mr m Laat mij maar op de Zeeland CETALAC de Schat drosnidllê6 [SPORT KAPPIE EN DE KRIELKUNSTMAAN 1BAZURKA 'mmm1 gehoord e z len Ander mens Verliefde oogjes Bijzonder schip Groot man I FLITS j GORDON in het j heelal Dan Barry GEHEIM AGENT JAMES BOND lan Fleming 1 DE I TINTELS Jack Dunkley l it de kerken Woensdag 8 juni 1960 ZEEUWSCH DAGBLAI Pagina 2 m r.v PW ••Mv.. .v.v - i A/B s.s. ZEELAND Zo, we varen weer op de Weser en Bremen ligt achter ons. We zit ten wat dieper in het water door de ingenomen lading en de eer ste stuurman J. van der Heul noemt dat: ,,We steken zoveel voet." Bij dat „zoveel" heeft hij natuurlijk een getal gezegd; ik geloof, dat het twee en twintig was, maar ik geloof ook dat mensen van een schip alleen maar nijdig worden wanneer een leek net doet of hij ér iets van begrijpt en dan van die half-ware-uitdrukkingen ge bruikt. Wel, om u de waarheid te zeggen; ik begrijp er soms helemaal niets van en daarom houd ik maar een slag om de arm. Neem nou Breinen. We hebben d*ar weer honderden tonnen lading in genomen. Kunstmest bijvoorbeeld. Eerst in Antwerpen lo* gestorte pota* en nu weer zakken kunstmest. Het hield niet op. Een hele dag maar zakken kunst mest, die met grote kraanarmen in de ruimen worden neergezet. En daar onderin allemaal mannetjes die van boven af bekeken als driftige mieren heen en weer sjouwen om die zakken langs de kant te leggen, hetgeen dan weer stuwen heet. Mee naar Hamburg gaat die kunst mest en dan naar Rotterdam. Om er over een week of vier, vijl ergens in het Verre Oosten te worden uitge haald. En daarnaast staan televisietoe stellen, waarop ze in Bangkok of daar omtrent zitten te wachten. En vijftig auto's voor Malakka. En maar douwen en maar aanstampen, hutje naast mutje en dan gaan we ergens weer wat halen. Je begrijpt niet dat zo'n schip niet vol komt. Honderd en vijftig meter zijn we lang en bijna 22 meter breed. Het lijken wel pakhuizen, die ruimen onderin. En in het hart van de „Zeeland" de machinekamer. In heb er gisteren zo'n anderhalf uur rondgewandeld, zo'n metertje of zes onder de waterspiegel. De heer A. W. van den Berg was mijn gids en ik had geen betere kunnen hebben. Vijf en dertig jaar heeft hij gevaren bij de Koninklijke Rotterdamse Lloyd en als hoofdwerktuigkundige is hij met pensioen gegaan. Nu maakt hij deze kustreis mee. zomaar, om weer eens een schip te proeven, om weer eens op een thermometer te kunnen kijken en een drukmeter te bezien. Want die oud- hoofdwerktuigkundige Van den Berg heb ik nu een paar dagen „boven" meegemaakt. Een vriendelijke man. denk je dan, die geniet van dit reisje. Maar nu wat anders. Ga met die- kocht mijn vrouw vijf eieren in een kruidenierswinkel. Toen bij het avondeten deze kippige pro- dukten ter consumptie op tafel kwamen, bleken twee eieren niet meer geschikt te zijn voor de menselijke maag Dat komt wel vaker voor met eieren, vertelden de buren ons. We hebben het trouwens zelf ook meermalen geconstateerd. Er worden in Nederland veel eieren gegeten. Groter nog is het aantal eieren, dat wordt geëxporteerd. En dan mag het beslist niet voorkomen, dat bedorven produk- ten worden verhandeld. Dat kan onze Nederlandse naam in het buitenland enorm schaden. Het schijnt, dat de voorlichting, die de pluimveehouders ontvangen, toch nog niet voldoende is ge weest. Bovendien vraag ik mij wel eens af, of er wel voldoende tempo zit in de handel. De eieren gaan in veel geval len van de pluimveehouder naai de verzamelaar, van de verza melaar naar de handel en daar na weer via de grossier naar de winkelier. De handel met een aan bederf onderhevig produkt dient met