OVER DE KIM SPORT Toen begon het mirakel - met een explosie van zilver, goud en violet A V» ERGIFTIGDE OLIJVEN Wie de schoen goed past trekt hem aan BAZURKA I KAPPIE EN DE KRIELKUNSTMAAN Maandag 22 augustus 1960 ZEEUWSCH DAGBLAD Pagina 2 GROTE DRUIPENDE BALEN „Hijsen mannen!" Toegevoegd Bijbelse toespijs Volle kracht iJs Diaton aster FLITS GORDON in het heelal Vreesden! de ORIËNTERINGSRIT Antwoord aan Technicus DE EENIS» MA GER EN DE AN~ DER 15 DIK,HOE KANCATDAN? in da iimiiiiniiiiiiiinniinminminn DE TINTELS Jack Dunkley T HET ZOU VERSsCHRIKKELUK Z'JNAUSJE EERDER KWAM °AN IK -m CULEMBORG KRIJGT GEEN BEURS DE GRI-GRI-VISSERS VAN PORTO CHELI E STONDEN aan boord van de Kaïki met de broekspijpen omhoog tot aan hun enkels in het water. Ik was even tevoren als een stokstijve landrot aan boord gehesen. Rechts van me de vissers die de zware boveniijn met de grote kurken inhaalden, links, aan de onderlijn met het lood, zes baarlijke ongeschoren zeerovers met rode mutsen. Dit waren de krachtpatsers. Glinsterend in het licht van rode fakkels kronkelde het reuzensnoer met de kurken, ook nog even beschenen door de deinende schijnwerper van de lampenist. In al dat licht waren de sterren niet meer te zien. De maan was nieuw en de zee ging onmerkbaar, zonder horizon in de hemel over, zo donker was het. De kring van het net ging zieh nu verengen en almaar werd het, stoer en gelijkmatig, aan boord gehesen. Gesproken werd er geen woord. Met lange grijparmen, links en rechts en over en weer, stapelden de vissers het vierhonderd meter lange en zestig meter diepe net op tot twee grote druipende balen. Toen de buidel van het net was toch zeker tien meter in om vang begon het mirakel en spektakel: een explosie van zilver en goud, van violet en ultramarijn. „Hijsen mannen, de laatste ruk", riep kapitein Antonius Emanuel. Tot dan had hij onverstoord, met een nat te sigaret tussen de lippen die allang was uitgegaan, rustig en zonder een woord te zeggen als een Schipper naast God de operatie Gri-Gri geleid. Wat de zee gaf, was alleen maar ge schonken. „Het is mooi. We hebben goed ge vangen. De schepnetten!" Vier knapen, niet ouder dan een jaar of zestien, kwamen van het ach terschip naar voren. Aan hun schep netten zaten twee flinke trossen; die netten moesten aan boord worden ge takeld, zo builden ze van de vis, zo gezegend was er gevangen. En toen stond ik opeens zelf, de broekspijpen omhoog en met de sandalen om mijn hals, tot aan de enkels in de vis. Te midden van spartelende gopa's en tor- metta's, van duizenden vissen in alle kleuren van de regenboog. Een golf van vis stroomde over het dek van de Kaïki uit, en ik kreunde even van de slag op mijn schouder van de kapi tein. Maar het was een slag van ge weldig geluk, want volle netten bete kenden voor zijn vissers en him vrou wen een week lang eten. Zo moet er gevist zijn door alle eeuwen heen. Het was toen twee uur in de nacht. Om tien uur de avond tevoren was ik met de hakkepuffer van havencom mandant Konstantinos, met wie ik het Paasfeest wel wat nadrukkelijk had gevierd alle mensen, wat we ten die Grieken op zulke dagen dan van geen ophouden het haventje van Spetsai uitgevaren. Drie matrozen van de Helleense vloot waren aap me toegevoegd, zoals dat bij de marine heet: Gregorius, Serge en Wassili. De koers was zuidoost. Het doel: een flauwe weerschijn van licht tegen de hemel, zeker tien mijl van ons af boven de zuidelijke kim. De Grote Beer in het Zenith; de Poolster was hier echter pas na turen, tussen al die sterren, te vinden. Dan ineens, na meer dan een uur varen, ontwaart de landrot de zeven