MENSEN, DIE ER GEK VAN ZIJN Blijf kalm zegt !"j en hij holt w m ergiftigde olijven j door Andrew Garve Gehoord en Gezien in de Tour de France I KAPPIE EN DE KRIELKUNSTMAAN I Vrijdag 15 juli 1960 ZEEUWSCH DAGBLAD Pagina 2 Je ontkomt er niet aan P. W. Russel: Verbroken! 13 jaar Weg ermee! Maar één g van lagere Sportdia: scholen in Westkapelle Gieren om Mascotte De helft f Raad Krabbendijke THONON LES BAINS. Er is een man in de karavaan die gek wordt van de Tour. Hij is Marcel Blenee en gisteren was het op de kop af drie weken, dat hij 6 uur per dag iets meer dan veertig keer per minuut „rroekoe" roept. Dat is 2400 keer per uur, dat is 15.600 keer per dag en dat is in drie weken 312.000 keer rroekoe, want we hadden één rustdag. „Als iemand me goedendag zegt of iets vraagt, zeg ik alleen nog maar „rroekoe" en ik ben bang dat het nog weken zo blijft", aldus Marcel. Er is er maar één voor mij, op de hele wereld, één Maloux. Ik heb het geprobeerd, maar je ontkomt niet aan dat belangrijke clownsnummer in het circus-Goddet, dat reclamekaravaan heet. Dat kan ook bijna niet, want elke dag rijden er tweehonderd auto's soms in de meest onalledaagse vormen omgetoverd met ruim vijfhonderd schreeuwense manspersonen, met wasmachines en land bouw tractoren, met meters hoge koffieketels of op ware grootte nagemaakte kartonnen wielrenners, van etappe plaats naar etappeplaats en overal waar zij komen be zetten zij in tien minuten alle pleinen en straten en gillen zelfs de meest versleten inwoners uit hun rust stoelen. De taak van Marcel Blenee kent u dus. Hij zit iedere dag voor in een grote blauwe bestelwagen, naast de chauffeur. In zijn hand houdt hij de microfoon en daar roept hij dan ,,rroekoe's" door, die duizend maal ver sterkt over de wegen en straten worden uitgestort via een enorme luidspreker, weggewerkt in de staart van een nog veel grotere duif. Die duif is het embleem van een textielfabriek en vormt tegelijk het dak van de reclamewagen. „Rroekoe, geen betere hemden dan van rroekoe". Af en toe, op een stukje weg waar geen mensen staan, hügt Marcel Rroekoe, zoals hij al genoemd wordt, even bjj. Een paar seconden maar en hfó tilt dan snel een flesje limonade op en drinkt. „Je hebt 's avonds geen stem meer over", zei hij schor. En toen ik wegging mompelde hij nog snel een zacht „rroekoe' Maar er zijn er meer die zich voorbereiden op een bezoek aan de psychiater. Meneer Mascotte is er een van. Niemand weet precies hoe hij heet en als je het hem zelf vraagt, zegt hij: „Gewoon, Mascotte, hoe anders?" Ook hij zit in de reclamekaravaan, maar nog nooit heeft een van de vele honderdduizenden kijkers langs die weg van drie weken Tour de France hem gezien. Ze lachen wel, als hij voorbijkomt, ja, ze brullen en klappen, enthousiast. Want wat ze zien is inderdaad wel heel gek. Er passeert een heel klein geel autootje, met de naam van een kofflemerk op alle kanten geschilderd. Achter het stuur zit een grote pop in een wit kokspak, die voortdurend met de handen op de claxon slaat en nog stuurt ook. „C'est dróle ga", roepen de mensen en gieren. En niemand begrijpt het eigenlijk. „Hij wilde mij naar Malakka stu ren, als je dat weggaan noemt." Iredales gezicht klaarde op. „Meen je dat?" Hij polste voorzichtig ver der. „Nu, dat is fijn, Ed. Waarom hang je hier dan nog langer rond. Volg mijn advies op, ouwe jongen en ga. Schud het stof van dit bureau van je voeten - het is een wonder schone plek, als je er maar een heel eind vandaan bent. Je zult je daar ginds als herboren voelen." „Eversley is niet herboren maar overleden", zei Jessop somber. „Ik geloof niet, dat het Ede