grote snelheid te gebeuren, vooral omdat men toch moet we ten dat niet elke kippenhouder twee 'of meer keer per dag de eieren raapt en zich ook niet steeds houdt aan de regel, dat de eieren twee keer per dag moeten worden omgekeerd. Het gaat niet om die paar eitjes, die gisteren op mijn tafel kwamen, echter wel om de naam van een produkt. dat Nederland in het buitenland .een goede naam heeft gegeven. Die naam moet worden behou den. niet in het minst omdat voor veel boeren op de zandgron den de opbrengst der eieren een belangrijk deel van het bedrijfs- inkomen uitmaakt. Nederlandse schepen was. Een man. die ontelbare tonnen Nederlandse en buitenlandse lading veilig over de zeeën bracht. Maar ook een man, die het doodgewoon vindt om te vertellen, dat hij thuis zijn vrouw met afwassen helpt. Ja. een groot man. O, daar gaat de bel. Het is zeven uur en die bel betekent: Aan tafel. Die tafel! U kent de kreet ..Aan boord van Nederlandse schepen is het eten altijd goed". Maar voor chef-kok G. J. Willemse van de „Zeeland" ga ik, als ik terug ben in Rotterdam, een heel klein standbeeldje bouwen op de Coolsingel. Ergens voor de Bijenkorf. Maar niet zo boog als dat vervormde vergiet vdn de heer Gabo. Dan hoeft er ook geen zeil omheen, wanneer we aan het schoonmaken toe zijn. En kan de brandweer thuis blijven. Advertentie Verf met gemak en... van Ceta Bever Rijkswaterstaat in Arnhem heeft gis teren de aanleg aanbesteed van de rijks weg tussen Waardenburg en Hedel met bijkomende werken in de gemeente Zalt- bommel. Laagste inseb»-; I firma J. Heymans uit Rosmalen met 2.395.000. hoogste het aénn-in .:fc, drijf A. Maas uit Sneek met 4.460.000. 46 Om terug te keren tot de vin gerafdrukken: op de hakbijl wa ren er dus geen meer' en op de schuur, waaruit hij is ontvreemd, evenmin. Naar mijn gevoel bewijst dit alleen dat de dader inderdaad erg goed bekend moet zijn geweest met het terrein, want hij heeft niet tastend zijn weg moeten zoeken bij en in de schuur. Hij „De schuur?" riep Justus plotse ling uit. ,,Als mijn vrouw, toen ze boven op haar kamer was. inder: daad iemand heeft horen rondlopen en ik heb geen enkele reden om daaraan te twijfelen dan kan die man zich hebben verborgen in de schuur, toen ik later het hele huis doorzocht. Daarom vond in natuurlijk niets." Inspecteur Wood dacht er over na. Sceptisch haalde hij tenslotte de schouders op en zei: „Dat zou kunnen. Als tenminste iemand heeft rondgelopen. Een reden te meer dus om aan te nemen dat het een bekende was. want hij wist meteen waar hij zich verstoppen moest." Hij drentelde naar de deur. ,,Nou, meneer Reiziger, dan zie ik u morgen wel in Aviemore." Met een korte groet verdween hij, Justus enigszins teleurgesteld achter latend. Meer dan ooit had hij be hoefte aan inlichtingen, want hij was er zich van bewust dat het net van raadselen zich alleen maar rondom hem verdichtte en langzaam ieder sprankje licht naar een oplossing dreigde te doven. Met een zucht nam hij HET GROTE KINDER PUZ ZEL BOEK en hij bladerde er weer lusteloos in, hier en daar een stukje lezend zich afvragend hoe een intelli gent man als Angus Grant toch ge weest moest zijn. gedacht zou kun nen hebben dat hij met deze vrij saaie letter- en cijferpuzzels enige belangstelling kon wekken bij een paar ongedurige, door de winter in het huis opgesloten kinderen. Hij liet het boekje op zijn schoot zakken en zo bleef hij piekerend zitten, tot Celestine hem kwam roepen voor de lunch. De lucht was betrokken toen zij buiten kwamen, daarna, maar Celes- tine liet zich daardpor niet weerhou den en ze stelde eenvoudig vast, dat het nu fris genoeg