VOORSPEL TOT DE TRAGEDIE M. Onnes van Nyenrode Wei*eldoorio9 I 'WAARIN IK EEN KASTEEL INRI EN IN DUITSLAND ONDERHANDEL I Het proces 1 ZEEUWSCH DAGBLAD Pag. 9 HCSOFÖ- I STUK 3 Vergelding Ontv D1 oering Restauratie Geen spijkers Onzekerheid Diplomatie Compensatie Geschenk Waarschuwing Zwarte lijst rVolgende keer: AAR waar de Vecht zicli bevallig slingert tussen de plassen van Loosdrecht en het heerlijke polderland van Kockengen en Kamerik, daar ligt verscholen tus sen hoog geboomte het oude slot Nyenrode. Als ik er langs kwam in de eerste jaren van deze eeuw reed ik langzaam en elke keer klopte mijn hart sneller. Het slot was toen al vijftig jaren onbewoond en men was al met de sloping begonnen. Toen ik dat hoorde was mijn besluit gevallen: ik zou het kopen. De overdracht geschiedde op 2 januari 1907. Ik kocht de rest van de oude heerlijke rechten erbij: het jachtrecht, het tiendrecht, het recht van benoeming van de hervormde predikant én gelijk het heette: het recht van naam en vlag. t' IK HAD het dus gekocht, maar daar hield de zaak onmiddellijk mee op. Van geld voor restauratie was geen sprake. Wat doet men dan? In zijn vrije tijd verdiept een nieuwe eigenaar zich in de geschiede nis van zijn bezit: in 1280 werd het slot gesticht en het vroegste archief stuk dateert van 2 januari 1298. Van die datum af begon een rumoe rige geschiedenis, want het moeten wel kerels geweest zijn, de Nyenro- des van die tijd. De grootste figuur was Gysbrecht. die in 1355 zijn optre den begint, krijgshaftig ridder, onver vaard tegenstander van de bisschop van Utrecht. TN HET BEGIN van 1356 trok- J ken de krijgers van bisschop Jan van Arkel plunderend door Am- stelland, deden een aanval op Weesp en Muiden, steden die volkomen wer den verwoest. Dit vroeg om vergel ding en op 14 maart 1356 trok Gys brecht van Nyenrode aan het hoofd der Nederlandse krijgsbenden van Nyenrode uit naar Soest, waar-even- min veel stenen, op andere bleven staan. Gysbrecht werd zwaar gewond en op lansen gedragen door de zijnen naar Naarden gebracht. Hersteld, nam hij als een ijverig Kabeljauwgezinde edelman deel aan vele krijgstochten en de stoutmoedigheden van hem en de zijnen gingen zelfs zo ver, dat zij binnen 's-Gravenhage des hertogs ker kers openbraken en daaruit gevangen Delftenaren verlosten. Tenslotte werd Gysbrecht met anderen te Heusden, waar zij een jaar lang belegerd wer den, gevangen genomen. Gysbrecht en zijn genoten werden op voorspraak van Otto heer van Arkel, door Hertog Albrecht in genade aangenomen op voorwaarde, dat zij hem behoorlijk om vergiffenis zouden verzoeken, en een bedevaart naar Jeruzalem zouden doen. Hij keerde begin 1362 weer te rug van deze pelgrimstocht naar het heilige graf en naar de rustplaats van St. Catharina op de Sinaï. Ook later werden de Nyenrodes herhaaldelijk in allerlei verwikkelingen betrokken, waarvan het slot meermalen de ge volgen ondervond. )E LAATSTE Nyenrode liet twee dochters na, toen hij op 14 juli 1495 stierf. De oudste doch ter. Josina, was zijn leenopvolgster. Omstreeks 15 februari 1504 werd de ze rijke, maar toen nog onmondige erfdochter tegelijk met haar zuster Jo hanna door Willem Turk, die door zijn moeder verwant was met de heren van IJsselstein uit het kasteel Nyen rode ontvoerd. De geschaakten werden naar het slot IJsselstein gebracht. Protesten noch brieven aan de drie staten van Utrecht en aan de bisschop hielpen. In 1505 trouwde Willem Turk met de erfdochter. Terwijl ik mij