OVER DE KIM
SPORT
Toen begon het mirakel
- met een explosie van
zilver, goud en violet
A V»
ERGIFTIGDE OLIJVEN
Wie de schoen goed past
trekt hem aan
BAZURKA
I KAPPIE EN DE KRIELKUNSTMAAN
Maandag 22 augustus 1960
ZEEUWSCH DAGBLAD
Pagina 2
GROTE DRUIPENDE BALEN
„Hijsen mannen!"
Toegevoegd
Bijbelse toespijs
Volle kracht
iJs
Diaton aster
FLITS
GORDON
in het
heelal
Vreesden! de
ORIËNTERINGSRIT
Antwoord aan
Technicus
DE EENIS» MA
GER EN DE AN~
DER 15 DIK,HOE
KANCATDAN?
in da
iimiiiiniiiiiiiinniinminminn
DE
TINTELS
Jack
Dunkley
T
HET ZOU VERSsCHRIKKELUK
Z'JNAUSJE EERDER KWAM
°AN IK
-m
CULEMBORG KRIJGT
GEEN BEURS
DE GRI-GRI-VISSERS
VAN PORTO CHELI
E STONDEN aan boord van de Kaïki met de broekspijpen
omhoog tot aan hun enkels in het water. Ik was even
tevoren als een stokstijve landrot aan boord gehesen.
Rechts van me de vissers die de zware boveniijn met
de grote kurken inhaalden, links, aan de onderlijn
met het lood, zes baarlijke ongeschoren zeerovers met
rode mutsen. Dit waren de krachtpatsers. Glinsterend in het licht
van rode fakkels kronkelde het reuzensnoer met de kurken, ook
nog even beschenen door de deinende schijnwerper van de
lampenist.
In al dat licht waren de sterren niet meer te zien. De maan was
nieuw en de zee ging onmerkbaar, zonder horizon in de hemel over, zo
donker was het. De kring van het net ging zieh nu verengen en almaar
werd het, stoer en gelijkmatig, aan boord gehesen. Gesproken werd er
geen woord. Met lange grijparmen, links en rechts en over en weer,
stapelden de vissers het vierhonderd meter lange en zestig meter diepe
net op tot twee grote druipende balen.
Toen de buidel van het net was toch zeker tien meter in om
vang begon het mirakel en spektakel: een explosie van zilver en
goud, van violet en ultramarijn.
„Hijsen mannen, de laatste ruk",
riep kapitein Antonius Emanuel. Tot
dan had hij onverstoord, met een nat
te sigaret tussen de lippen die allang
was uitgegaan, rustig en zonder een
woord te zeggen als een Schipper
naast God de operatie Gri-Gri geleid.
Wat de zee gaf, was alleen maar ge
schonken.
„Het is mooi. We hebben goed ge
vangen. De schepnetten!"
Vier knapen, niet ouder dan een
jaar of zestien, kwamen van het ach
terschip naar voren. Aan hun schep
netten zaten twee flinke trossen; die
netten moesten aan boord worden ge
takeld, zo builden ze van de vis, zo
gezegend was er gevangen. En toen
stond ik opeens zelf, de broekspijpen
omhoog en met de sandalen om mijn
hals, tot aan de enkels in de vis. Te
midden van spartelende gopa's en tor-
metta's, van duizenden vissen in alle
kleuren van de regenboog. Een golf
van vis stroomde over het dek van de
Kaïki uit, en ik kreunde even van de
slag op mijn schouder van de kapi
tein. Maar het was een slag van ge
weldig geluk, want volle netten bete
kenden voor zijn vissers en him vrou
wen een week lang eten.
Zo moet er gevist zijn door alle
eeuwen heen. Het was toen twee uur
in de nacht.
Om tien uur de avond tevoren was
ik met de hakkepuffer van havencom
mandant Konstantinos, met wie ik
het Paasfeest wel wat nadrukkelijk
had gevierd alle mensen, wat we
ten die Grieken op zulke dagen dan
van geen ophouden het haventje
van Spetsai uitgevaren. Drie matrozen
van de Helleense vloot waren aap me
toegevoegd, zoals dat bij de marine
heet: Gregorius, Serge en Wassili.
De koers was zuidoost. Het doel:
een flauwe weerschijn van licht tegen
de hemel, zeker tien mijl van ons af
boven de zuidelijke kim. De Grote
Beer in het Zenith; de Poolster was
hier echter pas na turen, tussen al
die sterren, te vinden.
