VOORSPEL
TOT DE
TRAGEDIE
M.
Onnes
van Nyenrode
Wei*eldoorio9 I
'WAARIN IK EEN KASTEEL INRI
EN IN DUITSLAND ONDERHANDEL
I Het proces 1
ZEEUWSCH DAGBLAD
Pag. 9
HCSOFÖ-
I STUK 3
Vergelding
Ontv
D1
oering
Restauratie
Geen spijkers
Onzekerheid
Diplomatie
Compensatie
Geschenk
Waarschuwing
Zwarte lijst
rVolgende keer:
AAR waar de Vecht zicli bevallig slingert tussen de plassen van Loosdrecht en
het heerlijke polderland van Kockengen en Kamerik, daar ligt verscholen tus
sen hoog geboomte het oude slot Nyenrode. Als ik er langs kwam in de eerste
jaren van deze eeuw reed ik langzaam en elke keer klopte mijn hart sneller.
Het slot was toen al vijftig jaren onbewoond en men was al met de sloping begonnen. Toen ik
dat hoorde was mijn besluit gevallen: ik zou het kopen. De overdracht geschiedde op 2 januari
1907. Ik kocht de rest van de oude heerlijke rechten erbij: het jachtrecht, het tiendrecht, het recht
van benoeming van de hervormde predikant én gelijk het heette: het recht van naam en vlag.
t'
IK HAD het dus gekocht, maar daar
hield de zaak onmiddellijk mee
op. Van geld voor restauratie was
geen sprake. Wat doet men dan?
In zijn vrije tijd verdiept een
nieuwe eigenaar zich in de geschiede
nis van zijn bezit: in 1280 werd het
slot gesticht en het vroegste archief
stuk dateert van 2 januari 1298.
Van die datum af begon een rumoe
rige geschiedenis, want het moeten
wel kerels geweest zijn, de Nyenro-
des van die tijd. De grootste figuur
was Gysbrecht. die in 1355 zijn optre
den begint, krijgshaftig ridder, onver
vaard tegenstander van de bisschop
van Utrecht.
TN HET BEGIN van 1356 trok-
J ken de krijgers van bisschop
Jan van Arkel plunderend door Am-
stelland, deden een aanval op Weesp
en Muiden, steden die volkomen wer
den verwoest. Dit vroeg om vergel
ding en op 14 maart 1356 trok Gys
brecht van Nyenrode aan het hoofd
der Nederlandse krijgsbenden van
Nyenrode uit naar Soest, waar-even-
min veel stenen, op andere bleven
staan.
Gysbrecht werd zwaar gewond en
op lansen gedragen door de zijnen
naar Naarden gebracht. Hersteld, nam
hij als een ijverig Kabeljauwgezinde
edelman deel aan vele krijgstochten
en de stoutmoedigheden van hem en
de zijnen gingen zelfs zo ver, dat zij
binnen 's-Gravenhage des hertogs ker
kers openbraken en daaruit gevangen
Delftenaren verlosten. Tenslotte werd
Gysbrecht met anderen te Heusden,
waar zij een jaar lang belegerd wer
den, gevangen genomen. Gysbrecht en
zijn genoten werden op voorspraak
van Otto heer van Arkel, door Hertog
Albrecht in genade aangenomen op
voorwaarde, dat zij hem behoorlijk
om vergiffenis zouden verzoeken, en
een bedevaart naar Jeruzalem zouden
doen. Hij keerde begin 1362 weer te
rug van deze pelgrimstocht naar het
heilige graf en naar de rustplaats van
St. Catharina op de Sinaï. Ook later
werden de Nyenrodes herhaaldelijk in
allerlei verwikkelingen betrokken,
waarvan het slot meermalen de ge
volgen ondervond.
)E LAATSTE Nyenrode liet
twee dochters na, toen hij
op 14 juli 1495 stierf. De oudste doch
ter. Josina, was zijn leenopvolgster.
Omstreeks 15 februari 1504 werd de
ze rijke, maar toen nog onmondige
erfdochter tegelijk met haar zuster Jo
hanna door Willem Turk, die door zijn
moeder verwant was met de heren
van IJsselstein uit het kasteel Nyen
rode ontvoerd. De geschaakten werden
naar het slot IJsselstein gebracht.
