FLEMINGS VONDST DE NATUUR J 00M I KAPPIE en de SPREKENDE PAPEGAAI I Ds. J. v. d. Wiel te Leiden overleden Donderdag 25 juni 1959 ZEEUWSCH DAGBLAD Pag. 2 I W. Lobman ARSËNE 1 LUPIN JACQUES BLONDEAUk! 1 DE TINTELS Schippers in Antwerpen blijven staken DE BOEIE1VDE HISTORIE VAN DE PENICILLINE Uit de lucht Toevallig Voorzienigheid Centje-steek in en om uw huis Koeien mishandeld i uit wraak FLITS GORDON in het heelal I Dan Barry BAZURKA I en 1 JAMPIE A 0,f*rp0rt, KAM IK JE HELPEN. welnee, heer en gebieder,ik hoef alleen nog maar DEAFy/ASTE 006N P6 KANIER te stof fen en de Prullen- manden te legen, &ÏN PE r- PFPF. ALLES 15 KLAAR. ALLÉS VAATJE ME GE- VRAASiO HEBT.. om nu eens een merkwaardige beeldspraak te gebruiken droop de krant van de droogte en de warm- te. Ik heb de artikelen en berichten s die daarover te lezen waren, niet geteld. Maar ik weet zeker, dat ik =5 met de vingers van één hand niet zou toekomen. De droogte en de =5 warmte, die ermee gepaard gaat, is s dan ook een heel probleem, met S vele zijden. Er is een goede zijde ook aan. Leest u maar de vele ver- slagen over autotochten, uitstapjes E en wat al meer. De deelnemers daaraan klagen gewoonlijk niet 55 over een teveel aan zonneschijn. Hoewel men ook daarmee moet op- j| passen. Denk maar eens aan de 55 mensen, die ontveld zijn na een E dag strandgenoegen. En denk ook aan dat verhaal over die baby, die 55 in een gesloten auto was achter- 52 gelaten en daarin haast zou zijn ge- Si stikt. Dat zijn dan gevaren, die men had kunnen voorkomen. Maar 55 er zijn nog veel sterker schaduw- S zijden. Droge zomers en branden S gaan als regel met elkaar samen. Denk aan de kerkbrand in Pur- 25 merrend en aan die grote hotel- S brand in Noorwegen. Een kleine S onachtzaamheid van een loodgieter doet een prachtige kerk verloren gaan. Een peukje sigaret zet een S hotel in laaie vlam en doet een aantal mensen omkomen. In beide 25 gevallen was er geen water genoeg E om de vlammen in het kurkdroge hout te blussen. En dan de branden E in veen, bos en heide. Zo'n periode moet ons wel leren, voorzichtig te zijn met ons sigarettenpeukje. Ik E heb daar al eer over geschreven, S maar herhaal het toch nog maar eens. Tenslotte noem ik nog de E schade, die landbouw en vee- en H fruitteelt lijden. Ik behoef daar niets over te vertellen, want u weet 5= er misschien nog meer van dan de krant al schreef. Het is merkwaar- dig, dat toch velen nog de gewoon st te houden het is mij zelfs op de S dag van vandaag nog overkomen E elke dag te zeggen: wat een heer- lijk weer. Wij doen altijd net, of het alleen mooi weer is, als de E zon schijnt. En we mopperen, als E het een paar dagen regent en dan natuurlijk uitgezocht op de dagen, =5 dat wij uit wilden gaan. Juist in E ons land zijn wij erg geneigd, om te mopperen over „dat Nederland- se klimaat, waarin je altijd een EE regenjas mee moet nemen". Als er E nu zo'n warmte- en droogteperiode is, zouden we daaruit kunnen leren, S hoe gelukkig wij in ons land zijn, E dat daarin werkelijkheid is, wat de Heidelbergse Catechismus leert, dal 55 God met Zijn vaderlijke hand alles alzo regeert, dat regen en droogte, E vruchtbare en onvruchtbare jaren ons niet bij geval, maar door Zijn S vaderlijke hand toekomen. Nu lees =j ik ook dat van „onvruchtbare ja il ren". We weten niet, of dit