JAN STEKELENBURG ZET
A UT00TJES IN DE VERF
P. W. RUSSEL'S
ERGIFTIGDE OLIJVEN
KAPPIE EN DE KRIELKUNSTMAAN
Rugbyspelers van
de kolenhoop
brachten 2300
gulden op
Voor een tientje
Samen2300
Overal speelgoed
Rood, vooral rood
Wij hopen
Te symmetrisch
INBREKERS GEPAKT
Zelf aan de slag
bestuiven
van
T£GEN -WET
7
W
iÜr
f jil
1 THEELEPEL
1
KUNSTMEST OP
1 LITER WATER
liter
Uit de kerken
Zaterdag 27 augustus 1960
'■•t:
ZEEUWSCH DAGBLAD
Pag. 2
AMSTERDAM. Hoe een
eerste indruk helemaal
verkeerd kan zijn, heb ik gis
teren ondervonden. Toen ik
twee minuten bij de heer Jan
Stekelenburg in de kamer zat
en hij zei: „Ja, ik schilder
eigenlijk alleen voor kunstken
ners en collega's, ik beschouw
mijn werk als kunst", toen
dacht ik: Hè jasses. Maar toen
ik twee uur later zijn huis ver
liet drukte ik de hand van een
man, die mij bijzonder sympa
thiek was gaan schijnen en van
wie ik gaarne wil getuigen: Ik
ben blij dat ik hem heb ont
moet.
Jan Stekelenburg, geboren in
1922, kunstschilder van beroep, ha
ler" van verscheidene prijzen en eer
volle vermeldingen. Neen, hij is niet
de ingenieur geworden die zijn vader
in hem zag. Het artistieke bloed, voor
al van moeders kant, de musici en
beeldhouwers in de familie ze heb
ben de overhand gekregen. Eigenlijk
in den beginne tegen de zin van zijn
ouders, die met zo'n artist ais zoon
bang waren voor ,,een leven van mi
sère".
Wonderlijke dingen zijn er gebeurd
in dat leven van kunstschilder Jan
Stekelenburg. Bijvoorbeeld in 1955 toen
hii van het Prins Bernhardfonds een
opdracht kreeg: schilder, in verband
met de Olympische Spelen, een doek
op sportgebied.
..Ik maakte er vijf, een met auto's,
een met motoren, nog iets en ook. rug
byspelers. Ik had nog nooit rugby ge
zien, maar goed. Maar ik vond het
niks, hè, het beviel me niet en het
bevredigde ook niet. Ik slingerde het
op zolder op een hoop kolen."
Jan Stekelenburg woonde in die tijd
boven in een huis, dat, onder bescher
ming van Monumenterrzorg stond. Dat
huis moest worden opgeknapt en dies
kwam er een architect, die op zolder
dat rugbyschilderijtje zag liggen.
„Aardig zeg."
,,U kunt het meenemen voor een
tientjg, dan heb ik mijn materiaalkos
ten er tilt", zei Stekelenburg. De ar
chitect keek hem eens aan. Zo van:
zo'n gekke schilder, denkt er nog een
tientje uit te slaan ook. En het doekje
bleef liggen waar het lag: op de kolen.
Intussen koos de commissie, die
kwam kijken naar de opdracht van het
Prins Bernhardfonds, een „autoschil
der ij" uit en ergens anders werd een
sportprijsvraag uitgeschreven.
„Je moest drie dingen inzenden,
maar ik had er nog maar twee", ver
telde Jan Stekelenburg. „Doe die rug
byspelers erb\j, zei mijn vrouw. Ik zag
er niet veel in. Jawel, zei ze, maak
er een lystje om en stuur het in. Ik
deed het, kreeg als enige voor diezelf
de rugbyspelers een „eervolle vermel
ding" en 1300 gulden!"
Maar het verhaal is nog niet uit.
Stekelenburg en zijn vrouw gingen op
reis naar Italië, maar hadden diezelfde
rugbyspelers nog vlug even ingestuurd
voor een andere „wedstrijd".
En toen ze terug van Italië
thuis de voordeur instapten, lag daar
de mededeling: Eerste prijs gewon
nen, duizend gulden.
En zo brachten die rugbyspelers
van de kolenhoop 2300 gulden in de
lade van de kunstschilder.
