DE CIRKELGANG
VAN DE HAAT
MIJN
ZAAK
Voor mijn zoon: neen
-Uit overstroomd gebied
OPMARS NAAR DE GALG
Man van 20:
Man van 40:
Man van 25:
Man van 33:
Het zal wel
De miljoenen
Pas naderhand
Elk beultje
Tastend
Mijn oorlog
Niet zien
Scheldkanonnade
„Hef sysfeem"
Een dier
Erg genoeg
Zo logisch
Reeks dieptepunten
AL DIE MEHSEN...
Verdacht van misdaden die het voorstellingsvermogen te -
boven gaan: voorste rij v.l.n.r.: Göring, von Ribbentrop,
Keitel, Kaltenbrunner; daarachter Raeder, von Schirach,
Sauckel, Jodl, von Papen.
IN juli 1951 zat ik in een klein Duits kroegje, waar grote potten
bier en diep-grommend gelach een sfeer van behagelijkheid
schiepen. Het was er druk in dat kleine cafeetje en al spoedig
kwam er een jonge Duitser aan mijn tafeltje zitten.
Nee, ik was geen Duitser, ik kwam uit Leiden.
„Ah so", ontdekte de Duitser joviaal, „Leiden?" Ja, die stad
kende hij heel goed. Hij had drie jaar als soldaat in Noordwijker-
hout gelegen en daar was een kruidenier geweest, bij wie hij
vele avonden zo gezellig had gekletst. Als ik in Noordwijkerhout
kwam, moest ik bepaald zijn groeten gaan doen. Hij heette
„Herr Ober, schenkt u deze heer eens in."
„Wat is deze man ontactisch", dacht ik, verbaasd over zo
weinig inzicht.
Zaterdag 28 november 1959 ZEEUWSCH DAGBLAD Pag. JA
Als je niet tot de partijgenoten werd gerekend moest je
vluchten, verhongeren, verkommeren, vechtenAls je niet
tot het ras behoorde werd je gemarteld en gedood.
weten, en als je het eenmaal
weet wil je er meer van weten.
Dat hebben veel jongeren al on
dervonden. Ik weet zeker dat ik
daar voorlopig nog niet „uit"
ben. Bepaalde beelden ook zullen
mij altijd bijblijven, en ik kan
alleen maar bang zijn voor wat
zeker gaat gebeuren, en me ver
wonderen dat wij nu, nog maar
vijftien jaar na dit alles, weer
bunkers bouwen in de binnenstad.
Het zal allemaal wel waar zijn,
en noodzakelijk. Maar dat zeiden
de verdachten van Neurenberg
immers ook. Hun grote fout is
geweest, dat zij het systeem, de
staat, een partij boven de indivi
du. de mens hebben gesteld. Dat
wordt ook ons terdege geleerd op
scholen met grote klassen en in
de militaire dienst.
Kom vanavond met verhalen
hoe de oorlog is verdwenen
en herhaal ze honderd malen:
alle malen zal ik wenen
schreef Leo Vroman. Maar in
zijn bespreking van film en boek
Opmars naar de galg schrijft
Anthony Bosman, generatiegenoot
van Vroman, in deze trant:
,.-Er wordt een schokkend en
onthullend beeld gegeven van
twaalf jaar wereldgeschiede
nis, een harde werkelijkheid die
de meeste mensen al te spoe
dig willen vergetenmaar die
niet vergeten mag worden. Niet
om de haat levend te houden,
maar om gewaarschuwd te zijn
voor wat onverbiddelijk komen
gaat. En indien volkeren en
staatslieden het hoofd in het
zand steken voor de commu
nistische dreiging, zoals op het
ogenblik keer op keer ge
schiedt, dan kan ik u slechts
zeggen: tot weerziens in een
kamp in Rusland of China.
Het boek en de film zijn aller
minst anti-Duits, eerder anti
mens? als men het zo kan zeg
gen. Onwillekeurig verlaat je de
zaal met een vaag schuldgevoel
wat je binnen hebt gezien kan
onmogelijk het werk zijn van die
paar beesten aan de galg gehan
gen. In de één huist een klein
Göringtje, in de ander een Hess-
je, een Von Ribbentrop, Rauter,
Hitier,
NATUURLIJK wist ik het al
lemaal wel. Te weinig uit
eigen ervaring, teveel van
lezen en luisteren. In de film
Opmars naar de galg zag ik het
in een algemeen overzicht: het
veelzijdig beulenwerk.