erg zou spij ten als ook ik treurig aan mijn ein de zou komen. Dat heeft hij altijd voor mij in petto gehouden." „Wees niet zo vervloekt dwaas", zei Iredale. Hij slingerde een leeg tabaksblikje met onnodig lawaai in een papiermand. Wanneer Jessop op die manier het land had, was er geen land mee te bezeilen. Toen verscheen Katharine Camdens keu rig gekapt hoofd, „Hebben jullie Joe Hind soms gezien?" vroeg zij, rond kijkend. Iredale deed alsof hij on der de tafel zocht en zei: „Het spijt me!" Hij was <op het punt haai voor te stellen samen iets te gaan drinken, toen hij zich de afspraak voor de lunch herinnerde. Spijtig zag hij toe, dat de deur achter haar dichtging. „Een aardige meid", merkte hij op. Jessop snoof: „Ik dacht, dat je het met haar aan de stok had om dat artikel." „Dat had ik ook, maar ze heeft het mij gisteravond uit mijn hoofd gepraat. Ik ontmoette haar in de Crown Inn. Is het je ooit opgevallen, hoe zij loopt?" Het was Jessop inderdaad opge vallen. Aantrekkelijke vrouwen merk te hij altijd op, maar verder ging. hij niet. Hij had nooit over zijn aan geboren bedeesdheid heen weten te komen om een nadere kennismaking aan te knopen; het bleef bij roman tische fantasieën. Hij kon niet eens de zachte karakters aan, laat staan de opgeprikte schoonheden. „Zij is mijn type niet", ze; hij altijd. „Weet je ook of ze verloofd is?" trachtte Iredale zo onbevangen mo gelijk te vragen. „Ik meen van niet, zij is altijd met een hele troep. Vroeger ging ze om met O'Shea Jessop brak plot seling af, alsof hij met een elektri sche draad in aanraking was geko men. „O'Shea? Ja, ik herinner me hem. Een knaap met een lange kin. Werd V hij niet gedood toen die bom ont plofte?" „Ja", zei Jessop. „Dat zal wel een slag voor haar geweest zijn. Ik vermoed, dat hij nog steeds in haar gedachten is." Nu Iredales belangstelling was gewekt, bedacht hij, dat hij nooit het volle dige relaas over de bom, die op het krantengebouw terecht was geko men. had gehoord. „Was jij hier toen het plaats had, Ed? Het moet me wel een nacht zijn geweest." „Het was niet 's nachts", zei Jes sop, zenuwachtig met een stuk kopij spelend, „het was juist vóór de och tendconferentie. De bom kwam in de nacht van zaterdag in het trap penhuis terecht en explodeerde pas de volgende maandagochtend. Het was een tijdbom." „O, zat de zaak zo. Het moet wel een geweldig lawaai zijn geweest, toen ze neerkwam - werd hetniet gerapporteerd?" „Neen. Natuurlijk had het moeten gebeuren. Er was een ploeg bewa kers en wij moesten allen om de beurt de wacht houden. In de nacht van zondag had ik dienst in dat ge deelte van het gebouw en als de bom toen was gevallen, zou ik het hebben gehoord en zou er niets met ons zijn gebeurd. Maar de bom moet in de nacht van zaterdag zijn neer gekomen, toen een zekere Archer daar, de wacht moest houden. De lammeling was in de schuilkelder aan het kaartspelen." „Een beroerd geval! Er is zeker wel een flinke scène geweest!" „De directeuren zagen de zaak zeer donker in vanuit hun veilige wijkplaatsen in de provincie," zei Jessop bitter. „Later zagen zij er van af de aangelegenheid voor de rechtbank te brengen. Archer is in Normandië gesneuveld. „Achteraf was het werkelijk een geluk voor mij", zei hij na een kor te onderbreking, „dat Archer die za terdagnacht kaart had gespeeld, want anders hadden ze mij wellicht verantwoordelijk gesteld. Maar toen ik mijn ronde had, is er niets neer gekomen, dat zweer ik te allen tijde en overal." Met lichte verwondering keek Ire dale hem aan. „Okay. Niemand heeft dat immers gezegd." Hij keek naar de klok en liet een zacht gefluit horen. „Ik ga