Het harde ge* Brok graniet leert soldaten „werken" sssbss& ikappie en het ijsbergraadsel i IETS NIEUWS IN HET NEDERLANDSE LEGER .en dan zingen we weer: Hier is Japie de portier P. W. RUSSEL'S zag judo-soldaten en Piet, dag Henk, dag op een kerstplaatje hoorde: Cor, nu ROBBERTZ de sport voetbalsport; Uit de kerken \v oensilag 19 ora,i xvoO Pag. 2 UTRECHT. Er stond een brok graniet van 115 kilo midden op de grote mat. Een onwrik baar brok, een metalen brok, zo scheen het. Alles en iedereen die tegen dat brok aanliep sneu- velde. Een rots, midden in de sportzaal van de Kromhout kazerne in Utrecht. En de rots heette Anton Geesink. Er is iets nieuws aan de gang: in het Nederlandse leger, iets spiksplin ternieuws. En het komt hier op neer: voor het eerst in de geschiedenis heb ben Nederlandse militairen deze week les gehad in de judo-sport. Als proef, twee en een halve maand lang en daarna zal „Den Haag" beslissen: verder gaan of stoppen. a Klas uit, klas in Als ik het goed zie is het allemaal te danken aan een jong officier van acht en twintig jaar: de eerste luite nant J. van Delft uit Zeist. In 1952 moest hij gewoon als dienstplichtig militair in dienst. Hij was onderwijzer en-dat is zijn vak. Maar' hij 'is het léger niet meer uitge gaan en de klas niet meer in. De ge wone schoolklas dan, want onderwijzer is hij ergens gebleven, ook nu hij sport- officier in het rayon Utrecht is, sinds september vorig jaar. „Er wordt in het'leger gevoetbald en geturnd, maar men vergeet, dat de judo-sport evengoed recht heeft op aandacht", vertelde me luitenant Van Delft. „Of is het niet zo, dat we de sportman die in dienst moet hier in zijn topvorm binnen krijgen? Juist op de leeftijd, dat de dienst begint, zijn de jonge kerels dikwijls in geweldige vorm. De Nederlandse Sport Federatie zou eens op de militairen moeten let ten! Dan kunnen we vooruit komen, want tussen de militairen zitten ge noeg talenten. Maar niemand die er aandacht aan besteedt." Opvangen Luitenant Van Delft spreekt met vuur, wanneer hij het over „de sport" heeft. Hij weet precies waar hij het over heeft, want dat bewijst een van de hoogste sportonderscheidingen op zijn uniform. „Kijk, als je In bet leger de sport man niet opvangt, dan kry£ je dit", zei luitenant Van Delft. „Een jonge man komt in dienst en na anderhalf jaar is hij weer terug in de burger maatschappij. Hy was goed in een tak van sport, maar anderhalf jaar heeft hy er niets meer aan gedaan. Intussen is zijn vriendje beter geworden, dus liij gaat er niet meer mee door. Zo gaat het toch, nietwaar? Wel, en wie ga randeert dat er niet een opvallend sportman verloren Is gegaan?". „Bovendien: een jonge kerel komt ergens van het Zuiden in het Noorden in dienst of omgekeerd: hij voelt zich natuurlijk niet direct thuis en dat kun je allemaal opvangen in de sport". LUITENANT J. VAN DELFT die zegt: „De lans die Geesink heeft ge broken moet niet voor niets aan stukken zijn gegaan". Tweehonderd militairen waren in tussen die Sportzaal van de Kromhout kazerne binnengekomen en Anton Gee sink, de Europese judo-kampioen, be gon met zijn demonstraties. „Iedereen is gewend aan een voet baltricot, maar als wij er aankomen denkt men dat het een schilder of stucadoor is inplaats van een judoka", zei Geesink. „Desondanks zijn er in Nederland tussen de 25 en 30.000 men sen die aan judo doen". Geesink had een paar mensen van zijn eigen sportschool meegebracht en onder de militairen bleken ook een tien judoka's te zitten. Er werd met elkaar „gewerkt", zoals dat heet, er werd uitgelegd, er werd gedemon streerd. Via een achterdeur heb ik gehoord, wat de heer Geesink voor zijn lessen per uur krijgt. Ik durf het u hier niet eens te melden, zo belachelijk weinig Dit Is hy dan helemaal zelf, de grootmeester, de kampioen in Euro pa, Anton Geesink uit Utrecht, judo man nummer één. Gelachen, ja dat werd er door de militairen in de Kromhoutkazerne te Utrecht, wanneer Geesink een van zijn grepen toepaste en zijn tegenparty velde, zo met een gezicht van: „In welke hoek wilt u liggen, daar of daar?". Maar ernstig gekeken en geluisterd werd er zeker niet minder, toen Anton Geesink met zijn eerste