Het zien deed pijn. Een loden
golf van onmacht overspoelde
bijna iedere reactie.
Vóór het begon in 1939 moeten
miljoenen mensen ook zo gezeten
hebben. Ook zij lazen, zagen, luis
terden. Voor hun ogen is het ge
beurd. Niets hebben zij ertegen
kunnen doen.
Waarom niet?
Kleedden zij zich in warme jas
sen van tevredenheid om de kille
adem van een krankzinnige te we
ren? Zij wisten. Onbehagen en
huiver moeten hen beroerd heb
ben.
Misschien geloofden zij in zich
zelf, in mensen. En bovendien:
geloven is gemakkelijker dan twij
felen.
Hitier kon zijn gang gaan. De
miljoenen stierven. De miljoenen
marcheerden. In een donkere zaal
kon ik nu, vijftien jaar later, het
drama zien. Ik zag de hoofdschul
digen, maar zij beroerden mij
niet. Hun schuld was te groot.
Het kon hun schuld niet zijn.
Beestachtigheid op zo grote
schaal, vernietiging bijna zonder
einde, kunnen die nestelen in het
geweten van een paar mensen?
Ik voelde, terwijl ik keek, dat
ik het niet kon bevatten. Tot op
eens een detailopname door mijn
muur van ongeloof heen brak en
de weg vrij maakte voor de gan
se stroom van grievende ellende.
Grievend, ja, voor mij.
Daar waren mensen aan het
werk. Ik ben ook een mens.
Als de film is afgelopen, loop ik
rusteloos rond. Is het overdreven,
dat ik uit het document ook een
beschuldiging tegen mij proef? De
film heeft geen haat opgewekt.
Tegen niemand., of toch? Tegen
mijzelf?
Ik ben uitgerust met allerlei
vermogens, die verplichtingen in
houden. Het vermogen tot onder
scheiden, begrijpen, sorteren van
feiten, beredeneren. Die kan ik
niet uitschakelen. Er vormt zich
een conclusie. Ik spreek hem mis
schien niet uit, maar hij ligt in
mij verankerd. De miljarden op
onze wereld hebben dezelfde ver
mogens, de een meer, de ander
minder.
Ondanks hun conclusies hebben
zij niets gedaan toen de opmars
naar vernietiging en dood gestuit
kon worden. Pas naderhand maak
ten zij er een zielige, zinloze op
mars naar de galg van. En -nu
doorboren zij met hun scherpe
blikken het verleden en zetten
mij-deze film voor.
Maar zij die weten, die niet an
ders kunnen dan weten, doen weer
niets, nog niets. Ik ook niet.
Steeds meer zullen wij alles
voor iedereen begrijpelijk regis
treren. Ook oorlog en oorlogs
waanzin. Beter dan ooit zijn wij
in staat om te zien wat ons niets
doen voor gevolgen heeft. Steeds
meer van ons zullen er op den
duur niet meer onderuit kunnen
om een stukje van de schuld
voor het los laten van het beest
bij zichzelf te zoeken. Het kan niet
anders of het is ook mijn schuld,
hoewel ik aan de oorlog geen
deel heb gehad.
Hanns Albin
Hanns Albin Rauter is een bind
geweest,
als kind, als kind is hij tekort-
gekomen,
levens van duizenden heeft hij
genomen.
Wij hebben Hanns Albin ter
dood gebracht.
Let op uw kindje als het huilt
vannacht.
Dit schreef J. Meulenbelt (Van
daag' no. 3) en er is weinig aan
toe te voegen. Het systeem geeft-
elk beultje zijn grote kans.
Wat de jeugd eventueel aan
antipathie jegens de Duitsers aan
de film zou overhouden, lijkt mij
zeker niet misplaatst. Bovendien:
hij leert hoe iedereen zich voort
durend dient te weren tegen sy
stemen en misdrijven tegen de
menselijkheid en de vrijheid.
De doodstraf is iets vreselijks,
waartegen men zich niet voldoen
de kan verzetten. Zelfs de heu
len van Neurenberg hadden naar
mijn overtuiging niet gedood mo
gen worden. Wat had het voor
zin na al die miljoenen die al
waren gevallen? Wie meet zich
het recht aan Als ooit men
sen deze straf verdiend zouden
hebben waren zij het.