Dan ineens, na meer dan een uur
varen, ontwaart de landrot de zeven
lichtpunten van de kleine vissersboten
met hun schijnwerpers die op gelijke
afstand van elkaar in een rechte lijn,
als een vooroorlogse landingsbaan
voor watervliegtuigen op de Tigris,
uren op het grote wonder hebben lig
gen wachten,
's Middags, voor zonsondergang had
ik de sleep, getrokken door de rode
Kaïki, langs het eiland zien varen,
door de straat die de Argolis met zijn
Didymatoppen van Spetsai scheidt.
Zeven schuitjes met dubbele schijn
werpers met elk een man aan boord
en voor die visser het retsina, water
en brood; de toespijs uit de bijbel. Ze
zijn overkapt die schuitjes, want de
zee kan hier woelig zijn, ook zonder
een windveer aan de apollinische he
mel. Van de visser in zijn mangat zijn
alleen hoofd, schouders en armen
te zien. Het vissen met schijnwerpers
in de maanloze nachten van sikkel
tot crescent heet hier Gri-Gri, zonder
enige associatie met n'importe welke
fatale vrouw ook.
Voor de sportvisser ligt hier het
duidelijkste bewijs voor de juistheid
van de Solunaire theorie van John Al-
den Knight, die luidt: blijf bij volle
maan rustig thuis en werp de netten
alleen maar bij nieuwe maan uit.
Wanneer de Griekse zeevisser die
maan dan remplaceert door de zeven
kunstmanen van zijn lampenisten
ge ziet, het woord is niet van de laat
ste tijd komt de vis in scholen op
de naar de diepte gerichte schijnwer
pers af. Eerst aarzelend, dan bruta
ler, totdat na uren wachten zo'n gi
gantische school onder de schijnwer
pers tot rust is gekomen, in afwach
ting van het krieken van de dag, om
op jacht te gaan naar voedsel en
onverbrekelijk daaraan verbonden
zelf gejaagd te worden.
We waren, op halve kracht varend,
de schijnwerpers tot op honderd me
ter genaderd, toen Gregorius de mo
tor afzette en we ons, met de lichte
bries langzaam van het eerste schuit
je, dat verankerd lag, langs de zes
volgende lieten afzakken.
Toen schoof de grote rode Kaïki op
volle kracht varend uit het donker
naar voren, achter zich de grote
sloep meevoerend met tweemaal acht
roeiers aan de gestreken riemen- In
de sloep lagen de netten opgestapeld.
Op de Kaïki brandde een fakkel.
Bijna geruisloos begon de sloep het
net al vierend aan zijn nachtelijke
ommegang, totdat het net de kring
om de lampenisten zo goed als ge
sloten had.
Niet alleen de vissers met de lam
pen, maar ook onze kleine motorvlet
zouden nu met de vissen in de val
hebben gezeten, indien de kapitein op
de Kaïki niet het sein had gegeven,
zo snel mogelijk door de laatste ope
ning weg te varen.
Buiten de cirkel van het net dob
berden we op en neer en keken we
23-
«-
23-
23-
23-
23-
23-
23-
Ik benijd die Griekse vissers, om
dat ze op zo'n avond nog in sterren
geloven.
W. van Veenendaal
50
Haines weifelde. „Ik zal meer we
ten als ik de dame in kwestie heb
gesproken. Ik vind, dat ik onmid
dellijk een onderhoud met haar moet
hebben."
„Denkt u, dat ze beiden bij deze
zaak zijn betrokken?"
„Indien dat zo was kan ik me
niet voorstellen, dat Cardèw zoveel
zou hebben losgelaten. Ze zouden
tevoren de dingen hebben uitge
werkt hij zou nooit in die hyste
rische toestand hebben verkeerd."
Haines schudde langzaam het
hoofd.
„Ik ben geneigd om aan te ne
men, dat dit relaas over Mrs. Ede
waar is. Hij kon haar gemakkelijk
hebben verlaten in een stemming
van teleurstelling en wanhoop en
Ede uit jaloezie hebben vermoord.
Dan zou hij zich vermoedelijk heb
ben h-dragen zoals hij vandaag
deed. Maar we zijn nog lang niet
zover, dat we het kunnen bewijzen.
Het is duidelijk, dat Cardew het
eerst onder verdenking viel, maar
het kan zijn dat hij niet de enige
in deze zaak is en voorlopig zouden
we er beter aan doen met aan te
nemen, dat hij het niet is."
