DE CIRKELGANG VAN DE HAAT MIJN ZAAK Voor mijn zoon: neen -Uit overstroomd gebied OPMARS NAAR DE GALG Man van 20: Man van 40: Man van 25: Man van 33: Het zal wel De miljoenen Pas naderhand Elk beultje Tastend Mijn oorlog Niet zien Scheldkanonnade „Hef sysfeem" Een dier Erg genoeg Zo logisch Reeks dieptepunten AL DIE MEHSEN... Verdacht van misdaden die het voorstellingsvermogen te - boven gaan: voorste rij v.l.n.r.: Göring, von Ribbentrop, Keitel, Kaltenbrunner; daarachter Raeder, von Schirach, Sauckel, Jodl, von Papen. IN juli 1951 zat ik in een klein Duits kroegje, waar grote potten bier en diep-grommend gelach een sfeer van behagelijkheid schiepen. Het was er druk in dat kleine cafeetje en al spoedig kwam er een jonge Duitser aan mijn tafeltje zitten. Nee, ik was geen Duitser, ik kwam uit Leiden. „Ah so", ontdekte de Duitser joviaal, „Leiden?" Ja, die stad kende hij heel goed. Hij had drie jaar als soldaat in Noordwijker- hout gelegen en daar was een kruidenier geweest, bij wie hij vele avonden zo gezellig had gekletst. Als ik in Noordwijkerhout kwam, moest ik bepaald zijn groeten gaan doen. Hij heette „Herr Ober, schenkt u deze heer eens in." „Wat is deze man ontactisch", dacht ik, verbaasd over zo weinig inzicht. Zaterdag 28 november 1959 ZEEUWSCH DAGBLAD Pag. JA Als je niet tot de partijgenoten werd gerekend moest je vluchten, verhongeren, verkommeren, vechtenAls je niet tot het ras behoorde werd je gemarteld en gedood. weten, en als je het eenmaal weet wil je er meer van weten. Dat hebben veel jongeren al on dervonden. Ik weet zeker dat ik daar voorlopig nog niet „uit" ben. Bepaalde beelden ook zullen mij altijd bijblijven, en ik kan alleen maar bang zijn voor wat zeker gaat gebeuren, en me ver wonderen dat wij nu, nog maar vijftien jaar na dit alles, weer bunkers bouwen in de binnenstad. Het zal allemaal wel waar zijn, en noodzakelijk. Maar dat zeiden de verdachten van Neurenberg immers ook. Hun grote fout is geweest, dat zij het systeem, de staat, een partij boven de indivi du. de mens hebben gesteld. Dat wordt ook ons terdege geleerd op scholen met grote klassen en in de militaire dienst. Kom vanavond met verhalen hoe de oorlog is verdwenen en herhaal ze honderd malen: alle malen zal ik wenen schreef Leo Vroman. Maar in zijn bespreking van film en boek Opmars naar de galg schrijft Anthony Bosman, generatiegenoot van Vroman, in deze trant: ,.-Er wordt een schokkend en onthullend beeld gegeven van twaalf jaar wereldgeschiede nis, een harde werkelijkheid die de meeste mensen al te spoe dig willen vergetenmaar die niet vergeten mag worden. Niet om de haat levend te houden, maar om gewaarschuwd te zijn voor wat onverbiddelijk komen gaat. En indien volkeren en staatslieden het hoofd in het zand steken voor de commu nistische dreiging, zoals op het ogenblik keer op keer ge schiedt, dan kan ik u slechts zeggen: tot weerziens in een kamp in Rusland of China. Het boek en de film zijn aller minst anti-Duits, eerder anti mens? als men het zo kan zeg gen. Onwillekeurig verlaat je de zaal met een vaag schuldgevoel wat je binnen hebt gezien kan onmogelijk het werk zijn van die paar beesten aan de galg gehan gen. In de één huist een klein Göringtje, in de ander een Hess- je, een Von Ribbentrop, Rauter, Hitier, NATUURLIJK wist ik het al lemaal wel. Te weinig uit eigen ervaring, teveel van lezen en luisteren. In de film Opmars naar de galg zag ik het in een algemeen overzicht: het veelzijdig beulenwerk. Het zien deed pijn. Een loden golf van onmacht overspoelde bijna iedere reactie. Vóór het begon in 1939 