We moeten er eerst m gelo ven Het harde geslacht DE NATUUR ikappie en het ijsbergraadsel i Vandaag Is een dag van rouw en bezinning Woensdag 12 oktober 1960 ZEEUWSCH DAGBLAD Pag. 2 P. W. RUSSEL'S DE MOGELIJKHEID GEEN HOBBY Maleise premier wil bemiddelen in kwestie N.-Guinea HECHTENIS J. Z. WEER VERLENGD OEFENINGEN VOOR WATERSNOOD KONINKLIJKE WOORDEN WIJZELF DE SCHADUW OP DE WEG DOOR DICNATE ROBBERTZ SJAANTJE Ernie Bushmiller mm •j|fï£k BAZURKA in de sport in en om uw huis DAMCOMPETITIE OESTERVERZENDING VOELT u er iets voor om even met mij eerlijk de balans op te maken? Om de feiten open en bloot ergens op een ta fel neer te leggen? Akkoord, en dan zien we dit: dat we met al die acties voor een veiliger verkeer, met al die krantenverhalen, filmavonden, televisie- en radio-uitzendingen niet hebben kunnen voorkomen, dat de lijst met doden en gewonden in het wegverkeer jaarlijks langer wordt. Het laatste lugubere nieuws over 1959? Wel, hier is het: 1718 doden en 43.500 gewonden. En hoe dat komt? Omdat we er niet in geloven. Doodgewoon omdat we er niet in geloven. We wijzen naar die televisie-uitzendingen en naar die artikelen en we zeggen: „Nou, wat heb ik je voorspeld? Geen zier helpt het." We grijpen de krant erbij, drukken de vinger op een bericht en zeggen zelfvoldaan: „Gelijk of geen gelijk?" Hier, zes doden bij een ongeluk met een busje. En gisteren drie en eergisteren ook een stuk of vier. Morgen natuur lijk weer. Het heeft geen zin, laten ze ophouden met al die acties." EN DAN is er één goedwillende in zo'n groepje en die merkt op: Ja, ja, maar het aantal auto's, brommers en scooters neemt ook toe; vanzelf dus dat er meer onge lukken zijn. Pardon, goedwillende, u meent het opperbest, maar die toename van het aantal voertuigen en de lijst met doden en gewonden houden geen gelijke tred. De eerste lijst wint het nog steeds. Met tien procent en ik hoop dat u niet te erg schrikt. Een wegverkeer zonder ongelukken dan?, Vraagt een slimmerd. Nee, daar geloof ik ook niet in. Dat lijkt me zo onmogelijk, dat ik er niet eens verder op wil ingaan. Maar ik geloof wel in de mogelijkheid om dat waanzin nige getal van meer dan 1700 doden in één jaar naaf beneden te drukken. Ik geloof wel dat er iets te doen is aan de aanklacht die zich aanbiedt onder het getal „43.500". Maar dan wijs ik naar Dr. J. Wafelbakker, die in een van zijn boeken zegt, dat men eerst in zjjn ideaal moet geloven voor men het kan bereiken. En we geloven nog steeds niet Weet u wat griezelig is? Dat u noch ik weet of we vanavond weer thuis komen. Ja, u las het goed. Ik zei, dat noch u noch ik weet of we vanavond, 12 oktober 1960, de benen onder de eigen eettafel zullen steken en later in onze eigen gemakkelijke stoel zullen gaan zitten. Nu, op deze woensdagochtend, weet u op geen stukken na of u uw eigen kinderen vanavond goedennacht zult wensen of niet. En de nuchtere cijfers zeggen, dat er elke dag vijf doden vallen op de Nederlandse wegen en straten. Vandaag dus ook. Misschien twee en dan morgen acht. Maar we halen nog steeds de vijf per dag. AF IK U EEN drie-stuiver-roman wil voordragen en dan een met een eng tintje? Och nee, waarom zou ik. Ik vertel u alleen wat er echt gebeurt, in uw en mijn land. Kijk, je bemoeien met het onveilige verkeer, het schrij ven over dat onveilige verkeer, het praten erover voor een microfoon van de radio en voor de camera's van de tele visie dat is echt niet meer terug te brengen tot een hobby van een groepje amateurs, dat er zo nodig iets over moet zeggen. Dat hebben we wel gedacht, hoor, in Nederland. O ja, dat hebben we zeker gedacht. We dachten, dat die politieman zich „belangrijk" wilde maken door zijn radiopraatjes, we dachten dat die andere journalist zich „als expert" wilde laten gelden in verkeers zaken. we hebben gezegd dat die ene meneer „zich zo nodig met verkeer" moet bemoeien. Want zo zijn we dan ook wel en we staan graag en onmiddellijk klaar om stenen te gooien naar iedereen die aan de weg timmert. En soms raken onze stenen heel goed