Haines overwoog, waarmee nu
moest worden begonnen. „Kijk eens,
Ogilvie, wil jij even uitzoeken, waar
Sarge Vickers woont en dan een
praatje met hem maken? Tracht al
les te weten te komen over de sleu
tels en wat daarmee de laatste tijd
is gebeurd.
En tracht ook nog eens na te gaan
of iemand anders op enig ogenblik
kans kan hebben gezien om in de
kamer van Ede te komen. En vors
ook uit, of de werksters vanmorgen
in de douchecel zijn geweest. Als je
enige aanwijzing vindt, volg die dan
verder. Dan ga ik nu Mrs. Ede be
zoeken. In orde?"
Ogilvie knikte, blij met het voor
uitzicht, dat hij nu eens zelf op on
derzoek kon uitgaan.
„Goed," zei Haines. „Ik zie je
hier morgenochtend weer terug."
Ogilvie verloor geen tijd met het
opsporen van Vickers' adres en een
half uur later beklom hij reeds de
trappen van een blok gemeentewo
ningen in Paddington, waar de por
tier woonde.
Onder thet drinken van een kop
chocolade vertelde hij van de po
ging tot moord op Ede. Vickers
was diep geschokt en klaarblijkelijk
zeer verlangend om te helpen, maar
de antwoorden, die hij op Ogilvies
vragen gaf, waren allemaal negatief.
V
door Andrew Garve
Het was onmogelijk, zei hij, dat
een van de reservesleutels of de
loper aan een onbevoegd persoon
zou zijn afgegeven of dat de een of
ander die zonder verlof had wegge
nomen.
Wat het eerste punt betreft, wa
ren de instructies zeer strikt en de
portiersloge werd nooit onbeheerd
gelaten. Hijzelf had ze niet afgege
ven en hij betwijfelde ten zeerste,
of een van zijn beide collega's Peach
en Granger die de nachtdienst on
derling verdeelden, dat wel zou heb
ben gedaan. Hij maakte er nog ge
wag van, dat de eigenaar en enke
le van de directeuren ook lopers
hadden en Ogilvie maakte in zijn
geest een aantekening om dat na te
gaan, hoewel hij daarin geen enkel
hoopgevend vooruitzicht kon zien.
Tenslotte moest de inspecteur Vic
kers' verzekeringen wel aanvaar
den. De oude portier was klaarblij
kelijk een man, die zijn verant
woordelijkheid ernstig opvatte en die
zijn domein trouw zou blijven. Afge
zien dan van hetgeen de beide an
dere portiers zouden vertellen, scheen
het zeer onwaarschijnlijk, dat de
moordenaar inderdaad in het bezit
van een sleutel kon zijn gekomen.
Ogilvie ging de situatie nog eens
na. Iemand was de kamer binnen
gegaan. Cardew buiten beschouwing
gelaten en aannemend, dat Miss
Timmins' getuigenis geloofwaardig
was, moest nu nog één mogelijkheid
worden nagegaan en die was zeer
klein.
„Vertel me eens, Sarge, wanneer
wordt Mr. Edes kamer schoonge
maakt en hoe doen de werksters
met de sleutels? Is er een of an
dere bijzondere regeling?"
„Mrs. Little en haar dames ko
men iedere morgen precies om ze
ven uur", zei Vickers, „dat is tij
dens de dienst van Granger en
dan geeft hij haar '5 loper, zodat
ze niet met een g. e bos sleutels
wordt lastig gevallen. Zij houdt de
loper in haar bezit totdat het schoon
maken is afgelopen tegen ongeveer
negen uur en geeft hem dan san
mij terug."
„Jawel. En heeft ze vanmorgen
zoals anders de loper aan je terug;
geven?"
„Ja, Inspecteur, Iets na negen uur.
Zij is een zeer betrouwbare vrouw
ze laat hem niet rondslingeren,
zoals u misschien zou denken. Zij
houdt de kantoren reeds bijna tien
jaar schoon, wed ik, en nooit van
iemand één klacht gehoord."
Diep in gedachten, nam Ogilvie
een slok van zijn chocolade.
„Kan het zijn, dat iemand van
de nachtredactie nog aan het werk
was, toen de werksters vanmorgen
arriveerden?"
Vickers schudde het hoofd. „De
laatsten van hen zijn dan al lang
vertrokken. Reeds uren eerder."
„Of zou een van de redacteuren
zo vroeg kunnen zijn begonnen?"