judolessen voor militairen begon. Honderden soldaten hebben zich reeds enthousiast gemeld „maar het gaat om de volhouders", zegt de initia ls het. Maar het gaat Geesink ook niet om de verdienste, het gaat hem om de judo en om militairen die deze sport willen leren, werd me gezegd. Opgeven en doorzetten „De lans die Geesink voor de judo- sport heeft gebroken, het pionierende werk dat hij deed, mag niet verloren gaan", aldus luitenant Van Delft. „Meer dan tweehonderd militairen hebben zich al opgegeven En even later tot de militairen zelf: „Jongens, één ding: wie zich opgeeft moet doorzetten. Dus niet meedoen om eens op de mat tegen de heer Geesink te werken, maar omdat judo jullie belangstelling heeft. Anders heeft het geen zin." Wel, ik geloof wèl dat het zin heeft. „Dit is geweldig", zo was ongeveer de mening van al die militairen. En eens in de week gaan die lessen daar in Utrecht verder. Niet teveel leerlingen tegeiyk, dat brengt weinig resultaten; achttien bij elkaar en dan maar inten sief trainen: leren vallen, valbjreken, spieren los maken, hardlopen, op de plaats lopen, kortom: trainen en nog eens trainen. Want denk niet dat het ineens alle rnaar met de echte judo begint. Het „vooraf" bepaalt wie de doorzetters zijn en wie de half-zachten. Ook in 1961! Maar ik moet me erg vergissen of luitenant Van Delft kan op 1 januari in Den Haag melden: „Vijf en zeventig procent doorzetters, grote belangstel ling voor judo van alle kanten, drin gend uitbreiding van de lessen gewenst in alle kazernes met een sportzaal." Als dat zo is. zou deze luitenant onderwijzer best de borstfvooruit mogen steken. Hoewel hij dat vast niet doet. Want hij is wel enthousiast voor de sport, maar bepaald niet uit op eigen- roem. tiefnemer luitenant Van Delft. En Anton Geesink zelf? Hier laat de Mach tige, voor het front van de troep zou men mogen zeggen, zien hoe lenig men moet zyn, vóór men aan het eigeniyke judo begint. 23 Bijkbaar vonden de twee eenzelvige stugge Dirxlanders het beter dat hun zuster zo gauw mogelijk een andere man zou nemen, in plaats van in het oude huis te blijven om haar broers op de vingers te kijken. Berta wist dat zowel Iman als de jongere Pieter er zo over dachten. De nalatenschap van de Grutere aan haar was niet bijzonder groot geweest. Wel waren de Dirxlandse bezittingen rijk ge noeg, maar zo lang Iman leefde bleef zij grotendeels van hem afhankelijk. Berta wist dat zij beneden ver wacht werd, waar de mannen met elkander zaten te praten, terwijl de meisjes het maal op tafel brachten. Op de trap hoorde zij al de luide lach van Arent van Cruninghe, die de onaangename koude reis vergeten was zodra hij een gevulde beker voor zich gezien had. Toen de jonge vrouw binnenkwam hielden de mannen op met praten om naar haar te kijken. Heer Arent begroette haar met veel zwier, maar van Schengen zei niet veel. Er was een vreemde uit drukking in de blik waarmee hij Ber ta opnam: half nieuwsgierig en half medelijdend. Ze ging aan het hoofd einde van de tafel zitten naast de oudste broer en luisterde naar het gesprek dat Iman hervatte. Hij sprak enigszins terughoudend, zoals dat zijn manier was. Het ging over vee en over het zaaien van gewassen. Heer Arent bemoeide zich daar niet mee. Hij zat aan de andere kant van Ber ta en trachtte met haar te praten over allerlei dingen waar vrouwen belangstelling voor hebben. Na het eten girïg Berta weer terug naar haar eigen kamer. De Bevelanders hadden haar nu gezien, meer konden ze voorlopig niet van haar verlangen. De gasten bleven drie dagen eten en drinken. Omdat het buiten vinnig koud was met kletterende hagelbuien en een felle Noordoostenwind, bleven ze bij de haard zitten, Er werd met dobbelstenen gespeeld om een inzet van goudstukken. Vanonder zijn wenkbrauwen keek heer Arent naar de gezichten van de Dirxlanders, tóen zij een hoge inzet verspeeld hadden. Ze vertrokken geen spier. Daarom leken ze hem van het goe de hout gesneden. De tweede avond DOOR D I CNATE kwam Arent met zijn aanzoek voor de dag. De Dirxlanders keken elkaar aan alsof ze nog van niets wisten en zwegen. Arent noemde alle be zittingen en waardigheden waarvan Claes van Romerswale