Raadsels in zaak 0. na een lange reeks getuigen nog onopgelost Berkelse arts geestelijke vader van Arie's brief? De brief over Piet Berger WELKE ROL SPEELDE Mr. HUYGENS IN GEVANGENISINTRIGE? „Ik vind Heineken het lekkerste bier dat er bestaat...!*' „Dat (HftCC Ie niet, dat zo...!" i i TSut van modern apparaat Deken verbood geven van inlichtingen HOE DR. O. DE ZAKEN VOORSTELT q Arie gaf de avond voor zijn dood zijn pijp in reparatie. Hij vroeg nog: „Kan ik hem morgen weer gebrui ken?" Vijf Marokkanen ter dood veroordeeld Vrijdag 29 april 1960 ZEEUWSCH DAGBLAD Pag. 7i DEN HAAG. Naar aanleiding van wat ter zitting te Leeuwarden ter sprake is gekomen over een brief, die mr. M. H. Huygens, de verdedi ger van dr. O. in diens eerste zaak. zou hebben ontvangen van de vader van de overleden Arie L„ deelt mr. Huygens het volgende mee: Indertijd heeft een rijksrecher cheur mij gevraagd of ik over deze brief inlichtingen zou willen ver strekken. Ik heb mij in verband met dit verzoek gewend tot de deken der orde van advocaten, jhr. mr. J. H. de Brauw, die mij verbood enige inlichting over de eventueel ont vangen brief aan de politie te doen, omdat volgens de mening van de deken, deze brief onder mijn ambts geheim viel. Op mijn verzoek heeft de deken zijn standpunt, schriftelijk gemotiveerd, aan de officier van justitie te Leeuwarden, mr. Gelinck, doen weten. Ik kan dus thans slechts mede delen, dat ik niet eens bevestigen mag of ik wel ooit zulk een brief ontvangen heb, laat staan enige me dedeling mag doen over de inhoud van die bewuste brief. Ik voel mij verplicht deze mede deling aan de pers te doen, teneinde alle mogelijke gissingen over de in houd van die brief hiermee vol komen de kop in te drukkenaldus mr. Huygens. Mr. Huygens heeft in een brief aan de president van de Leeuwarder recht bank diens bescherming ingeroepen tegen publikaties omtrent zijn aandeel in de tweede zaak-O. Advertentie f: 1 Van onze rechtbankverslaggever Leeuwarden op w mei, drie maanden nadat Arie L. was gestorven, schreef dr. O. aan zijn toenmalige raadsman, mr. M. H. Huygens in Den Haag, een brief, waarin hij zijn standpunt uit voerig uiteenzette. In deze brief, waarin sprake is van de mysterieuze „Piet Berger" alias Arie L., werd gisteren in extenso op de zitting voorgelezen. Hij telt negen pagina s. Dr. O. vertelt, dat de man, die zich Piet Berger noemde, door hem het eerst op een zaterdag af zondagmid dag was gezien in zijn wachtkamer in Berkel. De man zou geslipt zijn of ge vallen en klaagde over pijn in zijn rechterheup en rechterschouder. Bij onderzoek vond dr. O. niets belang rijks en hij verwees zijn bezoeker naar zijn huisarts. De man zei dat hij het met deze niet goed kon vinden en vroeg of hij eventueel niet bij dr. O. mocht terugkomen. Een week later kwam deze Piet Berger inderdaad terug en klaagde nog over pijn in buik en heupen. Dr. O. onderzocht hem toen grondig, maar kon niets vinden en hield zijn klachten voor nervositeit, waarvoor hij hem een. broomdrank gaf iédere keer, dat Piet Berger kwam liet dr. O door zijn vrouw de drank klaar maken en mevrouw O. en Berger gingen dan in de apotheek, waar zij geruime tijd praatten. Dr. O. had daar nog geen kwaad achter ge zocht, maar merkte wel, dat zijn vrouw en zijn nieuwe patient het goed met elkaar konden vinden Dit alles speelde zich af in 1952. De hem onbekende naam Adri