Panorama der prehisiorie in Leiden uitgespreid
LEVEN VAN
VOOROUDERS
UIT DE GROND GEWROET
Joan van der Keuken koopt
meer film en draait verder
YELPON
WEERZIEN MET
HEINRICH BÖLL
EXPERIMENT
AMSTERDAM
„Het liefst schrijf ik proza"
Twaalf kisten vol
Zaterdag 22 oktober 1960
Pag. 13
(Advertentiën)
door Simon van Adelberg
TN de tijd dat in Egypte de onderdanen van
de koningen van de zevende tot de tiende
dynastie ruwweg tussen 2300 en 2100 voor
het begin van de jaartelling de werken
schiepen die een fascinerend deel uitmaken
van de grote tentoonstelling in het Rijksmu
seum te Amsterdam, woonden in Vlaardingen
de steurvissers van de nieuwe steentijd.
Welk een verschil. Van de Egyptenaren weten we
ontzaggelijk veel. Hun religie en staatsinrichting, de
sociale structuur en hun economie, de historie van
families, hun liefde en hun tragedies, het is allemaal
uit hiëroglyphen gelezen. Als de mummies in het
Rijksmuseum voor oudheden tot leven kwamen, dan
zou de directeur van het museum, prof. dr. A. Klasens,
met hen kunnen praten. Hij zou in het begin wel wat
moeilijkheden hebben met de uitspraak, maar hij kent
hun taal.
De spraakkunstboeken van bet antieke Egyptisch uit
verscheidene perioden staan in de kasten van de biblio
theek. Met de pre-historische Vlaardingers valt niet te
praten. Van hun taal is niets bekend. Zij kenden geen
schrift.
Het is voor het eerst dat enige resultaten van de recente
ontdekkingen van een complex neolithische nederzettingen
in het uitbreidingsplan Westwijk in
Vlaardingen op een expositie worden
getoond. De voorwerpen van de kust
bewoners zijn de „nieuwste" op de
tentoonstelling Panorama der prehis-
storie, die tot 15 december in het
Rijksmuseum voor oudheden te Leiden
wordt gehouden.
De vondsten in Vlaardingen waren
verrassend groot. Tot dusver was bij
voorbeeld uit deze tijd slechts het gla
zuur van één runderkies aangetroffen
(bij Sittard), in Vlaardingen kwamen
twaalf kisten met dierenbotten uit de
bodem. Tevens werden talrijke aarde-
werkscherven, fragmenten van vuur
stenen wapens, werktuigen en maaltijd-
resten gevonden.
De archeologen hebben door deze
vondsten een beeld kunnen vormen
van het leven van de oude bewoners.
Hun hoofdwerk was het vissen op
steur. Voorts joegen zij in de moeras
bossen van het Biesbosachtige gebied
op zwijnen, reeën, bevers en af en toe
op een beer.
De foto geeft een beeld
van de opgravingen in Vlaar
dingen. Dit enkele van de ge
vonden scherven werd deze
kookpot gereconstrueerd.
de kennis omtrent de prehistorische
culturen. Naar de handelscode, de be
stuursvormen, de sociale structuren
kunnen zij voor een groot deel slechts
gissen. Ook over de religies is weinig
bekend. Verscheidene vondsten duiden
op religie, misschien, op magie. Prof.
Vere Gordon Childe heeft in een even
boeiende als avontuurlijke interpreta
tie zelfs het bestaan van megalithi-
sche heiligen en zendelingen aangeno
men.
Ook artistiek moeten de mensen
van het neolithicum beter ontwikkeld
zijn geweest dan op het eerste gezicht
uit de vondsten blijkt. (Zoals bekend
zijn er uit vroegere culturen prachtige
rotstekeningen en ingekraste tekenin
gen op geweien en steenplaten be
kend; uit de bronstijd en ijzertijd zijn
kunstwerken van hoog niveau ont
dekt.)