erfgenaam zou worden bij de dood van zijn vader. Zonder zich te vergissen somde hij ook op hoeveel aan land, aan baar geld en aan paarden en vee, kleding en sieraden Claes zou krijgen als de Dirxlanders toestemming wilden ge ven om hem met hun zuster te laten trouwen. Vanzelfsprekend verwacht te heer Adriaen van hen dat zij hun zuster ook niet met lege handen naar het bruidsbed zouden laten gaan. Heer Arent praatte goed. Het was niet nodig dat Jan van Schengen er nog iets aan toevoegde. De Dirxland- ders hadden aandachtig geluisterd. Ze antwoordden dat Berta nog maar kort weduwe was. Ze zouden even wel het verzoek overwegen. Ernstige bezwaren hadden zij niet, belangrijk was alleen of zij met de heer van Lodycke overeen zouden kunnen ko men omtrent de wederzijdse bezit tingen en schenkingen. Heer Arent antwoordde dat hij daaraan niet twij felde. Hij stuurde aan op een be slissend antwoord. Het voldeed hem niet om met een halve toestemming terug naar Lodycke te moeten gaan. Hoe zou Berta zelve over zo'n huwelijk denken? wilde Jan van Schengen weten. Weer wachtte Iman een hele tijd voor hij iets zeide. Pieter, de jong ste, was gewoon zijn broer in alles gelijk te geven en deed alsof de hele zaak hem niet aanging. Hij zat aan een houten lepel te snijden. Onze zuster is een goede vrouw, zei Iman eindelijk. Aan onze vader is zij nooit ongehoorzaam geweest en na diens dood weet ik niet dat zij mij één keer heeft tegengesproken. Wij hebben nu wel het woord van die Dirxlanders dat zij geen be zwaar hebben om hun zuster aan Claes te geven mits zij het eens kun nen worden over de bezittingen, gromde heer Arent, toen zij de vol gende dag terug reden naar de Be- velanden. Maar ik zeg je dat mijn neef die vrouw nog niet in zijn ar men heeft! Berta had met een vage glimlach en nogal terughoudend afscheid van hen genomen. Een uur voor het ver trek der Bevelanders was Iman bij haar gekomen om alles te vertellen, wat hij met heer Arent besproken had. Als zij wilde, kon ze wachten om haar besluit te nemen maar hij zcu zich niet verzetten als ze dade lijk toestemde. Berta had gezegd dat ze alles wilde overwegen. Zij kende Claes van Romerswale niet. Iman antwoordde dat hij hem eens gezien had op een bijeenkomst van edelen in Tholen: heer Arent had niet over dreven toen hij zeide dat zijn neef mooi was, al had hij rood haar en een wat rauwe stem. Als vrouwe van Romerswale zou zij het niet slecht krijgen. Wel was het waar, dat de Lodyckers bekend stonden als kop pig en nogal twistziek, maar daar om behoefden ze nog niet kwaad voor hun vrouwen te zijn. Heer Arent had laten doorschemeren dat Claes de bezittingen van zijn moeder, die in Brabant lagen, grotendeels zou er ven. Het vruchtgebruik zou hem al eerder gegeven worden. Vrouwe Jo anna was van aanzienlijke afkomst. Ze behoefde zich om enige handen vol goud geen zorgen te maken. (Wordt vervolgd) VIJFHONDERD n teren voor twe mensen hebben gis teren voor twee microfoons „Dag Piet" en ..Dag Henk" en „Prettige Kerstdagen" gezegd. Het waren vaders en moeders, vrouwen en kinderen, ooms, buurmannen en tantes die dat deden. En de groeten waren bestemd voor de Nederlandse mannen die in het vaderlandse uniform ergens in Suri name, de Nederlandse Antillen of op Nieuw-Guinea hun militaire dienst ver vullen. Eri dan ineens wordt het ,,Dag Piet" veel belangrijker dan dat „Dag BAZURKA jHSmams/oiJX u. Mevrouw C. Hoogstad-Kamerling was gisteren ook naar het Protestants Militair Tehuis in Rotterdam gekomet ooi ..die groeten" Ze had haar moeder oontje l.eo van anderhalf meegeli Allemaal voor haar man, aan boord Tms tm ierdi ni" En o nero jdens al die groeten vastgehouden -it, hory w. v:'mmcrcn, van de Aan- en Afvoertroepen. en var Piet" van u, gistermiddag ergens op straat. In Rotterdam zeiden die vijfhonderd mensen gisteren van tien uur in de ochtend tot tien uur in de avond din gen tegen mannen, die hun heel na staan. Omdat de Dienst Welzijnszorg van het Leger daar die microfoons had opgesteld. Dag lieve jongen Ik zat er in een hoekje van die kamer en luisterde. Twee hele jonge vrouwen waren achter de tafel gaan zitten. „Begint u maar", zei de heer A. Pierlot