moeten miljoenen mensen ook zo gezeten hebben. Ook zij lazen, zagen, luis terden. Voor hun ogen is het ge beurd. Niets hebben zij ertegen kunnen doen. Waarom niet? Kleedden zij zich in warme jas sen van tevredenheid om de kille adem van een krankzinnige te we ren? Zij wisten. Onbehagen en huiver moeten hen beroerd heb ben. Misschien geloofden zij in zich zelf, in mensen. En bovendien: geloven is gemakkelijker dan twij felen. Hitier kon zijn gang gaan. De miljoenen stierven. De miljoenen marcheerden. In een donkere zaal kon ik nu, vijftien jaar later, het drama zien. Ik zag de hoofdschul digen, maar zij beroerden mij niet. Hun schuld was te groot. Het kon hun schuld niet zijn. Beestachtigheid op zo grote schaal, vernietiging bijna zonder einde, kunnen die nestelen in het geweten van een paar mensen? Ik voelde, terwijl ik keek, dat ik het niet kon bevatten. Tot op eens een detailopname door mijn muur van ongeloof heen brak en de weg vrij maakte voor de gan se stroom van grievende ellende. Grievend, ja, voor mij. Daar waren mensen aan het werk. Ik ben ook een mens. Als de film is afgelopen, loop ik rusteloos rond. Is het overdreven, dat ik uit het document ook een beschuldiging tegen mij proef? De film heeft geen haat opgewekt. Tegen niemand., of toch? Tegen mijzelf? Ik ben uitgerust met allerlei vermogens, die verplichtingen in houden. Het vermogen tot onder scheiden, begrijpen, sorteren van feiten, beredeneren. Die kan ik niet uitschakelen. Er vormt zich een conclusie. Ik spreek hem mis schien niet uit, maar hij ligt in mij verankerd. De miljarden op onze wereld hebben dezelfde ver mogens, de een meer, de ander minder. Ondanks hun conclusies hebben zij niets gedaan toen de opmars naar vernietiging en dood gestuit kon worden. Pas naderhand maak ten zij er een zielige, zinloze op mars naar de galg van. En -nu doorboren zij met hun scherpe blikken het verleden en zetten mij-deze film voor. Maar zij die weten, die niet an ders kunnen dan weten, doen weer niets, nog niets. Ik ook niet. Steeds meer zullen wij alles voor iedereen begrijpelijk regis treren. Ook oorlog en oorlogs waanzin. Beter dan ooit zijn wij in staat om te zien wat ons niets doen voor gevolgen heeft. Steeds meer van ons zullen er op den duur niet meer onderuit kunnen om een stukje van de schuld voor het los laten van het beest bij zichzelf te zoeken. Het kan niet anders of het is ook mijn schuld, hoewel ik aan de oorlog geen deel heb gehad. Hanns Albin Hanns Albin Rauter is een bind geweest, als kind, als kind is hij tekort- gekomen, levens van duizenden heeft hij genomen. Wij hebben Hanns Albin ter dood gebracht. Let op uw kindje als het huilt vannacht. Dit schreef J. Meulenbelt (Van daag' no. 3) en er is weinig aan toe te voegen. Het systeem geeft- elk beultje zijn grote kans. Wat de jeugd eventueel aan antipathie jegens de Duitsers aan de film zou overhouden, lijkt mij zeker niet misplaatst. Bovendien: hij leert hoe iedereen zich voort durend dient te weren tegen sy stemen en misdrijven tegen de menselijkheid en de vrijheid. De doodstraf is iets vreselijks, waartegen men zich niet voldoen de kan verzetten. Zelfs de heu len van Neurenberg hadden naar mijn overtuiging niet gedood mo gen worden. Wat had het voor zin na al die miljoenen die al waren gevallen? Wie meet zich het recht aan Als ooit men sen deze straf verdiend zouden hebben waren zij het. Maar drie weken geleden hing in Engeland Podola aan de galg. Hij had een zeer gemene daad op zijn geweten, jazeker, maar moet men dan in koelen bloede, achter het zachte masker van ..recht" tot de doodstraf over gaan? Nee. Dit is geen oordeel, geen be toog met konklusies. Het is een wirwar van ge dachten en gevoelens die op doemen, die je bezighouden na het zien van Opmars naar de galg. Je tast wel naar dat oordeel, maar de lamp is uit gedraaid je roept een aan tal argumenten en meningen uit waar je voor voelt: je zegt waar je helemaal niets voor voelt. Het is een „shot" uit over stroomd gebied, overstroom- door een zee van trieste feiter Alles wat jonge mensen er nu van kunnen zeggen is zo'n „shot". En ik heb geprobeerd hun meningen in deze overbe lichte -">mentopname te ver werken Men kan het beest doden, op hangen, op de elerftrische stoel zetten, onthoofden, maar daarmee snijdt men slechts een deel van de kwalijke uitwassen uit. De daden en de waakzaamheid, die het gevolg moeten zijn van mijn weten, van uw weten en van uw kinderen, zijn het die de reeks van martelgangen kunnen stopzetten en de zinloze opmars naar de galg overbodig kunnen maken. Toen ik de mensen in de film Opmars naar de galg aan het werk had gezien was er voor mij maar één conclusie: Iedere oorlog is mijn oorlog. Iedere oorlog is uw oorlog. Volksverhuizingen onder dreiging van de knoet, de bestemming was altijd de zelfde MAAR hoe verbeten ik ook wied in de tuin van mijn geheugen, het onkruid is niet uit te roeien. Er is geen vergetelheid. Nog niet. Ja, ik heb „geluk gehad". Ik ben overal „doorgerold" En des ondanks heb ik al zo veel te ver geten. Er zijn er miljoenen, levenden nog, die vreselijke dingen hebben beleefd. Veel vreselijker. Moet dat alles weer worden op gehaald? Ik wil die film mei zien. Angst. Zeker, ik geef het toe. Angst dat het verleden het weg gestopte weer levend wordt. ALS ik een zoon had van acht tien jaar. zou ik hem afraden de film te gaan zien. Want ik wil hem niet belasten met een deel van de angst, die de mijne is ge worden. Die mij soms in de nacht nog bespringt. Ik kan niet meer onbevangen staan tegenover miljoenen van mijn medemensen: Duitsers, Ita lianen, Japanners. Fout, ik weet het. Maar die vijf jaar vormen een slagboom. Het echtpaar keek toe met tranen in de ogen. De vader hield de jongen van een jaar of tien bij de hand en praatte zachtjes tegen hem. De jongen vocht met zijn tranen. De vader wees naar de hemel, streelde het kind over zijn haar en scheen hem iets uit te leggen. Maar daar riep de SS-er bij de kuil al Hermann Friedrich Grabe (ooggetuige) Er waren in Pruisen twee, hoogstens drie concentratiekampen en natuurlijk werden de gevangenen weieens geslagen Hermann Göring (één der belangrijkste mannen van het Nazi-regiem) PAUKENSLAGEN. Vier ge stalten. Een priester. Een man met bleek gezicht en Honker haar. Twee grote ke rels met M.P. op hun mouwen. Zij gaan een houten trapje op. Boven blijft de man staan, hij krijgt een zwarte kap over zijn gezicht. En de strop een schimp van de beul nu is het bijna gebeurd: zie, het luik valt al. De man zakt snel weg, de galg heeft haar werk gedaan. Dit is het begin van de film Opmars naar de galg, die met als thema het proces van Neu renberg vele echte opnamen tooht van de Tweede wereldoor log, haar oorzaken en haar ge volgen. Het is afschuwelijk. Je ziet de ovens openen: er liggen lichamen in. Je ziet de vuilnisbelts van wat eens men sen waren, zoals wij. Je hoort de nuchtere stem van de 'commentator over de gruwe lijke afslachting praten. De Brit se bfficier van justitie tijdens het proces: „Het moorden werd be dreven-' als een -• short industrie, in massaproduktie. Je «kijkt,, ongelovig, naar de eenentwintig man in de verdach- tenbanken. Ze