doel en houdt zo iemand op KOE ALA LOEMPOER (Reuter) De premier van Malakka, Tenkoe Ab- doel Rahman, heeft de Indonesische minister van defensie tevens legercom mandant, generaal Nasution, uitgeno digd om in Koeala Loempoer besprekin gen te komen voeren over de kwestie- Nieuw-Guinea. De premier wil trachten bemiddeling te verlenen. Hij zei dat in deze woorden: Ik wil de gezindheid rond dit vraagstuk ken nen. Ik zal alles doen wat tot een vreed zame oplossing kan leiden. Nieuw-Gui- nea is een zeer lastig probleem. De toe stand daar kan slechter worden. Nasution zal morgen voor een bezoek van drie dagen in Koeala Loempoer aankomen. Gisteren verklaarde hij op doortocht in Hongkong: Ik ga naar Ma lakka als gast van het departement van defensie daar. Voor de besprekingen, die hij in Koeala Loempoer zal voeren, zei hij nog geen vaste plannen te heb ben. AMSTERDAM, (ANP) De raadka mer van de Amsterdamse rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van de Amsterdamse stenograaf S. S. en de Amstelveense drukker-publicist J. Z. opnieuw met dertig dagen verlengd. De 44-jarige stenograaf is een van de aangehoudenen, die verdacht worden van illegale activiteiten voor het Alge rijnse bevrijdingsfront F.L.N. J. Z. wordt ervan verdacht meegewerkt te hebben aan het maken van valse iden titeitsbewijzen voor deze opstandelin genorganisatie. Van onze Haagse redactie DEN HAAG. De „watersnooaram- penorganisatie" in Zuid-Holland, die na de ramp in 1953 door de commissaris der Koningin in die provincie is opge richt, houdt dit najaar een verbindings oefening en een stafoefening. Bij de verbindingsoefening, die op 21 oktober wordt gehouden, zullen alle zo genaamde rampenverbindingen worden betrokken alsmede de radio-en telefoon verbindingen van Bescherming Bevol king. Het verbindingspersoneel bestaat uit provinciale ambtenaren en leden van de B.B. De stafoefening op 25 november, wordt aangeduid als Stormvloed 1960. Bij deze oefening zullen de gevolgen van een ge fingeerde overstromingsramp in het ge bied van de gemeenten Rotterdam, Schiedam, Vlaardingen en het Westland moeten worden bestreden. De stafoefe ning staat onder leiding van de gewes telijke commandant van de B.B. met zijn activiteit. Dan zijn we tevreden, dan „hoeft hij niet meer met de borst vooruit te lopen" en dan is er maar daar hebben we het niet over weer een stem ge smoord, die wees op dat gevaar dat uw en mijn kinderen, dat u zelf en ik lopen. Nu, dadelijk, morgen, overmorgen, de volgende week. Gewoon, het gevaar om „te sneuvelen" op een manier die onnodig is, gewoon doodgaan door de onverantwoordelijkheid de misdadigheid soms van anderen. Ik geloof niet, dat het veel gebeurt, dat een vorstenhand zich mengt in een beroep op bezinning, in een beroep op gevoel voor verantwoording in het dagelijkse wegverkeer. In Nederland is dat wel gebeurd. Het was prinses Wil- helmina die het voorstel deed een dag van rouw en be zinning aan te wijzen. Eén dag per jaar waarop men stilstaat „bij het lijden en het leed van de duizenden en duizenden, die tengevolge van de roekeloosheid in het verkeer hun leven lieten, van hunne nabestaanden en zij, die levenslang geheel of gedeeltelijk lichamelijk ongeluk kig werden", zoals de prinses het zelf formuleerde in een telegram, dat zij het vorig jaar stuurde aan het verbond voor Veilig Verkeer. T^N het bleef niet bij die ene boodschap. Koningin Ju- ■*-i liana stuurde ook een telegram, waarin zij gaarne het voorstel ondersteunde door haar moeder ingediend. En onze Koningin schrijft dan letterlijk: „Voortdurend ondergaan wfö deze ramp die in ons land jaarlijks een zo ontstellend aantal doden en gewonden vergt. Erger nog is, dat wy aanhoudend aan dat gevaar blijven blootgesteld." En de Koningin zegt ook: „Bij deze alom en aldoor voortgaande vernieling van leven en levensgeluk past ons, dunkt ook mij, niet alleen het nemen van alle mogelijke maatregelen ter beveiliging, van het verdeer, maar ook het gemeenschappelijk herdenken- met warmte en met eerbied van hen, die tengevolge