„Zij in geen geval!" zei de por
tier. „Die eindigen laat en beginnen
laat, zoals alle krantenmensen. De
loopjongens komen het eerst binnen
en vast niet vroeger dan half tien.
Dan komen er een paar typistes
aantippelen en daarna komen allen
binnenvallen. Maar tijdens het
schoonmaken van de lokalen is het
gebouw leeg."
Ogilvie hield aan. „Je vertelde de
chef gisteren, dat je alle vreemden,
die in het gebouw arriveren, in het
oog houdt, maar dat je niet altijd
let op het komen en gaan van de
redactiestaf.
Veronderstel, dat een van hen, die
je goed kent, nu eens vanmorgen
om acht uur, voor één keer, het
gebouw was binnengegaan zou je
dat hebben opgemerkt?"
„En of en ik zal u vertellen waar
om omdat het nog nooit is ge
beurd. Bovendien zou er iets ge
zegd zijn, daar kunt u zeker van
zijn. O ja, het zou zeker onze aan
dacht hébben getrokken."
Ogilvie deelde die opinie wel on
geveer. „Zo dan", zei hij opstaand,
„mijn dank voor het slaapmutsje,
Sarge." (Wordt vervolgd)
Hl 1111111II11111111111111111II
toe. Er stond een milde deining, er
was geen wind. Door nachtadaptie en
de gedoofde schijnwerpers was nu ook
vaag Spetsai te zien, dat als een le
venloos monster op de zee scheen te
drijven.
De lichtbundel van de vuurtoren
was het enige teken van leven op het
eiland, vijf seconden uit vijf se
conden uit.... De bel op de Kaïki,
het net was gesloten, de vangst ging
beginnen. Toen mocht ik aan boord.
Op het voordek stond een visser
klaar om met een brandende fakkel
in een ruim af te dalen en daar de
ijzeren deur van de ijskamer te ont
grendelen op het eerste sein van de
kapitein.
Dat sein kwam met een zwaai van
zijn arm.
De koude lucht steeg uit het ruim
omhoog en één voor één kwamen de
staven ijs naar boven. De ijsmachi
ne, gedreven door de motor van de
Kaïki, vergruizeldg die staven tQt gro
te korrels en tegelijkertijd werden in
een opeenvolging van getrainde han
delingen de kisten naderbij geschoven.
Een laag ijs, de volgende, weer een
laag ijs, een soort menselijke lopen
de band, die eindigde bij de vissen,
die aan stuurboord lagen en op een
enkele na het klappen met de staar
ten reeds hadden opgegeven. Daar wa
ren de sorteerders al begonnen: ma
kreel bij makreel, gopa's bij gopa's.
Na aan de sleeplijn van de Kaïki
te hebben vastgemaakt doofden de
lampenisten hun lichten en opeens wa
ren nu de sterren weer te zien. De
lucht was zwanger van zilt, zee en
vis, van de rook van stookolie, van
trossen en teer.
Met twee dichtgeknoopte zakdoeken
vis wie vis vangt zal vis oogsten
lieten we ons van de Kaïki aan
boord van de motorvlet zakken, niet
zonder een „pootje" van Wassili en
Gregorius.
De sleep achter de Kaïki lag klaar.
De motor begon te ploffen, een rook
walm, dan kwam de Kaïki in bewe
ging en een voor een verdwenen de
lampenisten naar beneden. Het werk
zat er voorlopig, tot aan Porto Cheli,
voor hen op.
Nog bij Spetsai hoorden we in on
ze vlet het plof-plof van de Kaïki, nu
al ver aan stuurboord van ons af.
Voor die vissers zou er zo straks geen
bed klaar staan; na aankomst moet
de vis overgeladen worden in de
trucks dié van Athene zijn komen
rijden en ook daarna gaat het werk
onmiddellijk door: het drogen van de
netten op het hete kiezelstrand en het
herstellen, het klaarmaken van de
scheepjes, het bijvullen van de gas
cilinders voor weer zo'n nacht. Voor
de nachten, die tot aan het eerste
kwartier van de maan nog zullen vol
gen.
Even voordat wij om vier uur de
haven van Spetsai binnenvoeren gloei
de een vallende ster aan de westelij
ke hemel. Een vuurboog... even maar
pfft.... toen was het voorbij.
Diaton aster, riep Gregorius, en
hij zal wel zijn wens hebben gedaan.
Daar is hij Griek en zeeman Voor.