zien er toch uit als mensen. Maar hoe kunnen mensenHet zijn de meest drieste beulen. Hitler, hun opper hoofd. heeft al zelfmoord ge pleegd. evenzo Himmler en Goeb- bels. Zij zijn de drie afwezige aanwezigen. Maar daar zit Streicher. de grote Joden vervolger met zijn af zichtelijke kop. Hij onderging zijn straf aan de strop met een luidkeels „Heil Hitier." En Hans Frank, die. tien jaar te laat. tot inkeer kwam en wiens laatste woorden, vóór het schavot wa ren: „Ik ben dankbaar voor het milde vonnis dat ik heb gekre gen..." Die trieste ophangings scène is dan ook het einde van de film. Ook het boek Opmars naar de galg sluit hier. TOEN de krijgsverrichtingen begonnen was ik welgeteld één jaar.. Mijn herinneringen aan de oorlog zijn er dus maar een paar, en niet eens zo onplezieri ge. Nadien heb ik er vrij veel over gelezen en heel veel over gepraat want al die mensen rondom me hebben de oorlog wèl ondergaan en dat is duide lijk aan hen te merken. Hoe wel.. Na het zien van de film en het lezen van dit boek heb ik wel honderd gesprekken gevoerd. Met jonge mensen, die meest al öf heel veel moeite hebben om hun oordeel hierover te vel len öf eigenlijk nergens van we ten. Met oudere mensen die êl- kaar en zichzelf voortdurend te genspreken, ook al in de war ge bracht, of overpeinzingen in een wat al te filosofisch licht ten bes te geven. Maar de meesten verliezen on middellijk elk gevoel voor rede lijkheid en doen alles af met een scheldkanonnade tegen de Duit sers, waarna zij opgelucht (of juist niet) de kamer verlaten, c.q. zouden willen verlaten. An deren doen er het liefst het zwij gen toe zij willen vergeten, kennen de ellende of ze hebben er niets meer aan toe te voegen. En dan zijn er nog de onnoe melijk vele redeneringen, (voor mij) aanvaardbare of strikt on aanvaardbare, bijvoorbeeld van mensen, die uiteindelijk hun baas. hun concurrent, een of an dere grote fabriek of alle andere landen behalve Duitsland de schuld van dit gebeuren geven. Zij zijn de verschrikkingen al weer vergeten en in hun eigen cirkeltje verzand. Het gaat hier om misdrijven tegen de menselijkheid en dan kan men het niet laten bij deze wereldoorlog, al is die dan ook in kwantiteit misdaad misschien het toppunt geweest. Maar er was meer. Er is meer. Nog tijdens de Tweede wereld oorlog hebben de Russen bij Ka- tyn ongeveer veertienduizend Poolse militairen een massagraf bereid (in stapels van negen). Stalin zelf roeide drie miljoen Russische boeren uit. Generaal Massu, die in Algerije opereert een gevaarlijk chirurg! heeft in alle ernst gemeend te moeten beweren: ..Na een ern stig gewetensonderzoek ben ik tot de konklusie gekomen dat mar telmethoden onontbeerlijk zijn". En de Joden ver volk ing is niet In Duitsland begonnen maar al ve le eeuwen eerder, in Egypte, in Rusland, in Spanje etc. Ik meen, dat „het systeem", de idee waar in mensen zijn gegroeid en nu leven, de oorzaak van alle kwaad zijn. In het boek Opmars naar de galg zegt de inleider, mr. A. M. Baron van Tuyll van Seroosker- ken: „De Duitsers zijn vinding rijk op het gebied van terreur". Maar de Amerikaanse officier van justitie in Neurenberg, Ro bert H. Jackson, zei bij de aan- vahg van het proces: „Wij wil len duidelijk stellen dat het niet in onze bedoeling ligt het Duitse volk te beschuldigen. Had de bre de massa van het Duitse volk het nation aal-socia listisch partij program gewillig aanvaard, dan zou de SA niet nodig zijn ge weest en zou men ook geen con centratiekampen en geen Gesta po hebben gehad". Ik geloof, dat het alleen maar dom is om deze