jaar 2 onvruchtbaar zal zijn. Maar we we- E ten wel, dat bepaalde delen van de jË oogst al mislukten, of gevaar lopen 2 van mislukken. Laten we dan be- 2 denken, dat ons ook dit van Gods 2 vaderhand toekomt. Mogen we niet s§ mopperen over „het slechte weer", als het regent, we mogen het ook niet, als het naar ons oordeel te 25 droog is. Dat kunnen we ook leren uit deze totnogtoe droge zomer. s door iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii 1 s door g Vrij naar 1 Maurice Leblanc ÜllllllltlllllllllillllllllllUIIUIIIIIH i jfliiiniiiiiiiiiiniininiiiiiiiiiHiiiiin 1K. H 6B &EDA4N A.L<=,OT» IKMBTU lWÏOÖINa,ZOOATOBSCHU<ïKIIOH PLAN NlETUITSt«LT EH MBT VOL - VOtSTOPHBTO&BHBLIKWTM^ SCWlKT. IK?f IK HEB JE NIETS GEVRAAGD |iiiii»iiiHHiiinniimiiiHiiiH»iiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiHiiiniiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiimiiimiiiiiiiiHiiiiiiiiiniiiiiminiiuiiiiiuiiiiiiimiiiiinniiiiiiiiiiinniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiii 29. Terwijl Kappie en zijn mannen gejaagd de omgeving afzochten, op zoek naar Larie, de Piraten-papegaai, zette Klaas Zeesop met twee van zijn volgelingen voet aan land. Een beetje besluiteloos keek het drietal om zich heen. „Ergens op dit duivelse eiland moet j de schat van Groova liggen," prevel- de Klaas Zeesop. „Maar waar? De I enige, die er alles van weei, is Larie? Dat die aterling van een Kapitein Wob- I be me dat beest nou net voor mijn neus moest wegkapen „En je zei, dat 't zijn stuur was!" riep zeeëgeltje niet-begrijpend. „Ach, uil! Da's toch eén pot nat!" korzelde Zeesop „Die stuurman heeft 'm vlak voor zijn neus weggekocht en toen is hij met zijn ouwe fijn gaan samenspannen om hier de schat te gaan kapen!" Karei Kneuk, die tot dusver niet had gesproken maar met scherpe ogen de omgeving opnam, greep zijn aanvoer der bij de arm. „Kijk nou 'na!" riep hij uit. En hij wees op een groene pa pagaai, die onder vriendelijk gepruttel op hen af kwam vliegen en eenmaal vlakbij, luidkeels verzocht om zijn kop- pie te krauwen. Daar waren de schui mers maar al te graag toe bereid „Schrander dier prees Zeesop. „Om zomaar de kleinzoon van je oude baas te herkennen! Ha! Die lui van de Kraak kunnen wel inpakken!" Dat werd ook door Kappie erkend. „Als we die kletsende papagaai niet gauw vinden, kunnen we wel weer naar huis gaan. Eigen nieuwsdienst ij LEIDEN. In de ouderdom van 52 jaar is te Leiden overleden ds. J. v. d. Wiel, predikant van de Hervormde gemeente aldaar. De eerste gemeente van ds. v. d. Wiel was Oostkapelle. Ds. J. v. d. Wiel werd in 1906 te Den Haag geboren. Hij studeerde aan de Rijks Universiteit te Utrecht. Op 20 september 1931 deed hij intrede te Oostkapelle. Daarna diende hij nog de gemeenten van Rijswijk (Z.-H.), Weesp en Leiden. In de ze laatste plaats stond hij sinds november 1950. Op de begraafplaats „Rijnhof' te Leiden zal het stoffelijk overschot zaterdagmid dag ter aarde worden besteld, nadat in de Mariakerk een rouwdienst is gehou den. ANTWERPEN iBelga) Er is nog geen oplossing gevonden voor de sta king op de Antwerpse schippersbeurs, en het conflict zal zich vermoedelijk uitbreiden tot andere Belgische centra van de binnenscheepvaart. Een waar verhaal dat een Nederlandse vlieger vertelde aan D. C. Seip jr. 1 MET de dood in mijn hart