Maar drie weken geleden hing
in Engeland Podola aan de galg.
Hij had een zeer gemene daad
op zijn geweten, jazeker, maar
moet men dan in koelen bloede,
achter het zachte masker van
..recht" tot de doodstraf over
gaan?
Nee.
Dit is geen oordeel, geen be
toog met konklusies.
Het is een wirwar van ge
dachten en gevoelens die op
doemen, die je bezighouden
na het zien van Opmars naar
de galg. Je tast wel naar dat
oordeel, maar de lamp is uit
gedraaid je roept een aan
tal argumenten en meningen
uit waar je voor voelt: je zegt
waar je helemaal niets voor
voelt.
Het is een „shot" uit over
stroomd gebied, overstroom-
door een zee van trieste feiter
Alles wat jonge mensen er nu
van kunnen zeggen is zo'n
„shot". En ik heb geprobeerd
hun meningen in deze overbe
lichte -">mentopname te ver
werken
Men kan het beest doden, op
hangen, op de elerftrische stoel
zetten, onthoofden, maar daarmee
snijdt men slechts een deel van
de kwalijke uitwassen uit.
De daden en de waakzaamheid,
die het gevolg moeten zijn van
mijn weten, van uw weten en
van uw kinderen, zijn het die de
reeks van martelgangen kunnen
stopzetten en de zinloze opmars
naar de galg overbodig kunnen
maken.
Toen ik de mensen in de film
Opmars naar de galg aan het
werk had gezien was er voor mij
maar één conclusie: Iedere oorlog
is mijn oorlog. Iedere oorlog is
uw oorlog.
Volksverhuizingen onder
dreiging van de knoet, de
bestemming was altijd de
zelfde
MAAR hoe verbeten ik ook wied
in de tuin van mijn geheugen,
het onkruid is niet uit te roeien.
Er is geen vergetelheid. Nog niet.
Ja, ik heb „geluk gehad". Ik
ben overal „doorgerold" En des
ondanks heb ik al zo veel te ver
geten.
Er zijn er miljoenen, levenden
nog, die vreselijke dingen hebben
beleefd. Veel vreselijker.
Moet dat alles weer worden op
gehaald?
Ik wil die film mei zien.
Angst. Zeker, ik geef het toe.
Angst dat het verleden het weg
gestopte weer levend wordt.
ALS ik een zoon had van acht
tien jaar. zou ik hem afraden
de film te gaan zien. Want ik wil
hem niet belasten met een deel
van de angst, die de mijne is ge
worden. Die mij soms in de
nacht nog bespringt.
Ik kan niet meer onbevangen
staan tegenover miljoenen van
mijn medemensen: Duitsers, Ita
lianen, Japanners. Fout, ik weet
het. Maar die vijf jaar vormen een
slagboom.
Het echtpaar keek toe met tranen in de ogen. De vader hield de jongen van een jaar
of tien bij de hand en praatte zachtjes tegen hem. De jongen vocht met zijn tranen. De
vader wees naar de hemel, streelde het kind over zijn haar en scheen hem iets uit te
leggen. Maar daar riep de SS-er bij de kuil al
Hermann Friedrich Grabe
(ooggetuige)
Er waren in Pruisen twee, hoogstens drie concentratiekampen en natuurlijk werden de
gevangenen weieens geslagen
Hermann Göring
(één der belangrijkste mannen
van het Nazi-regiem)
PAUKENSLAGEN. Vier ge
stalten. Een priester. Een
man met bleek gezicht en
Honker haar. Twee grote ke
rels met M.P. op hun mouwen.
Zij gaan een houten trapje op.
Boven blijft de man staan, hij
krijgt een zwarte kap over zijn
gezicht. En de strop een
schimp van de beul nu is het
bijna gebeurd: zie, het luik valt
al. De man zakt snel weg, de
galg heeft haar werk gedaan.
Dit is het begin van de film
Opmars naar de galg, die met
als thema het proces van Neu
renberg vele echte opnamen
tooht van de Tweede wereldoor
log, haar oorzaken en haar ge
volgen. Het is afschuwelijk.
Je ziet de ovens openen: er
liggen lichamen in. Je ziet de
vuilnisbelts van wat eens men
sen waren, zoals wij.
Je hoort de nuchtere stem van
de 'commentator over de gruwe
lijke afslachting praten. De Brit
se bfficier van justitie tijdens het
proces: „Het moorden werd be
dreven-' als een -• short industrie,
in massaproduktie.