De boeren, jagers en handelaars
hebben in ieder geval gevoel gehad
voor symmetrie en ritmiek. Sommige
bekers hebben een gevarieerde en
zeer levendige versiering. Uit vaat
werk blijkt een gevoel voor vloeiende
vormen. Ook sieraden, zijn er van hen
bekend. Zouden ze ook een beeldhouw
kunst hebben gehad? Het kan zijn dat
ze houten beelden hebben gemaakt,
die alle verloren zijn geraakt. Er is
niets van bekend.
De expositie in Leiden is fraai inge
richt, maar zij laat toch een niet ge
heel bevredigende indruk achter. Zij
is eerder een opstelling van reeksen
artefacten dan een panorama van de
prehistorie, ook al hebben, de inrich
ters door opgezette dieren en enige
reconstructies het ensemble wat
menselijk" gemaakt.
Het is te hopen dat er binnen niet al
te lange tijd een overzichtstentoonstel
ling wordt ingericht van de culturen,
der lage landen tot de komst van de
Romeinen. De kennis van zaken en
het aantal vondsten zijn zo groot ge
worden dat een. zeer boeiende exposi
tie kan worden samengesteld. Als
men daarbij het avontuur, i.e. de in
terpretatie, maar niet helemaal
schuwt.
Moderneindustrie
Het staat vast dat zij aan (ruil)han
del hebben gedaan. Vuursteen voor de
wapens en werktuigen, afkomstig van
de vuursteenmijnen van Rijkholt-Sint
Geertruid bij Maastricht en misschien
ook van de grote, ..moderne" indus
trie op de oevers van het riviertje de
Trouille bij Spiennes en van Obourg
in Henegouwen, hebben zij geïmpor
teerd. Op de expositie is een foto van
de mijnwerker die tijdens zijn werk
in een mijn van Obourg werd bedol
ven en de dood vond.
De Leidse tentoonstelling klein
en bescheiden van opzet begint met
enige voorwerpen van het laat-palaeo-
lithicum, de cultuur van de rendier ja
gers uit omstreeks 12000 voor Chris
tus, de zogenaamde Hamburger cul
tuur, waarvan sporen zijn aangetrof
fen in de drie noordelijke provincies
en op enige plaatsen op de Veluwe en
in het noordoosten van Utrecht.
Met een korte aanduiding van de ja
gers tussen 8000 en 3000 gaat zij over
naar het neolithicum, het nieuwe
steentijdperk, waartoe de opgravingen
in Vlaardingen en ook de vroegere,
verwante vondsten in Hekelingen be
horen.
Een erfenis
In dit tijdperk vallen de culturen
van de landbouwers van de bandkera-
mische cultuur in Zuid-Limburg en
het aangrenzende Belgische gebied,
de boeren van de trechterbeker cul
tuur (de hunebedbouwers), de mijn
bouwers van Limburg, de veeboeren
met de standvoetbekers, die in grote
gebieden ten noorden van. de rivieren
woonden en de handelaars, die in on
geveer dezelfde streken en ook in Bra
bant en Limburg gewoond moeten
hebben. De bronstijd wordt gerepre
senteerd door de handelaars van de
Hilversumcultuur, wier „erfenis" ge
vonden is in het Gooi en het aangren
zende gebied van Utrecht, in een
groot gebied aan weerszijden van de
Belgisch-Nederlandse grens en op en
kele plaatsen in andere Nederlandse
en Belgische provincies. De expositie
besluit met de bewoners van de kust
gebieden uit de laatste vier eeuwen
voor het begin van de jaartelling.