van het verkeer .heen gingen of die daardoor een groot, leed kregen te dragen. Dit zijn wij, dunkt mij, verplicht aan hen en aan onszelf". En vanadag is dan die nationale dag van rouw en bezinning. Vandaag op deze woensdag 12 oktober 1960, waarop ook u weer hoopt vanavond veilig thuis te komen. Maar dat zullen steeds minder mensen, veilig thuis komen, wanneer wij niet in een ideaal durven geloven. Wanneer wij schouderophalend zullen voorbij gaan aan wat koningin Juliana vanavond om acht uur tot het Ne derlandse volk zal zeggen. Begrijpt men de ernst van de toestand? Dat een Vor stin zich per televisie wendt tot haar volk om iets te zeggen over het verkeer. Dat gebeurt nooit. Dat gebeurt alleen als "de ramp ver over onze drempel is geschreden. En zover is het nu. De ramp is niet meer in aantocht, zoals we jaren hebben betoogd, de ramp is er; is er al een hele tijd en openbaart zich in de meest krankzinnige gedragingen van weggebruikers en de meest afschuwe lijke verminkingen van andere weggebruikers. T^R is nu na vandaag niets meer, dat u als excuus kunt ■*-J aanvoeren. In kerken en op scholen, via radio, TV en krant wordt u deze dag benaderd. Niemand die van daag niet iets opvangt, dat bij hem of haar appelleert aan „verkeer". En daarom kunnen we na vandaag nooit meer zeggen dat „de ander" schuld was, dat „de staat" het maar zus of zo had moeten doen, dat „men" ongelukken maakt. Want het zijn niet „de ander, de staat of men", die de sturen van auto's, fietsen, brommers, scooters en mo toren in handen hebben en de registratie van de onge lukken op de dagelijkse politierapporten voor hun reke ning nemen. Wij zijn het zelf, u en ik, die de sturen hanteren. WE zijn het ook zelf, die met tienduizenden tegelijk elke dag weer opnieuw de straat overhollen als bij de poelier weggelopen kippen. Wijzelf zijn het die steeds maar weer zijstraten infietsen en brommen zonder achterom te kijken en dan later in het gunstige geval in het ziekenhuis prevelen: „We staken toch onze hand uit Wijzelf zijn het, die lak hebben aan verkeersborden en inhalen waar het verboden is of voorrangswegen oprazen, waar voorzichtigheid geboden is. Want ergens zijn we allemaal zo enorm. 17 Arjen hield zijn paard in om te luisteren naar het kriepen van kleine vogels onder de struiken. Het verlan gen bekroop hem om naar dit huis toe te gaan, waarover hij zijn stief moeder veel had horen vertellen. Het moest zeer fraai van bouw zijn en versierd met allerhande kostbaarhe den. Toen het kloosterklokje klepte, keer de Arjen zijn paard en reed naar Maria's Paradijs. Dat lag nog ver der van het leven afgezonderd dan Wolferts huis. Het klooster was ge bouwd onder de bescherming van een der heren van Romerswale en door diens zonen met goederen begif tigd. Arjen aarzelde voor hij de klopper op de kloosterpoort liet vallen. De beide knechten waren teruggekeerd naar Lodycke toen hij de stad bin nenreed. Hij was alleen in een vreemde omgeving. De diepe stilte onder de bomen was weldadig. Van ver klonk, getemperd, de schreeuw van een zeevogel en het loeien van een koe in het poldertje tussen de kloosterboomgaard en de zeedijk. De volgende dagen en weken woon de hij in een smalle cel, verdiept in handschriften en folianten. Broeder Quirinus, die zeer bedreven was m het tekenen en versieren van letters, bracht vele uren bij hem door. Hij was een goedlachse dikke monnik, die op handige wijze de sombere en al te ernstige buien van Arjen wist te verdrijven. Bij hem vergat de jon ker zijn wereldvrees en zwaarmoe digheid en er groeide snel vriend schap tussen hen. Op een Novemberavond, toen de wind boosaardig door de takken yan de kaalgegeselde bomen joeg en ijs koude droppels uit laag overdrijven de wolken vielen, nam de prior zijn beschermeling mee naar de stad. Zelfs in de late avond leefde Romers wale. Arjen genoot van de drukte en hij vroeg zich af waarom er een vete moest zijn tussen zijn vader en dit ijverige vrolijke volk. De prior stalde hun paarden in een Meine herberg en ze gingen te voet