die plotseling op een ver jaarskalender in zijn huis verscheen, gaf hem echter kwade vermoedens, maar pas na zijn arresta tie in verband met de dood van zijn vrouw begon dr. O. alles te combi neren en zich te realiseren en hij her" innerde zich toen ook, dat P*®*' ï:er" ger het laatst geweest was op de dins dag of maandag voor het overlijden van ziin echtgenote. In zijn brief aan mr. Huygens ver telt dr O., dat hij de zaak-Berger aan een bewaarder in het huis van bewaring in Den Haag heeft gedeeld en op een middag in een flits een medegedetineerde heeft gezien in wie hij Berger meende te her kennen. DE NAAM van deze gedetineerde kon hij niet te weten komen en hij hoorde .later, dat de man naar Leeuwarden was gegaan. Zelf een maal in Leeuwarden aangekomen, trof hij daar Arie L., die hij als Berger aansprak, maar die ontkende Berger te zijn. Dr. O. hoopte zeker heid te krijgen door bij Arie L. een groot litteken op het rechter boven been te ontdekken, omdat hij dat lit teken bij zijn onderzoek op Berger duidelijk had opgemerkt. Dr. vertelde na enige tijd aan Arie L., dat hij in proeven met cyaankali een mogelijkheid van re visie voor zijn zaak zag en in het begin van 1957 bood Arie L. aan die proeven bij hem thuis te laten doen. Dr. O. vond dat zo'n vriendelijke geste, dat zijn wantrouwen zelfs aan vankelijk verdween. O. wist inmid dels dat zijn aangehuwde Belgische neef Verhaegen zonder veel moeite cyaankali kon krijgen en hij liet deze neef toen naar Leeuwarden over komen en gaf hem daar het adres van Arie's moeder en stiefvader. VAN L. hoorde hij echter niets over de ontvangst van de cyaankali en de verhouding tussen hem en L. verslechterde zienderogen. Dr. O. blufte nu tegen Arie door hem te vertellen, dat hij een gedetineerde, die op 26 januari naar huis ging, het signalement van Piet Berger voor een bevriende relatie had meegegeven en dat het nu wel spoedig uit zou komen wie Piet Berger in werkelijkheid was. En toen dr. O. op de avond van de 26ste januari 1958 bij L. kwam om, zoals zij vroeger gewoon waren, hem les te geven, was deze zeer nerveus, wilde O. over een ernstige zaak spreken en kwam toen met het hele verhaal, zoals dit later in de afscheidsbrief is vermeld. Daaraan ontbrak echter dé zelfmoord. HIJ waarschuwde-dr. O. echter niets op eigen houtje te ondernemen, daar hij dan weer alles zou ontken nen. Arie L. gaf toen ook toe, dat hij al enige malen getracht had dr. O. te vergiftigen. Dr. O. verzocht Arie alles op papier te zetten en op een van de volgende dagen toonde L. hem brieven de afscheidsbrief en de brief aan de gevangenisdirecteur en hij las deze aan dr. O. voor. In de afscheidsbrief werd toen het be grip zelfmoord gebezigd. Dr. O. vroeg, om deze brief in handen te krijgen, of hij hem mocht oyertypen. L. wei gerde dit echter, maar hij wilde hem wel dicteren, zodat O. een afschrift kon maken. Dr. O. maakte met car bonpapier drie kopieën, maar Arie had bedongen, dat ook die onder zijn berusting zouden blijven. L. informeerde plotseling naar het maagpoeder dat hij dr. O. enige tijd geleden eens gegeven had. Dat bracht dr. O. op de idee, dat dat poeder, dat hij niet had ingenomen, wel eens vergif kon zijn en hij besloot zijn celbezoeker te vragen dat poeder te laten analiseren. Hij vertelde de cel bezoeker dat hij het poeder had ge vonden op een schoteltje vis en ook vertelde hij, dat