schrijf ik dit verhaal. Maar ik doe het omdat verbittering alleen zin heeft als anderen er van weten. Verbitterd ben ik ja, en er is re den genoeg voor zou ik zo zeggen. Vroeger verkeersvlieger en nu ja wat ben ik eigenlijk. Ik doe wat correctiewerk voor een kleine druk kerij. Ik wijs de fouten aan in het zetsel. Met mijn potlood zet ik haakjes, streepjes, lettertjes en punten. Ik kan wel janken als ik aan zo'n twintig jaar terug denk. Toen nog was ik eerste vlieger, gerespec teerd en bewonderd, een man aan wie honderden luchtreizigers hun leven toevertrouwden. En nu corrector. Wonder dat ik verbitterd ben. Ik zing er van op mijn nachtelijke wandelingen als ik de slaap niet kan vatten. Een tonige deunen met woorden en zinsflarden die me op goed geluk invallen. Wanneer is het allemaal begon nen? vraag ik me wel eens af. Op die avond toen ik op het politiebu reau van Bristol moest komen om enkele inlichtingen te geven? Of bij die eerste ontmoeting met me vrouw Hankins boven de Atlanti sche oceaan? Ik weet het niet, het een vloeit uit het andere voort, ge volgen worden oorzaken. Maar ergens moet ik toch met mijn verhaal beginnen. Ik kies de 10e mei 1940. Ik vloog als gezagvoerder op de lijn LissabonAmsterdam. Voor me lag de Golf van Biskaje als een gebroken spiegel in de zon. On der me groene laagvlakten, over gaand in beboste bergruggen. Wol kenmassa's als ijsbergen dreven rond zover het oog reikte Stilletjes zat ik te soezen in de zon. Van tijd tot tijd liet ik mijn blik werktuiglijk langs het instru- mentenbord dwalen. Ik zag die meters amper. Ik schroK op uit mijn gepeins toen de telegrafist de stuurhui binnenslofte Het was een arrJiue jongen, een beetje daas zola.,g al les goed ging, maar een opgewon den standje a!s er iets bijzonders gebeurde. Koomemjs, ik krijg net een telegram door. Aan de toon was te merken dat hem iets dwars zat. Zo zei ik afwachtend. Van wie? Van de vertegenwoordiger in Lissabon. We moeten direct terug. Terug? Waarom? Weet ik niet. Ik heb het nog gevraagd, maar aan de andere kant zeiden ze dat dat alles was, antwoordde hij geprikkeld. Een te legram dat hij niet begreep, maak te hem altijd razend. Terecht, nie mand vindt het plezierig als bood schappenjongen te worden gebruikt zonder dat hij weet wat die bood schap inhoudt. Laat eens lezen. Ik strekte mijn hand uit naar het blaadje di hij als spiekbriefje 'had gebruikt. Toen ik daar in haastige krabbels geschreven zag, wat mij al was verteld, geloofde ik het pas goed, hoewel het mondelinge en schrif telijke bericht van een en dezelfde man kwamen. Misschien hebben we een mis dadiger aan boord die het land niet uit mag. Een moordenaar of een oplichter, probeerde ik hem gerust te stellen. O dat kan, deed de telegra fist opgelucht, maar hij was een slecht toneelspeler. Van zijn gezicht was af te lezen dat hij er geen steek van geloofde. Misschien liet hij het maar zo, om niet in een vruchteloze discussie over dat hal ve telegram te vervallen. Nou goed, zei ik, wat de baas zegt, dat doen we. Terug naar Lissabon. De weg terug naar Lissabon, zat ik me voortdurend af te vra gen wat dat telegram toch kon be tekenen. In een misdadiger aan boord geloofde ik niet erg. Zoietg.. had ik maar tegen de telegrafist gezegd om hem wat houvast te geven. - De passagiers had ik wijs ge- maakt dat