Beter wonen begint Een extra bijlage vormen voor de over de nieuwe woninginrichting JO ELFFERS G. RIETVELD sr prof. dr. Ir. F. Ph. A. TELLEGEN Pag. 9 TECNO BANK MET WOLLEN BEKLEDING binnenhuisarchitecte van het scheppend vermogen in elk individu steeds meer aandacht besteed. Bij het onderwijs komt men bijvoorbeeld meer en meer tot het inzicht, dat bet aanmoedigen van de creativiteit voor de vorming van de jonge mens van groot belang is. Maar ook de ouders kunnen in dit opzicht een gunstige invloed hebben op de jeugd.' OOK DE OUDERS Leer uw kinderen reeds jong zien en ervaren wat er om hen heen staat en is, waar zij zijn, wat mooi is en na tuurlijk en puur van vorm. Er zijn zoveel dingen om ons heen, die er aanleiding toe geven hen daarop te wijzen. Later zullen zij dan zelf beter weten te kiezen en te combineren wat voor beter wonen van zo'n grote betekenis is. Het aan- kweken Wan kennis van de materialen is daarvoor ook gewenst. Het ervaren van de schoonheid van natuurlijke grondstoffen zoals hout, steen, marmer enzovoort kan bii de jeugd aangekweekt worden. Een kind dat de vreugde heeft gekend uit hout of een ander natuurlijk materiaal zelf iets te ma- iiiili ken, zal als volwassene de tekening, de expressie üülilÜill::! en karakter van die grondstoffen weten te illili: waarderen en er liefde voor hebben. Wanneer jliip men voor eerlijke materialen eerbied heeft IIII schept men er vreugde in, die ook in goede toe- iiiii passingen om zich heen te verzamelen. Dan ver- jjjjUlljljjj:! dwijnt vanzelf de wansmaak uit de woning. Niet lil! alleen het old finish of het zogenaamde gotisch, iiliillilflil maar ook de nieuwe kitsch. Het oneerlijke on- iplfi evenwichtige zogenaamde moderne meubel: dat, lipipj 11 u de belangstelling voor modern wonen zo is toegenomen, de Vooncultuur even sterk belaagt. EIGEN BESLUITEN lllfii °m te kunnen onderscheiden is het ook nodig, Mlii de jongeren te leren over kwaliteiten te oordelen. IIII Het leren kiezen betekent er voort- BIII; durend mee bezig zijn de dingen echt te zien, er over te denken, te wikken H eP te wegen. Zodoende krijgt men in- JQtzicht in de mogelijkheden, die er ter keuze openstaan. Het onderwijs wil .zich er in toe-i lllll nemende mate toe lenen aan deze HU vorming tijd te besteden, langzamer- lillilii hand wordt dit als een noodzakelijkheid gezien. IIII Naar onze mening is die voorlichting vooral IIII voor de vrouwelijke jongeren, die later als huis- ISpIi vrouwen de invloedrijkste groep van consumenten IlIIlll gaan vormen, onmisbaar. ■ill Als binnenhuisarchitecte tracht ik steeds dege nen die mij om advies vragen allereerst te bren- 1III gen tot bewuster zien van de omgeving waarin zij wonen. In volgende gesprekken kan dan worden gesti- ililili muleerd, dat men eigen wensen en smaak naar IIII voren gaat brengen. Met die individuele instel ling als uitgangspunt zal men als binnenhuisar chitecte tot bepaalde richtlijnen komen voor een IIII interieur, waarin die cliënten goed kunnen wonen. BIB .Het is immers van geen enkele waarde, iemand IIII die voor de inrichting van een woning om raad jllpl vraagt, te dwingen te gaan leven in een omge- ipHii! v'"g die hem niets zegt. Die hem niet gelukkig IIII maakt, omdat hij er zich op geen enkele manier mee verbonden voelt. ilijjjjijps Bij elk kontakt dat de binnenhuisarchitect heeft met de mens in verband met het tot stand komen ffll van een interieur of het wijzigen daarvan, dient 111 deze naar mijn mening het begrip en de toewij- Illijj ding op te brengen, ziclï in de gedachtenwereld HUI van 1?en die om raad vragen te verplaatsen. Men IIII; zal Z1Ch met hun wensen, verlangens