naar de Markt. Daar bleef Arjen's leidsman staan bij een groot stenen huis met lage brede ramen, die voor een deel door blinden gesloten wa ren. De naam van het huis stond in steen boven de ingang: „De Ruter- bloeme". Het was het huis van heer Adriaen dat door koopman Gelein Costens bewoond werd. Costens bezat ver- seheidene schepen in eigendom en was één der aanzienlijkste poorters van Romerswale. Arjen had zijn oud ste broer en ook zijn oom Arent over de mooie dochter van de koopman horen spreken. Je zult hier een bont gezelschap vinden, zei de prior, terwijl ze ston den te wachten om binnengeleid te worden. Ik geloof wel dat het je zal bevallen. Gelein Costens houdt van kunst en schoonheid. Hij heeft ge leerde mannen en kunstenaars om zich heen en hij schenkt voortreffe lijke wijnen. Costens kwam hen begroeten. Hij was een lange man met een glad gezicht en levendige ogen en geleek meer op een geleerde dan op een koopman. Hij sprak lang zaam en bekeek de jonker nieuwsgie rig. Zijn manieren waren hoofs en vrij. Arjen bemerkte dat Costens hem als zijn gelijke beschouwde, ter wijl hij naast hem het weelderige en met goede smaak ingerichte vertrek binnenging. Er waren zeker wel twintig gasten in druk gesprek bij elkaar. Twee jon ge mannen droegen rijmen voor. Ge lein Costens zeide dat het leden van de Rederijkersgilde waren. Zij had den een prijs gewonnen voor het schrijven van een wagenspel en oe fenden zich nu in het samenstellen van nieuwe strofen. De verzen han delden over een onderwerp, waar de jonker weinig van wist. Op allerlei wijzen werd de schoonheid en de lief talligheid van een jonge vrouw be zongen. Arjen, die meende dat hij Latijn goed verstond, verwonderde zich over de vele zinswendingen en uitdrukkingen, die geheel nieuw voor hem waren. De rederijkers werden zeer gepre zen om hun ontboezemingen. Zij droegen nog enige liederen voor, waarna Gelein Costens hen dankte voor de hulde die zijn dochter be wezen was. Maar nu wilde hij over andere dingen spreken. Het viel Ar jen op dat hier, hoewel men veel dronk, toch niet getwist werd. Hier hoorde hij geen onbetamelijk woord zoals dat niet zelden voorkwam, wan neer zijn broers met hun vrienden bij elkaar zaten. Hier gleed niemand van de bank op de vloer, om daar in slaap te vallen, zoals Claes of him neef Diederick, als ze voordien al niet gevochten hadden met één der aanwezigen die hen ergerde. Toch heerste er op Lodycke, ondanks alle onbetamelijkheden, een begrip van stand-eer, dat Arjen hier miste. Hij vroeg zich af wat de prior er mee voor had hem in dat gezelschap te brengen. Om zich heenkijkend zag hij een jonge man, die, evenals hijzelf een beetje van de anderen verwijderd zat. Er lag een trek van misprijzen om zijn mond, ma'ar als hij zich af en toe in het gesprek mengde, sprak hij hartstochtelijk. Zijn gezicht wis selde dan telkens van uitdrukking. Arjen herinnerde zich dat de prior bij het binnenkomen dadelijk gezegd had, dat deze jongen Merijn de Seeu heette. Ondanks zijn jeugdige leef tijd was hij al een bekend tekenaar. Arjen ging naast hem zitten en trachtte hem aan het praten te krij gen, maar de jongen was niet erg toeschietelijk. Ben je hier voor de eerste keer? vroeg hij opeens, terwijl hij Arjen onderzoekend aankeek. Je ziet eruit of je het hier vervelend vindt. Arjen was verwonderd over zo'n manier van spreken. Nee, ant woordde hij aarzelend. Vervelen doe ik me niet, al geef ik maar weinig om regeringszaken en handeldrijven en soortgelijke dingen, waarover men hier spreekt. Dat wil ik wel geloven. Me rijn lachte even. Gewoonlijk wordt er ook over andere dingen gepraat, maar vanavond zijn niet allen geko men die hier het hoogste woord heb ben. (Wordt vervolgd) DOQR..DEHEUCOP- TER KOMT STRAKS MET'T PLUTONIUM, AAN. ■!ll!!!l!!l!nilllllll!