lichtpunten van de kleine vissersboten met hun schijnwerpers die op gelijke afstand van elkaar in een rechte lijn, als een vooroorlogse landingsbaan voor watervliegtuigen op de Tigris, uren op het grote wonder hebben lig gen wachten, 's Middags, voor zonsondergang had ik de sleep, getrokken door de rode Kaïki, langs het eiland zien varen, door de straat die de Argolis met zijn Didymatoppen van Spetsai scheidt. Zeven schuitjes met dubbele schijn werpers met elk een man aan boord en voor die visser het retsina, water en brood; de toespijs uit de bijbel. Ze zijn overkapt die schuitjes, want de zee kan hier woelig zijn, ook zonder een windveer aan de apollinische he mel. Van de visser in zijn mangat zijn alleen hoofd, schouders en armen te zien. Het vissen met schijnwerpers in de maanloze nachten van sikkel tot crescent heet hier Gri-Gri, zonder enige associatie met n'importe welke fatale vrouw ook. Voor de sportvisser ligt hier het duidelijkste bewijs voor de juistheid van de Solunaire theorie van John Al- den Knight, die luidt: blijf bij volle maan rustig thuis en werp de netten alleen maar bij nieuwe maan uit. Wanneer de Griekse zeevisser die maan dan remplaceert door de zeven kunstmanen van zijn lampenisten ge ziet, het woord is niet van de laat ste tijd komt de vis in scholen op de naar de diepte gerichte schijnwer pers af. Eerst aarzelend, dan bruta ler, totdat na uren wachten zo'n gi gantische school onder de schijnwer pers tot rust is gekomen, in afwach ting van het krieken van de dag, om op jacht te gaan naar voedsel en onverbrekelijk daaraan verbonden zelf gejaagd te worden. We waren, op halve kracht varend, de schijnwerpers tot op honderd me ter genaderd, toen Gregorius de mo tor afzette en we ons, met de lichte bries langzaam van het eerste schuit je, dat verankerd lag, langs de zes volgende lieten afzakken. Toen schoof de grote rode Kaïki op volle kracht varend uit het donker naar voren, achter zich de grote sloep meevoerend met tweemaal acht roeiers aan de gestreken riemen- In de sloep lagen de netten opgestapeld. Op de Kaïki brandde een fakkel. Bijna geruisloos begon de sloep het net al vierend aan zijn nachtelijke ommegang, totdat het net de kring om de lampenisten zo goed als ge sloten had. Niet alleen de vissers met de lam pen, maar ook onze kleine motorvlet zouden nu met de vissen in de val hebben gezeten, indien de kapitein op de Kaïki niet het sein had gegeven, zo snel mogelijk door de laatste ope ning weg te varen. Buiten de cirkel van het net dob berden we op en neer en keken we 23- «- 23- 23- 23- 23- 23- 23- Ik benijd die Griekse vissers, om dat ze op zo'n avond nog in sterren geloven. W. van Veenendaal 50 Haines weifelde. „Ik zal meer we ten als ik de dame in kwestie heb gesproken. Ik vind, dat ik onmid dellijk een onderhoud met haar moet hebben." „Denkt u, dat ze beiden bij deze zaak zijn betrokken?" „Indien dat zo was kan ik me niet voorstellen, dat Cardèw zoveel zou hebben losgelaten. Ze zouden tevoren de dingen hebben uitge werkt hij zou nooit in die hyste rische toestand hebben verkeerd." Haines schudde langzaam het hoofd. „Ik ben geneigd om aan te ne men, dat dit relaas over Mrs. Ede waar is. Hij kon haar gemakkelijk hebben verlaten in een stemming van teleurstelling en wanhoop en Ede uit jaloezie hebben vermoord. Dan zou hij zich vermoedelijk heb ben h-dragen zoals hij vandaag deed. Maar we zijn nog lang niet zover, dat we het kunnen bewijzen. Het is duidelijk, dat Cardew het eerst onder verdenking viel, maar het kan zijn dat hij niet de enige in deze zaak is en voorlopig zouden we er beter aan doen met aan