Protesten noch brieven aan de drie
staten van Utrecht en aan de bisschop
hielpen. In 1505 trouwde Willem Turk
met de erfdochter.
Terwijl ik mij verdiepte in de ge
schiedenis van het slot bleef uiteraard
de vraag, wat er met de restauratie
moest gebeuren, bestaan. Het zou een
omvangrijke operatie moeten worden,
maar ik kon mij deze nog niet ver
oorloven.
Ik had misschien wel wat te veel
op mijn schouders genomen, maar
het is zeer moeilijk zich tegen zijn
impulsen te verzetten als een mens
meent iets waardevols tot stand te
kunnen brengen.
Mijn zaken gingen echter steeds
vooruit, zodat ik besloot de restaura
tie in twee gedeelten te voltooien. Het
eerste doel was het kasteel bewoon
baar te maken, een werk, dat twee
jaar in beslag nam. Deze restauratie
stond onder leiding van de Utrechtse
architect, de heer Wentink en het ver
waarloosde park werd in overleg met
de heer Copijn uit Groenekan weer in
goede staat gebracht.
Intussen ging ik, voorzover mijn za
ken mij daartoe in staat stelden op
zoek naar passende stukken voor de
meubilering. Bij een bezoek aan het
aartsbisschoppelijk museum te Utrecht
zag ik op de vloer van een zaaltje
een prachtig bovenstuk van een schouw
liggen.
T ATER VERNAM IK, dat
-L» men moeilijkheden had
wegens de kosten, die het omlijsten
van schilderijen meebracht. Toen ik
hierbij kon helpen kreeg ik in ruil het
prachtige stuk gotische beeldhouw
werk. dat nu in de schouw van de hal
is aangebracht.
Het was 1911 toen dit werk was vol
tooid en in juni van dat jaar was er
feest op Nyenrode. 's Avonds kwam
een zangvereniging van tachtig leden,
die juist was opgericht het geheel op
luisteren en tot laat in de avond kon
het feest bij prachtig zomerweer op
het plein worden gevierd.
De gehele gemeente was op het kas
teel vertegenwoordigd en het is een
dag geweest, die mij steeds bijgeble
ven is.
Dat het kasteel nu in gebruik geno
men was en metterdaad bewoond, be
tekende nog lang niet, dat het ook ge
meubileerd was. Ik begon al in 1910
te zorgen voor de meubilering, waar
bij mijn voornaamste zorg was die za
ken te kopen, die niet vloekten met
de omgeving. Het gelukte mij veel wa
pens en harnassen uit vroeger tijden
bijeen te brengen, doch mijn aanko
pen - werden hoofdzakelijk beheerst
door mijn liefde voor schilderijen
vooral uit de tijd der primitieven.
Zo trok ik door Duitsland en Frank
rijk en meermalen ook slaagde ik bij
Nederlandse antiquairs. Ik kan zeggen,
dat ik hierbij meer gedreven werd
door liefde en bewondering voor wat
vroeger door de mens tot stand was
gebracht en door hetgeen uit de stuk
ken, waarin de schilder zijn gehele
ziel had gelegd sprak, dan door het
verlangen naar bezit.
Het deed mij góed, dat Max Fried-
lander, wel de grootste kenner in
Europa op het gebied van de schilder
kunst, in lovende woorden over mijn
verzameling sprak,,De vastbe
radenheid, waarmee de heer van
Nyenrode zich gewijd heeft aan het
verzamelen van zijn stukken, de tref
zekerheid, waarmee hij zijn keus
maakte, tonen duidelijk, dat zijn be
grip geleid werd door de geest van
deze werken, die tot in het diepst van
zijn ziel moet zijn doorgedrongen."
DE MOEILIJKHEID bij de
verdere restauratie van het
kasteel was de oorspronkelijke bouw
trant zowel binnen als buiten te vol
gen. Verschillende, gelukkig gedeelte
lijke, verwoestingen hadden bij de
herbouw veranderingen in de architec
tuur doen ontstaan.