we een belangrijk do cument hadden vergeten, zonder welk we niet in Amsterdam zou- den mogen landen. Ik had mijn ex cuses aangeboden en er tegelijker tijd een grapje over gemaakt. We kregen immers de kans het Portu- gese landschap ook eens van een' andere richting te bewonderen. Het geluk zat me nog in zoverre, mee dat het zeldzame geval zich voordeed dat alle passagiers be stemming Amsterdam hadden, zo- dat er geen buitenlandse aanslui- tingen zouden worden gemist. Een gezette zakenman van mid- a delbare leeftijd begon nog wel tea mopperen, maar Fientje onze ste- wardess ging naast hem zitten en wist hem met haar charmes zo te temmen dat hij zelfs plezier in de vertraging kreeg. Toen ik in de verte Lissabon zag., liggen, was ik nog niet tot een ver- klaring gekomen waarom ik terug moest keren. Geboeid keek ik naar de stad. Ik liet mijn ogen zwerven over de huizen met bruinrode pan-., nedaken die als een machtig amfi theater aan de glooiende oever van de baai lagen. Links van me blik kerde de Taag tussen het groen, i Zodra ik mijn kist op de vlieg-, haven Aiverca had gezet, nam ik - een taxi naar ons kantoor in Lis- sabon. De vertegenwoordiger keek nogal zorgelijk. Was u niet verbaasd over dat., telegram? Een beetje wel. Ik heb me al af zitten vragen wat er aan de hand kon zijn, maar ik ben er niet uitgekomen. Wordt vervolgd TN zfjn handen houdt sir Alexander Fleming de Petrischaal; in deze schaal werd het wonder der penicilline geboren DAT is eigenaardig en nog een keer: hé, da's eigenaardig. En met deze herhaalde woorden was de penicilline geboren. Het was sir Alexander Fleming, die ze uitsprak in '28. NOG was het wondermiddel een baby in de microben-kweekschalen van Fleming's labora torium, maar hij zou het door zijn niet-afla- tende zorg laten uitgroeien tot een jonge vrouw, die overal ter wereld redding zou brengen bij bepaalde niet alle infectieziekten die voor heen een zekere dood betekenden- FLEMINGOp het moment, waarop hij zijn „Da's eigenaardig" uitsprak was hij in zijn eigen lab bezig met zijn talloze cultures. Het was er een grenzeloze wanorde, waaruit alleen Fleming wijs kon. Hij kweekte microben in talloze glazen schalen, die alle zorgvuldig met glas waren afgedekt. P HET MOMENT, waarop je zo'n schaal opent, placht Fleming te zeggen begint de ellende. Er komen altijd dingen uit de lucht vallen. Bij de penicilline waren er ook dingen uit de lucht komen vallen. Sporen van schimmel, die zich thuis hadden gevoeld in de kweekschaal, zich hadden uitgebreid tot een klein wit laagje. Maar daaromheen was het helder, terwijl bet tevoren nog een geelachtige brei was geweest. „Hier hebben we een schimmel waarmee we misschien iets nuttigs zouden kunnen doen", zei Fleming. Dit is een episode uit het boek van André Maurois, dat „Het leven van Alexander Fleming, de ontdekker van de penicilline" heet, en dat dezer da gen in Nederlandse vertaling is uitge komen bij de uitgeversmaatschappij A. Manteau in Den Haag. Het boek van Maurois zit er vol van. HIJ was bescheiden, Fleming. Als hij over zijn eigen loopbaan sprak, leek het alsof die be paald was door een serie toeval ligheden. Hij was bij toeval in het Londense St. Mary's ziekenhuis te rechtgekomen, omdat hij zo goed zwom. Toevallig was daar ook de Britse bacterioloog Almroth Wright te rechtgekomen