feiten te ont vluchten in een lang en hartgron dig „rót-moffen". Maar Nederland wil vergeten. Daarom ook wordt deze vraag gesteld: Moet de jeugd die film nu wel gaan zien? Werkt dat niet on nodig—haat--tegen onze ooster buren in de hand? Ja. die., film moeten alle jonge mensen zien, volgens mij. Ikzeli ben blij dat ik haar heb gezien, omdat ik nu weet waartoe men sen in staat kunnen zijn. Het is juist uiterst belangrijk, dat de jonge generaties dat weten, en het kan ook helemaal geen kwaad als ze er, zoals ik. een paar na re dagen en dromen aan over houden. De afkeer tot zoiets ont zettends is, als zoveel afkeer, gezond. Waarom de mens idealiseren? De mens is heerlijk, zijn ogen, zijn gebaren, zijn hulpeloosheid, zijn vriendschap maar de keerzijde, het gezicht achter het masker van zijn dagelijkse da den, zijn verstand, toont hem naakt, zoals hij ook is: een dier, dat je nooit helemaal en altijd kan vertrouwen. Ik had weieens gehoord van ovens in concentra tiekampen, van walgelijke mili taire parades met publiek als wolven huilend langs het lijntje. Maar toen ik op de film zo'n oven door de bevrijdende legers zag geopend worden heb ik zit ten huilen. Al die dertig miljoen mensen dertig miljoen! die in de oorlog zijn omgekomen, meestal op een vreselijke manier, zijn óók mensen die hebben gela chen, gevoeld, gedroomd, gelief koosd, de sneeuw gelopen,- ge lezen, geluisterd, gedacht. In de huizen die daar als van karton in elkaar storten hebben ook mensen gewoond net zoals ieder een dat nu in zijn huis doet. Van mensenhuiden maakten artsen mooie lampekapjes, van hun haren draaide een matras- senfabriek. Dit heb ik nooit ge- Hitler op 23 nov. 1939: „Keiner hat das geschaffen, ivas ich geschaffen habe" IK HEB deze film niet gezien. Ik wil haar ook niet zien. Veertien jaar lang al probeer ik te vergeten. De morgen te vergeten waarop een Duitse soldaat op mijn deur bonsde: Sind hier Juaen? Die dag te vergeten dat een jeugdvriend bij me kwam: Ik heb liever dat je het van mijzelf hoort: ik ben lid van de N.S.B. geworden. Dat vernederende verhoor te vergeten in de Euterpestraat te Amsterdam (nu: Gerrit van der Veenstraat). Een half-idiote S.S.-er brulde er een half uur lang tegen me, als een epilepticus. De gele sterren op de borst van vrienden uit mijn herinnering te bannen. En de arrestatie van mijn Joodse buren, opgejaagd als beesten. En de razzia's op mij en mijn leeftijdsgenoten. En de onderduik- nachten op een vliering aan een Amsterdamse gracht. Het geluid van laarzen langs de wallekant En vooral: de ogen van dat buur kind, nadat het door een S.S.- ploert was gedwongen te kijken naar de fusillade van achttien jonge mannen aan de Amsteldijk te Amsterdam. Als ik een zoon had van acht tien jaar, zou hij onbelast moeten blijven met een verleden dat hij toch niet kan doordringen, toch niet kan begrijpen. Ik wil dat hij de medemens Duitser, Italiaan, Japanner, Amerikaan, Rus, ja, ook Rus, onbevangen tegemoet kan treden IK weet hoe zij waren, die vijf jaar. Uit lust om geprikkeld te worden, uit sensatiezucht, ga ik niet naar deze film. Die prikkel heb ik niet nodig: de herinnering is erg genoeg. Mijn zoon kan nooit weten hoe het werkelijk is geweest, ook niet als hij deze film zou zien. Want hij kent de voorgeschiedenis niet, de politieke machinaties, de koe handel sedert München. Hij was geen militair m 1940; wat weet hij van de ontreddering, de wanhoop van toen? Wat moet hij daarvan weten? Niets. De film kan hem alleen leren, dat mensen beesten kunnen wor den. En ik, die niet kan vergeten, heb ma ar één