hij vermoedde, dat er ook al via chocolademelk en sar dientjes geprobeerd was hem te ver giftigen. Dr. O. verzweeg de bekentenis van Arie L. en sprak ook niet over diens brief. De celbezoeker kwam op 4 februari, de dag voordat Arie dood op zijn brits werd aangetroffen, met het bericht, dat het poeder cyaankali was. Dr. O. ging om ongeveer half zeven naar Arie's cel met een wit brood en een sigaar en vroeg om te weten te komen waar de afscheids brief zich bevond quasi ernstig hoe veel afschriften er ook al weer ge maakt waren. ARIE L. haalde argeloos de brief en de afschriften uit het boek, telde ze en borg ze opnieuw weer op. Dr. O. vroeg wat hij nu ging doenmaar Arie zei daarover nog geen beslissing te hebben geno men. De beide mannen gingen naar een filmvoorstelling en na afloop daarvan ging dr. O. vlug voor de anderen uit naar de cel van Arie L.} pakte de brief en de afschriften en stak die in zijn zak. Daarop ging hij weer terug naar de nog in de cellenvleugel binnen komende gedetineerden en even later opnieuw naar de cel van Arie. L. zei daar toen dat de hele zaak maar niet moest doorgaan, doch dr- O. vertelde dat het niet meer kon, omdat hij de brief in middels zelf in zijn zak had gesto ken. Verder vertelde hij Arie, dat het maagpoeder, dat deze hem ge geven had, cyaankali was geweest. L. werd razend, er volgde een woordenwisseling en dr. O- ver dween naaar zijn eigen cel. De volgende morgen hoorde hij van de dood van L- Hij was toen, zo schreef hij aan mr. Huygens, ge heel radeloos en besloot toen het voor te stellen alsof hij de af scheidsbrief juist die ochtend ge vonden had Later heeft hij deze onjuiste verklaring herroepen. Van onze rechtbankverslaggever LEEUWARDEN. - Hoe interessant alles wat gisteren op de tweede dag van het Leeuwarder gifproces is aangedragen, ook moge zijn, de grote raadsels in deze zaak zijn nog niet tot een oplossing gebracht. Nog steeds blijft de kernvraag: „Hoe kwam de cyaankali, waaraan Arie L. op 5 februari 1958 stierf, in de strengste gevangenis van ons land?" Ook over het aandeel van de Haagse advocaat mr. Huygens in de voorgeschiedenis van het drama werd geen klaarheid verschaft diens rol werd daarentegen nog onduidelijker. Gisterochtend las de president van de rechtbank nl. een ver klaring voor van een oud-gede tineerde, die vertelde dat hij na zijn vrijlating in 1958 een be zoek had gebracht aan de vroe gere raadsman van dr. O. Meineed Mr. Huygens zou hem bij die gele genheid hebben „uitgenodigd" tot het plegen van een meineed. Hij had vol gens de mededeling van de oudgevan- genisklant gevraagd, of deze bereid was te verklaren, dat hij een gesprek had afgeluisterd tussen dr. O. en Arie L., waarin Arie bekende, dat hij ver antwoordelijk was voor de dood van mevrouw O. De ex-gedetineerde had geweigerd zulk een verklaring af te leggen, om dat zij in strijd met de waarheid zou zijn. Mr. Huygens zou toen hebben ge zegd: „Als je van gedachten mocht veranderen, schrijf dan maar aan de huidige raadsman van dr. O." Nadat de bezoeker had' opgemerkt, dat 'hij niet gesteld was op „die han digheidjes van advocaten" had hij de woning van de Haagse jurist kwaad verlaten. De tegenwoordige verdediger van de Berkelse arts, mr. Schootstra, heeft nooit een brief van hem ontvangen. Gevangenisrumoer Het was gisteren de dag van de ba jesklanten en de achtenswaardige ge- tuigen-deskundigen. De