Zoals bij alle zeer oude kastelen
was het hoofdgebouw de donjon, de
slottoren, van waaruit bij een aanval
de bewoners en krijgslieden zich kon
den verdedigen. De donjons werden
meestentijds bewoond door de burcht
heer en zijn gezin en op het andere
door de slotgracht omgeven terrein
stonden de woongelegenheden van het
personeel, de stallen voor de paarden.
Na 1400 verdween de woonfunctie
van de donjon meer en meer en ver
rezen binnen de grachten beter be
woonbare gebouwen.
Nu moeten we ons niet voorstel
len, dat het wonen in een burcht een
leven van weelde was. In het begin
der middeleeuwen was glas kostbaar
en meestal waren alleen de bovenge
deelten van de vensters van glas voor
zien, de ondergedeelten hadden de be
kende luiken, die natuurlijk gesloten
werden bij koud weer, doch de koude
niet konden buitensluiten.
De restauratie begon met het af
breken van alle smakeloze latere toe
voegsels en in vele gevallen met het
aanbrengen van lambrizeringen, waar
toe ik in Amsterdamse
oude huizen die werden
afgebroken betimmerin
gen kocht.
Bij het verwijderen van
een stal kwamen de fun
damenten van de oude
donjon aan het licht
evenals een put, die in
verbinding met de gracht
stond, waaruit, bij be
legeringen,- emmers kon
den worden gevuld en nu
pas konden wij de muren
bouwen volgens de oude
maten. Stenen hiervoor
kregen we uit de oude
afgebroken woningen,
maar zij werden ook door
een steenfabriek in dezelfde maat en
dezelfde kleur geleverd.
DE GLAS-IN-LOOD ramen
konden gelukkig worden
voorzien van glas, dat uit oude gebou
wen was vrijgekomen. Voor de zolde
ringen gebruikten wij zware eiken,
die in Nederland moeilijk te vinden
zijn, zodat Slavonische stammen wer
den ingevoerd. De ruwe balken wer
den niet glad geschaafd, doch gedis-
seld, waardoor kleine, golvingen in het
hout ontstonden. Het geheel kreeg
hierdoor een veel levendiger aanzien,
dan bij het gladde schaven van de te
genwoordige tijd.
Spijkers werden niet gebruikt, noch
voor de planken, noch voor de balk-
stukken. Wij gebruikten houten pen
nen, gelijk vroeger.
Behalve de donjon werd ook de to
ren, die in 1632 gedurende een restau
ratie door de toenmalige burchtheer
was gebouwd, doch door de Fransen
in 1673 werd verwoest, weer in zijn
oorspronkelijke trant herbouwd en
voorzien van een klein carillon. De
stenen bruggen over de grachten wer
den weggehaald en vervangen door
houten ophaalbruggen, als vroeger.
Gelijkopgaand met de restauratie
werd ook het park verbeterd. Er
kwam een vijver voor zwemmen en
roeien, op het grasveld graasden her
ten en ik liet een hoge paal plaatsen,
waarop een groot wagenwiel. Inder
daad verleidde dit een ooievarenpaar
tot het bouwen van een nest.
Zo kwam er aan de restauratie lang
zamerhand een einde. Het bouwwerk
was opgetrokken. Het wachten was nu
nog op de meubels, die in de ver
schillende vertrekken van dit middel
eeuwse gebouw op hun plaats waren.
Ook die meubels kwamen er. Op
mijn reizen door geheel Europa wist
ik op kunstveilingen en bij particulie
ren dikwijls heel mooie dingen te ko
pen. Lange tijd had ik ook een van
de belangrijkste verzamelingen eetge
rij, messen en lepels van zeer vroege
tijden af. Alles deed ik ter verfraaiing
van uiterlijk en innerlijk aanzien van
het slot Nyenrode. Ik meen, dat ik
daarin ben geslaagd.
Nu ik dit alles niet meer bezit, rest
mij slechts de herinnering, maarkeen
zeer mooie. Alles wat ik destijds in
Nyenrode bracht, leeft voor mijn geest
nog alsof ik het gisteren kocht. Moge
het dan geen aards bezit meer zijn,
dan is het toch in elk geval nog mijn
geestelijk eigendom.