verdiepte in de ge schiedenis van het slot bleef uiteraard de vraag, wat er met de restauratie moest gebeuren, bestaan. Het zou een omvangrijke operatie moeten worden, maar ik kon mij deze nog niet ver oorloven. Ik had misschien wel wat te veel op mijn schouders genomen, maar het is zeer moeilijk zich tegen zijn impulsen te verzetten als een mens meent iets waardevols tot stand te kunnen brengen. Mijn zaken gingen echter steeds vooruit, zodat ik besloot de restaura tie in twee gedeelten te voltooien. Het eerste doel was het kasteel bewoon baar te maken, een werk, dat twee jaar in beslag nam. Deze restauratie stond onder leiding van de Utrechtse architect, de heer Wentink en het ver waarloosde park werd in overleg met de heer Copijn uit Groenekan weer in goede staat gebracht. Intussen ging ik, voorzover mijn za ken mij daartoe in staat stelden op zoek naar passende stukken voor de meubilering. Bij een bezoek aan het aartsbisschoppelijk museum te Utrecht zag ik op de vloer van een zaaltje een prachtig bovenstuk van een schouw liggen. T ATER VERNAM IK, dat -L» men moeilijkheden had wegens de kosten, die het omlijsten van schilderijen meebracht. Toen ik hierbij kon helpen kreeg ik in ruil het prachtige stuk gotische beeldhouw werk. dat nu in de schouw van de hal is aangebracht. Het was 1911 toen dit werk was vol tooid en in juni van dat jaar was er feest op Nyenrode. 's Avonds kwam een zangvereniging van tachtig leden, die juist was opgericht het geheel op luisteren en tot laat in de avond kon het feest bij prachtig zomerweer op het plein worden gevierd. De gehele gemeente was op het kas teel vertegenwoordigd en het is een dag geweest, die mij steeds bijgeble ven is. Dat het kasteel nu in gebruik geno men was en metterdaad bewoond, be tekende nog lang niet, dat het ook ge meubileerd was. Ik begon al in 1910 te zorgen voor de meubilering, waar bij mijn voornaamste zorg was die za ken te kopen, die niet vloekten met de omgeving. Het gelukte mij veel wa pens en harnassen uit vroeger tijden bijeen te brengen, doch mijn aanko pen - werden hoofdzakelijk beheerst door mijn liefde voor schilderijen vooral uit de tijd der primitieven. Zo trok ik door Duitsland en Frank rijk en meermalen ook slaagde ik bij Nederlandse antiquairs. Ik kan zeggen, dat ik hierbij meer gedreven werd door liefde en bewondering voor wat vroeger door de mens tot stand was gebracht en door hetgeen uit de stuk ken, waarin de schilder zijn gehele ziel had gelegd sprak, dan door het verlangen naar bezit. Het deed mij góed, dat Max Fried- lander, wel de grootste kenner in Europa op het gebied van de schilder kunst, in lovende woorden over mijn verzameling sprak,,De vastbe radenheid, waarmee de heer van Nyenrode zich gewijd heeft aan het verzamelen van zijn stukken, de tref zekerheid, waarmee hij zijn keus maakte, tonen duidelijk, dat zijn be grip geleid werd door de geest van deze werken, die tot in het diepst van zijn ziel moet zijn doorgedrongen." DE MOEILIJKHEID bij de verdere restauratie van het kasteel was de oorspronkelijke bouw trant zowel binnen als buiten te vol gen. Verschillende, gelukkig gedeelte lijke, verwoestingen hadden bij de herbouw veranderingen in de architec tuur doen ontstaan. Zoals bij alle zeer oude kastelen was het hoofdgebouw de donjon, de slottoren, van waaruit bij een aanval de bewoners en krijgslieden zich kon den verdedigen. De donjons werden meestentijds bewoond door de burcht heer en zijn gezin en op het andere