te nemen, dat hij het niet is." Haines overwoog, waarmee nu moest worden begonnen. „Kijk eens, Ogilvie, wil jij even uitzoeken, waar Sarge Vickers woont en dan een praatje met hem maken? Tracht al les te weten te komen over de sleu tels en wat daarmee de laatste tijd is gebeurd. En tracht ook nog eens na te gaan of iemand anders op enig ogenblik kans kan hebben gezien om in de kamer van Ede te komen. En vors ook uit, of de werksters vanmorgen in de douchecel zijn geweest. Als je enige aanwijzing vindt, volg die dan verder. Dan ga ik nu Mrs. Ede be zoeken. In orde?" Ogilvie knikte, blij met het voor uitzicht, dat hij nu eens zelf op on derzoek kon uitgaan. „Goed," zei Haines. „Ik zie je hier morgenochtend weer terug." Ogilvie verloor geen tijd met het opsporen van Vickers' adres en een half uur later beklom hij reeds de trappen van een blok gemeentewo ningen in Paddington, waar de por tier woonde. Onder thet drinken van een kop chocolade vertelde hij van de po ging tot moord op Ede. Vickers was diep geschokt en klaarblijkelijk zeer verlangend om te helpen, maar de antwoorden, die hij op Ogilvies vragen gaf, waren allemaal negatief. V door Andrew Garve Het was onmogelijk, zei hij, dat een van de reservesleutels of de loper aan een onbevoegd persoon zou zijn afgegeven of dat de een of ander die zonder verlof had wegge nomen. Wat het eerste punt betreft, wa ren de instructies zeer strikt en de portiersloge werd nooit onbeheerd gelaten. Hijzelf had ze niet afgege ven en hij betwijfelde ten zeerste, of een van zijn beide collega's Peach en Granger die de nachtdienst on derling verdeelden, dat wel zou heb ben gedaan. Hij maakte er nog ge wag van, dat de eigenaar en enke le van de directeuren ook lopers hadden en Ogilvie maakte in zijn geest een aantekening om dat na te gaan, hoewel hij daarin geen enkel hoopgevend vooruitzicht kon zien. Tenslotte moest de inspecteur Vic kers' verzekeringen wel aanvaar den. De oude portier was klaarblij kelijk een man, die zijn verant woordelijkheid ernstig opvatte en die zijn domein trouw zou blijven. Afge zien dan van hetgeen de beide an dere portiers zouden vertellen, scheen het zeer onwaarschijnlijk, dat de moordenaar inderdaad in het bezit van een sleutel kon zijn gekomen. Ogilvie ging de situatie nog eens na. Iemand was de kamer binnen gegaan. Cardew buiten beschouwing gelaten en aannemend, dat Miss Timmins' getuigenis geloofwaardig was, moest nu nog één mogelijkheid worden nagegaan en die was zeer klein. „Vertel me eens, Sarge, wanneer wordt Mr. Edes kamer schoonge maakt en hoe doen de werksters met de sleutels? Is er een of an dere bijzondere regeling?" „Mrs. Little en haar dames ko men iedere morgen precies om ze ven uur", zei Vickers, „dat is tij dens de dienst van Granger en dan geeft hij haar '5 loper, zodat ze niet met een g. e bos sleutels wordt lastig gevallen. Zij houdt de loper in haar bezit totdat het schoon maken is afgelopen tegen ongeveer negen uur en geeft hem dan san mij terug." „Jawel. En heeft ze vanmorgen zoals anders de loper aan je terug; geven?" „Ja, Inspecteur, Iets na negen uur. Zij is een zeer betrouwbare vrouw ze laat hem niet rondslingeren, zoals u misschien zou denken. Zij houdt de kantoren reeds bijna tien jaar schoon, wed ik, en nooit van iemand één klacht gehoord." Diep in gedachten, nam Ogilvie een slok van zijn chocolade. „Kan het zijn, dat iemand van de nachtredactie nog aan het werk was, toen de werksters vanmorgen arriveerden?" Vickers schudde het hoofd. „De laatsten van hen zijn dan al lang vertrokken. Reeds uren eerder." „Of zou een van de redacteuren zo vroeg