en levens- 1111 sfeer vertrouwd moeten maken, want dan alleen llfflll kan er een interieur ontstaan, dat de individuali- Blill ie'! weerspiegelt van hen die er in zullen wonen. IIII Het is dus in verband met het streven naar be lli! tei'. wonen heel belangrijk de jeugd reeds goede IIII inzichten *bij te brengen. Voor de volwassenen III! van nu zal het meestal nodig zijn, zich meer en HHjjp meer te^ realiseren, hoe de ruimte waarin men IIII zich bevindt eigenlijk is. Nu moderner wonen ook IIII een soort mode geworden is, willen velen hun huis Ijjjjjjfij anders gaan inrichten. Men is er zich echter vaak helemaal niet van bewust hoe men tot nu toe lil! heeft gewoond en wat eventueel anders zou moe- IlilII len zijn, om tot een verantwoord eigentijds in- I.I.tl terieur te komen. 1111 GROEIEND INTERIEUR Een goed interieur ontstaat niet zo maar van IIII de ene dag op de andere. Wanneer men zonder IIII overleg wat meubelen, gordijnen enzovoort koopt IIII en 'n een kamer bijeenbrengt, dan wordt dat IIII niets, al heeft men er nog zoveel geld voor uit gegeven. Hel is. veel gunstiger zonder overhaas- jiijjjjijjjjjlj ting te zoeken en te kiezen wat men nodig heeft en mooi vindt, want een goed interieur dient om de mens heen te groeien. Dan alleen kan men lil ..door het wonen gestalte geven aan zijn mense- ïliiifiö "l* bestaan". Wij zijn dan geen passieve maar actieve bewoners van ons huis. Bill Haar moet je veel geld voor hebben, krijg ik jjilll dikwijls te horen als het gaat over een goed 'in- IIII terieur. Geld is daarvoor echter zeker niet het Uil belangrijkste en gelukkig maar! Bewust ervaren IIII van Je huis, herkennen van structuur, gevoel voor BUI materialen enzovoort, is om goed te wonen zeker veel voornamer dan een royaal gevulde beurs. III1I Daarom hoeft het bereiken van een betere woon- cultuur niet in de eerste plaats van het welvaarts- IIII peli af te hangen, al spelen beschikbare midde len ook een rol. U kunt beter wachten met geld uitgeven dan uw huis steeds voller te zetten met dingen die u eigenlijk niets zeggen, die misschien protserig en onnuttig zijn. Probeer liever uzelf on te voeden tot meer inzicht, om daarna tot een essentiële verbetering van het wonen te komen. 11!!!; De Stichting Goed Wonen en de afdeling wo nen van het Bouwcentrum willen u daarbij bij voorbeeld graag helpen. Deze instellingen houden ITO? z,ch. onder andere bezig met het verhogen van het kritisch inzicht bij het publiek, wat rechtstreeks tot een verbetering van het woonpei) kan leiden. IIII: Weet men eenmaal wat men kan eisen en waar om die eisen belangrijk zijn, dan zal wat als mo derne kitsch in de winkels verschijnt vanzelf ver sluis dwijnen. omdat de consument er de tekortkomin gen van ziet en beter verlangt. /EDERS huis zijn eigen karakter! Voor het verhogen van het woonpeïl in ons land zal het belangrijk zijn, dat elTc interieur weer een eigen stempel gaat dragen. Een huis goed inrichten is iets scheppen en dat staat in nauw verband met de creativiteit van het individu. De mo derne mens, die over het algemeen te eenzijdig leeft, komt echter aan die creativiteit dikwijls op geen enkele manier meer toe. Hoe kan men dan verwachten, dat men er bij de inrichting van een huis wel uiting aan geeft? Het gebrek aan creativiteit is meestal een van de voornaam ste oorzaken van het onbewust wonen, waardoor onharmo nische, niet eerlijke, vermoeiende en beklemmende interieurs ontstaan. Het stimuleren en ontwikkelen van het scheppend vermogen bij de Nederlandse jeugd, is dun ook een belang rijk middel om in ons land een gezonde basis voor betere wooncultuur te leggen. SCHEPPEND VERMOGEN Het zelf iets produceren, al is dat nog zo eenvoudig, kan er de jonge mens toe brengen, later als volwassene ook meer waardering te hebben voor wat anderen maken. Een meisje dat bijvoorbeeld met toewijding zelf lapjes 'weeft als een vorm van creatief spelen, zal later doorgaan meer aandacht hebben voor een mooi stuk gordijn- of be- kledingstof, een met zorg vervaardigd tapijt, dan wanneer het als kind nooit de spanning en vreugde heeft gekend, regelmatig met eigen handen uit draden iets te maken. 