van de Dienst Welzijnszorg. „Dag lieve jongen, ik ben blij op deze manier iets tegen je Verder kwam het jonge vrouwtje niet, want hopen tranen liepen over haar wan gen. „Geeft niet, geeft niet, we be ginnen gewoon opnieuw, hier drinkt u eerst maar wat", aldus de heer Pierlot. Vijf keer moest er onderbroken worden want vijf keer kwamen de tranen opzetten. Maar de heer Pierlot is niet van zijn stuk te krijgen. Hij blijft de rustige man, de kalmeerder, de begrijper, vijfhonderd keer, twaalf uur lang aan een stuk. Vandaag staan diezelfde microfoons weer in Vlissingen en Middelburg, d'aarna in Bergen op Zoom en Breda. Ze komen allemaal aan de beurt, van Groningen tot Maastricht en altijd worden ze zo opgesteld dat de familie leden van de militairen ze gemakkelijk kunnen bereiken. „Ja Cor. hier is je schoonmoeder", zei een mevrouw en een ander:,,Je hebt er de langste tijd alweer opzitten jongen en als je thuis bent zingen we weer: „Hier is Japie de portier" en hebben we weer lol joh. Dag jongen". Van al die groeten worden grammo foonplaatjes gemaakt, duizenden en duizenden. En elke militair overzee krijgt zijn eigen grammofoonplaatje mèt die groeten. Vandaar nü al, van wege al dat voorbereidende werk. Misschien vindt u het heel gewoon, maar ik niet. Ik heb mijn neus eens gestoken in die voorbereidende werk zaamheden. In dat families aanschrij ven, in d'at afspraken maken voor die opnamen, in dat aan huis bezoeken van bedlegerige ouders, in dat zieken huisbezoek aan ouders die daar ver blijven en in die hele organisatie tijdens de opnamen. En dan zeg ik als conclusie: pet af voor de mensen van Welzijnszorg die dit werk doen, d'ie al dat geduld op brengen, die nerveuze familieleden op 'hun gemak stellen en die zo'n enorm belangrijk contact leggen tussen de -nan-in-uniform-ver-weg en zijn fami- 'ieleden thuis. Jawel, pet af. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIMIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII 33. Terwijl de ijspiraten aanstalten maakten om naar het ruim van de Kraak af te dalen, scharrelden Kappie en zijn mannen daar beneden gejaagd in het rond om een goede schuilplaats te vinden. De meester repte zich naar zijn machine en werkte zich op zijn buik onder de krukassen, geleidebanen en dilferentiatieknoppen door, tot hij nagenoeg onzichtbaar was. De vettige olielucht en het glimmende koper om hem heen stemden hem rustig en vol vertrouwen. Kappie had zich intussen in een lucht koker gewurmd en trok nu Okki dezelf de weg op. „Knappe jongs, als ze nu nog de lucht van ons krijgen!" fluisterde hij Okki toe. De enige, die nu nog gevaar liep ont dekt te worden, was de maat. En dat gevaar kwam steeds naderbij. De plun deraars daalden reeds de trap af, en nog immer doolde de maat handen wringend door de holle ruimte op zoek naar een veilig heenkomen. Hij snikte zacht. „Iedereen d-denkt maar aan z-zich- zeif'.dacht hij, vertwijfeld rondkij kend. „Waarom k-kwam ik nou niet op het idee v-van die 1-luchtkoker 1" Toen bleef zijn blik aan de ijskasten hangen, die in rijen stonden opgesteld. Hij bedacht zich niet lang, trok met sidderende vingers de voorste kast open en perste zich erin. „Zie je wel. niemand te zien en niets gelost!" stelden de piraten even later misnoegd vast. NED. HERV. KERK Bedankt voor Schiedam (vac. J. Gras), S. Dothinga te Deventer. GEREF. KERKEN Aangenomen: naar Ede (vac. J. M. Bloemkolk), K. Sierink te Oosternijkerk (Fr.). GEREF. GEMEENTEN Benoemd: tot voorganger van de af deling Bilthoven, J. H. Hanneman, laat stelijk Ev. Luthers predikant te Para maribo. EVANG. LUTHERSE KERK Beroepen: te Hilversum, P. H. C. G. Kok te Wsesp. BAPTISTEN GEMEENTEN Beroepen: te Zandbulten, H. Ploeger te Borne. GEREF. KERK (vrijgemaakt) Bedankt: voor Urk, J. G. Meyer te Pernis. De contributie voor de Bond van Inwendige Zending op Gereformeerde Grondslag te ST. ANNALAND bracht 17,24 op. Voor de Zeeuwse vereniging te Leiden heeft de Zeeuwse humorist Rien de Jonge uit Kloetinge een programma van liedjes en conferences gegeven De vereniging telt 202 leden en heeft een batig saldo van ruim 1200.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1960 | | pagina 2