Auto's, Jan Stekelenburg is er op
een of ahdere manier bezeten van. Van
auto's en van speelgoed. Zijn hele huis,
in alle kasten, laden en vitrines, staat
speelgoed. Geen plastic. „Daar heb
ik een hekel aan." Nee, nee, speelgoed
van hout en metaal. Blikken honden
van zestig jaar oud, een kip die tok
kelt en die je kunt opwinden, tinnen
soldaatjes uit Frankrijk, houten vo
gels uit Zuidslavië, boten, blikken bo
ten. Allemaal opgescharreld op mark
ten of bij andere verzamelaars, alle
maal weer gerestaureerd. Brandweer
wagens ook. Grote en kleine. Met alle
brandweermannen met hun glimmende
helmen erop en erin.
En dat speelgoed inspireert hem dan
weer bij zijn schilderen. Hij schetst
eerst wat natuurgetrouw, verdraait
hier een wiel, daar een stuur, gaat de
wagen vaart geven, maakt er een
schilderij van zonder zich verder te
55
„We kunnen hem nu nog niet on
dervragen. Ik deed beter deze kwes
tie met Iredale te bespreken". Hai
nes draaide het nummer van Miss
Timmins' kamer, vroeg belangstel
lend naar haar gezondheid en deed
opnieuw een beroep op haar hulp.
Toen bleef hij staren naar de feto
van het blik zyklon. Volgens het
krantenverhaal was er een hoeveel
heid van ongeveer zes pond in ge
weest. Die hoeveelheid was vrees
aanjagend.
Jackson stond op. „Ik kan deze
zaak beter aan u overlaten", zei h:j.
„Een ogenblikje nog, mr. Jack
son." Haines draaide zijn vulpen los
en bracht enige wijzigingen aan in
het ontwerp van de waarschuwing
tegen het blauwzuurgevaar, waar
aan hij had zitten werken. Toen hij
daarmee gereed was, overhandigde
hij het aan de plaatsvervangende
hoofdredacteur.
„Ik stel voor, dit op alle aanplak
borden in het gebouw te doen aan
brengen. Gaat u daarmee akkoord?"
Jackson las de waarschuwing
tweemaal door. „Ik denk van wel",
zei hij langzaam. „Maar het zal de
redactiestaf vermoedelijk wel ze
nuwachtig maken".
„Dat is juist wat nodig is. Zoals
de zaken nu staan, is er geen enkele
man of vrouw in dit gebouw, die
een verzekerbaar risico is en dat
zal zo blijven totdat we de hand op
de moordenaar hebben gelegd. De
mensen kunnen niet voorzichtig ge
noeg zijn".
Ongerust keek hij de plaatsver
vangende hoofdredacteur aan. „Ik
ben er inderdaad niet zeker van,
dat ik u niet moet adviseren het
gebouw tijdelijk te sluiten".
„Dat is natuurlijk onmogelijk",
zei Jackson scherp. „Goeie hemel,
inspecteur, wij zijn er zelfs tijdens
de luchtbombardementen in geslaagd
de zaak gaande te houden".
„Dit zou veel dodelijker kunnen
zijn dan de luchtbombardementen",
zei Haines. Jackson kauwde op zijn
witte snor.
„Het is zeker, dat de man waar
u achterheen zit niet helemaal idi
oot is. In zijn krankzinnigheid moet
een bepaalde methode zitten".
„Dat is mogelijk, maar dat helpt
ons niet veel, wanneer we niet we
ten, wat die methode is. Het is mo
gelijk, dat hij allervreselijkste plan
nen heeft. En daarom mogen we
geen enkele voorzorgsmaatregel ver
waarlozen".
„Goed", zei Jackson. „Ik zal van
V
door Andrew Garve
deze waarschuwing een duplicaat la
ten maken, dat ik met een of twee
van de directeuren zal bespreken.
Als zij ermee akkoord gaan, en dat
zullen ze ongetwijfeld doen, zal ik
zorg dragen, dat ze in de namiddag
wordt verspreid. Zal ik de kranten
knipsels bij u laten?"
„Als u er geen bezwaar tegen
heeft", zei Haines.
Toen Jackson was vertrokken,
bleef hij een tijdje in somber ge
peins zitten. Geen politieman, wist
hij, had ooit een grotere verantwoor
delijkheid gedragen. Het was waar,
dat er tot dusver een bepaald pa
troon in de activiteiten van de moor
denaar viel waar te nemen, maar
dat was geen rationeel patroon. Bij
iedere moordzuchtige bevlieging zou
hij opnieuw een slag kunnen toebren
gen.
Het feit dat hij vermoedelijk door
dozijnen personen als een goed en
betrouwbaar collega werd be
schouwd, was vreselijk. Haines
maakte zich zo ongerust, dat hij op
dat moment Scotland Yard opbelde
en een gesprek had met de plaats
vervangende hoofdcommissaris.