was voor een flinke wandeling. ..Niet zo'n kleintje als gisteren," zoals ze neerbuigend zei. Om te ontsnappen aan de vragen door W. H. van Eemlandt die hem in dit huis bleven vervol gen ging Justus op dat voorstel in. maar hij kon zich dan toch niet voldoende aan de hem gestelde pro blemen ontworstelen om niet het ge noegen van een wandeling te willen combineren met zijn privé-onderzoek Toen ze naar de poort liepen bleef hij even slaan bij Douglas Macgoul- lie. die bezig was in de moestuin. Douglas keek op toen hij het echt paar zag naderen en hij knikte vrien delijk. ..Douglas", zei Celestine opgewekt, „we gaan een verre wandeling on dernemen. Welke richting raad je ons aan?" Onderzoekend keek Douglas van de een naar de ander, tot Justus on schuldig zei: ,.De richting van de Revoan Pas bijvoorbeeld." „Dat is een behoorlijk stuk", zei Douglas weifelend. „Ik zou u zelf wel de weg willen wijzen, als ik over al mijn Siamese tweelingbroer niet mee moest slepen." „In dit geval is je tweelingbroer welkom", zei Justus vriendelijk, ter wijl hij naar Celestine keek. Zijn vrouw begreep volkomen wat er aan de hand was, maar zo lang zij haar wandeling kreeg was zij niet van plan zich door iets of iemand te laten afleiden. Nu zij keek naar de bergtoppen: onder de laag han gende lucht leek het haar zelfs beter om de wandeling te ondernemen met iemand die ter plaatse bekend zou zijn. Als sergeant Ross had gevoeld dat er over hem gesproken werd, kwam hij achter de portierswoning vandaan, de politiehond Bruce aan een riem naast zich. Hij was een on opvallende, wat oudere man. die iets van de stugheid bezat die ook Dou glas Macgoullie eigen was. „We hadden het juist over u, ser geant Ross. Ik stelde voor dat Dou glas ons zou begeleiden op een wan deling en we wilden ook u daarvoor uitnodigen." „Mij best. meneer, mevrouw", zei de sergeant brommerig. Hij wachtte gelaten tot Douglas zich in een an der pak zou hebben gestoken en volg zaam liep hij met het gezelschap mee. de poort uit. Weldra had het groepje zifch gesplitst: voorop Jus tus met Douglas Macgouillie en ach ter hen Celestine met sergeant Ross. Tegenover een dame liet de serge ant iets van zijn stugheid varen, want Justus hoorde tenminste af en toe het heldere lachen van Celestine Douglas was zwijgzaam. Naar zijn mening had hij alles verteld wat v'an enig belang zou kunnen zijn en voor lopig had hij de hele zaak in han den gelaten van de vreemde Hol landse bezoeker mr. Reiziger. Het was een vrij inspannende wandeling, die steeds hoger voerde, langs bos sen en beken, tot ze eindelijk op een pad kwamen dal parallel liep aan een vrij brede rivierbedding, waarin nu echter weinig water stond. „In de winter staat er meer wa ter in," gaf Douglas als commentaar toen hij zijn metgezel zag kijken. „Dit is de beek waarin mijn mees ter de dood vond." Justus ging er niet op in, niet in het minst omdat hij al zijn adem nodig had voor de steile klim naar boven. Ze liepen nog een half uur tje door. De bomen werden spaarza mer en de omgeving kreeg een wijs heid. die men daar beneden niet voor mogelijk zou hebben gehouden. Hier en daar stond nog een enkele boom in de rotsachtige grond, maar voor het overige was het landschap kaal en verlaten. De grijze lucht gaf aan de sfeer iets drukkends en daarvan werd Justus zich nog meer bewust toen Douglas Macgoullie de arm uit strekte en daarmee een cirkel be schreef. (Wordt vervolgd) Steeds maar laden en de pakhuizenonder in de Zeeland bleken dagenlang onverzadigbaar. Vijftig auto's waren ruim 3 al binnen gezakt en urenlang gingen de zakken kunstmest er achteraan. zelfde heer Van