EER EN MEER naderde de ramp van een
oorlog. In juli 1914 bracht ik mijn vakantie
door in een hotel te Lochem. De berichten
over de houding van Duitsland werden steeds
onrustbarender en ik besteedde een groot deel van mijn
tijd aan telefoongesprekken met mijn kantoor. Eind juli
keerde ik terug.
Het was voorzakenlieden een on
overzichtelijke situatie, daar niemand
een oorlog had meegemaakt en men
niet kon weten welke maatregelen op
zakelijk gebied moesten worden ge
troffen.
Begin augustus kwam het bericht,
dat de Nederlandse regering van plan
was een exportverbod uit te vaardi
gen. Ik heb toen een schrijven gericht
aan de minister van financiën, mr.
Treub, om hem te wijzen op de om
vang van de koffievoorraad in ons
land en de onderweg zijnde belang
rijke importen naar Nederland. Ik
verzocht van het plan te willen af
zien.
De volgende dag reeds, op 10 au
gustus kreeg ik een telegram: „Ver
bod koffie zal zeer waarschijnlijk
worden opgeheven Treub". Zo werd
gelukkig dit gevaar, dat de Nederland
se handel veel schade zou hebben be
rokkend, voorkomen.
DE ZAKEN GINGEN, zij het
in kleinere omvang, rustig
door en bovendien gelukte het mij na
enige tijd met enige buitenlandse con
cerns overeenkomsten af te sluiten
voor de levering na de oorlog van be
langrijke hoeveelheden koffie. Dit wa
ren overeenkomsten, die mij toen zeer
voldeden, doch die ik later zeer moest
betreuren.
De onzekerheid over de ontwikke
ling van de economische verhoudin
gen tengevolge van de oorlog deed
mij uitzien naar een geldbelegging, die
het minst zou worden beïnvloed door
een eventuele lange duur van de oor
log en ik besloot landerijen te kopen.
Na lang zoeken kocht ik het land
goed „De Eese" in de kop van Over-
ijsel. Met enige aangrenzende gron
den, die ik tevens kocht, besloeg het
een oppervlakte van ca. 1000 ha. Het
bestond uit verhuurde kleine boerde
rijen, zeer veel heide en dennebos-
sen. Er werden een zomerhuis en stal
len gebouwd, enige kilometers wegen
aangelegd en ten slotte een landbouw
bedrijf aangelegd.
Het interessante van ,,De Eesc"
was. dal er acht tumuli op de heide
waren. Een tumulus is een grafheu
vel die ongeveer te zelfder tijd als de
hunnebedden ontstond, ongeveer 2000
a 1400 jaar voor Christus. Opgravin
gen vonden plaats onder leiding van
prof. A. E. van Giffen, de bekende
archaeoloog. We ontdekten prachtige
strijdhamers van kristallijn gesteente.
vuurstenen mesjes, lanspunten en een
vuurstenen bijl. Ik schonk deze aan
het museum te Assen.
Grossadmiral von Holtzendorff,
met wie de Nederlandse wensen
werden besproken.
IN 1916 werd ik door een
kennis, een in Guatemala
geboren Duitser en' bezitter van een
koffieplantage aldaar, betrokken in
aangelegenheden, die bijna tot het ein
de van de oorlog veel van mijn tijd
in beslag hebben genomen.
Deze kennis bekleedde tijdelijk bij
een afdeling van het ministerie van
Marine in Berlijn, een belangrijke po
sitie. Hij vertelde mij, dat er moei
lijkheden waren over het voltooien
van twee Nederlandse kruisers, waar
voor Krupp bijna alle onderdelen
moest leveren.
Deze leveringen waren gedurende
de oorlog verboden. Mijn reactie was,
dat deze onderhandelingen toch langs
diplomatieke weg moesten worden ge
voerd, doch hij antwoordde, dat be
sprekingen door de Nederlandse ge
zant tot dusver niets hadden opgele
verd en hij hoopte, dat ik misschien
meer zou kunnen bereiken.
Hij stond op het standpunt, dat niet
alleen voor Nederland doch ook voor
Duitsland onze neutraliteit van groot
belang was en het afbouwen der krui
sers zou hiertoe kunnen bijdragen.