kunnen zijn begonnen?" „Zij in geen geval!" zei de por tier. „Die eindigen laat en beginnen laat, zoals alle krantenmensen. De loopjongens komen het eerst binnen en vast niet vroeger dan half tien. Dan komen er een paar typistes aantippelen en daarna komen allen binnenvallen. Maar tijdens het schoonmaken van de lokalen is het gebouw leeg." Ogilvie hield aan. „Je vertelde de chef gisteren, dat je alle vreemden, die in het gebouw arriveren, in het oog houdt, maar dat je niet altijd let op het komen en gaan van de redactiestaf. Veronderstel, dat een van hen, die je goed kent, nu eens vanmorgen om acht uur, voor één keer, het gebouw was binnengegaan zou je dat hebben opgemerkt?" „En of en ik zal u vertellen waar om omdat het nog nooit is ge beurd. Bovendien zou er iets ge zegd zijn, daar kunt u zeker van zijn. O ja, het zou zeker onze aan dacht hébben getrokken." Ogilvie deelde die opinie wel on geveer. „Zo dan", zei hij opstaand, „mijn dank voor het slaapmutsje, Sarge." (Wordt vervolgd) Hl 1111111II11111111111111111II toe. Er stond een milde deining, er was geen wind. Door nachtadaptie en de gedoofde schijnwerpers was nu ook vaag Spetsai te zien, dat als een le venloos monster op de zee scheen te drijven. De lichtbundel van de vuurtoren was het enige teken van leven op het eiland, vijf seconden uit vijf se conden uit.... De bel op de Kaïki, het net was gesloten, de vangst ging beginnen. Toen mocht ik aan boord. Op het voordek stond een visser klaar om met een brandende fakkel in een ruim af te dalen en daar de ijzeren deur van de ijskamer te ont grendelen op het eerste sein van de kapitein. Dat sein kwam met een zwaai van zijn arm. De koude lucht steeg uit het ruim omhoog en één voor één kwamen de staven ijs naar boven. De ijsmachi ne, gedreven door de motor van de Kaïki, vergruizeldg die staven tQt gro te korrels en tegelijkertijd werden in een opeenvolging van getrainde han delingen de kisten naderbij geschoven. Een laag ijs, de volgende, weer een laag ijs, een soort menselijke lopen de band, die eindigde bij de vissen, die aan stuurboord lagen en op een enkele na het klappen met de staar ten reeds hadden opgegeven. Daar wa ren de sorteerders al begonnen: ma kreel bij makreel, gopa's bij gopa's. Na aan de sleeplijn van de Kaïki te hebben vastgemaakt doofden de lampenisten hun lichten en opeens wa ren nu de sterren weer te zien. De lucht was zwanger van zilt, zee en vis, van de rook van stookolie, van trossen en teer. Met twee dichtgeknoopte zakdoeken vis wie vis vangt zal vis oogsten lieten we ons van de Kaïki aan boord van de motorvlet zakken, niet zonder een „pootje" van Wassili en Gregorius. De sleep achter de Kaïki lag klaar. De motor begon te ploffen, een rook walm, dan kwam de Kaïki in bewe ging en een voor een verdwenen de lampenisten naar beneden. Het werk zat er voorlopig, tot aan Porto Cheli, voor hen op. Nog bij Spetsai hoorden we in on ze vlet het plof-plof van de Kaïki, nu al ver aan stuurboord van ons af. Voor die vissers zou er zo straks geen bed klaar staan; na aankomst moet de vis overgeladen worden in de trucks dié van Athene zijn komen rijden en ook daarna gaat het werk onmiddellijk door: het drogen van de netten op het hete kiezelstrand en het herstellen, het klaarmaken van de scheepjes, het bijvullen van de gas cilinders voor weer zo'n nacht. Voor de nachten, die tot aan het eerste kwartier van de maan nog zullen vol gen. Even voordat wij om vier uur de haven van Spetsai binnenvoeren gloei de een vallende ster aan de westelij ke hemel. Een vuurboog... even maar pfft.... toen was het voorbij. Diaton aster, riep