den Berg naar beneden, (le machinekamer in en op slag is hij veranderd. Op hetzelfde moment dat je met hem dat eerste vettige trapje af daalt en dan nog een en nog een en nog een paar en beneden rondstapt tussen al die ingewikkelde turbinetoe- standen, op dat moment loop je weer naast de hoofdwerktuigkun dige Van den Berg. Zijn hart gaal bijna zichtbaar open en dicht van ge noegen. Hij stapt tussen die 8500 paarde- krachten door en kijkt er rond als een jongeman die pas vader is geworden in het kamertje van de baby. Hij wijst op klokken, brult mij vanwege het lawaai de uitleg in het oor, zegt dat er 5000 liter koelolie nodig is en brengt me dan naar de vuren, waar acht branders hun werk doen. Hij licht een klepje op en laat me door een donkere bril in het vuur kij ken: een hel van vlammen, die sput teren en - knetteren, die verzengende stralen naar buiten sturen, maar die nodig zijn om onze bijna zeventien mijl per uur te halen. „Weet je wat ze hier verstoken?", schreeuwt de heer Van den Berg me in het oor. „Geen idee", loei ik terug. „Vijftigduizend liter olie, per dag", is het antwoord. Vijftig ton olie per dag en wij, de twaalf passagiers, maar boven op het dek in het zonnetje zitten en zeg gen: „Naar, die wolken" of „Ik wou dat de thee kwam." Vijftig tón olie per dag, door acht hele kleine gaatjes op het vuur ge spoten. De stokers halen de branders te voorschijn. Het is goed dat de vrouw van de heer Van den Berg hei niet ziet, want hij kijkt meemet ver liefde oogjes. Zelden heb ik zo'n hoop buizen, knop en, kranen, zuig- en blaasgevallen gezien als in die buik van de „Zee land". Koelolie stookolie, smeerolie, een dot poetskatoen in mijn handen (tegen alle vettigheid) en wij maar stappen tussen al die ingewikkeldheden door. Ik dacht dat ik iets wist van de motor van mijn autootje, maar dit Weet u nog dat ik u vertelde dat dei „Zeeland" een heel bijzonder schip is, met twee kapiteins en twee hoofdwerk tuigkundigen? Wel, de „echte" aan boord, die dus dienst doet, dat is de heer H. Grimmius uit Rotterdam en de gepensioneerde de heer Van den Berg (uit Breda). Zo is het met de kapiteins ook. Dat kapitein Viëtor deze week mijn baas is, dat wist u al. Maar er is nog een kapi tein aan boord en dat is kapitein A. Knook uit Rotterdam: 43 dienstjaren bij de Lloyd en nu gepensioneerd. Ook hij maakt deze reis mee om eens wat anders te zien. Aan de wal is hij deze reis nog niet geweest. „Straks zit ik weer jaren tussen de huizen en het stadsgewoel", zegt hij, „laat mij maar op'"'de Zeeland." Van kapitein Knook kun je de verhalen horen. Verhalen, die geboren werden in alle uithoeken van de we reld. „Toen ik veertig jaar hij de maat schappij was werd ik geïnterviewd door journalisten. Ik knutsel graag, had ik gezegd, maar in een krant stond: Hij metselt graag. Dagenlang telefoon tjes van vrienden, die steeds maar vroegen: Ik heb een muurtje te met selen, kun je even komen." Ja, knutselen doet hij, deze oud kapitein, die de zeegang in de benen heeft, elke ochtend om zes uur opstaat en om tien uur 's avonds in kooi gaat. Mooie verhalen heeft hij ook over fles sen water die ze in de Oost gebruiken op de toiletten. „Hoe ze het doen, weet ik niet. Ik heb het ook een keer ge probeerd, toen was mijn hele broek nat." En over thuis, waar hij net zijn trappenhuis geschilderd heeft. Hij is een groot man in mijn ogen. Een man. die de wereld zag, een halve eeuw lang bijna Een man die vele, vele jaren lang gezagvoerder van HJiminiiiiiiiiimiiiiiiiii i =E door i|'iilitilll!llll!lllllllllH mmimmummummitUMMMM 11II lil» nimfn Hij II if InilwWIWB door «wmiMninwiMMWwM /|KZALÜ6V6R-. i. slag ooêmvah WATERT)O- OEIMSOEBE- WU5TÊLÜC6 O A EN OIS TW ee U< T De KAM ÊR BOVEN ÜE ,DiEoe GESPREKKEN AR - LUISTERDEN,ZIJN OOKöePAKT. DOMMS KLE|W|H AN DLAMGERS kber. r-r-n wehssbgnbekendge— MAl-OrOATLE CHIFFRÉ ZNN HANOLANGGRSEN zichzélf HÉÊF rDOODGESCHOTKNUir ANGST VOOREEN ONDERZOEK NMRDEFONDSEN VAN DE VAKVERENIGING. 