lunchen met gouver neur Munro, je mag het geloven of niet." Jessop staarde hem aan. zijn ge zicht een en al ongeloof. „Jij met Munro?" Hij onderdrukte een opko mende paniek. Dat was verschrikke lijk. Iredale stond aan de goede kant. Iredale was een beste kerel, zijn vriend, bijna zijn enige vriend. „Dat begrijp ik niet", zei hij. „Ik dacht, dat jullie elkaar naar de keel zou den vliegen." „Dat is een dwaas idee van Ede. Inderdaad geloof ik, dat ik zijn ge weten ietwat heb bezwaard. In elk geval schijnt hij te willen, dat wij elkaar de hand schudden en goede vrienden worden. Ik kan niet zeg gen, dat ik erg op die bijeenkomst gebrand ben." „Dat is meer dan ik met Munro zou doen", zei Jessop langzaam. Uit stellen dat was het enige wat nu nog kon helpen. „Toen hij hier werkte gedroeg hij zich altijd alsof hij de al machtige God was en hij is niet veranderd. Enkele minuten geleden passeerde hij mij op de gang en zag mij zelfs niet." Iredale trok zijn voeten van de ta fel weg. „Je gaat naar Malakka, ouwe jongen", zei hij zacht. „Daar zul je worden gewaardeerd." Jessop leunde voorover met de be doeling hem tegen te houden. „Alles goed en wel, Bill, maar ik kan niet zo maar plotseling weggaan. Ik ben niet zo'n vrije vogel als jij. Ik heb hier nog werk te doen. Kijk hier eens even naar, dan zul je zien wat ik bedoel." Hij opende zijn schrijfmap en nam zijn opus eruit, waarna hij een om gevouwen hoek van het document glad streek. „Het is bijna voltooid. (Wordt vervolgd) WIE OOK op zijn allerlaatste be nen loopt, dat is monsieur Jacques Maloux. Hij is de niet grote chef van de Parijse P.T.T., die voor de tweehon derd journalisten elke dag de telefoon lijnen verzorgt. Maar wacht even, want dat is eenvou diger gezegd dan gedaan. U had er eens bij moeten zijn toen we uit de Pyreneeën belden uit plaatsen als Pau en Luchon of in de Alpen uit Gap en Briangon. Ik geloof dat, wanneer er tussen die bergen één zwaluw toevallig op een telefoonlijn gaat zitten uitrusten, het hele net in de war is. Verbindingen met Milaan en Santan der, met Düssel- dorp en Antwerpen, ze werden binnen een kwartier zes keer verbroken. En dan wordt er, zo tussen acht en tien uur 's avonds, van alle kanten in de Salie de presse ge schreeuwd: „Ma loux, je suis coupé; Maloux, mijn lijn naar Rotterdam is weg; Maloux, ik wacht al een uur op Rome; Maloux, waar blijft Den Haag; Maloux, Pa rijs valt weg; Ma loux, ik kan onmo gelijk een woord van Marseille ver staan; Maloux, ik hoor niets uit Ma drid. En Maloux maar hollen, van de tele, foonkappen naar de telefonistes, van de telefonistes naar een ander toestel waarmee hij de plaatselijke centrale kan bereiken en daar tussendoor zegt hij maar tegen al die telefonerende dames, die dit gekkenhuis meestal voor het eerst in hun leven meemaken en doodzenuwachtig worden, de Spaanse journalist met Hamburg verbinden en de Italiaan met Amsterdam: „Kalm blijven dames, alleen maar kalm blij ven. Voor u is het één avond, voor mij bijna een maand en al dertien jaar achter elkaar". Een collega van de Italiaanse krant La Stampa slingert zijn hele telefoon toestel uit de cabine op de grond: het ligt in tweeën en de draad is gebro ken. „Weg met die Tour", brult hij, „weg met die hele bende. Ik kan geen woord verstaan, heb ik daarvoor mijn verhaal geschreven?" Wat doet monsieur Maloux? Hij neemt de Italiaan broederlijk onder de arm, brengt hem naar een andere tele- foonkap, vraagt opnieuw een lijn mei De naam is Blenee, hij zegt rroekoe Rome aan en drukt de opgewonden Italiaan op een stoel. „Hier, je lijn, spreken maar", zegt hij dan. WESTKAPELLE. Circa 355 jongens