Ondanks de reusachtige hoeveelheid
vondsten waarover de archeologen be
schikken., zijn er zeer grote hiaten in
door Anthony Bosman
VIJF jaar geleden schokte de
zeventienjarige scholier
Joan van der Keuken Nederland
met zijn fotoboek Wij zijn ze
ventien. Hij gooide midden in
het rustige vaderlandse leven
opnamen van een jeugd, die
men zo afgebeeld niet zonder
meer wenste te accepteren. De
foto's waren technisch niet vol
maakt, maar zij gaven meer
dan een absolute beheersing
van het vak kan geven. Zij wa
ren levend, spontaan, getuigden
van een romantisch elan en een
onbetwist zekere en betekenis
volle visie op zijn leeftijdsgeno
ten, van wie hij alle sentimen
ten begreep.
Enkele geërgerden lieten het niet
bij bittere, schampere, hekelende, pe
dante commentaren. Zij grepen zelf
de camera om te bewijzen dat er nog
een andere jeugd bestond en men
kreeg fotoboeken in de geest van;
Wij zijn ook zeventien., Wij zijn nog
geen zeventien. Wij worden nooit ze
ventien, Wij zijn nooit zeventien ge
weestDat waren de netten, de
braven, de zoeten. Die er ook moeten
zijn, maar niet in fotoboeken.
Scène uit Een zondag met René de Clerq en Marina Schapers.
Nu is Joan van der Keuken 22,
ironisch ten opzichte van zichzelf, zijn
„wonderkind-succes" van Wij zijn ze
ventien, waarover hij spreekt als of
het van eeuwen her stamt vergeef
lijk glimlachend. Maar de drang om
het leven en de mens te grijpen is
hij als lyricus niet kwijt geraakt. Zijn
eerste film. Een zondag, is daaruit
voortgekomen en daarop gebouwd. Die
film, twee weken geleden in het open
baar gekomen, zal hem geen herha
ling van het succes van zijn eerste fo
toboek brengen. Maar het is een aan
loop, sterk van beeld, sterk van sfeer,
waaruit een loopbaan als filmregis
seur kan komen. En filmregisseurs
van het karakter van Joan van der
Keuken hebben we in ons land drin
gend nodig.
Toen zijn tweede fotoboek uitkwam,
Achter Glas, voornamelijk portretten
van twee meisjes, gemaakt in een po
gen het mysterie van het jonge meis
je te onderkennen, fascinerende bun
deling van gedachten, gevoelens in
statu nascendi, mede maar overbodig
benaderd door Remco Campert in
dichterlijke bijschriften, toen bevond
Van der Keuken zich in Parijs. Een
subsidie van O. K. en W. had hem na
zijn einddiploma mogelijk gemaakt te
studeren aan de Idhec, het Instituul
voor hogere cinematografische studie:
regie, produktie, montage.
De naam Joan van der Keuken
kwam op het witte doek tijdens de
vertoning van het internationaal stu
dentenfilm-festival Cinestud te Am
sterdam in een film gemaakt op de
Idhec: Vous n'avez rien contre la
jeunesse?
Zelf zegt hij erover: „Ik heb alleen
de foto's vna de opnamen gemaakt."
Saygerijniy en lief
Liever praat hij over de film Paris
l'aube, die hij tijdens zijn studie
met twee Amerikaanse vrienden
maakte op 16 mm en die hij tot 35
mm wil vergroten. Even gaat het
gordijn voor het filmenthousiasme op
als hij vertelt: „We kochten telkens
een rolletje film en draaiden dan
verder." Van der Keulen karakteri
seert Paris a l'aube als „een heel
vriendelijke film, die laat zien hoe de
dingen vorm krijgen bij het aanbre
ken van de dag. Geen verhaal, uitslui
tend plastische vormgeving."
Uit die periode stamt ook het foto
boek Paris immortel? Het is nog
steeds niet verschenen. „Geen uitge
ver wil het hebben. Het is te saggerij-
nig", verklaart de maker. „Het plaatst
mensen in een verloren contact met
de dingen."
Van der Keuken heeft ook een „lief"
boekje klaar, over kinderen. Lief en
saggerijnig zijn bij hem twee kanten,
die afzonderlijk naast elkaar gaan.