en als die hem niet bij toeval was hij misschien een an dere richting in de geneeskunde opge gaan. In die geneeskunde was hij overi gens verzeild geraakt door een erfe nis. Hij had vijf jaar op een scheep vaartkantoor in Londen gezeten en toen het geld kwam, zei zijn broer: „waarom zou je niet .Het ging in de geneeskunde met Fleming. Natuurlijk ging het. Er zijn mensen bij wie onder alle omstan digheden alles tot succes leidt. Was Fleming op zijn scheepvaartkantoor gebleven, hij zou ook daar een groot man geworden zijn. Omdat hij be hoort tot die mensen, die door hun helderheid van denken, door hun doorzettingsvermogen, door hun vermogen om met beide benen op de grond te blijven staan, door hun onvermoeide werklust „er komen", overal en altijd. MAAR van toeval gesproken: Van de duizenden bekende Schimmelplanten bestaat er maar één, die penicilline voort brengt en van de miljoen bacteriën, die er op de wereld bestaan, zijn er slechts enkele gevoelig voor de peni cilline. Als wat voor andere schimmel ook op dezelfde bacterie was geval len, zou er niets zijn gebeurd. Als de bewuste schimmel zou zijn terecht ge komen op een andere kweek zou er evenmin iets zijn gebeurd. En als Flemings geest zich op dat moment met iets anders bezig had ge houden. zou hij zijn kans gemist heb ben. Als hij dan een slecht humeur had gehad, zou hij de besmette cul tuur eenvoudig hebben weggeworpen „En als ik dat gedaan had", zei Fle ming tijdens een inaugurele rede in Edinburgh, „zou ik hier vandaag niet zijn. Uw keuze van mij als rector heeft in wezen afgehangen van het feit, dat ik in 1928 op die september morgen in een goede stemming was. En de Voorzienigheid zorgde ervoor, dat alles verliep, zoals het moest ver lopen en dat de penicilline ontstond." DEZE laatste tirade was de nuchtere Schot Fleming ten voe ten uit. Natuurlijk was het niet zo. Het was met hem, gelijk hij in diezelfde rede over de zo door hem bewonderde Pasteur zei: „Het ant woord op de "raag, hoe Pasteur aan zijn succes gekomen was, is geloof ik eenvoudig: door harde arbeid, door nauwkeurige waarnemingen, door hel der te denken, door geestdrift en ook door een beetje geluk. Tal van lieden werken hard, enkelen doen nauwkeu rige waarnemingen maar zonder een helder verstand, dat deze waarnemin gen in eer juist perspectief plaatst, bereiken ze niets." Het is de verdienste van André Mau rois* boek, dat het ons de mens Fleming doet kennen in al zyn facetten. Hy leek stuurs en afgetrokken, maar dat was al leen verlegenheid. Toen zyn eerste vrouw, Sareen, ernstig ziek was en haar einde voelde naderen, vroeg men haar, wat er van Fleming zou moeten worden, als zy er niet meer zou zyn. „O, hy zal weer trouwen, maar één ding is zeker: zyn toe komstige rouw zal hem zelf ten huwelijk moeten vragen." ALS man was hij buiten zijn lab kinderlijk en speels. Tijdens het lunchuur speelde hij met zijn hospita een spelletje, dat men op het Nederlandse platteland „centje-steck" noemt. Zij wierpen muntstukjes op een bepaald vierkant stukje van het tafelkleed. Hij was, als bij zijn dagelijks spelletje snooker, het Engelse biljartspel met een enorm aantal ballen, kinderlijk blij als hij won. Fleming kon nooit de lust weer staan, ieder die zich bij het gesprek in hogere en volgens hem ontoeganke lijke sferen begaf, weer