hoop voor hem; Dat hij juist dat nimmer behoeft te leren. Precies drie maanden later was er in Leiden een studenten- congres. Op mijn kamer zat een jonge Indonesiër en na het twee de glas wijn vertelde hij, dat zijn ouders in Krawang woonden. „In Krawang?", ontdekte ik verheugd, „dat is grappig. Ik heb negen maanden in Lemaha- bang gelegen. Dan ken je in Kra wang dat Chinese tentje wel, waar de b&mi zo goed is". Als hij weer in Krawang kwam, moest hij er beslist mijn groe ten gaan brengen Het gezicht van de Indonesiër bleef onbewogen, maar een bij na onmerkbare verstrakking deed mij plotseling beseffen, dat d,e Indonesische student Macht: „Die vent is ontactisch". Natuurlijk kostte het moeite deze twee voorvallen helder voor de geest te houden, toen ik de zer dagen de film „Opmars naar de galg" zag. Het is zo logisch, dat er bij een groot aantal Europeanen haat is tegen de Duitsers, ook nu nog; vijftien jaar na de oor log. Maar ik geloof, dat we ons zullen moeten inspannen onze haat te objectiveren. Want onze haat kan en mag geen volk tref fen. De Duitsers worden door de ze groep gehaat als een gemeen schap, als een collectiviteit, die heeft toegelaten, dat de slecht- sten en de domsten onder haar de lakens gingen uitdelen, zodat een in vele mensen sluimeren de perversiteit tot activiteit kwam. kwam. Verdoofd door de barbaarse verschrikkingen van de oorlog zijn we het voorspel meestal to taal vergeten. In het Duitsland van de jaren dertig was de chaos mede door toedoen van de geallieerden praktisch com pleet geworden. En toen dit volk in de meest dorre ellende leef de, kwam een geniale gek, een demagogische psychopaat, die brulde, dat hij de Duitsers weer brood en welvaart zou brengen. Hij brulde het niet alleen, maar hij deed het ook. Dit alles is geen excuus voor het verloop van dit macabere avontuur, maajr het kan bijdra gen tot enig begrip. De Duitsers hebben in 1933, bij het begin, het verloop ook niet kunnen bevroe den. Evenmin als het overige deel van Europa dit kon. En nie mand wist in die begindagen van Hitler of hij vol bewondering of vol afschuw moest zijn. Van het hongerende Duitsland, dat na 1919 onmenselijk was vernederd voor een oorlog waaraan zijn schuld niet juridisch vaststaat rechtsgeleerden en historici zijn het er (terecht) nog steeds niet over eens of alleen Duits land aansprakelijk kan worden gesteld voor de Eerste Wereld oorlog kan men een dergelijk inzicht ook niet verwachten. Er waren enkele intellectuelen, die het gevaar zagen, en zij verdwe nen jn concentratiekampen, o£ emigreeróen tqryrijl diverse Europese staten krampachtige pogingen deden met Hitier goe de maatjes te worden. En omdat er voor een ellende iémand aan sprakelijk dient te zijn, koos Hit- Ier de Jood als zondebok. Toen de Duitse kinderen be schermd werden tegen t.b.c., toen de Duitse arbeiders weer konden ademhalen en de zaken lieden weer konden handelen, toen men de ellende zover te bo ven was gekomen, dat men kon gaan nadenken, zaten Hitier en zijn trawanten stevig in het za del. Verzet had toen zware of fers gekost. En waarom zou een massa, die eindelijk tot welvaart is gekomen, zich tegen de bren ger van de welvaart verzetten? Deze passiviteit is niet typerend Duits; geen enkel volk, dat het goed gaat, kan men tot opstand brengen. Als wij beseffen dat onze haat in hoofdzaak daaruit voort komt, dat de ramp ons per soonlijk heeft getroffen, kunnen wij wellicht proberen deze haat te sublimeren. Zoals de commen tator van de film „Opmars naar de galg": dat de mens (hij zei niet: De Duitser) ooit zulk een