Met leven
In juli 1958 kwam hij in Amster-
uam terug, ging terwille van het lieve
geld in de reclame, waarin hij zich
nog steeds bevindt. Werd filmcriticus
bij de Haagse Post, fotografeerde en
zon op een film over Amsterdam. De
plannen daarvoor waren gereed.
„Toen kwatn Les quatre cent coups
can Truffaut. Die had alles gedaan
wat wij wilden doen en zo goed als
wij het nooit zouden kunnen Het
project werd overboord gezet.
Maar een film in Amsterdam liet
Joan van der Keuken, in diep
regie-gepeins, tijdens de opnamen
van Een zondag, (foto rechts
Werken bij de Idhec, het Instituut
voor hogere cinematografische stu
die, te Parijs. Aan de camera de
Amerikaan James Blue, met wie
Van der Keuken de film Paris a
l'aube maakte (foto links).
-V..
.i
1930, lezers?.Nu? In 1930 werd
de historische ontwikkeling in
Nederland op de rem gezet. Stop
bij de radio tenminste. Daar werd
de verzuiling wettelijk vastge
legd...
Maar u - meent u dat het anders -
beter kan? Meent u mét ons dat
een nationaal omroepbestel
(waarin elke overtuiging tot
uiting kan komen, maar kunst
en ontspanning „ontzuild" zijn)
pas een waarlijk Nederlandse
oplossing is? Meent u mét ons
dat het typisch Nederlands is
om een goed streven te steunen,
zonder te vragen „of hel plan
wel van mijn zuil komt" f
Zulk een redelijke, constructieve
instelling is heel wat ouder dan
van 1930 - maar jong genoeg voor
de toekomst.'
Door u nu te abonneren op Vrije
Geluiden - het radio-tv-blad van
de VPRO - steunt u ons streven
naar een nationale omroep. En u
abonneert u tevens op Neerlands
meest-overzichtelijke, volledig
ste en onpartijdige program
mablad. De kosten? 3.25 per
kwartaal. Het adres? VPRO,
postbus 11, Hilversum (ook voor
aanvrage proefnummer).
Plak gemakkelijker!
met de nieuwe dop
Door Manuel van Loggem
innen tien jaar is Heinrich
Böll van een vrijwel on
bekende, bescheiden en
beminnelijke schrijver uit
Keulen snel naar de toppen van
de roem gestegen. Tijdens zijn
bezoek aan ons land, waar hij
in verscheidene plaatsen lezin
gen houdt, hadden wij een ge
sprek met hem.
In de bar van zijn Amsterdamse hotel
■herinnerde ik hem aan onze eerste
ontmoeting nog geen tien jaar gele
den. In 1951 heb ik hem voor het
eerst ontmoet in Bad Durkheim. Wij
waren daar op de Dichtertagung van
de ook inmiddels beroemd geworden
Gruppe '47 en hij las daar een ver
haal voor.
Het was een vertelling met een heel
eigen toon, gevoelig en ironisch, vol
spitsvondig taalgebruik. Het heette
Die schwarzen Schafe en hij kreeg er
de prijs van de Gruppe voor.
Die prijs wais duizend Mark en dat was
een enorm bedrag voor de straatarme
Böll, die van zijn pen moest leven
en die daar grote moeite mee had.
Maar toen is zijn roem begonnen, in
steeds stijgende mate. Romans als
Und sagte kein einziges Wort, Haus
ohne Hüter, Billard um halb zehn
maakten hem zo beroemd, dat hij nu
zelfs als een der kandidaten voor de
Nobelprijs wordt genoemd.
ROEM
Hij keek ernstig, toen ik hem nu over
deze roem sprak en hem vroeg, hoe
hij zich daaronder voelde.
,,Het is komisch," zei hij. „Heel ko
misch. Maar het heeft ook bijzonder
hem niet los en nu Een zondag ge
heel achter de rug is, werkt hij met
eigen geld aan een nieuwe film, die
In Amsterdam speelt.