met beide be nen op de grond te brengen. Na een discussie met een andere vriend over Universum. Ruimte en Tijd, wees hij op zijn horloge: ..Deze tijd is mij 'nde" CIR ALEXANDER FLEMING had een belangrijk aandeel in de ontwikkeling van een ge neesmiddel dat verbinding 606 genoemd werd en dat recht streeks in de bloedbaan werd ingespoten. Fleming was een goed schutter. Hij was boven dien gewoon soldaat. Vandaar dat men hem indertijd de bij naam „Soldaat 606" gaf. Zijn neus had zijn merkwaar dige vorm gekregen na een bot sing met een schoolkameraad, waaruit zijn neusbeen nogal geschonden tevoorschijn kwam. doordringbaar masker maakte, dat men nooit wist, of hij het ernstig meende of niet. HIJ stierf, zoals hij geleefd had, :egt Maurois aan het eind van zijn boek: bescheiden, streng en ingetogen.Sir John Hunt vroeg, toen Fleming op de ochtend van zijn sterfdag zich niet prettig voelde, of hij snel zou komen. Fleming was zelf aan de telefoon: „Welnee, eerst je an dere patiënten." Maar zijn arm was koud en hij baadde in het zweet, hij zelfEn ik weet niet, waarom die pijn in de borst heb." Het is een boek geworden dit leven van Alexander Fle ming, dat men niet in één adem uitleest. Maar juist daar om is het des te beter en daar om is het ons des te liever. Men kan namelijk niet ophou den erin te bladeren en nu en dan een korte episode, een en kele zin soms, te lezen en te herlezen. Het is bovendien de boeiende geschiedenis gewor den van een geneesmiddel, dat men zo gaarne een wondermid del noemt. ruim voldoend zei hij en zijn on- Het komt nogal eens voor dat in be paalde boomsoorten bij het bouwen van een huis spijkers in de bomen zijn ge slagen; men hangt er van alles aan en zo'n boom wordt als kapstok ge bruikt. Tracht dat zo veel mogelijk te gen te gaan; later ontstaat er aller lei narigheid door. Sommige bomen gommen steeds. Andere krijgen kanker door die verwondingen en als men ze ziet moet men ze er tegen de winter maar zo spoedig mogelijk uittrekken en de ge maakte wonden kunnen dan ingesmeerd worden met kankerverf. De 62-jarige schipper F. Klaassen is gisternacht in de haven van Venlo van j een schip in het water gevallen en ver-1 dronken. EDAM. De Rijkspolitie heeft de boerenknecht H. van D. uit Oudendijk gearresteerd omdat hij met een nijptang en een mes enige koeien de spenen heeft afgesneden. Ook werd de Schardammer C. A. K. aangehouden: hij zou Van D. tot zijn daad hebben aangezet. Van D. heeft enige tijd bij de veehou der Doets aan de Oosterweg in de Pur- mer gewerkt. Nadat hij was ontslagen kreeg hij verschil van mening met zijn vroegere werkgever omdat hij meende nog recht te hebben op tweehonderd gulden. De veehouder bestreed dat. Eerst was Van D. van plan uit wraak enige stalen pennen in het hooiland van Doets te zetten, zodat zijn machine zou worden vernield. Het hooi was echter al binnen, waarna Van D. besloot zijn wraakgevoelens op de koeien bot te vie ren. Uit het natuurbad in Sellingen is gis- het lijk opgehaald van de dertig- mevrouw A. Wiegman uit Em- :ompascuum. Zij werk dinsdagmid- vermist, nadat zij met haar twee enige uren in het bad had doorgebracht. door amjiiiiiiiiiiiiimiiiiiiii |iiiiiiuiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiuiiiii

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1959 | | pagina 2