21JN PARTI015/N REPI5M ROER.HET NIÉUWS OATHIv) HeEFTGeSPÊELD HEEFT Z'N ORGANISATIE OMveR- GewoüPsN. in d« I door 1 W.Lo'imann imniHiiiiiiiiiiiiiniiimM amtBitiimtifiiiniiiiiininiiDiiii# - - .WJK KOHKUBRETraEN HXEH YANnAAK KOKHUIS 1 TJONGE, DAAR ZAL H 'J VAN IOPK 'JKENHELEMAAL GEZOND/ VHOe BESTAAT HET door i!HiimHintmHjtm»nit l^iH'tiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiMiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiitiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiHipiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiialmiiiiHiiiniiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiit INDERDA/^H'J lSOO< Zl&K VAM ANCtST/PAT HET DE SUL' TE VOOR. PE. STORM 1$».... Een zeeman móét naar een ander schip kijkenwanneer dat voorbij komt. In de haven van Bremen ioas het de Sommelsdyk die langs werd gesleept en aan de reling van onze Zeeland stonden ze samen te kijken: de oud-kapitein A. Knook (links) en de oud-hoofdwerktuigkundige A. W. van den Berg. 36. Terwijl de opvarenden van de Kraak in Kappie's hut nog rond de kunstmaan stonden geschaard, drong van buiten een verwijderd getuf tot hen door. Het geluid groeide aan, en Kap- pie en zijn mannen haastten zich aan i dek om de oorsprong ervan te zoeken, j Zij hadden maar net een voet buiten,! de kajuit gezet, toen er een verblin- j dende lichtbundel op hen werd gericht! „Bagage en paspoorten gereedhou den...!" klonk een bevelende siem overj het stille water. „Remmen vast. lich ten doven. Werpt het anker uit. Kof fers openen... Douanecontrole!" Daarop werd de schijnwerper ge doofd en kwam een bootje met twee beambten langszij. De meester legde de motor van de Kraak stil. „Wat is dit ja voor nonsens, voor den drommel?" wilde Kappie weten. Douane controle midden op zee! Zijn jullie ja helemaal betoeterd!" „Neen," antwoordde een der ambte- naren afgemeten. „Dat zijn wij niet. En aangezien wij in functie zijn, is dat dus een belediging. U moet op uw woorden passen." .z,° is het Hein!" meende zijn colle ga. „Ln als jullie ons niet goedschiks toelaten, dan maar kwaadschiks.." 1 „Het is maar een formaliteit." viel beambte no. 1 hem vlug in de rede. „Kwestie van een nieuwe verordening, i Kapitein! Toe, laat ons maar vlug aan i boord..." NED. HERV. KERK Bedankt voor Lunteren: J. v. d. Vel den te Dordrecht Benoemd tot voor ganger van de afdeling Dinxperlo van de N.P.B: H. J. Vedder te Terborg. GEREF. KERKEN Beroepen te Ulrum: D Passcier te Oosterzee; te Zwijndrecht-Grote Lindt: P. L. Smilde te Nieuwleusen; te Dom kerbroek: J. Eleveld te Hyum-Fin- kum; te Berlikum: W. J. de Ruiter te Idskenhuizen. Aangenomen naar Epe: H. J. Bouwhuis te Coevorden. naar Ridder kerk: A. C. Mooy te Gorinchem. Bedankt voor Bennekom (vac. H. v, d. Elskamp): J. Wiersma te Am sterdam-W Examens: Aan de v.u. is geslaagd voor het doctoraal examen theologie ds B. van Oeveren te Drachten. CHR. GEREF. KERKEN Tweetal te Rotterdam-Charlois- J P v. d. Boomgaard te Thesinge en A H Schippers te Hillegom, te Zeist- G T Buys te Papendrecht en W. F Laman te Hamilton, Ontario. Canada Beroepen te Rotterdam-Kralingen- P N. Ribbers te Noordseschut. BAPTISTEN GEMEENTEN Bedankt voor Muntendam: J. Bouri- cius te Tweede Exloërmond.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1960 | | pagina 2