„Er valt nauwelijks iets over te
zeggen", zegt hij. „Je zou „het leven"
het onderwerp kunnen noemen. Het
begint met de enorme rommel die in
de grachten drijft, afval van het men
selijk leven, en de film eindigt er ook
mee. We zijn pas bezig en ik heb het
gevoel mij blindelings in het experi
ment te begeven. Ik weet nog niet
wat het wordt. Alleen: geen elektroni
sche muziek, de gemakkelijke oplos
sing van zo veel hedendaagse experi
mentele films. Het woord heeft een
functie. Ik wil tekst en beeld tegen el
kaar in laten spreken. Het wordt een
vrij harde film, in kleur opgenomen
op 16 mm, die ik weer tot 35 mm ga
vergroten. Dan krijg je een goede rau
we beeldkwaliteit
plezierige kanten. Onaangenaam is
trouwens de administratieve kant van
de zaak. De verplichtingen, de con
tracten. De werktijd wordt steeds ge
ringer. En op het werk komt het ten-
Si.0t.Lt; aan."
Het werk betekent veel voor hem. Hij
is in gedachten weer bezig met een
roman. Het onderwerp staat hem
vaag voor de geest, maar heeft nog
niet genoeg vaste vorm aangenomen
om te kunnen worden naverteld.
Wel zijn de voorbereidingen voor een
toneelstuk al ver genoeg gevorderd
daarvoor. Het is een stuk in de geest
van Bölls korte verhalen, ironisch,
speels, maar met een ondertoon van
ernst, van sociale waarschuwing. Hij
vertelt ervan met de bedachtzame,
wat zware en toch ironische betoog
trant die bij zijn brede gestalte past.
„Ik ben er lang mee bezig," zegt hij.
„Het gaat niet zo goed. Ik hou meer
van het schrijven van een bladzij pro
za. Maar er zijn nu eenmaal invallen
die je alleen in een toneelstuk kan
verwerken. En dat was dan een van
die invallen.
„Eigenlijk hou ik niet van toneel,"
voegt hij er nadenkend aan toe. „Ik
lees wel graag stukken. Maar het
liefst schrijf ik proza." We komen
dan weer terug op de roman waar
mee hij in gedachten bezig is. Nu
durft hij daarover wat meer gege
vens los te laten.
„Het is alles nog vaag," zegt hij. „En
als ik zeg dat het een Oost-Westro
man is zou dat misverstanden kunnen
wekken. Maar ik ben toch wel met
dat probleem bezig. Mijn hoofdper
soon, een Duitser, komt uit het Oos
ten in onze westelijke wereld. Ik zie
hem voor me als een soort spion. Ik
wou de reakties van deze man op on
ze instellingen beschrijven, waardoor
-het mogelijk moet zijn dat wij zelf
een zekere afstand tot onze eigen we
reld kunnen krijgen."
Dat praten over Bölls eigen werk
brengt ons op het onderwerp van de
huidige Duitse literatuur. Er zijn ve
le jongeren voor wie Böll grote be
wondering heeft, jongeren, die deze
43-jarige schrijver al beschouwt als
behorend tot een andere generatie.
TRADITIE
„Mensen als Günther Grass, Martin Wal
ser en Christian Geissler zijn tamelijk
snel bekend geworden. Ik heb het ge'
voel dat met hen de normale literaire
ontwikkeling bij ons weer is bereikt.