en meisjes der lagere scholen van de dorpen Domburg. Scrooskerke, Oostka- pelle, Veere en Westkapelle beoelenden velerlei takken van sport op de jaarlijk se sportdag. Burgemeester Th. de Mees ter sprak een openingswoord, waarin hij de jongelui wees op de belangrijkheid van de sport. De medaille, die beschikbaar was ge steld door de burgemeester, werd ge wonnen met slagbal door de leerlingen van de o.l. school te Westkapelle, de meisjes van deze school sleepten de me daille, beschikbaar besteld door de ou dercommissie, in de wacht. De o.l. school te Domburg wist beslag te leg gen op de wisselbeker. ST. PHILIPSLAND. De P.V. „De Reisduif" hield een wedvlucht uit Til burg. De uitslag luidt: 1 Bakker-Hage, 2 en 3 Joh. Reyngoudt, 4, 5, 6 en 8 J Quaak, 7 Gebr. Verwijs, 9 en 10 Gebr. Fontijne. Uitslag wedvlucht Or leans: 1 en 4 Joh. Reyngoudt, 2 C. Ver wijs, 3 A. Faassen. Hij is een wonder, deze Jacques Maloux, een heel groot wonder. Hij brengt, Spanjaarden die buiten zichzelf zijn, omdat de verbinding met Barce lona of Madrid is uitgevallen en die hun typmachine in een razende bui door de Salie de presse gooien, tot kalmte. Hij zet de stoelen, die door getergde journalisten die staan te schreeuwen door hun telefoonhorens, ondersteboven zijn getrapt, zonder een woord weer overeind. En met een stoïcijns gezicht verzamelt hij de ber gen papieren, die door een Zwitser in een bui van „laat nu maar komen wat komen moet" door de zaal zijn ge slingerd. Ja, en die enkele keer, die heel enkele keer dat wij ergens twee of drie knappe telefonistes ontmoeten, dan is monsieur Maloux daar vlak naast de meisjes om die tweehonderd mannen, die nu al drie weken in een soort kazernegemeenschap annex zigeu nerkamp leven, te remmen bij al hun invitaties of de dames 's avonds mee gaan dansen. Er is er maar één voor mij, op de hele wereld, één Maloux. Maar achter die pop is een heel klein ruitje, en achter dat ruitje zit monsieur Mascotte opgebor gen in de achterkant van het bestelauto- tje, zonder raampjes, zonder lucht dus te transpireren. Hij heeft -alleen een zwembroek aan, elke dag. Hij kan niet zien wat er achter zijn autootje aankomt en nauwe lijks of er zich gek ke dingen voor hem afspelen. Maar daar om heeft zijnkoffie- merk ook nog twee andere auto's mee gestuurd, die hem volgen en vooraf gaan. „Ik ben negen kilo afgevallen van het transpireren daar binnen, sinds het be. gin van de Tour" vertelde meneer Mascotte me giste ren. „Elke dag barst ik van de hoofdpijn en ik geloof dat ik meer aspirientjes eet dan jullie alle maal bij elkaar. Maar dit werk be taalt honderd gulden per dag en dat is ook weer niet wei nig." Tweehonderd auto's in die reclamekara vaan dus en ze rijden t.wee uur voor de renners uit. Ze heb ben een dankbaar publiek, want wie een paar uur al heeft zitten wachten in de berm of op een stoel voor zijn huisdeur is blij wanneer er iets langs komt. En of er iets langs komt. Krijsende vrou wenstemmen, soms op bandjes opgeno men, vertellen uur na uur dat men nu een kans heeft om voor bijna geen geld in het bezit te komen van een schitterende verzameling lectuur. De band draait en de wagen stopt bij een dikke prop publiek. „Honderd francs slechts voor de hele collectie inclusief een feestpet en een zonneklep." De mensen vliegen er op af, want voor honderd oude of één nieuwe franc willen ze de komende uren wel door brengen met wat tijdschriften. Maar zo'n auto blijft nooit lang staan, ook niet als er nog bosjes klanten zijn. Want de venters weten al, dat ze uit het oog verdwenen moeten zijn voor de kopers ontdekken dat ze één nieuw weekblad (bovenop) en