5£ Wie jong heeft geleerd met potlood, penseel en verf om te gaan, zal later over een beter ontwikkeld kleurgevoel kunnen beschikken en meer oog hebben voor vlakverdeling, verhoudingen en ruimtewerking. Langs die weg worden tevens mogelijkheden aangekweekt, om te onderscheiden wat uit eerlijke intenties tot stand is gekomen, of wat louter op schone schijn is afgestemd. Moet er een eigen kamertje of een woning worden in gericht, dan zal die „feeling" in staat stellen tot een beter resultaat te komen. Gelukkig wordt er ook in ons land aan het stimuleren DE machine maakt het mogelijk, dat allerlei produkten voor ieder verkrijgbaar zijn en gelukkig niét alleèn meer in namaakhandwerk vorm maar als goed ge vormd industrieel produkt. In de woningbouw zijn we helaas nog niet zo ver; wel zijn er „prefab" onderdelen, maar het hele bouwbn berust nog te veel op handwerkmethoden. Mede hierdoor is ook de wijze van bewoning nog te veel gebonden aan ideeën uit de tijd van het handwerk. Ook al is de woningbouw-architect nog niet in staat de woonvorm voor deze tijd naar beste weten te ver wezenlijken, met de voorhanden zijnde middelen zal hij trachten de radicale woning te benaderen. Het zijn echter niet alleen verouderde bouwmethoden en outillages, verordeningen en financiële bezwaren, die de radicale bouw remmen. Het zijn ook de verouderde wooneisen en wensen, die het algemeen begrip „woning" met man en macht blijven koppelen aan het oude heren huis met voor iedere bezigheid een ander vertrek, doch slechts bewoonbaar met een staf van personeel. In de kleine woning van heden doet men beter dat idee geheel te verlaten, de wooneisen te selecteren en vooral niet te gauw te denken, dat men dit of dat niet missen kan, of dat het onze welstand zou verkleinen. De indeling van de woning moet naar een minimum teruggebracht worden en de technische voorzieningen voorlopig nog uitgebreid, zoals gelijkmatige verlichting, verwarming', isolatie e.d. Veel ruimte- en tijdrovende han delingen kunnen door mechanische installatie vereenvou digd worden. Waar niet strikt noodzakelijk in de hedendaagse woning geen blijvende indeling, maar waar mogelijk vouw- of schuifwand. Het is duidelijk dat deze praktische architect wenken mede bedoeld zijn, om een goede ruimtewerking zelfs in een klein huis mogelijk te maken. Het is de taak van de architect alle functies van een woning tot een duidelijk uitgesproken ruimte te verwerken. Nu komt de bewoner; neem aan dat deze in eigen vak progressief is, dan zijn er toch, die ten opzichte van een woning zeggen; geef mij maar een rustig oud huis. Een tweede groep zegt; ik geef de voorkeur aan een tradi tioneel huis, maar je moet met je tijd mee ?n met die kleine meubeltjes van tegenwoordig kun je zo'n huis niet vullen. Dan komt er plotseling een groep fanatiekelingen die slechts uit zijn op overdreven moderniteiten. Allen proberen van het goedbedoelde huis iets te maken, waar voor het niet bedoeld is. Slechts een zeer klein percentage helpt mee het begrip wonen voor onze tijd duidelijk te stellen. De jonge kunstenaars die hier in dit nummer hun ideeën over wonen en interieur