|!nU!lll|lllll 90 door VERGADERING VAN DE CLUB, APPIE, WAAK? Wie nog gras wil zaaien een gazon wil aanleggen kan dat nu nog doen, doch stel het dan niet te lang meer uit. De grond moet behoorlijk omgespit wor den en men dient zwaar te mesten; oude stalmest moet onder gesp.'t worden; al leen indien de grond voldoende humus bevat kan men ook heel goede resulta ten bereiken met de bekende roze tum- gazonkorrelmest. Gebruik prima gras graszaad; voor zeven gulden per kilo heelt men goed zaad; het maakt op zo'n kleLi stukje geen verschil en u hebt al voldoende aan drie kilo per honderd vierkante meter. WIJ kunnen dat best, autorijden en tegelijk denken aan de besprekin gen die we straks gaan voeren. Wij kunnen dat uitstekend, van een vermoeiende dag huiswaarts keren en toch honderdtwintig rijden. Want wij zijn er heus wel met onze hersens bij. Wij hebben haast soms. omdat we gewoon te laat vertrokken en dan kar ren we straten met spelende kinderen door en drukken op de claxon: „Moe ten die moeders hun kinderen maar leren op de stoep te spelen." (O ja, natuurlijk, we zijn heel anders als er iemand wat te hard door ónze straat rijdt en ónze kinderen buiten spelen. Maar dat is niet hetzelfde, nietwaar?) Ja, tot nog toe zijn we geweldig ge weest en hebben we er niet in geloofd, in een verbetering. Maar na vandaag na dat appel aan iedereen kan niemand er meer onderuit, onder die verantwoordelijk heid die op iedere man en elke vrouw drukt. Na vandaag kunnen de onderwijzers er niet meer onderuit met de verkeers- lessen, die verplicht zijn op de lagere school, maar waar ten minste de helft van de scholen zich niet aan houdt. Na vandaag kan dat niet meer, zon der zich schuldig te maken aan een misdaad tegenover de medemens. Aan u de keus, of u dat wilt iiiiiiiiitiiiiiitiiii!iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii!iiiiiiiiinniiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiii!ii(iiiiiiiiiiiiiiiiii(iii(iiiiti(ii(i(iiiiiitt(iutiitiiuuiumiiuuuBuiuuuiu HOOFDDORP (ANP) Doordat hij geen voorrang verleende is gisteroch tend de 39-jarige ambtenaar van de be lastingen K. J. H. Rethans met zijn bromfiets tegen een personenauto gere den op het kruispunt Parklaan-Dravers laan in Hoofddorp. De heer Rethans kwam op de motor kap van de wagen terecht en werd van daar oP de weg geworpen. In het zie kenhuis is hij overleden. 27. Vanuit hun schuilplaats zagen Kap- pie en zijn mannen hoe de lading en de hele scheepsinventaris van de „Neeltje Jacoba" een spelonk ir de berg werd ingedragen. „Ze slopen het hele schip tot puinpoe- derl" bracht Okki uit. Kappie knikte. Hij had moeite om kalm 'te blijven. „Nu weten we precies wat voor stre ken die lui op hun kompas hebben," zei hij. „De ongelikte beren! piraten zijn het, zeeschuimers, die goeie sche pen plunderen en slopen. Maar als ze ook maar één vinger naar de Kraak durven uitsteken, dan De maat stiet hem aan. Z-ze z-zijn kl-klaar..!" stamelde hij. „M-maar wat g-gaan ze nou doen....?" Zij zagen met verbazing toe, hoe men de Kraak aan alle kanten begon vast te sjorren en ten overvloede van steun balken voorzag. „Ik moet zeggen, ze zorgen goed voor ons schip.." zei de meester. „Hm," antwoordde Kappie. „Mij be valt het niet." KAPELLE. De plaatselijke dam club heeft weer een begin gemaakt met het onderling damkampioenschap, dat gedurende de wintermaanden zal wor den gehouden. De eerste uitslagen lui den: J. C. Walrave—C. van Overloop 2 0, C. van Overloop—C. v. d. Schraaf 0—2, Van Liere—C. Sulsters 1—1, J. J Ganseman—H. A. v. d. Vrie 2—0 YERSEKE. De cijfers van de ex port van de Zeeuwse oesters zien er over 1960 thans als volgt uit: Holland 159.869 (vorig jaar 149.786), België 1.812.400 (1.513.145), Frankrijk 504.425 (178.590), Duitsland 185.665 (179.650) Engeland 175.075 (227.460), Zwitserland 77.500 (36.850), diversen 3.100 (48.250). Dit seizoen werden 621.153 oesters meer geëxporteerd dan vorig jaar. Naar Frankrijk gingen driemaal zoveel oesters. De wielrijder P. J. uit Terneuzen, die wegens Q'e hevige slagregen diep over het stuur gebogen reed, bemerkte te laat een rechts geparkeerde auto, zodat een botsing onvermijdelijk was. Zowel de auto als het rijwiel liepen schade op.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1960 | | pagina 2