door de slotgracht omgeven terrein stonden de woongelegenheden van het personeel, de stallen voor de paarden. Na 1400 verdween de woonfunctie van de donjon meer en meer en ver rezen binnen de grachten beter be woonbare gebouwen. Nu moeten we ons niet voorstel len, dat het wonen in een burcht een leven van weelde was. In het begin der middeleeuwen was glas kostbaar en meestal waren alleen de bovenge deelten van de vensters van glas voor zien, de ondergedeelten hadden de be kende luiken, die natuurlijk gesloten werden bij koud weer, doch de koude niet konden buitensluiten. De restauratie begon met het af breken van alle smakeloze latere toe voegsels en in vele gevallen met het aanbrengen van lambrizeringen, waar toe ik in Amsterdamse oude huizen die werden afgebroken betimmerin gen kocht. Bij het verwijderen van een stal kwamen de fun damenten van de oude donjon aan het licht evenals een put, die in verbinding met de gracht stond, waaruit, bij be legeringen,- emmers kon den worden gevuld en nu pas konden wij de muren bouwen volgens de oude maten. Stenen hiervoor kregen we uit de oude afgebroken woningen, maar zij werden ook door een steenfabriek in dezelfde maat en dezelfde kleur geleverd. DE GLAS-IN-LOOD ramen konden gelukkig worden voorzien van glas, dat uit oude gebou wen was vrijgekomen. Voor de zolde ringen gebruikten wij zware eiken, die in Nederland moeilijk te vinden zijn, zodat Slavonische stammen wer den ingevoerd. De ruwe balken wer den niet glad geschaafd, doch gedis- seld, waardoor kleine, golvingen in het hout ontstonden. Het geheel kreeg hierdoor een veel levendiger aanzien, dan bij het gladde schaven van de te genwoordige tijd. Spijkers werden niet gebruikt, noch voor de planken, noch voor de balk- stukken. Wij gebruikten houten pen nen, gelijk vroeger. Behalve de donjon werd ook de to ren, die in 1632 gedurende een restau ratie door de toenmalige burchtheer was gebouwd, doch door de Fransen in 1673 werd verwoest, weer in zijn oorspronkelijke trant herbouwd en voorzien van een klein carillon. De stenen bruggen over de grachten wer den weggehaald en vervangen door houten ophaalbruggen, als vroeger. Gelijkopgaand met de restauratie werd ook het park verbeterd. Er kwam een vijver voor zwemmen en roeien, op het grasveld graasden her ten en ik liet een hoge paal plaatsen, waarop een groot wagenwiel. Inder daad verleidde dit een ooievarenpaar tot het bouwen van een nest. Zo kwam er aan de restauratie lang zamerhand een einde. Het bouwwerk was opgetrokken. Het wachten was nu nog op de meubels, die in de ver schillende vertrekken van dit middel eeuwse gebouw op hun plaats waren. Ook die meubels kwamen er. Op mijn reizen door geheel Europa wist ik op kunstveilingen en bij particulie ren dikwijls heel mooie dingen te ko pen. Lange tijd had ik ook een van de belangrijkste verzamelingen eetge rij, messen en lepels van zeer vroege tijden af. Alles deed ik ter verfraaiing van uiterlijk en innerlijk aanzien van het slot Nyenrode. Ik meen, dat ik daarin ben geslaagd. Nu ik dit alles niet meer bezit, rest mij slechts de herinnering, maarkeen zeer mooie. Alles wat ik destijds in Nyenrode bracht, leeft voor mijn geest nog alsof ik het gisteren kocht. Moge het dan geen aards bezit meer zijn, dan is het toch in elk geval nog mijn geestelijk eigendom. EER EN MEER naderde de ramp van een oorlog. In juli 1914 bracht ik mijn vakantie door in een hotel te Lochem. De berichten over de houding van Duitsland werden