Het leek mij een voor mij moeilijk
probleem, maar tenslotte wilde ik wel
mijn best doen. Ik besloot voorzich
tig te werk te gaan en vroeg de mi
nister van marine, Rambonnet mij te
willen ontvangen. Het verheugde mij
zeer, dat deze zich voor mijn hulp
bleek te interesseren.
Ik was er van overtuigd,-dat ik, in
dien ik enig succes wilde hebben, de
besprekingen goed móest voorberei
den en vefzocht om een onderhoud met
de Duitse gezant in Den Haag: de
heer Friedrich Rosen. Deze diplomaat
was een bijzondere persoonlijkheid.
Niet alleen had hij zijn land verte
genwoordigd o.a. in Bagdad, Jeruza
lem, Abessinië, Perzië, Roemenië en
in Portugal, doch bovendien was hij
een oriëntalist, die de Perzische taal
beheerste. De heer Rosen had o.a.
de kwatrijnen van Omar Shajjam ver
taald, een Perzische dichter uit de lie
eeuw. Ik bezat toevallig deze verta
ling en had zeer genoten van de in
dichtvorm geschreven levenswijsheid.
De heer Rosen verklaarde mij, mij te
zullen ondersteunen bij de onderhan
delingen en raadde mij aan, ook te
spreken met de heer Erich von Mul
ler, Duitse marineattaché in Den
Haag. Hierop besloot ik naar Berlijn
te gaan en te spreken met Grossad
miral von Holtzendorff, de opvolger
van Gross&dniiral Alfred von Tirpitz,
die onlangs was afgetreden. Zo begon
nen mijn voortdurende reizen naar
GEFOTOGRAFEERD ALS DE
SUCCESRIJKE ZAKENMAN
'IHiMllliHKliliiilllitlllIillliliillllllllHillIlillllillilillil TUlftfaiCfcfl d I
Berlijn, en de verblijven aldaar, die
mij met het oog op mijn zaken be
zwaarden, interesseerden mij echter
zo, dat ik de Nederlandse be
langen wel de voorrang moest ge
ven. Ik leerde in von Holtzendorff een
persoon kennen, waarmee het aange
naam was de verschillende Neder
landse wensen te bespreken (er kwa
men later nog meer bij) en ik moet
zeggen, dat de Voorzienigheid wilde,
dat alle personen, waarmede ik de on
derhavige moeilijkheden moest be
spreken, mensen waren, die afkerig
waren van ieder autoritair optreden
Het verblijf in Berlijn was in die
tijden verre van aantrekkelijk. Deze
vele reizen verbonden met wekenlan
ge besprekingen, moesten worden on
dernomen om een bevredigend resul
taat te kunnen bereiken. Voor deze
goed geslaagde onderhandelingen
móest ik mij geheel inzetten. Alle kos
ten hieraan verbonden heb ik voor
mijn rekening genomen.
NA MIJN terugkeer bracht
ik minister Rambonnet ver
slag uit en ik kreeg toen een lijst van
verscheidene bladzijden, waarop de
ontbrekende onderdelen voor de krui
sers waren vermeld. Na nog enige
reizen en besprekingen waren de le
veringen van Krupp geregeld. Het
ministerie van marine in Berlijn had
mij verzocht als tegenprestatie van
de Nederlandse regering te willen be
middelen, opdat een bepaalde hoeveel
heid Bankatin naar Duitsland zou
worden uitgevoerd.
Het mócht mij gelukken deze com
pensatie voor de levering der ontbre
kende onderdelen van de kruisers te
bewerkstelligen. Onze voorraad Ban
katin was ruim voldoende.
Teruggekeerd kwam ik voor een an
der probleem te staan. Toen ik de
minister van Marine verslag uit
bracht over mijn laatste bezoek aan
Berlijn, zei minister Rambonnet, da',
er nog een lastig vraagstuk was, na
melijk de mijnengordel, die de Duit
sers in de Noordzee hadden gelegd.
Hierdoor waren reeds verschillende
schepen met hun bemanning veronge
lukt en hij toonde mij een kaart, waar
op de ligging der mijnen was aange
geven. Bij een verschuiving van de
mijnenvelden kon het gevaar voor de
Nederlandse vissers tot een mini
mum worden beperkt.