Ik was even te lang onzeker en dus
te Iaat om de mijne te doen. Was het
werkelijk een vallende ster geweest
of wellicht een spoetnik uit het oos
ten, misschien wel een ontuig ergens
anders vandaan, dat zijn baan had
verlaten en tot de aarde terugkerend
gedoemd was in gloeiende gassen op
te gaan?
gO 79
UW STAD -MOGEU'dKHESL
MONöO- IS IN GsEVAAR-KQ-
NINGTRIGON l HeTATtfOM-.
PROJECTIEL IS Hl ER
SezONKEH
zoals ww
OPPERVLAkTE-
BEWONERS HEB
BEN ONSOOOD
EN VERDERF.
rtcaoflriJr
ONS BESCHULDIGEN ZAL UITSTB- INMIDDELS,
unietredden.hblp. Wend.' L"
LIEVER ZOEKEN VOOR yVAARBEejj, 1,0
WH ALLEN DE LUCHr 'vNBN WB PX I X
INVLIEGEN
Geachte redactie,
In Uw courant van heden zater
dag in het artikel „Neem niet alles
voetstoots aan" breekt „Huisarts"
een lans voor goed schoeisel. In het
belang van de zaak waarom het hier
gaat moge enig commentaar niet ach
terwege blijven.
„Een bijzonder slechte gewoonte is
dat een jonger kind de afdankertjes
van een ouder broertje of zusje moet
dragen", aldus Huisarts met de moti
vering „Een nieuw schoentje past
zich min of meer aan hij de vorm
van de voet. Een oude uitgelopen
schoen doet dat niet meer met als
gevolg dat nu de voet zich moet aan
passen bij de schoen".
Het woord „afdankertjes" geeft in
dit verband een onjuiste tendens. Na
tuurlijk zal in het algemeen het voor
een kind prettiger zijn nieuwe schoe'
nen te krijgen. Dit geldt niet alleen
met betrekking tot kinderen en schoe
nen. Maar daarom gaat het hier niet.
De zaak is hier: Hoe voorkomt men
nadeel voor de voeten. Hierbij is het
van geen enkel belang of de schoen
reeds gedragen is maar is uitsluitend
en alleen van belang dat de schoen
passend is. Een schoen die zich min
of meer bij de vorm van de voet moet
aanpassen is niet passend. Zodra er
sprake is van een „uitgelopen" schoen
is het kwaad reeds geschied.
Het is een bekend maar absoluut
verwerpelijk argument, waarmede
men vaak in feite ondeugdelijke schoe
nen tracht aan de man te brengen:
„Een beetje knellen in het'begin, dat
gagt wel over met het dragen".
Huisarts accepteert kritiekloos dit
aanpassingsproces: Of de schoen past
zich aan bij de vorm van de voet of
de voet moet zich aanpassen bij de
vorm van de schoen. Derhalve: Een
van beiden moet wijken.
Deze aanpassing echter gaat altijd
ten koste van de voet. Juist op dit
punt is goede voorlichting zo dringend
gewenst. Men moet leren de vorm
van de schoen critisch te beoordelen.
Een veel voorkomende fout, vooral
(maar niet alleen) bij goedkopere
schoenen is dat de neus niet op de
SINT-PHILIPSLAND. De motor
en automobielclub- M.A.C. „St.-Philips-
land" organiseert op zaterdag 27 augus
tus a.s. een oriënteringsrit. De deelne
ming staat open voor auto's, motoren,
scooters en brommers. De rit, waaraan
interessante prijzen zijn verbonden, is
ongeveer 45 km lang.
juiste plaats zit, namelijk ongeveer or
het midden in plaats van aan de bin
nenkant, de plaats dus van de nor
male grote teen. men moet dergelijk*
schoenen onvoorwaardelijk weigeren
ook al zouden zij bij het passen zelf
nog meevallen en niet knellen. Eei
makkelijke houding is nog niet altij,
een juiste houding en de goede plaat,
voor de grote teen is nu eenmaa
recht naar voor en niet krom tegei
de overige tenen.
Goedgevormde voeten kan men zier
in zuidelijke landen, waar velen
blootsvoets lopen. Voetbezwaren ko
men daar niet voor. Met de slotop
merking van Huisarts kan men het
dan ook volkomen eens zijn: de bes
te schoen is helemaal geen schoen.