steeds onrustbarender en ik besteedde een groot deel van mijn tijd aan telefoongesprekken met mijn kantoor. Eind juli keerde ik terug. Het was voorzakenlieden een on overzichtelijke situatie, daar niemand een oorlog had meegemaakt en men niet kon weten welke maatregelen op zakelijk gebied moesten worden ge troffen. Begin augustus kwam het bericht, dat de Nederlandse regering van plan was een exportverbod uit te vaardi gen. Ik heb toen een schrijven gericht aan de minister van financiën, mr. Treub, om hem te wijzen op de om vang van de koffievoorraad in ons land en de onderweg zijnde belang rijke importen naar Nederland. Ik verzocht van het plan te willen af zien. De volgende dag reeds, op 10 au gustus kreeg ik een telegram: „Ver bod koffie zal zeer waarschijnlijk worden opgeheven Treub". Zo werd gelukkig dit gevaar, dat de Nederland se handel veel schade zou hebben be rokkend, voorkomen. DE ZAKEN GINGEN, zij het in kleinere omvang, rustig door en bovendien gelukte het mij na enige tijd met enige buitenlandse con cerns overeenkomsten af te sluiten voor de levering na de oorlog van be langrijke hoeveelheden koffie. Dit wa ren overeenkomsten, die mij toen zeer voldeden, doch die ik later zeer moest betreuren. De onzekerheid over de ontwikke ling van de economische verhoudin gen tengevolge van de oorlog deed mij uitzien naar een geldbelegging, die het minst zou worden beïnvloed door een eventuele lange duur van de oor log en ik besloot landerijen te kopen. Na lang zoeken kocht ik het land goed „De Eese" in de kop van Over- ijsel. Met enige aangrenzende gron den, die ik tevens kocht, besloeg het een oppervlakte van ca. 1000 ha. Het bestond uit verhuurde kleine boerde rijen, zeer veel heide en dennebos- sen. Er werden een zomerhuis en stal len gebouwd, enige kilometers wegen aangelegd en ten slotte een landbouw bedrijf aangelegd. Het interessante van ,,De Eesc" was. dal er acht tumuli op de heide waren. Een tumulus is een grafheu vel die ongeveer te zelfder tijd als de hunnebedden ontstond, ongeveer 2000 a 1400 jaar voor Christus. Opgravin gen vonden plaats onder leiding van prof. A. E. van Giffen, de bekende archaeoloog. We ontdekten prachtige strijdhamers van kristallijn gesteente. vuurstenen mesjes, lanspunten en een vuurstenen bijl. Ik schonk deze aan het museum te Assen. Grossadmiral von Holtzendorff, met wie de Nederlandse wensen werden besproken. IN 1916 werd ik door een kennis, een in Guatemala geboren Duitser en' bezitter van een koffieplantage aldaar, betrokken in aangelegenheden, die bijna tot het ein de van de oorlog veel van mijn tijd in beslag hebben genomen. Deze kennis bekleedde tijdelijk bij een afdeling van het ministerie van Marine in Berlijn, een belangrijke po sitie. Hij vertelde mij, dat er moei lijkheden waren over het voltooien van twee Nederlandse kruisers, waar voor Krupp bijna alle onderdelen moest leveren. Deze leveringen waren gedurende de oorlog verboden. Mijn reactie was, dat deze onderhandelingen toch langs diplomatieke weg moesten worden ge voerd, doch hij antwoordde, dat be sprekingen door de Nederlandse ge zant tot dusver niets hadden opgele verd en hij hoopte, dat ik misschien meer zou kunnen bereiken. Hij stond op het standpunt, dat niet alleen voor Nederland doch ook voor Duitsland onze neutraliteit van groot belang was en het afbouwen der krui sers zou hiertoe kunnen bijdragen. Het leek mij een voor mij moeilijk probleem, maar tenslotte wilde ik wel mijn best doen. Ik