„In Den Haag kocht ik een oud
leegstaand huis, dat ik liet opknap
pen, het huis op Plein 1813, de
tegenwoordige ambtswoning van de
minister van buitenlandse zaken."
Weer trok ik naar Berlijn en het ge
lukte inderdaad de velden verlegd te
krijgen. Ik moet zeggen, dat ik een
prettig gevoel had iets te mogen doen,
waardoor het verlies van veie men
senlevens kon worden beperkt.
OU EEN BESPREKING met
de heer Rambonnet werden
verschillende interneringen aange
roerd o.a. van twee Duitse onderzee
boten, die, naar ik mij meen te her
inneren, bij de Hollandse waddenei
landen waren gestrand. Exc. Ram
bonnet zei, dat hij het zeer op prijs
zou stellen, indien Duitsland deze bo
ten aan Holland zou willen verkopen
en vroeg mij, ook deze kwestie te wil
len behandelen. Dus trok ik maar
weer naar Berlijn, daar alleen Gross
admiral von Holtzendorff hierover zou
kunnen beslissen. Het resultaat van
het onderhoud was, dat deze transac
tie niet kon geschieden zonder toe
stemming van keizer Wilhelm II. Nu,
ik heb toen gevraagd, een goed woord
te willen doen betreffende ons yer-
zoek, en gezegd, dat een gunstig arU-
woord zeer zou worden gewaardeerd.
Na een paar weken kwam het ant
woord, dat de twee onderzeeboten dooi
de keizer als een geschenk werden
aangeboden. Doch hiermede was deze
kwestie nog niet afgelopen. De heer
Rambonnet verzocht mij over te ko
men om nog iets betreffende de on
derzeeboten te bespreken, en toen ver
nam ik, dat er eigenlijk sen grote
moeilijkheid was ontstaan, want bij
de overname van deze vaartuigen was
gebleken, dat het onderzeese mij-
nenleggers waren, en dat wij het wei
zeer op prijs stelden deze ce bezitten,
doch dat wij de betreffende mijnen
niet hadden. Na enige besprekingen
in Berlijn en door de medewerking van
de heer Erich von Müller gelukte het,
enige mijnen voor de twee geschon
ken onderzeeboten te ontvangen.
In oktober 1916 bij een onderhoud
met de heer Rambonnet kwamen de
moeilijkheden, die de Nederlandse
scheepvaartmaatschappijen door de
Duitse onderzeeboten ondervonden ter
sprake. Algemeen bestond de vrees,
dat deze zouden toenemen.
De heer Rambonnet zou het zeer
waarderen, als ik omtrent de plannen
van de Duitse marine iets te dezen
aanzien gewaar zou kunnen worden.
Het onderhoud met von Holtzendcrff,
dat hierop volgde zal ik niet licht ver
geten.
Hij zei mij, dat hij besloten had mij
volkomen te vertrouwen. Hij zou mij
iets zeggen, dat op dat moment slechts
aan vier mensen ter wereld bekend
was. Er was besloten, dat Duitsland
op 1 februari 1917, dus over een klei
ne drie maanden zou beginnen met de
onbeperkte duikfbotenoorlog, waarbij
alle dus ook de neutrale koopvaardij
schepen, die zich in bepaalde gebie
den bevonden zouden worden vernie
tigd.
Onder deze gebieden, zei von Holt
zendorff zal ook de Middellandse Zee
behoren en met het oog op onze be
langrijke scheepvaart door het Suez-
kanaal naar Ned. Indië etc. zouden
zeer grote verliezen, ook van mensen
levens, kunnen worden veroorzaakt.
TK ZOU nu een manier moe-
T ten vinden, dat de Neder
landse rederijen waren gewaarschuwd,
zonder dat het Duitse voornemen en
vooral zonder dat de datum bekend
zouden worden. Ik zei te menen, dat
aan deze wens wel zou kunnen wor
den voldaan, maar dat ik als de Duitse
admiraliteit haar voornemen zou wijzi
gen, niet de schijn op mij wilde zien
geladen onjuiste inlichtingen te hebben
gegeven.