Gregorius, en hij zal wel zijn wens hebben gedaan. Daar is hij Griek en zeeman Voor. Ik was even te lang onzeker en dus te Iaat om de mijne te doen. Was het werkelijk een vallende ster geweest of wellicht een spoetnik uit het oos ten, misschien wel een ontuig ergens anders vandaan, dat zijn baan had verlaten en tot de aarde terugkerend gedoemd was in gloeiende gassen op te gaan? gO 79 UW STAD -MOGEU'dKHESL MONöO- IS IN GsEVAAR-KQ- NINGTRIGON l HeTATtfOM-. PROJECTIEL IS Hl ER SezONKEH zoals ww OPPERVLAkTE- BEWONERS HEB BEN ONSOOOD EN VERDERF. rtcaoflriJr ONS BESCHULDIGEN ZAL UITSTB- INMIDDELS, unietredden.hblp. Wend.' L" LIEVER ZOEKEN VOOR yVAARBEejj, 1,0 WH ALLEN DE LUCHr 'vNBN WB PX I X INVLIEGEN Geachte redactie, In Uw courant van heden zater dag in het artikel „Neem niet alles voetstoots aan" breekt „Huisarts" een lans voor goed schoeisel. In het belang van de zaak waarom het hier gaat moge enig commentaar niet ach terwege blijven. „Een bijzonder slechte gewoonte is dat een jonger kind de afdankertjes van een ouder broertje of zusje moet dragen", aldus Huisarts met de moti vering „Een nieuw schoentje past zich min of meer aan hij de vorm van de voet. Een oude uitgelopen schoen doet dat niet meer met als gevolg dat nu de voet zich moet aan passen bij de schoen". Het woord „afdankertjes" geeft in dit verband een onjuiste tendens. Na tuurlijk zal in het algemeen het voor een kind prettiger zijn nieuwe schoe' nen te krijgen. Dit geldt niet alleen met betrekking tot kinderen en schoe nen. Maar daarom gaat het hier niet. De zaak is hier: Hoe voorkomt men nadeel voor de voeten. Hierbij is het van geen enkel belang of de schoen reeds gedragen is maar is uitsluitend en alleen van belang dat de schoen passend is. Een schoen die zich min of meer bij de vorm van de voet moet aanpassen is niet passend. Zodra er sprake is van een „uitgelopen" schoen is het kwaad reeds geschied. Het is een bekend maar absoluut verwerpelijk argument, waarmede men vaak in feite ondeugdelijke schoe nen tracht aan de man te brengen: „Een beetje knellen in het'begin, dat gagt wel over met het dragen". Huisarts accepteert kritiekloos dit aanpassingsproces: Of de schoen past zich aan bij de vorm van de voet of de voet moet zich aanpassen bij de vorm van de schoen. Derhalve: Een van beiden moet wijken. Deze aanpassing echter gaat altijd ten koste van de voet. Juist op dit punt is goede voorlichting zo dringend gewenst. Men moet leren de vorm van de schoen critisch te beoordelen. Een veel voorkomende fout, vooral (maar niet alleen) bij goedkopere schoenen is dat de neus niet op de SINT-PHILIPSLAND. De motor en automobielclub- M.A.C. „St.-Philips- land" organiseert op zaterdag 27 augus tus a.s. een oriënteringsrit. De deelne ming staat open voor auto's, motoren, scooters en brommers. De rit, waaraan interessante prijzen zijn verbonden, is ongeveer 45 km lang. juiste plaats zit, namelijk ongeveer or het midden in plaats van aan de bin nenkant, de plaats dus van de nor male grote teen. men moet dergelijk* schoenen onvoorwaardelijk weigeren ook al zouden zij bij het passen zelf nog meevallen en niet knellen. Eei makkelijke houding is nog niet altij, een juiste houding en de goede plaat, voor de grote teen is nu eenmaa recht naar voor en niet krom tegei de overige tenen. Goedgevormde voeten kan men zier in zuidelijke landen, waar velen blootsvoets lopen. Voetbezwaren ko men daar niet voor. Met de slotop merking van Huisarts kan men het dan ook volkomen eens zijn: de bes te schoen is helemaal geen schoen. In het belang van het onderwerp hoop ik, geachte redactie, dat u na