besloot voorzich tig te werk te gaan en vroeg de mi nister van marine, Rambonnet mij te willen ontvangen. Het verheugde mij zeer, dat deze zich voor mijn hulp bleek te interesseren. Ik was er van overtuigd,-dat ik, in dien ik enig succes wilde hebben, de besprekingen goed móest voorberei den en vefzocht om een onderhoud met de Duitse gezant in Den Haag: de heer Friedrich Rosen. Deze diplomaat was een bijzondere persoonlijkheid. Niet alleen had hij zijn land verte genwoordigd o.a. in Bagdad, Jeruza lem, Abessinië, Perzië, Roemenië en in Portugal, doch bovendien was hij een oriëntalist, die de Perzische taal beheerste. De heer Rosen had o.a. de kwatrijnen van Omar Shajjam ver taald, een Perzische dichter uit de lie eeuw. Ik bezat toevallig deze verta ling en had zeer genoten van de in dichtvorm geschreven levenswijsheid. De heer Rosen verklaarde mij, mij te zullen ondersteunen bij de onderhan delingen en raadde mij aan, ook te spreken met de heer Erich von Mul ler, Duitse marineattaché in Den Haag. Hierop besloot ik naar Berlijn te gaan en te spreken met Grossad miral von Holtzendorff, de opvolger van Gross&dniiral Alfred von Tirpitz, die onlangs was afgetreden. Zo begon nen mijn voortdurende reizen naar GEFOTOGRAFEERD ALS DE SUCCESRIJKE ZAKENMAN 'IHiMllliHKliliiilllitlllIillliliillllllllHillIlillllillilillil TUlftfaiCfcfl d I Berlijn, en de verblijven aldaar, die mij met het oog op mijn zaken be zwaarden, interesseerden mij echter zo, dat ik de Nederlandse be langen wel de voorrang moest ge ven. Ik leerde in von Holtzendorff een persoon kennen, waarmee het aange naam was de verschillende Neder landse wensen te bespreken (er kwa men later nog meer bij) en ik moet zeggen, dat de Voorzienigheid wilde, dat alle personen, waarmede ik de on derhavige moeilijkheden moest be spreken, mensen waren, die afkerig waren van ieder autoritair optreden Het verblijf in Berlijn was in die tijden verre van aantrekkelijk. Deze vele reizen verbonden met wekenlan ge besprekingen, moesten worden on dernomen om een bevredigend resul taat te kunnen bereiken. Voor deze goed geslaagde onderhandelingen móest ik mij geheel inzetten. Alle kos ten hieraan verbonden heb ik voor mijn rekening genomen. NA MIJN terugkeer bracht ik minister Rambonnet ver slag uit en ik kreeg toen een lijst van verscheidene bladzijden, waarop de ontbrekende onderdelen voor de krui sers waren vermeld. Na nog enige reizen en besprekingen waren de le veringen van Krupp geregeld. Het ministerie van marine in Berlijn had mij verzocht als tegenprestatie van de Nederlandse regering te willen be middelen, opdat een bepaalde hoeveel heid Bankatin naar Duitsland zou worden uitgevoerd. Het mócht mij gelukken deze com pensatie voor de levering der ontbre kende onderdelen van de kruisers te bewerkstelligen. Onze voorraad Ban katin was ruim voldoende. Teruggekeerd kwam ik voor een an der probleem te staan. Toen ik de minister van Marine verslag uit bracht over mijn laatste bezoek aan Berlijn, zei minister Rambonnet, da', er nog een lastig vraagstuk was, na melijk de mijnengordel, die de Duit sers in de Noordzee hadden gelegd. Hierdoor waren reeds verschillende schepen met hun bemanning veronge lukt en hij toonde mij een kaart, waar op de ligging der mijnen was aange geven. Bij een verschuiving van de mijnenvelden kon het gevaar voor de Nederlandse vissers tot een mini mum worden beperkt. „In Den Haag kocht ik een oud leegstaand huis, dat ik liet opknap pen, het