Ik stelde daarom voor, dat ik de
minister op de hoogte zou stellen en
erop zou aandringen, dat de Neder
landse rederijen werden gewaar
schuwd, doch zo, dat geen datum
werd genoemd. Verder vroeg ik, dat
de Duitse marineattaché in Den Haag
op de hoogte zou worden gesteld en
dat deze vervolgens ook minister Ram
bonnet zou waarschuwen.
Aldus geschiedde. Minister Rambon
net zorgde, dat de rederijen bijeen
kwamen en verschillende daarvan ko
zen hun route daarop rond de Kaap
de Goede Hoop. Zo werden ook hier
grote verliezen aan mensenlevens en
schepen voorkomen.
Ook in 1917 hadden nog meerdere
besprekingen op het Ministerie van
Marine te Den Haag en het Marine-
ministerium te Berlijn plaats, doch de
belangrijkste onderwerpen heb ik
reeds behandeld. Ik herinner mij, dat
Grossadmiral von Holtzendorff mij
eens vroeg, of ik lust had, het Duitse
Hauptquartier te bezoeken en dan mis
schien ook de Duitse keizer te spre
ken. Nu, lust had ik er wel toe, daar
het natuurlijk interessant zou zijn,
doch ik wilde er niet op ingaan, daa*
ik vreesde, dat in geval dit bezoek in
Nederland bekend zou worden, dit uit
stapje kon worden uitgelegd als een
pro-Duitse houding van mij, wat mij
wel zeer verre lag. Toen de heer
von Holtzendorff mij vroeg, wat mijn
mening was omtrent de Duitse keizer,
antwoordde ik ondoordacht hierop:
„Er ist ein Mensch, der das Gute will
und das Schlechte tut." Toen ik dat
had gezegd wilde ik mijn tong wel af
bijten en vreesde voor de reactie. Von
Holtzendorff werd bleek, zweeg een
moment en sprak toen over andere
onderwerpen.
"piND 1916 werd ik gewaar,
•Lj dat mijn firma op de Engel
se zwarte lijst was geplaatst. Enge
land was op de hoogte gekomen van
mijn bemoeiingen om door een goede
verstandhouding met Duitsland onze
neutraliteit te kunnen bewaren en nam
deze maatregel, die voor mij zeer na
delige gevolgen had.
De zwarte lijst was niet van belang
voor transacties in Nederland of om
liggende landen, maar zij maakte wel
invoeren uit overzeese landen onmo
gelijk. Een Braziliaanse exporteur,
die een zaak zou afsluiten met een
Europese relatie die op de zwarte
lijst stond, werd op dezelfde lijst ge
zet en geen importeur kan riskeren,
dat de voor hem bestemde lading op
zee in beslag zou worden genomen.
Het importeren van koffie werd mij
hierdoor onmogelijk. Door dit Engelse
machtsmisbruik kon ik eerst na beëin
diging van de eerste wereldoorlog de
hoeveelheden, die ik bij het begin van
deze strijd op mij genomen had tegen
een vaste prijs te zullen leveren, im
porteren.
Dat ging echter alleen tegen de in
tussen zeer gestegen prijzen. In plaats
van een goede verdienste leverden zij
een zeer groot verlies op. Het bedroeg
ongeveer één miljoen gulden.
Hiermee was het nog niet afgelopen.
Ik had de eerste maand van deze oor
log van een Hamburgse firma een la
ding cacao gekocht. In het begin van
de oorlog lag deze lading in een haven
van een der Canarische eilanden.
Ik gaf opdracht de lading naar Am
sterdam te dirigeren, daar een verkoop
hier makkelijk ,zou slagen. Het schip
werd echter aangehouden door een
Engelse kruiser en opgebracht naar
Engeland. Het ging wederom om een
bedrag van één miljoen gulden.
BOVEN:
De wapenkamer
van kasteel Nyen
rode, waarin een
uitgebreide col
lectie van de
meest uiteenlo
pende wapens en
uitvindingen was
saamgebracht.
LINKS:
Een schilderij van
Domenico Rossel-
li, vijftiende-
eeuws schilder.
Het stelt Maria
met Jezus voor en
is gevat in een
Florentijnse lijst
uit de vijftiende
eeuw, die rijk ge
beeldhouwd en
versierd Is. Dit
was een van de
«eer vele kunst
voorwerpen, die
Nyenrode her
bergde.