een stapel van het vorig jaar of acht maanden geleden in de handen gedrukt kregen. En wee dan de krantenverkoper die nog in de buurt is. De paar, die weieens niet vlug ge noeg weg waren, kunnen getuigen hoe ze de hele collectie naar het hoofd kregen geslingerd, met nog wat oude tomaten, sinaasappelen, bananenschil len of wat voor het grijpen lag toe. Ë.l||llllllllllllllllllllllllli~i Voor de tweede keer een briefje on. der mijn ruitenwisser, gisterochtend toen ik uit Aix les Bains wegreed. Dit stond er op: „Geen bretels bij ons, geen regenkapje, niks in het zakje, ga niet „plat op de bek" in een bocht, doei. Hup Holland Ir. v. Luyk, Enschede". Ieder jaar is dat weer zo en ieder jaar vliegt het publiek er weer met graagte in. Maar de zaken van de tijdschriften jongens gaan niet zo best, deze reis. Tot eergisteren riepen alle concurren ten „honderd francs voor de hele col lectie", maar gistermiddag op de boulevard Jules Ferry in Thonon les Bains zakte de prijs ineens tot de helft. Het was een figuur van een Parijs damesblad, die begon met zijn kreet „alleen bij mij de hele collectie voor vijftig francs". De mannen van France Soir, van Marie-Claire, van Hurrah en van al die andere bladen waarvan er één als ondertitel heeft „om met z'n tweeën te lezen", ze schrokken zich een ongeluk. Onmiddellijk werden de koppen bij elkaar gestoken en binnen de drie minuten galmde het uit zeven tien luidsprekers boven op evenveel krantenauto's: „Vijftig francs voor de hele collectie". 68. Kappie en Dubbelster, die al een hele tijd met spanning op de komst van de politie wachtten, zagen door de deur van hun coupé opeens een tweetal uni formen naderen. „Daar heb je ze.." siste Dubbelster verblekend. „Nu is -het spel uit. Ze mer ken vast en zeker dat ik geen echte agent ben, deze keer" „Kletskoek" zei Kappie, ingespannen turend. „Dat zijn geen agenten maar be de conducteurs. Ze komen de passagebil jetten controleren" Het volgende ogenblik hadden de ambten hun coupé bereikt. „Uw kaartjes alstublieft," sprak ene conducteur op vlakke toon. „H-heb ik n-niet" stotterde de geleer de, terwijl hij met nutteloze gebaren zijn uniformjas betastte. „Eh, ik reis op staatskosten haast te Kappie zich uit te leggen. „En deze diender brengt mij een eindje weg.." „Ach, natuurlijk" riep dezelfde be ambte uit. „U bent immers die aanslag pleger met de bom Zozo. Is het niet gelukt? En waar is de bom nu?" „Ja, vooruit Zeg op! Waar is de bom?" snauwde nu de andere beamb te, terwijl hij een grof wapen uit zijn uniformjas tevoorschijn trok. Dit zonder linge gedrag deed Kappie begrijpen, dat hij geen echte conducteurs voor zich had... KRABBENDIJKE. Op maandag 18 juli, des avonds om acht uur, komt de gemeenteraad in openbare vergadering bijeen. De agenda vermeldt slechts ne gen punten. B. en W. .stellen o.m. voor tot het aangaan van een geldlening van ƒ400.000 met de N. V. Bank voor Ned Gemeenten (in verband met de uit te voeren rioleringswerken) en tot het ver lenen van medewerking aan het bestuur van de vereniging De christelijke kleu terschool voor de aanschaf van een stof zuiger. Bankjes in plantsoen s HEERENHOEK. In het plant soen aan de brandvijver zijn enige bankies (op proef) geplaatst. Weliswaar zijn net gedeelten van oude schoolban ken, maar met een beetje moeite kan men er toch op gaan zitten. De bank jes zijn wat hoog. De bevolking van s Heerenhoek twijfelt er echter niet aan, dat in de toekomst de vroede va deren zullen besluiten om wat prettiger zittende banken aan te schaffen ter ver fraaiing van het plantsoen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1960 | | pagina 2