Je «kijkt,, ongelovig, naar de
eenentwintig man in de verdach-
tenbanken. Ze zien er toch uit
als mensen. Maar hoe kunnen
mensenHet zijn de meest
drieste beulen. Hitler, hun opper
hoofd. heeft al zelfmoord ge
pleegd. evenzo Himmler en Goeb-
bels. Zij zijn de drie afwezige
aanwezigen.
Maar daar zit Streicher. de
grote Joden vervolger met zijn af
zichtelijke kop. Hij onderging
zijn straf aan de strop met een
luidkeels „Heil Hitier." En Hans
Frank, die. tien jaar te laat. tot
inkeer kwam en wiens laatste
woorden, vóór het schavot wa
ren: „Ik ben dankbaar voor het
milde vonnis dat ik heb gekre
gen..." Die trieste ophangings
scène is dan ook het einde van
de film. Ook het boek Opmars
naar de galg sluit hier.
TOEN de krijgsverrichtingen
begonnen was ik welgeteld
één jaar.. Mijn herinneringen aan
de oorlog zijn er dus maar een
paar, en niet eens zo onplezieri
ge. Nadien heb ik er vrij veel
over gelezen en heel veel over
gepraat want al die mensen
rondom me hebben de oorlog
wèl ondergaan en dat is duide
lijk aan hen te merken. Hoe
wel..
Na het zien van de film en
het lezen van dit boek heb ik
wel honderd gesprekken gevoerd.
Met jonge mensen, die meest
al öf heel veel moeite hebben
om hun oordeel hierover te vel
len öf eigenlijk nergens van we
ten. Met oudere mensen die êl-
kaar en zichzelf voortdurend te
genspreken, ook al in de war ge
bracht, of overpeinzingen in een
wat al te filosofisch licht ten bes
te geven.
Maar de meesten verliezen on
middellijk elk gevoel voor rede
lijkheid en doen alles af met een
scheldkanonnade tegen de Duit
sers, waarna zij opgelucht (of
juist niet) de kamer verlaten,
c.q. zouden willen verlaten. An
deren doen er het liefst het zwij
gen toe zij willen vergeten,
kennen de ellende of ze hebben
er niets meer aan toe te voegen.
En dan zijn er nog de onnoe
melijk vele redeneringen, (voor
mij) aanvaardbare of strikt on
aanvaardbare, bijvoorbeeld van
mensen, die uiteindelijk hun
baas. hun concurrent, een of an
dere grote fabriek of alle andere
landen behalve Duitsland de
schuld van dit gebeuren geven.
Zij zijn de verschrikkingen al
weer vergeten en in hun eigen
cirkeltje verzand.
Het gaat hier om misdrijven
tegen de menselijkheid en dan
kan men het niet laten bij deze
wereldoorlog, al is die dan ook
in kwantiteit misdaad misschien
het toppunt geweest. Maar er
was meer. Er is meer.
Nog tijdens de Tweede wereld
oorlog hebben de Russen bij Ka-
tyn ongeveer veertienduizend
Poolse militairen een massagraf
bereid (in stapels van negen).
Stalin zelf roeide drie miljoen
Russische boeren uit. Generaal
Massu, die in Algerije opereert
een gevaarlijk chirurg!
heeft in alle ernst gemeend te
moeten beweren: ..Na een ern
stig gewetensonderzoek ben ik tot
de konklusie gekomen dat mar
telmethoden onontbeerlijk zijn".
En de Joden ver volk ing is niet In
Duitsland begonnen maar al ve
le eeuwen eerder, in Egypte, in
Rusland, in Spanje etc. Ik meen,
dat „het systeem", de idee waar
in mensen zijn gegroeid en nu
leven, de oorzaak van alle kwaad
zijn.
In het boek Opmars naar de
galg zegt de inleider, mr. A. M.
Baron van Tuyll van Seroosker-
ken: „De Duitsers zijn vinding
rijk op het gebied van terreur".
Maar de Amerikaanse officier
van justitie in Neurenberg, Ro
bert H. Jackson, zei bij de aan-
vahg van het proces: „Wij wil
len duidelijk stellen dat het niet
in onze bedoeling ligt het Duitse
volk te beschuldigen. Had de bre
de massa van het Duitse volk
het nation aal-socia listisch partij
program gewillig aanvaard, dan
zou de SA niet nodig zijn ge
weest en zou men ook geen con
centratiekampen en geen Gesta
po hebben gehad".