Daarna voelde hij zich iets kalmer
en nam opnieuw de' krantenknipsels
ter hand.
Hij overwoog juist, dat het toch
tamelijk onwaarschijnlijk leek, dat
iemand vijf jaar geleden een blik
blauwzuur zou hebben verborgen met
de bedoeling er te zijner tijd een
moord mee te plegen, toen er weer
op de deur werd geklopt en Iredale
binnenkwam.
Haines gaf hem een kort knikje en
wees hem een stoel aan. Een tactiek
van overdonderen scheen hier op
haar plaats te zijn. „Mr. Iredale",
zei hij, „ik heb vernomen, dat u eens
een blik blauwzuur in dit gebouw
hebt binnengebracht".
Iredale staarde hem verschrikt
aan. „Deed ik dat?" Hij keek volko
men verbluft en schudde toen zijn
hoofd met toenemende nadrukkelijk
heid. „Het spijt mij, inspecteur,
maar ik heb er niet de flauwste no
tie van, waar u over spreekt."
„Het werd zyklon genoemd."
Geleidelijk aan ontspanden zich
zijn trekken, toenherinneringen bij
hem opkwamen. Een blos toog over
IredaJes gezicht, toen hij de harde
ogen van de inspecteur op zich ge
vestigd zag.
„Ja", zei hij rustig. „Nu herinner
ik het me" natuurlijk."
„Het is jammer, dat u het zich
niet eerder herinnerde," snauwde
Haines. „Een spontaan herinneren
zou enige dagen geleden indruk op
me hebben gemaakt, Zoals de zaken
nu staan Een schouderophalen
voltooide de zin.
„In hemelsnaam, inspecteur, u
meent toch niet dat ik dit opzettelijk
voor u heb verzwegen? Het spijt
me, dat ik er niet aan heb gedacht,
maar dat alles is jaren geleden en
we spraken al die tijd over blauw
zuur en niet over zyklon. Ik legde
immers geen verband tussen deze
beide dingen."
„U wist, dat zyklon blauwzuur was.
Dat zegt u hier in deze artikelen
van uw hand." Haines tikte met zijn
pijpesteel op de bundel krantenknip
sels.
„Ja, maar het vervloekte woord is
niet in nijn hart gegrift. Ik zeg u,
dat ik het vergeten was, zoals ieder
ander het zou zijn vergeten. Ik leg
de geen verband tussen deze beide
dingen en ik vind het onredelijk aan
te nemen, dat ik het na al die tijd
wèl deed."
Haines bromde wat. „Wellicht
heeft u er geen bezwaar tegen mij
in de eerste plaats te vertellen wat
u ertoe heeft gebracht dat goedje
mee hierheen te nemen. Wat was de
bedoeling?"
„Ik was zeker niet van plan de
mensen hier ermee te decimeren, als
u dat soms denkt. Ik nam het mee
hierheen, omdat het mijn taak was
feiten te rapporteren en een blik zy
klon scheen mij een tamelijk indruk
wekkend feit toe.
(Wordt vervolgd)
Jan Stekelenburg temidden van zijn
vier doekendie alle een racewagen
nummer 24) voorstellen. Links op de
voorgrond de eerste studie en het grote
schilderij achteraan is de rode Ferrari
zoals Stekelenburg die ziet. Automan
nen moeten een ivagen echt kunnen zien;
hij moet op een schilderij of foto door
de bocht scheuren. Dat gebeurt op mijn
schilderijen niet. Daarom zullen auto-
mannen de doeken ook wel niet
appreciëren
symmetrisch. Maar een auto is een
dominerend geval; je kunt nergens
komen of je ziet er een. Ik werd mis
selijk van de stilleventjes. Toen maakte
ik, zo'n jaar of twaalf geleden, eens op
een racebaan wat autootjes. Maar later
dacht ik: ja, dat zijn autootjes, en pu
bliek en een landschap. Ik haalde de
auto eruit, ik ging alleen met een auto
zonder die rompslomp een doek vullen.
In het drie-dimensionale vlak. De auto
fabrikanten, in Italië bijvoorbeeld, die
stonden er in het begin maar sceptisch
tegenover. Maar heel langzaam gingen
ze er iets in zien en er zijn daar ook
verscheidene doeken van me die in
aulofabrieken hangen".