eerste catego- gorie was slechts op de zitting aan wezig in de vorm van een lijvig dos sier, waarin al het gevangenisrumoer, dat na de dood van Arie L. was ont staan, getrouw was opgetekend. Een bloemlezing: -i Dr. O. toonde geen emotie toen Arie L. dood was. o Dr. O. praatte veel over cyaan- kali. Eens zei hij: „Ik ben voor alles in". o Enkele weken voor Arie's dood zei dr. O.: „Binnenkort zullen de ge vangenen over mij in twee partijen zijn verdeeld, een contra en een pro". A Vlak voor het overlijden van L. zei de Berkelse arts: „Ik ben voor 90 pet. klaar met mijn revisie; die 10 pet. moet ik er nog bij versieren". - Dr. O. vertelde vaak over de zg. „Piet Berger" en vroeg dan: „Wat vind je van dat verhaal?" Als er be zwaren werden geopperd, grinnikte hij maar wat. tr Dr. O. gooide de laatste dagen voor Arie's dood steeds op steelse wijze propjes papier in de kachel beneden in de cellenvleugel. f De dag voor de dood van L. zei dr. O. tegen een medegevangene: „Wat er ook gebeurt, je moet niet gek opkij ken". o Na de dood van Arie gaf dr. O een een gestrafte een afschrift van Arie's afscheidsbrief. De gestrafte zei toen: „Daar heb je een mooi kunstje geflikt." O. reageerde niet. 111 Arie heeft iemand een paar maal -LW om cyaankali gevraagd. Niet meer nodig Ixi de verklaringen van de gedeti neerden speelde de Gentse neef van de Berkelse arts, Rogier Verhaegen, een vitale rol. Deze fotograaf zal ver moedelijk vandaag voor >de rechtbank verschijnen om zijn rol in dezen te verklaren. Verscheidene gevangenen legden verband tussen het bezoek, dat Verhaegen in 1957 aan zijn neef had gebracht en de aanwezigheid van het vergif in de gevangenis. De dag na dit bezoek had dr. O. gezegd: ,,Ik heb geen cyaankali meer nodig". De Berkelse arts zou een trucje heb ben bedacht om iets de gevangenis binnen te smokkelen. Om dat handig heidje te doen slagen, was een bezoek aan het toilet noodzakelijk en waren niet dr. O. en zijn neef tijdens het be zoekuur naar de w.c. geweest? Tegen over deze beredeneerde verklaringen, die berusten op de waarnemingen van een enkeling, en de -gissingen van zeer velen, staat de pertinente ontkenning van Rogier Verhaegen en dr. O. Een zending Verhaegen houdt vol, dat hij uit Bel gië maar één gifzending heeft verricht en wel naar de ouders van Arie L. Als de Belgische fotograaf vandaag voor de rechtbank moet getuigen, welk standpunt zal hij dan innemen? Het is dan ook niet verwonderlijk, dat zijn komst met grote spanning wordt tege- moetgezien, te meer omdat gisteren de gerechtelijke toxycoloog Boer uit Den Haag verklaarde, dat de cyaankali in het flesje, dat in L.'s cel werd gevon den en in het flesje dat door dr. O.'s celbezoeker naar de apotheker was ge bracht, opvallend veel gelijkenis ver toont met het vergif, dat Verhaegen in België had gekocht. Prof. dr. C. J. F. Böttcher, hoog leraar in de fysische scheikunde (vroe ger ook in de grafologie) te Leiden, kwam gisteren zijn rapport toelichten, waarin o.m. de tijdens het vooronder zoek nogal sensatie verwekkende con clusie staat opgenomen: ,,De tekst van AV PRUKK£ pjscussie Mer f }&uaaiT6 gaNH.f.AM.o Arie's afscheidsbrief aan dr. O. is ge-- heelj althans nagenoeg .geheel, door de Berkelse arts opgestëïd5'. De hoogleraar had 'geprobeerd door vergelijking van correspondentie van dr. O. en van L. het verschil in taal gebruik vast te