De mensen van mijn generatie kwa
men vlak na de oorlog aan bod, in
abnormale omstandigheden, toen onze
literaire traditie *'as afgebroken, toen
er eigenlijk alleen een emigrantenli
teratuur bestond die die naam waard
was. Maar nu is er weer een traditie
ontstaan. Nu is het letterkundig leven
al weer veel normaler geworden."
door G. H. M. van Huet
T^LK jaar één goed nieuw boek, dat is al
genoeg voor een recensent. Dit wil niet
zeggen, dat hij verder geen goede boeken
zou tegenkomen. Dit jaar bijv. is in deze
rubriek reeds de spirituele autobiografie
van Mauriac, Mémoires intérieurs, ter sprake
gebracht, gevolgd door Casanova's Chinese
Restaurant, het vijfde deel in de roman-
fleuve van Anthony Powell. Maar iets nieuws
is iets nieuws Mauriac kennen wij als
een voortreffelijk schrijver, die met zijn
dertigste of veertigste hoek slechts zijn
talent bevestigt; en hij Powell gaat het
tijdens het lezen zelfs nog meer om de
herkenning dan om iets anders. Daddy s
Gone for A-Hunting van Penelope Mor
timer echter was het vorig jaar voor deze
recensent iets nieuws, iets wat je rechtop
doet zitten en je helpt je geschokt geloof
Lil de toekomst van de roman als zodanig
ie herstellen. Daarvóór was het Les élans
du coeur van Félicien Marceau, dat je deed
voelen wat een schrijvende tijdgenoot je
eigenlijk moet geven: een versnelde pols,
een verhoogd bestaansbewustzijn, scherper
werkende zintuigen, het gevoel van deel te
hebben aan iets creatiefs.
Eén keer per jaar is niet veel, en het is
toch nog te veel gevraagd. Dat merk je, als
je van anderen hoort, dat er weer een mees
terwerk of een ongehoord goed boek is
verschenen. Je tracht het te pakken te krij
gen, en als je er eenmaal mee bezig bent,
ioopt het bijna altijd op een teleurstelling
uit, zozeer zelfs, dat je aan de goede trouw
van je zegslieden begint te twijfelen. Maar
misschien zal de lezer van deze rubriek dit
ook gaan doen, wanneer hij het boek dat
ik hem vandaag met klem denk aan te
bevelen, ook werkelijk gaat lezen. De
gustibusmen kent het welover smaak
valt niet te twisten.
"P)E schrijver van het boek van deze week
is een Amerikaan, Garson Kanin, ecu
naam waarvan ik nog nooit gehoord had.
De firma Heinemann, die zijn boek, Blow
up a Storm, in Engeland heeft uitgegeven,
heeft het stofomslag van enige tekeningen
laten voorzien, die ons wel een idee geven
van het onderwerp waarover het gaat
jazz namelijk maar meer in de zin van
de uitlating van E. M. Forstter: dat Moby
Dick een verhaal is over een walvis. Jazz
inderdaad de stof van dit boek, maar zet
11 maar meteen alle herinneringen aan
vroegere jazzboeken uit uw hoofd en houd
u voorbereid op iets wat evenveel van dit
soort triviale en machteloze geschriften ver
schilt als W. F. Hermans (om nu eens over
verzetsliteratuur te praten) van Noël de
Gaulle.
Het is de jazz zelf, die in dit boek leeft,
de jazz zoals wij die dertig jaar geleden
hebben Ieren kennen en die de Amerikaanse
versie is van de „celebration of life". Wat
maakt, dat mensen gaan spelen; wat ze doet
samenspelen; wat deze inspanning, die tege
lijk een bevrijding is, ze kost; wat deze
muziekvorm, vitaal gesproken, geeft en
neemt; wat hij bewerkstelligt in de onder
linge relaties der uitvoerenden; wat hij als
kunstvorm uitricht tegen onze gemeenschap
pelijke vijandde tijd. Het Verhaal gaat
over een band uitr h^t. begin d^r .jaren '30.
De verteller, een succesrijk toneelschrijver,
wordt op een goede avond in zijn hotel te
Chicago opgebeld, en dit telefoontje brengt
hem aan het mijmeren over het verleden.