huis op Plein 1813, de tegenwoordige ambtswoning van de minister van buitenlandse zaken." Weer trok ik naar Berlijn en het ge lukte inderdaad de velden verlegd te krijgen. Ik moet zeggen, dat ik een prettig gevoel had iets te mogen doen, waardoor het verlies van veie men senlevens kon worden beperkt. OU EEN BESPREKING met de heer Rambonnet werden verschillende interneringen aange roerd o.a. van twee Duitse onderzee boten, die, naar ik mij meen te her inneren, bij de Hollandse waddenei landen waren gestrand. Exc. Ram bonnet zei, dat hij het zeer op prijs zou stellen, indien Duitsland deze bo ten aan Holland zou willen verkopen en vroeg mij, ook deze kwestie te wil len behandelen. Dus trok ik maar weer naar Berlijn, daar alleen Gross admiral von Holtzendorff hierover zou kunnen beslissen. Het resultaat van het onderhoud was, dat deze transac tie niet kon geschieden zonder toe stemming van keizer Wilhelm II. Nu, ik heb toen gevraagd, een goed woord te willen doen betreffende ons yer- zoek, en gezegd, dat een gunstig arU- woord zeer zou worden gewaardeerd. Na een paar weken kwam het ant woord, dat de twee onderzeeboten dooi de keizer als een geschenk werden aangeboden. Doch hiermede was deze kwestie nog niet afgelopen. De heer Rambonnet verzocht mij over te ko men om nog iets betreffende de on derzeeboten te bespreken, en toen ver nam ik, dat er eigenlijk sen grote moeilijkheid was ontstaan, want bij de overname van deze vaartuigen was gebleken, dat het onderzeese mij- nenleggers waren, en dat wij het wei zeer op prijs stelden deze ce bezitten, doch dat wij de betreffende mijnen niet hadden. Na enige besprekingen in Berlijn en door de medewerking van de heer Erich von Müller gelukte het, enige mijnen voor de twee geschon ken onderzeeboten te ontvangen. In oktober 1916 bij een onderhoud met de heer Rambonnet kwamen de moeilijkheden, die de Nederlandse scheepvaartmaatschappijen door de Duitse onderzeeboten ondervonden ter sprake. Algemeen bestond de vrees, dat deze zouden toenemen. De heer Rambonnet zou het zeer waarderen, als ik omtrent de plannen van de Duitse marine iets te dezen aanzien gewaar zou kunnen worden. Het onderhoud met von Holtzendcrff, dat hierop volgde zal ik niet licht ver geten. Hij zei mij, dat hij besloten had mij volkomen te vertrouwen. Hij zou mij iets zeggen, dat op dat moment slechts aan vier mensen ter wereld bekend was. Er was besloten, dat Duitsland op 1 februari 1917, dus over een klei ne drie maanden zou beginnen met de onbeperkte duikfbotenoorlog, waarbij alle dus ook de neutrale koopvaardij schepen, die zich in bepaalde gebie den bevonden zouden worden vernie tigd. Onder deze gebieden, zei von Holt zendorff zal ook de Middellandse Zee behoren en met het oog op onze be langrijke scheepvaart door het Suez- kanaal naar Ned. Indië etc. zouden zeer grote verliezen, ook van mensen levens, kunnen worden veroorzaakt. TK ZOU nu een manier moe- T ten vinden, dat de Neder landse rederijen waren gewaarschuwd, zonder dat het Duitse voornemen en vooral zonder dat de datum bekend zouden worden. Ik zei te menen, dat aan deze wens wel zou kunnen wor den voldaan, maar dat ik als de Duitse admiraliteit haar voornemen zou wijzi gen, niet de schijn op mij wilde zien geladen onjuiste inlichtingen te hebben gegeven. Ik stelde daarom voor, dat ik de minister op de hoogte zou stellen en erop zou aandringen, dat de Neder landse rederijen werden gewaar schuwd, doch zo, dat geen datum werd genoemd. Verder