leggen aan de hand van typerende uitdrukkingen, die door een van hen regelmatig werden ge bruikt en door de ander zelden of nooit. Hij constateerde acht kenmerken van verschillen. Hij deed dit voordat hij de zg. afscheidsbrief, waarin Arie bekent de vrouw van O. een dodelijke dosis cyaankali te hebben toegediend, onder ogen had gehad. Toen hij de kenmerken toetste met deze brief bleek dat de acht criteria geheel over eenstemden met Arie's epistel en de correspondentie van de Berkelse arts, en in het geheel niet met de correspon dentie van L. Gedicteerd Dr. O. moet Arie de brief hebben gedicteerd of „voorgeschreven" want hij was geheel in het hand schrift van L. gesteld. Ook de be kende brief aan de directeur van de gevangenis en het briefje met de woorden: „Ik heb een medicijn van dr. O. ingenomen, enz." waren van Arie's hand. Het laatste briefje is volgens prof. Böttcher normaal geschreven, d.w.z. het is geen dic taat of kopie. De afscheidsbrief noemde de Leidse hoogleraar gralologisch gezien een „op gewekt geschrift", hetgeen verbazing mag wekken, omdat het hier gaat om een mededeling van L. aan dr. O. dat, als zij ernstig genomen moet 'worden, beslissend zou kunnen zijn voor de levensloop van de schrijver. Wat moet hieruit worden geconcludeerd? Verwachtte L. inderdaad veel heil van deze bekentenis? Of was de brief slechts onderdeel van een geraffineerd spel waaraan L. argeloos meedeed, maar dat voor dr. O. een kwestie was van leven of dood? Depressief Prof. Böttcher was zeer pertinent in zijn verklaring, dat het briefje over „het medicijn" in een depressieve ge moedstoestand was geschreven. Werd die depressie veroorzaakt door argwaan over het medicijn, 'dat L. even tevoren had ingenomen? Of schreef hij het kattebelletje voordat hij het gif be wust of onbewust innam? Allemaal vragen die geen van alle voorlopig uit zicht op een bevredigend antwoord bieden. Prof. Böttcher werd op een ge geven ogenblik door de president van de rechtbank naar een aparte kamer gestuurd om uit te maken of een brief, die Arie L. op 26 januari 1958, dus vlak voor zijn dood, aan zijn ouders had gestuurd, misschien in een pessimisti sche stemming was geschreven. Dr. O. verklaart namelijk steeds, dat hij die avond de bekentenis van L. had ver nomen. Opgewekt Het moet dus voor Arie een wat trieste avond zijn geweest, maar in de brief aan zijn ouders babbelt hij op gewekt over Paul Vlaanderen, naar wie hij onder het genot van een pijpje die zelfde 26ste januari zou gaan luisteren. Prof. Böttcher kwam uit zijn isolement terug met de mededeling, dat de brief grafologisch een opgewekte indruk maakte. Tussen de gerechtelijke patholoog anatoom dr. J. Zeldenrust en dr. O. ontspon zich gistermiddag voor de rechtbank een diepgaand en bijna col legiaal vakgesprek over de vraag of mevrouw O. op het ogenblik van haar overlijden al dan niet zwanger zou zijn geweest. Dr. Zeldenrust wilde niet tot een definitieve uitspraak komen. Even min liet hij zich duidelijk uit over de vraag of dr. O. zich terecht in zijn eerste moordzaak had verweerd met Van onze rechtbankverslaggever LEEUWARDEN Het band opnameapparaat in de Leeuwar der rechtzaal heeft zijn diensten reeds bewezen. Tijdens de be spreking van de afscheidsbrief van Arie L. en de kopie die daarvan eveneens bij dr. O. was aangetroffen, kwam het tot een conflict tussen de Berkelse arts en een