zwart dieptepunt heeft kunnen bereiken". En de mens heeft door alle eeuwen, ook nu nog, dieptepun ten bereikt. In Babylonië en in het oude Griekenland. Tijdens Hannibal en tijdens Alexander de Grote. De Spanjaarden ken den de Inquisitie, de Amerikanen moordden de Indianen uit. Toen in 1900 de Boeren in Zuid-Afri- ka de diamantvelden niet aan de Engelsen wilden afstaan, omdat zij de vrijheid minden, begonnen de Engelsen de roodrokken een terreur, die de daden der Duitsers niet in omvang, wel qua karakter evenaarde. De Engelsen hadden juist een „wereldprimeur", het concentra tiekamp, gebracht. En toen de Boeren zich twee jaar later moesten over geven. waren 26.000 van hun vrouwen en kinderen in die kampen bezweken aan honger en besmettelijke ziekten.... een En gelse blokkade had gezorgd, dat buitenlandse hulpschepen het eiland, waar de vrouwen en kin deren als ratten stierven, niet konden bereiken. Onlangs kon men lezen, dat de strijd in Algerije reeds 145.000 doden heeft gekost. En journa listen in Parijs zijn gevangen ge zet. omdat zij het Franse volk wilden vertellen, op welke wijze grote groepen Algerijnen de dood hebben gevonden. In 1945 zijn er op Celebes din gen gebeurd, die voor Nederland beter tot historische onduidelijk heden kunnen blijven.... En deze zaken gebeurden en gebeuren door elementen van volkeren, die door hun democra tische staatsinstelling volledig in staat zijn tot protest. Niet bij volkeren, die leven onder een to talitair bewind met een geheime staatspolitie. En als men bur gers uit die landen ter verant woording zou roepen, 'zou men horen: Dat hebben we niet ge weten. Ik geloof, dat ons een nede rige droefheid past, omdat wij ooit en telkens weer de domste mensen uit ons middén de gelegenheid geven om hun domme lusten bot te vieren. Daarvoor behoren we ons ais mens te schamen. Waaruit het besef kan groeien, dat een belang nooit zo groot is. dat men domme mensen moet gebruiken om het te verwezen lijken. WAT is vijf jaar? Zo wei nig Maar vijf jaar kan de scheiding tussen twee werelden zijn. De barrière tussen generaties. Vijf jaar duurde de laatste oorlog, die onze eeuw met één gruwelijke bijlslag in tweeën hakte. Bijna vijftien jaar geleden Jswam aan het regiem van de angst een einde. Nu circuleert 4n Nederland een document in woord en beeld, dat onder de iitel Opmars naar de galg ons een terugblik geeft op de ver schrikking. NIET allen, die het mee maakten weten wat er precies overal is gebeurd. Voor hen kan dit docu ment een aanvulling van een drukkende herinnering zijn, een aanmaning tot waakzaamheid. Maar zij die het niet mee maakten? Moeten wij hen naar de fiïm Opmars naar de galg sturen? Kweken wij met deze film bij de jonge mens een haat tegen een volk in dit geval het Duitse? Een haat die dan dus niet uit het wezen komt, maar door de omgeving wordt op gelegd? VIJFTIEN jaar na deze af schuwelijke oorlog pro beert pagina Q een weg te zoeken in het doolhof van gevoelens rond de gebeur tenissen. Maar één brede, afge bakende weg kunnen ook wij niet vinden. Te moeilijk, te delicaat liggen de zaken om te zeggen: „Zo dien je er over te denken, en niet anders." Daarom vindt u hier vier meningen. Het oordeel van drie mensen, door die korte periode van vijf jaar van elkaar ge scheiden. Die vijf jaar die zo'n groot verschil maken. Zij ver tegenwoordigen de groepen van omstreeks 20 jaar, omstreeks 25 en omstreeks 30. Ais vierde schreef een man van de andere kant van de barrière. Een man van omstreeks 40 jaar.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1959 | | pagina 11