden begint te twijfelen. Maar misschien zal de lezer van deze rubriek dit ook gaan doen, wanneer hij het boek dat ik hem vandaag met klem denk aan te bevelen, ook werkelijk gaat lezen. De gustibusmen kent het welover smaak valt niet te twisten. "P)E schrijver van het boek van deze week is een Amerikaan, Garson Kanin, ecu naam waarvan ik nog nooit gehoord had. De firma Heinemann, die zijn boek, Blow up a Storm, in Engeland heeft uitgegeven, heeft het stofomslag van enige tekeningen laten voorzien, die ons wel een idee geven van het onderwerp waarover het gaat jazz namelijk maar meer in de zin van de uitlating van E. M. Forstter: dat Moby Dick een verhaal is over een walvis. Jazz inderdaad de stof van dit boek, maar zet 11 maar meteen alle herinneringen aan vroegere jazzboeken uit uw hoofd en houd u voorbereid op iets wat evenveel van dit soort triviale en machteloze geschriften ver schilt als W. F. Hermans (om nu eens over verzetsliteratuur te praten) van Noël de Gaulle. Het is de jazz zelf, die in dit boek leeft, de jazz zoals wij die dertig jaar geleden hebben Ieren kennen en die de Amerikaanse versie is van de „celebration of life". Wat maakt, dat mensen gaan spelen; wat ze doet samenspelen; wat deze inspanning, die tege lijk een bevrijding is, ze kost; wat deze muziekvorm, vitaal gesproken, geeft en neemt; wat hij bewerkstelligt in de onder linge relaties der uitvoerenden; wat hij als kunstvorm uitricht tegen onze gemeenschap pelijke vijandde tijd. Het Verhaal gaat over een band uitr h^t. begin d^r .jaren '30. De verteller, een succesrijk toneelschrijver, wordt op een goede avond in zijn hotel te Chicago opgebeld, en dit telefoontje brengt hem aan het mijmeren over het verleden. Dit verleden ligt meer dan een kwarteeuw terug, toen hij, een jongen van een jaar of twintig, de saxofoon blies in Woody Wood ruff's Seven. Deze Woody, de leider en trompettist, is zijn vriend geweest; hij is het, die, na jaren van obscuriteit, nu via de telefoon weer opduikt. Woody is, zo wordt ons te verstaan gegeven (en het maakt een van de voortreffelijkheden van het hoek uit, dat wij er geen moment aan twijfelen), een gefrustreerd genie. Hij is een verscheurd mens, een groot musicus en, zo lang de jazz het vraagt, een goed kameraad, maar tegelijkertijd een demon. Hij is be- zeten door twee dingen: jazz en rassehaat. Reeds jong geïnfecteerd (wanneer begint zoiets? wanneer begin je je tanden te poet sen?), is hij zonder trompet teint prooi aan angsten en dwanggedachten. Zijn haat, die hij omwille van het groepsverband weet te bedwingen, krijgt de overhand, als zich een fenomenale negerdrummer bij de band voegt. Op even perfide als ingenieuze wijze doodt Woody de neger door hem geregeld een combinatie van alcohol en stimulerende middelen die krachtbronnen voor wie avond aan avond het paradijs moeten zien te veroveren toe te dienen. Al die jaren leeft hij met zijn schuld en wil nu, een wrak wiens creatieve impulsen alle verloren zijn gegaan, bekennen. TAZZ, het negerprobleem vormen twee van de ingrediënten van het boek. Het derde is de onderlinge verhouding tussen mannen en vrouwen. En op de achtergrond van dit alles staat Amerika. Amerika met zijn „jazzmen" en hun rijke, als het ware steeds nieuwgemunte taal, zijn hotels, „speakeasies" en ziekenhuizen, zijn fabu leuze weelde, zijn negerwijken, zijn electri- serende lucht. Edmonde, het rijke Franse meisje, komt er op af en zal in deze levens de taak van intellectuele bewustmaakster vervullen. De bandleden, blank zogoed als zwart, leven erin. Het zijn stuk voor stuk 'fascinerende persoonlijkheden, niet los te denken van hun toetsenbord en trommen, onderling zeer verschillend, maar éénwor dend in de intensiteit waartoe het mu- ziekmaken hen opvoert. De verteller, zich bewust van zijn eigen muzikale tekortko mingen (hij heeft het vak dan ook verlaten), is des te heter in staat gedetacheerd, bijna zou men zeggen als buitenstaander, de ge beurtenissen te beschrijven. Zijn herinne ringen worden deels onderbroken, deels begeleid door zijn hernieuwde omgang met de thans verlopen Woody. De climax wordt bereikt in diens zelfmoord. Op het stofomslag staat een reeks geest driftige oordeelvellingen afgedrukt, o.a. een van René Clair (hetgeen niet verwondert, want men zou uit het verhaal een eerste klas film kunnen maken), maar één ding, J dat mij vooral in het hoek getroffen heeft, heeft men verzuimd te releveren: de uil- beelding die Kanin geeft van het voortgaan van de tijd. Zoals men weet, bestaat er een l theorie welke als de voornaamste functie Ivan de roman ziet: liet tijdsverloop te sug gereren. Dit nu doet de Amerikaanse schrij ver meesterlijk. „Everybody's load. The common terror", zegt Woody, doelend op j liet voorbijgaan der jaren, tot de ik van het i verbaal. Dit is misschien een persoonlijke uitspraak, ingegeven door het besef van volledige mislukking. De melancholie van dit onherroepelijke voortgaan, van de ver spilling van zoveel dat als levenslust begon, van de onoplosbaarheid van sommige dilem ma's, die slechts de ervaring bij machte is |te erkennen en tot voorwerp van beschou- \ving te maken dit te kunnen weergeven is een prestatie van de hoogste orde. Men .eze deze prachtige roman.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1960 | | pagina 13