het artikel van een medicus het bo venstaande zult willen opnemen van een TECHNICUS Men zou kunnen zeggen, dat „tech nicus" mij iets in de schoenen schuift wat er niet in zit. Met de gewraakte passage heb ik mij natuurlijk niet akkoord verklaard met het inderdaad nogal eens gebruikte argument, dat een schoen, die slecht zitbij het dra gen wel beter wordt. Integendeel het hele artikel was juist een betoog voor goed, dus passend, schoeisel. Niettemin, een schoen, al past hij nog zo goed, blijft toch een confectie- artikel, terwijl iedere voet in kleinig heden weer anders is dan een andere. Nieuw leer is nog soepel en geeft nog iets mee, niet veel, maar juist genoeg om tegemoet te komen aan de spe ciale vorm van de voet, die in de schoen thuishoort. Dat heeft op zich zelf niets te maken met al dan niet passen Het is zo iets als een confec tiepak, dat goed past, maar de eerste dagen ook nog niet prettig zit. Is de schoen enige tijd gedragen dan is het leer te stug geworden om zich nog bij een nieuwe eigenaar aan te passen. Dit is dus een bezwaar te gen het dragen van „afdankertjes". De opmerkingen van technicus over de schoenneuzen zou ik gaarne willen onderschrijven. r -E-RN/e- DIT 15 WEER 1 ^^.W\ BUSH/K>/-t.£K^ HET ALLER -7 //^KI|ïï NIEUWSTE. ((fjgggll" wiaBr Jij m+F J l |R L f V l*"l Ij I *-* Tj~ f lu Tm. ttft- U. C. fat Off.-—All Hafcn itwml Cl -Xv-v. Café. tWO kj» VnIHW PMtwa SyaAata. tm. door W.Lohmann door EN IK KOM WAARSCHIJN- L-'JK OOKS'J -JULLIE IN DE -ZAAK y GOED, MAAR KOM D°iNNIETTE j VROECr 100. De opstijgende helikopter, waar aan Kappie en Dubbelster bengelden, verleidde de politie tot geheel verkeer de conclusies. „Het waren niet slechts twee aan slagplegers", zo zeiden zij onder el kaar, „zij hadden medeplichtigen! Kijk maar. die moeten hen opgewacht heb ben met die helikopter! Het moet een hele bende zijn...!" Het deed er weinig toe, dat zij zo over Kappie, Dubbelster en de spionnen dachten, want zij zouden geen van al len ooit terugzien. De twee helden hadden het intussen wel wat benauwd. Het is niet aange naam om door het luchtruim te zwie ren, hangende aan een helikopter, die door gewetenloze schurken wordt be stuurd. En slecht bestuurd, bovendien. „Alle fcniesebieters, wat slingert dat ding!" riep Kappie Dubbelster toe. „Zouden ze dat doen om ons af te schudden of zou daarbinnen ja wat aan de hand zijn?" Met een hoofdknik duidde hij op de cabine. „Ik w-weet het n-niet!" stamelde de professor in doodsangst. „M-maar doe iets! D-it houd ik niet lang vol Van een onzer verslaggevers ROTTERDAM. De middenstands- beurs, die Culemborg na aanvankelijk aarzelen opgewekt had willen houden, zal niet doorgaan. Tengevolge van orga nisatorische moeilijkheden heeft de ini tiatiefnemer zijn plannen voor de beurs, die woensdag al zou beginnen, moeten opgeven. Enkele maanden geleden werden de middenstand en het bedrijfsleven in Culemborg benaderd door het organisa tiebureau Refa te Rotterdam: Culemborg, zo werd gezegd, was bij uitstek geschikt als openingsplaats voor een landelijke tournee van middenstandsbeurzen. Ver der stonden op het programma Emmen, Gouda, Winterswijk, Coevorden enz. Na een eerst wat terughoudende reac tie van de Culemborgers sloeg de ge dachte gaandeweg aan. Verscheidene Culemborgse deelnemers hadden voor het recht een stand op de beurs te be trekken al honderdvijftig gulden gestort, dat zal nu worden geretourneerd. Het staat onaangeroerd op een bank, zodat de betrokkenen niets hebben te vrezen. Culemborg zal slechts een evenement armer blijven.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1960 | | pagina 2