Dit verleden ligt meer dan een kwarteeuw
terug, toen hij, een jongen van een jaar of
twintig, de saxofoon blies in Woody Wood
ruff's Seven. Deze Woody, de leider en
trompettist, is zijn vriend geweest; hij is
het, die, na jaren van obscuriteit, nu via
de telefoon weer opduikt. Woody is, zo
wordt ons te verstaan gegeven (en het
maakt een van de voortreffelijkheden van
het hoek uit, dat wij er geen moment aan
twijfelen), een gefrustreerd genie. Hij is een
verscheurd mens, een groot musicus en, zo
lang de jazz het vraagt, een goed kameraad,
maar tegelijkertijd een demon. Hij is be-
zeten door twee dingen: jazz en rassehaat.
Reeds jong geïnfecteerd (wanneer begint
zoiets? wanneer begin je je tanden te poet
sen?), is hij zonder trompet teint prooi aan
angsten en dwanggedachten. Zijn haat, die
hij omwille van het groepsverband weet te
bedwingen, krijgt de overhand, als zich een
fenomenale negerdrummer bij de band
voegt. Op even perfide als ingenieuze wijze
doodt Woody de neger door hem geregeld
een combinatie van alcohol en stimulerende
middelen die krachtbronnen voor wie
avond aan avond het paradijs moeten zien
te veroveren toe te dienen. Al die jaren
leeft hij met zijn schuld en wil nu, een
wrak wiens creatieve impulsen alle verloren
zijn gegaan, bekennen.
TAZZ, het negerprobleem vormen twee
van de ingrediënten van het boek. Het
derde is de onderlinge verhouding tussen
mannen en vrouwen. En op de achtergrond
van dit alles staat Amerika. Amerika met
zijn „jazzmen" en hun rijke, als het ware
steeds nieuwgemunte taal, zijn hotels,
„speakeasies" en ziekenhuizen, zijn fabu
leuze weelde, zijn negerwijken, zijn electri-
serende lucht. Edmonde, het rijke Franse
meisje, komt er op af en zal in deze levens
de taak van intellectuele bewustmaakster
vervullen. De bandleden, blank zogoed als
zwart, leven erin. Het zijn stuk voor stuk
'fascinerende persoonlijkheden, niet los te
denken van hun toetsenbord en trommen,
onderling zeer verschillend, maar éénwor
dend in de intensiteit waartoe het mu-
ziekmaken hen opvoert. De verteller, zich
bewust van zijn eigen muzikale tekortko
mingen (hij heeft het vak dan ook verlaten),
is des te heter in staat gedetacheerd, bijna
zou men zeggen als buitenstaander, de ge
beurtenissen te beschrijven. Zijn herinne
ringen worden deels onderbroken, deels
begeleid door zijn hernieuwde omgang met
de thans verlopen Woody. De climax wordt
bereikt in diens zelfmoord.
Op het stofomslag staat een reeks geest
driftige oordeelvellingen afgedrukt, o.a. een
van René Clair (hetgeen niet verwondert,
want men zou uit het verhaal een eerste
klas film kunnen maken), maar één ding,
J dat mij vooral in het hoek getroffen heeft,
heeft men verzuimd te releveren: de uil-
beelding die Kanin geeft van het voortgaan
van de tijd. Zoals men weet, bestaat er een
l theorie welke als de voornaamste functie
Ivan de roman ziet: liet tijdsverloop te sug
gereren. Dit nu doet de Amerikaanse schrij
ver meesterlijk. „Everybody's load. The
common terror", zegt Woody, doelend op
j liet voorbijgaan der jaren, tot de ik van het
i verbaal. Dit is misschien een persoonlijke
uitspraak, ingegeven door het besef van
volledige mislukking. De melancholie van
dit onherroepelijke voortgaan, van de ver
spilling van zoveel dat als levenslust begon,
van de onoplosbaarheid van sommige dilem
ma's, die slechts de ervaring bij machte is
|te erkennen en tot voorwerp van beschou-
\ving te maken dit te kunnen weergeven
is een prestatie van de hoogste orde. Men
.eze deze prachtige roman.