van de rechters, mr. Van 't Gele in Vitringa. Besproken werd de vraag of dr. O. de kopie had gemaakt aan de hand van L.'s origineel dan wel of Arie zijn brief had overgeschreven van dr. O.'s concept. Op een gegeven ogenblik hoorde iedereen dr. O. zeggen: „Ik heb het gedicteerd." Een golf van opwinding sloeg door de zaal. Deze woorden zouden betekenen, dat de Ber kelse arts bekende, dat hij de geestelijke vader van het hele mysterie was. „Wat zegt u daar?" schoot mr. Van 't Gelein Vitringa overeind. Dr. O.: „Ik heb het gedic teerd." Rechter: „Dus u zegt: ik heb het gedicteerd?" Dr. O., verontwaardigd op springend: „Neen, dat zei ik niet. Ik zei dat L. mij die kopie had gedicteerd." Het bandapparaat werd terug gedraaid en duidelijk klonken de woorden van de Berkelse arts: „Dat is gedicteerd." Zijn „bekentenis" werd daar mee te niet gedaan en het in cident werd gesloten. het argument, dat cyaankali op zich zelf zijn vrouw nooit had kunnen do den, omdat in haar lichaam het gif zich had verbonden met melksuiker. Geen Piet Berger Des avonds is op een geprolon geerde zitting met mokerslagen de mythe „Piet Berger" vernietigd. De president las met monotone stem de verklaringen voor van tientallen mensen, die allen vertelden dat Arie L. zich nooit met die naam had getooid. De getuigen konden het weten, want vrijwel allen hadden zij voor zijn veroordeling intens con tact met Arie gehad. Zij wisten wel dat hij zich soms voor een ander uitgaf om zonder risico met meisjes te kunnen uitgaan. Maar nogmaals: nooit noemde hij zich Piet Berger. Geen motor Dokter O. heeft Arie L. altijd het bezit van een motor toegeschreven, waarop hij onder de naam Piet Berger door Zuid-Holland zou hebben rondge toerd. Ook deze bewering werd, met een keur van argumenten, tegengespro ken. Vroeger huispersoneel van de Berkelse arts verklaarde dat mevrouw O. nooit bezoek had gehad van een vreemde man. Zij was ook nooit, zoals in de afscheidsbrief van Arie L. te lezen staat, in de periode waar alles om draait, uit geweest. Zij zat altijd thuis. Enige sensatie verwekte gisteravond de verklaring van een oud-gevangene, tegen wie dokter O. zou hebben gezegd, dat hij cyaankali nodig had om dat in zijn vroegere woning in Berkel te ver stoppen „als nieuw bewijsmateriaal voor een revisie". De getuige was met deze mededeling spontaan naar de politie gekomen. Geslagen Dokter O. zat, terwijl zijn verweer in deze zaak werd onttakeld, geslagen voor zich uit te kijken. Zijn verdediger deed wat hij kon. Maar hij vermocht de ver nietiging van het „Berger-beeld" getui ge de reacties van de rechtbank, niet te stuiten. Vandaag zal de officier van justitie vermoedelijk toekomen aan het formu leren van zijn eis. RABAT (AP) Het sensationeelste proces uit de Marokkaanse geschiedenis dat over het spijsolieschandaai, is ten eind gekomen met de terdoodveroorde ling van vijf handelaren, die het giftige spijsolie-motoroliemengsel hadden gefa briceerd en verkocht dat zesduizend Ma rokkanen levenslange verminkingen be rokkende. Overigens werd het vijftal ter dood veroordeeld op grond van een door ko ning Mohammed afgekondigde wet „met terugwerkende kracht", een juridisch ongekende manoeuvre, die in de hele wereld bevreemding heeft gewekt. Drie medeplichtigen werden tot le venslang veroordeeld en elf vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1960 | | pagina 7