Ik geloof, dat het alleen maar
dom is om deze feiten te ont
vluchten in een lang en hartgron
dig „rót-moffen".
Maar Nederland wil vergeten.
Daarom ook wordt deze vraag
gesteld:
Moet de jeugd die film nu wel
gaan zien? Werkt dat niet on
nodig—haat--tegen onze ooster
buren in de hand?
Ja. die., film moeten alle jonge
mensen zien, volgens mij. Ikzeli
ben blij dat ik haar heb gezien,
omdat ik nu weet waartoe men
sen in staat kunnen zijn. Het is
juist uiterst belangrijk, dat de
jonge generaties dat weten, en
het kan ook helemaal geen kwaad
als ze er, zoals ik. een paar na
re dagen en dromen aan over
houden. De afkeer tot zoiets ont
zettends is, als zoveel afkeer,
gezond.
Waarom de mens idealiseren?
De mens is heerlijk, zijn ogen,
zijn gebaren, zijn hulpeloosheid,
zijn vriendschap maar de
keerzijde, het gezicht achter het
masker van zijn dagelijkse da
den, zijn verstand, toont hem
naakt, zoals hij ook is: een dier,
dat je nooit helemaal en altijd
kan vertrouwen. Ik had weieens
gehoord van ovens in concentra
tiekampen, van walgelijke mili
taire parades met publiek als
wolven huilend langs het lijntje.
Maar toen ik op de film zo'n
oven door de bevrijdende legers
zag geopend worden heb ik zit
ten huilen.
Al die dertig miljoen mensen
dertig miljoen! die in de
oorlog zijn omgekomen, meestal
op een vreselijke manier, zijn
óók mensen die hebben gela
chen, gevoeld, gedroomd, gelief
koosd, de sneeuw gelopen,- ge
lezen, geluisterd, gedacht. In de
huizen die daar als van karton
in elkaar storten hebben ook
mensen gewoond net zoals ieder
een dat nu in zijn huis doet.
Van mensenhuiden maakten
artsen mooie lampekapjes, van
hun haren draaide een matras-
senfabriek. Dit heb ik nooit ge-
Hitler op 23 nov. 1939: „Keiner hat das geschaffen, ivas ich geschaffen habe"
IK HEB deze film niet gezien.
Ik wil haar ook niet zien.
Veertien jaar lang al probeer ik
te vergeten.
De morgen te vergeten waarop
een Duitse soldaat op mijn deur
bonsde:
Sind hier Juaen?
Die dag te vergeten dat een
jeugdvriend bij me kwam:
Ik heb liever dat je het van
mijzelf hoort: ik ben lid van de
N.S.B. geworden.
Dat vernederende verhoor te
vergeten in de Euterpestraat te
Amsterdam (nu: Gerrit van der
Veenstraat). Een half-idiote S.S.-er
brulde er een half uur lang tegen
me, als een epilepticus.
De gele sterren op de borst van
vrienden uit mijn herinnering te
bannen.
En de arrestatie van mijn Joodse
buren, opgejaagd als beesten.
En de razzia's op mij en mijn
leeftijdsgenoten. En de onderduik-
nachten op een vliering aan een
Amsterdamse gracht.
Het geluid van laarzen langs de
wallekant
En vooral: de ogen van dat buur
kind, nadat het door een S.S.-
ploert was gedwongen te kijken
naar de fusillade van achttien
jonge mannen aan de Amsteldijk
te Amsterdam.
Als ik een zoon had van acht
tien jaar, zou hij onbelast moeten
blijven met een verleden dat hij
toch niet kan doordringen, toch
niet kan begrijpen. Ik wil dat hij
de medemens Duitser, Italiaan,
Japanner, Amerikaan, Rus, ja, ook
Rus, onbevangen tegemoet kan
treden
IK weet hoe zij waren, die vijf
jaar. Uit lust om geprikkeld te
worden, uit sensatiezucht, ga ik
niet naar deze film. Die prikkel
heb ik niet nodig: de herinnering
is erg genoeg.
Mijn zoon kan nooit weten hoe
het werkelijk is geweest, ook niet
als hij deze film zou zien. Want hij
kent de voorgeschiedenis niet, de
politieke machinaties, de koe
handel sedert München. Hij was
geen militair m 1940; wat weet hij
van de ontreddering, de wanhoop
van toen? Wat moet hij daarvan
weten?