Neen, ingenieur is Jan Stekelenburg
niet geworden. „Ik heb het gebracht
tot vliegtuigmonteur", zei hij. Maar in
de oorlog werd hij direct door de be
zetter in de kraag gegrepen en in een
vliegtuigfabriek tewerk gesteld. Hij
wist weg te komen, w.erd weer gepakt,
ging acht- .maanden*, een ©oneentratie-
kamp in, vluchtte weer," haalde Nedër-
land en dook hier het laatste jaar van
de oorlog onder. „Toen ben ik pas be
gonnen met wat ik altijd had willen
doen: schilderen".
Ja, en dat doet hij nu: grote doeken
soms, met veel rood. Rood, zo schijnt
mij toe, is de lievelingskleur van Jan
Stekelenburg. Rood is zijn eigen auto
en het aanhangwagentje,
waarmee hij zeer onlangs
nog zeven schilderijen
naar Italië bracht; rood is
de kleur die in zijn doe
ken domineert; rood is
het ook, waarin hij bijna
bijna alle raceauto's schil
dert, die hij links en rechts verzamelt
en die hijzelf helemaal revideert. Er
zijn blikken auto's bij van zo'n der
tig, veertig centimeter. Speelgoed, dat
nergens meer te krijgen is, tien, twin
tig, af en toe vijftig jaar oud. Een
unieke verzameling, die in enkele
seconden de jongen in elke man weet
wakker te maken.
Tussen al het speelgoed van de kunst
schilder staat ook een ouderwets blikken
brunduee.rauiootje rechts uitstekend).
Het autootje inspireerde mij tot een
schilderijsprak de schilderwijzend
naar de ezel.
bekommeren
auto" op dat
of er nog een „echte
schilderij te zien is.
„Ik hoop niet dat u een verhaaltje
schrijft zo van: een gekke vent in
Amsterdam die rooie auto's schildert",
zei Jan Stekelenburg toen ik wegging.
Ik hoop niet, dat u die indruk ge
kregen heeft. Want ik zeg niet dat ik
alle schilderijen van Stekelenburg mooi
vind (honderd mensen, honderd sma
ken), maar ik zeg wel dat, wat Jan
Stekelenburg in die Amsterdamse
Nicolaas Maesstraat schildert, uniek is.
En daarom valt hij op.
Soms komen er mensen bij hem en
die zeggen: „Da's ook gek zeg, wat
moet dat voorstellen?". Soms komen er
andere mensen en die zeggen: „Die drie
doeken willen we graag hebben voor
een tentoonstelling in Milaan en Tu
rijn".
In Italië heeft Jan Stekelenburg ook
gewerkt bij Ferrari en Maserati. Ge
werkt met doek en penseel. Dwars
door de fabrieken geslingerd, weken
soms. „Ik wilde de opbouw van een
auto weten".
Ja, dat zegt de man die doeken maakt,
waarop dan helemaal geen wagen meer
te zien is. „Eigenlijk is een auto een
volmaakt a-pittoresk ding", aldus Ste
kelenburg. „Het is heel vervelend
ROTTERDAM. De Rotterdamse po
litie heeft gisteren de 21-jarige matroos
G. P. en de 28-jarige kok B. R. ge
arresteerd.
In de nacht van woensdag op donder
dag pleegden de mannen inbraken in
het centrum van de stad. In een van
de winkels staken zij zich geheel in
het nieuw en lieten hun oude kleren
achter.
Bij R. thuis werd textiel uit die win
kels gevonden.
De avond voor de arrestatie hadden
de mannen nog ingebroken in twee
scholen.
OE NATUUR IN EN OM UW HUIS
//f V
/;1\ GEVR£ESD6 wit
L,
i. ri
In deze tijd van het jaar kunnen ro
zen erg veel last van het zo gevrees
de wit hebben; men zal er iets tegen
moeten doen. Er zijn vele middelen,
doch er is ook een eenvoudig middel
dat u gemakkelijk zelf kunt toepassen.
Bij de drogist kunt u fijne bloem van
zwavel krijgen en die kan men op
een zonnige dag over de rozen verstui
ven en dan zal men dat later nog eens
moeten herhalen. Er dient beslist ge
stoven te worden op het warmst van de
dag. Ook de zaadhandel heeft vele mid
delen in voorraad waarmee men deze
lastige meeldauwzwam kan uitroeien.
Alle planten die in bloembakken staan
hebben maar weinig grond ter beschik
king en alleen op water en dat beetje
grond zullen uw planten op den duur niet
kunnen blijven leven: ze hebben heus
een overbemesting nodig. Planten in zo'n
bak kan men bemesten met de beken
de kamerplantenkunstmest. Per liter
water dient men ongeveer één theele
peltje kunstmest op te lossen en die
hoeveelheid is reeds voldoende voor één
bloembak van ongeveer één meter leng
te en als men het wekelijks doet zullen
uw geraniums extra bloeien.