vroeg ik, dat de Duitse marineattaché in Den Haag op de hoogte zou worden gesteld en dat deze vervolgens ook minister Ram bonnet zou waarschuwen. Aldus geschiedde. Minister Rambon net zorgde, dat de rederijen bijeen kwamen en verschillende daarvan ko zen hun route daarop rond de Kaap de Goede Hoop. Zo werden ook hier grote verliezen aan mensenlevens en schepen voorkomen. Ook in 1917 hadden nog meerdere besprekingen op het Ministerie van Marine te Den Haag en het Marine- ministerium te Berlijn plaats, doch de belangrijkste onderwerpen heb ik reeds behandeld. Ik herinner mij, dat Grossadmiral von Holtzendorff mij eens vroeg, of ik lust had, het Duitse Hauptquartier te bezoeken en dan mis schien ook de Duitse keizer te spre ken. Nu, lust had ik er wel toe, daar het natuurlijk interessant zou zijn, doch ik wilde er niet op ingaan, daa* ik vreesde, dat in geval dit bezoek in Nederland bekend zou worden, dit uit stapje kon worden uitgelegd als een pro-Duitse houding van mij, wat mij wel zeer verre lag. Toen de heer von Holtzendorff mij vroeg, wat mijn mening was omtrent de Duitse keizer, antwoordde ik ondoordacht hierop: „Er ist ein Mensch, der das Gute will und das Schlechte tut." Toen ik dat had gezegd wilde ik mijn tong wel af bijten en vreesde voor de reactie. Von Holtzendorff werd bleek, zweeg een moment en sprak toen over andere onderwerpen. "piND 1916 werd ik gewaar, •Lj dat mijn firma op de Engel se zwarte lijst was geplaatst. Enge land was op de hoogte gekomen van mijn bemoeiingen om door een goede verstandhouding met Duitsland onze neutraliteit te kunnen bewaren en nam deze maatregel, die voor mij zeer na delige gevolgen had. De zwarte lijst was niet van belang voor transacties in Nederland of om liggende landen, maar zij maakte wel invoeren uit overzeese landen onmo gelijk. Een Braziliaanse exporteur, die een zaak zou afsluiten met een Europese relatie die op de zwarte lijst stond, werd op dezelfde lijst ge zet en geen importeur kan riskeren, dat de voor hem bestemde lading op zee in beslag zou worden genomen. Het importeren van koffie werd mij hierdoor onmogelijk. Door dit Engelse machtsmisbruik kon ik eerst na beëin diging van de eerste wereldoorlog de hoeveelheden, die ik bij het begin van deze strijd op mij genomen had tegen een vaste prijs te zullen leveren, im porteren. Dat ging echter alleen tegen de in tussen zeer gestegen prijzen. In plaats van een goede verdienste leverden zij een zeer groot verlies op. Het bedroeg ongeveer één miljoen gulden. Hiermee was het nog niet afgelopen. Ik had de eerste maand van deze oor log van een Hamburgse firma een la ding cacao gekocht. In het begin van de oorlog lag deze lading in een haven van een der Canarische eilanden. Ik gaf opdracht de lading naar Am sterdam te dirigeren, daar een verkoop hier makkelijk ,zou slagen. Het schip werd echter aangehouden door een Engelse kruiser en opgebracht naar Engeland. Het ging wederom om een bedrag van één miljoen gulden. BOVEN: De wapenkamer van kasteel Nyen rode, waarin een uitgebreide col lectie van de meest uiteenlo pende wapens en uitvindingen was saamgebracht. LINKS: Een schilderij van Domenico Rossel- li, vijftiende- eeuws schilder. Het stelt Maria met Jezus voor en is gevat in een Florentijnse lijst uit de vijftiende eeuw, die rijk ge beeldhouwd en versierd Is. Dit was een van de «eer vele kunst voorwerpen, die Nyenrode her bergde.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1960 | | pagina 9