Niets.
De film kan hem alleen leren,
dat mensen beesten kunnen wor
den.
En ik, die niet kan vergeten,
heb ma ar één hoop voor hem; Dat
hij juist dat nimmer behoeft te
leren.
Precies drie maanden later
was er in Leiden een studenten-
congres. Op mijn kamer zat een
jonge Indonesiër en na het twee
de glas wijn vertelde hij, dat
zijn ouders in Krawang woonden.
„In Krawang?", ontdekte ik
verheugd, „dat is grappig. Ik
heb negen maanden in Lemaha-
bang gelegen. Dan ken je in Kra
wang dat Chinese tentje wel,
waar de b&mi zo goed is". Als
hij weer in Krawang kwam,
moest hij er beslist mijn groe
ten gaan brengen
Het gezicht van de Indonesiër
bleef onbewogen, maar een bij
na onmerkbare verstrakking deed
mij plotseling beseffen, dat d,e
Indonesische student Macht: „Die
vent is ontactisch".
Natuurlijk kostte het moeite
deze twee voorvallen helder voor
de geest te houden, toen ik de
zer dagen de film „Opmars naar
de galg" zag.
Het is zo logisch, dat er bij
een groot aantal Europeanen
haat is tegen de Duitsers, ook
nu nog; vijftien jaar na de oor
log. Maar ik geloof, dat we ons
zullen moeten inspannen onze
haat te objectiveren. Want onze
haat kan en mag geen volk tref
fen. De Duitsers worden door de
ze groep gehaat als een gemeen
schap, als een collectiviteit, die
heeft toegelaten, dat de slecht-
sten en de domsten onder haar
de lakens gingen uitdelen, zodat
een in vele mensen sluimeren
de perversiteit tot activiteit kwam.
kwam.
Verdoofd door de barbaarse
verschrikkingen van de oorlog
zijn we het voorspel meestal to
taal vergeten. In het Duitsland
van de jaren dertig was de
chaos mede door toedoen van
de geallieerden praktisch com
pleet geworden. En toen dit volk
in de meest dorre ellende leef
de, kwam een geniale gek, een
demagogische psychopaat, die
brulde, dat hij de Duitsers weer
brood en welvaart zou brengen.
Hij brulde het niet alleen, maar
hij deed het ook.
Dit alles is geen excuus voor
het verloop van dit macabere
avontuur, maajr het kan bijdra
gen tot enig begrip. De Duitsers
hebben in 1933, bij het begin, het
verloop ook niet kunnen bevroe
den. Evenmin als het overige
deel van Europa dit kon. En nie
mand wist in die begindagen van
Hitler of hij vol bewondering of
vol afschuw moest zijn. Van het
hongerende Duitsland, dat na
1919 onmenselijk was vernederd
voor een oorlog waaraan zijn
schuld niet juridisch vaststaat
rechtsgeleerden en historici
zijn het er (terecht) nog steeds
niet over eens of alleen Duits
land aansprakelijk kan worden
gesteld voor de Eerste Wereld
oorlog kan men een dergelijk
inzicht ook niet verwachten. Er
waren enkele intellectuelen, die
het gevaar zagen, en zij verdwe
nen jn concentratiekampen, o£
emigreeróen tqryrijl diverse
Europese staten krampachtige
pogingen deden met Hitier goe
de maatjes te worden. En omdat
er voor een ellende iémand aan
sprakelijk dient te zijn, koos Hit-
Ier de Jood als zondebok.
Toen de Duitse kinderen be
schermd werden tegen t.b.c.,
toen de Duitse arbeiders weer
konden ademhalen en de zaken
lieden weer konden handelen,
toen men de ellende zover te bo
ven was gekomen, dat men kon
gaan nadenken, zaten Hitier en
zijn trawanten stevig in het za
del. Verzet had toen zware of
fers gekost. En waarom zou een
massa, die eindelijk tot welvaart
is gekomen, zich tegen de bren
ger van de welvaart verzetten?
Deze passiviteit is niet typerend
Duits; geen enkel volk, dat het
goed gaat, kan men tot opstand
brengen.