Wie een mooie conifeer in het gazon
wil poten en toch niet een Ceder wil
hebben, zou het eens kunnen proberen
met een Picea pungens var, glauca; dat
is één van de mooiste blauwsparren en
die groeit prima. U moet echter wel
zorgen voor een beschutte standplaats.
Het is nu de goede tijd een exemplaar
te bestellen en die kan dan direct na
ontvangst ook wel op de voor hem be
stemde plaats gepoot worden. De zware
wortelkluit moet men zo veel mogelijk
intact zien te houden; als die verlorén
gaat is hergroei niet verzekerd.
|llimillllHIIIIIIIIIIHIIHIIIIIII'll"""""'»"»»»Illlllllllllllllllllllllll!Hllllllllliil!IllllllIllllllllHlIHHHIHMIIIIIIIIHIIIIIIHIIIIf
105. „Ziezo", zei Kappie, de spion
Janus met diens machinegeweer in de
rug porrend. „En nu is het ja uit met
lagen en listen en verkleedpartijen, he
ren! Nu wordt er verder op ónze koers
gevaren. Van nu af aan ben ik kapitein
op dit luchtschip! Nietwaar, Dubbel
ster?"
Dubbelster, die eigenlijk "blij moest
zijn, dat hij zijn kunstmaan terug had,
wierp hem een doffe blik toe.
„Wat is er, je zit te kijken als een
makreel in het zuur!" zei Kappie.
„Wees blij, dat ik de kastanjes weer
eens Voor je uit het vuur heb gèhaald!
We gaan nu rechtdoor naar Lutje
wier!"
Dubbelster zweeg. „Dat is het nu
juist.. dacht hij wanhopig. „Nu ko
men wij straks in Lutje wier, zonder
dat ik de meters van de kunstmaan
heb bijgesteldDat is een ramp!
En zolang die kapitein alle touwjtes in
handen heeft, kan ik niks beginnen
„Waarom wilt u in een ruk door naar
Lutje wier?" vroeg hij mat. „Ik zou het
prettig vinden, wanneer wij ergens een
tussenlanding maakten Ik voel me
niet zo goed, ziet u!"
Kappie haalde zijn schouders op.
„Ben jij nou een kerel?" bromde
hij. „Ik ben al zolang zeeziek van jouw
kunstmaan en heb je aan mij iets ge
merkt? Geen sprake van, jong, we
zien jouw overgehaalde uitvinding zo
gauw mogelijk kwijt te raken!"
Met een zucht zakte de geleerde in
zijn zitplaats terug. „Dan moet het er
maar van komen.. prevelde hij ge
laten. „Maar het zal heel wat opschud
ding geven, als men bemerkt, wat er
werkelijk met mijn uitvinding aan de
hand is
NED. HERV. KERK. Aangenomen
naar Hekelingen: J. M. Snijders, leger-
predikant te Oirschot; naar Brandwijk
(toez): G. C. Post, kand. te Delft, d*p
bedankte voor Poederoyen en Oud-Vqt-
semeer. Beroepen te Groot-Amm«rs
(toez): J. Wieman te Oudewater. Be
dankt voor Wezep: W. Vroegindewey te
Bleiswijk.
OUD GEREF .GEMEENTE. Be
roepen te Grafhorst: L. Gebraad te St.
Philipsland.
Lutherse mannenbond jubileert
GOES. Het vijftigjarig bestaan van
de lutherse mannenbond Maarten Lu
ther wordt op 23 en 24 september in
Amsterdam gevierd. Vrijdagavond is er
een feestelijk samenzijn; zaterdagmor
gen wordt de algemene vergadering
gehouden en 's middags wordt de jubi
leumviering na een rondvaart door de
haven, in het Havengebouw feestelijk
afgesloten.
Scheepvaart Vlissingen
Aangekomen: 25-8: Ned. Admiraal Nelson;
26-8: Ned. Eddystone.
Gepass. naar Antwerpen (Ned. schepen):
25-8: Amerskerk, Aldert 1, Bennekom Metro-
pole Prins Willem George Frederik; 26-8:
Gronitas Hecuba Megrez N Albireo Leny.
Gepass naar zee (Ned. schepen): 25-8:
Nieuwe Tonge Colette Casano Willy; 26-8:
Peperkust Lyra.