inrichten trachten aan te tonen, wens ik succes! Zeg niet te gauw dit of dat zou ik onprettig, lelijk of ongezellig vinden, ik houd meer van dit of dat. Probeer de goede aanleg van deze ontwerpers aan te voelen en maak gebruik van hun jarenlange prak tische en esthetische ervaring, in de hoop er uw voordeel mee te doen, voornamelijk door er vreugde aan te beieven. Tien jaar geleden nog ging het om traditioneel of modern. Nu gaat het om modernisme of weloverwogen functionalisme. UTRECHT, maart 1959. IS de vraag, die boven dit artikel staat, wel gewettigd in onze dagen? Moeten wij niet zeggen, dat de vraag moet luiden; hoe komen wij zo spoedig mogelijk aan meer woningen? Hoe los sen wij het huisvestingsprobleem op? En dan hoe eerder hoe liever, want de menselijke ellende van niet te kunnen trouwen bij gebrek aan een woning, van samen wonen met al de dagelijkse con flicten eraan verbonden, van exploita tie van de woningnood in vele vormen, is schrijnend. Zij mag ons, ook als wij niet zo persoonlijk in de woningnood be trokken zijn, niet loslaten. Maar daarover gaat mijn vraag niet. Ik vraag met of wij voor de woningnood onze ogen moe ten sluiten, teneinde over wonen na te gaan denken. Ik vraag of de urgentie van de woning nood ons mag beletten over wonen zelf te gaan denken. En die vraag beantwoord ik ontkennend Ik meen dat de urgentie van de woningnood de vraag ,,wat wonen is" omvat en aan de orde stelt. Dat lijkt een, zacht gezegd, wonderlijke stel ling. Want meestal denken wij, dat er een te kort aan woningen is; wanneer dat nu maar wordt opgelost, volgt het wonen ..vanzelf'. Juist omdat wij zo goed weten wat wonen is. welke waarde het vertegenwoordigt in ons leven, zien wij womng"nood". Hoe kan iemand dan zeggen, dat wij over wo nen zelf moeten nadenken, dat wij moeten zoe ken naar wat wonen is, zonder de urgentie van de woningnood los te laten? WIK KEN HUIS HEEFT W OONT NOG NIET OM DAT TE ZIEN, moeten wij beseffen, dat het beschikken over een woning niet betekent, .lat wij dan ook inderdaad weten te wonen. Wie om zich heen kijkt en bij zichzelf te ra- ie gaat. kan dat opmerken. Er zijn mensen die ergens wonen", namelijk een adres hebben voor de post of een plaats, waar zij geregeld eten en slapen. Maar zij zijn er altijd terugke rend van dit en a] onderweg naar dab uithui zigheid kan een naam zijn, die een wijze van leven tekent, waarin het huis geen thuis is. Dat kan ook een andere vorm hebben, namelijk uit huizigheid in eigen huis. Men kan de „buiten wereld" zó in huis halen, dat wonen betekent geregeld ergens zijn, waar men zo gemakkelijk wat ..buiten" gebeurt kan volgen, al was het maaf als avontuur. De televisie kan een zinvol le plaats krijgen in het gezinsleven, lijkt mij. maar in zichzelf betekent zij niet dat wij op de goede manier thuis zijn. En zo is er nieer. Wonen is helemaal geen vanzelfsprekendheid voor wie een woning heeft. Wonen vertegenwoordigt een centrale waarde in ons leven en die wordt niet en nooit „van zelf" ons deel: wij moeten ons voor haar open stellen. naar haar op zoek gaan, dat wat haar bedreigt onderkennen en afweren. Martin PTeidegger, een van dc grote philoso- fen van onze dagen zegt het kernachtig: slechts wie kan wonen, kan bouwen. Dat geldt ook voor wie zijn huis niet bouwt, maar een huis be trekt. dat zonder zijn initiatief werd gebouwd. Ook dan is het niet het vinden van een huis. dat ..maakt" dat wij wonen: wij kunnen dan wonen, hetgeen wil zeggen, dat wij aan ons wonen zelf gestalte moeten geven. Wonen hoo'"t tot rle cultuur, tot dc menselijke wereld, die wij maken en de woonvormen ver anderen mèt de cultuur. Vandaag is