In het belang van het onderwerp
hoop ik, geachte redactie, dat u na
het artikel van een medicus het bo
venstaande zult willen opnemen van
een
TECHNICUS
Men zou kunnen zeggen, dat „tech
nicus" mij iets in de schoenen schuift
wat er niet in zit. Met de gewraakte
passage heb ik mij natuurlijk niet
akkoord verklaard met het inderdaad
nogal eens gebruikte argument, dat
een schoen, die slecht zitbij het dra
gen wel beter wordt. Integendeel het
hele artikel was juist een betoog voor
goed, dus passend, schoeisel.
Niettemin, een schoen, al past hij
nog zo goed, blijft toch een confectie-
artikel, terwijl iedere voet in kleinig
heden weer anders is dan een andere.
Nieuw leer is nog soepel en geeft nog
iets mee, niet veel, maar juist genoeg
om tegemoet te komen aan de spe
ciale vorm van de voet, die in de
schoen thuishoort. Dat heeft op zich
zelf niets te maken met al dan niet
passen Het is zo iets als een confec
tiepak, dat goed past, maar de eerste
dagen ook nog niet prettig zit.
Is de schoen enige tijd gedragen
dan is het leer te stug geworden om
zich nog bij een nieuwe eigenaar aan
te passen. Dit is dus een bezwaar te
gen het dragen van „afdankertjes".
De opmerkingen van technicus over
de schoenneuzen zou ik gaarne willen
onderschrijven.
r
-E-RN/e-
DIT 15 WEER 1 ^^.W\
BUSH/K>/-t.£K^
HET ALLER -7 //^KI|ïï
NIEUWSTE. ((fjgggll"
wiaBr
Jij m+F J l |R
L f
V l*"l Ij I *-* Tj~ f lu
Tm. ttft- U. C. fat Off.-—All Hafcn itwml Cl -Xv-v.
Café. tWO kj» VnIHW PMtwa SyaAata. tm.
door
W.Lohmann
door
EN IK KOM WAARSCHIJN-
L-'JK OOKS'J -JULLIE IN
DE -ZAAK y
GOED, MAAR KOM
D°iNNIETTE j
VROECr
100. De opstijgende helikopter, waar
aan Kappie en Dubbelster bengelden,
verleidde de politie tot geheel verkeer
de conclusies.
„Het waren niet slechts twee aan
slagplegers", zo zeiden zij onder el
kaar, „zij hadden medeplichtigen! Kijk
maar. die moeten hen opgewacht heb
ben met die helikopter! Het moet een
hele bende zijn...!"
Het deed er weinig toe, dat zij zo over
Kappie, Dubbelster en de spionnen
dachten, want zij zouden geen van al
len ooit terugzien.
De twee helden hadden het intussen
wel wat benauwd. Het is niet aange
naam om door het luchtruim te zwie
ren, hangende aan een helikopter, die
door gewetenloze schurken wordt be
stuurd. En slecht bestuurd, bovendien.
„Alle fcniesebieters, wat slingert dat
ding!" riep Kappie Dubbelster toe.
„Zouden ze dat doen om ons af te
schudden of zou daarbinnen ja wat
aan de hand zijn?"
Met een hoofdknik duidde hij op de
cabine.
„Ik w-weet het n-niet!" stamelde de
professor in doodsangst. „M-maar doe
iets! D-it houd ik niet lang vol
Van een onzer verslaggevers
ROTTERDAM. De middenstands-
beurs, die Culemborg na aanvankelijk
aarzelen opgewekt had willen houden,
zal niet doorgaan. Tengevolge van orga
nisatorische moeilijkheden heeft de ini
tiatiefnemer zijn plannen voor de beurs,
die woensdag al zou beginnen, moeten
opgeven.
Enkele maanden geleden werden de
middenstand en het bedrijfsleven in
Culemborg benaderd door het organisa
tiebureau Refa te Rotterdam: Culemborg,
zo werd gezegd, was bij uitstek geschikt
als openingsplaats voor een landelijke
tournee van middenstandsbeurzen. Ver
der stonden op het programma Emmen,
Gouda, Winterswijk, Coevorden enz.
Na een eerst wat terughoudende reac
tie van de Culemborgers sloeg de ge
dachte gaandeweg aan. Verscheidene
Culemborgse deelnemers hadden voor
het recht een stand op de beurs te be
trekken al honderdvijftig gulden gestort,
dat zal nu worden geretourneerd. Het
staat onaangeroerd op een bank, zodat
de betrokkenen niets hebben te vrezen.
Culemborg zal slechts een evenement
armer blijven.