Als wij beseffen dat onze
haat in hoofdzaak daaruit voort
komt, dat de ramp ons per
soonlijk heeft getroffen, kunnen
wij wellicht proberen deze haat
te sublimeren. Zoals de commen
tator van de film „Opmars naar
de galg": dat de mens
(hij zei niet: De Duitser) ooit
zulk een zwart dieptepunt heeft
kunnen bereiken".
En de mens heeft door alle
eeuwen, ook nu nog, dieptepun
ten bereikt. In Babylonië en in
het oude Griekenland. Tijdens
Hannibal en tijdens Alexander
de Grote. De Spanjaarden ken
den de Inquisitie, de Amerikanen
moordden de Indianen uit. Toen
in 1900 de Boeren in Zuid-Afri-
ka de diamantvelden niet aan de
Engelsen wilden afstaan, omdat
zij de vrijheid minden, begonnen
de Engelsen de roodrokken
een terreur, die de daden der
Duitsers niet in omvang, wel
qua karakter evenaarde.
De Engelsen hadden juist een
„wereldprimeur", het concentra
tiekamp, gebracht.
En toen de Boeren zich
twee jaar later moesten over
geven. waren 26.000 van hun
vrouwen en kinderen in die
kampen bezweken aan honger en
besmettelijke ziekten.... een En
gelse blokkade had gezorgd, dat
buitenlandse hulpschepen het
eiland, waar de vrouwen en kin
deren als ratten stierven, niet
konden bereiken.
Onlangs kon men lezen, dat de
strijd in Algerije reeds 145.000
doden heeft gekost. En journa
listen in Parijs zijn gevangen ge
zet. omdat zij het Franse volk
wilden vertellen, op welke wijze
grote groepen Algerijnen de dood
hebben gevonden.
In 1945 zijn er op Celebes din
gen gebeurd, die voor Nederland
beter tot historische onduidelijk
heden kunnen blijven....
En deze zaken gebeurden en
gebeuren door elementen van
volkeren, die door hun democra
tische staatsinstelling volledig in
staat zijn tot protest. Niet bij
volkeren, die leven onder een to
talitair bewind met een geheime
staatspolitie. En als men bur
gers uit die landen ter verant
woording zou roepen, 'zou men
horen: Dat hebben we niet ge
weten.
Ik geloof, dat ons een nede
rige droefheid past, omdat wij
ooit en telkens weer de
domste mensen uit ons middén
de gelegenheid geven om hun
domme lusten bot te vieren.
Daarvoor behoren we ons ais
mens te schamen.
Waaruit het besef kan groeien,
dat een belang nooit zo groot is.
dat men domme mensen moet
gebruiken om het te verwezen
lijken.
WAT is vijf jaar? Zo wei
nig Maar vijf jaar
kan de scheiding tussen
twee werelden zijn. De
barrière tussen generaties.
Vijf jaar duurde de laatste
oorlog, die onze eeuw met één
gruwelijke bijlslag in tweeën
hakte.
Bijna vijftien jaar geleden
Jswam aan het regiem van de
angst een einde. Nu circuleert
4n Nederland een document in
woord en beeld, dat onder de
iitel Opmars naar de galg ons
een terugblik geeft op de ver
schrikking.
NIET allen, die het mee
maakten weten wat er
precies overal is gebeurd.
Voor hen kan dit docu
ment een aanvulling van een
drukkende herinnering zijn, een
aanmaning tot waakzaamheid.
Maar zij die het niet mee
maakten? Moeten wij hen naar
de fiïm Opmars naar de galg
sturen? Kweken wij met deze
film bij de jonge mens een haat
tegen een volk in dit geval het
Duitse? Een haat die dan dus
niet uit het wezen komt, maar
door de omgeving wordt op
gelegd?
VIJFTIEN jaar na deze af
schuwelijke oorlog pro
beert pagina Q een weg
te zoeken in het doolhof
van gevoelens rond de gebeur
tenissen. Maar één brede, afge
bakende weg kunnen ook wij
niet vinden. Te moeilijk, te
delicaat liggen de zaken om te
zeggen: „Zo dien je er over te
denken, en niet anders."
Daarom vindt u hier vier
meningen. Het oordeel van drie
mensen, door die korte periode
van vijf jaar van elkaar ge
scheiden. Die vijf jaar die zo'n
groot verschil maken. Zij ver
tegenwoordigen de groepen van
omstreeks 20 jaar, omstreeks
25 en omstreeks 30. Ais vierde
schreef een man van de andere
kant van de barrière. Een man
van omstreeks 40 jaar.