dat bijzonder duidelijk. Er ver schijnen nieuwe woonvormen zowel van indivi dueel als van collectief karakter. En er is zo iets als een ah«n om- Wude ivoniar»«rv«o~7.ie- ning, zodat allen op meer of minder bewuste wijze bij deze ingrijpende veranderingen in de woonvormen betrokken zijn. Wanneer alle wo nen wooncultuur insluit, dan is dat vandaag wel zeer duidelijk. De urgentie van de woningbouw, betrokken in de veranderende woonvormen, om vat tegelijk de urgentie van de vraag naar het wonen. WERKEN VERLAAT HET WONEN WANNEER de vraag naar het wezenlijke in het wonen urgent is, juist in onze wereld van nu, dan moeten wij gaan *zoeken naar een weg, om haar minder algemeen te beschouwen, meer op de wijze waarop de vraag naar wo nen bij ons aanwezig is. al beseffen wij dat niet altijd. Waar schuilt de bedreiging van het wonen, zoals wij dat gewend waren, en dat juist als waarde naar voren komt als het wordt aan getast? En bieden misschien de veranderingen, die wij meemaken en ondergaan, uitzicht wat ons kan Jeidên bij ons zoeken naar wonen? Ik zou hot antwoord op deze. vragen in dit Publiek verkeer tn vervoer, zoals wij het ken nen, is ingesloten in deze fundamentele struc tuurverandering van onze samenleving. WANNEER gesproken wordt van het werken, dat het wonen verlaat, zou men denken dat daarbij wonen wonen blijft, zij het dat de wo nende elders werkt. Dat is niet waar en ik heb de bijzondere betekenis van dit uiteengaan uit gedrukt door van een zelfstandig worden van het werk te spreken. In de levens van de meesten ontstaat een woonmilieu én een werkmilieu. De arbeid wordt een eigen levensvorm, zegt men wel, en onze maatschappij wordt dan gekarak teriseerd als een arbeidsbestel. Vele menselij ke taken worden een beroep, waarvan het ont staan van „maatschappelijk werk" een goed voorbeeld is. Men vraagt of de student geen loon moet ontvangen, want studeren is al ar beid, in vooruitzien op zijn latere arbeid in de grote maatschappij. Men vraagt of de bezighe den van de huisvrouw eigenlijk niet arbeid zijn, huishoudelijke arbeid naast fabrieksarbeid, land arbeid, e.a. Arbeid of werk wordt een centrale categorie in het leven, en de ellende van de werkloosheid bestaat daarin dat de werkloze een maatschap pelijk niemand is. „Steunverlening" on- gafrtftMr. derstreept dat juist. Zo zijn er veel meer voorbeelden, die ieder voor zich en allen tesamen kunnen verduidelijken, dat de zelfstandigwording van de arbeid onze cultuur tekent, Het wonen 'is daarbij fundamenteel en dus in vele opzichten betrokken. De grondgebondenheid van de oorspron kelijke vestigingen is grotendeels met het werken meegegaan. Een bedrijf ver plaatsen is hee] wat moeilijker dan het verhuizen van alle werkers; dat laatste gebeurt trouwens al, gezien de cijfers over verhuizingen in grotere bevolkings centra. Voor tallozen bestaat er geen „ouderlijk" huis. want men verhuist naar- Een voorbeeld van de lichtheid en eenvoud van goede eigentijdse mate men van werkkring veranderti of meubelen Architect Paolo Tilche van „Arform" is de ontwerper, naarmate het gezin groeit of inkrimpt. Woningvoorziening werkt met categorieën beperkte kader willen zoeken aan de hand'van en dat betekent al verhuizen, met een of andere de stelling, dat historisch gezien het wo- vorm van bejaardenbehuizing in het vooruitzicht nen het werken steeds verder verlaat, dat het voor ons allen, werken zich verzelfstandigt tot een eigen wereld en dat het wonen dreigt te vervluchtigen, ter wijl er verrijking van wonen in uitzicht staat. Historisch gezien verlaat het werken het wo nen. Het is natuurlijk niet zo, dat in vroegere tijden ieder werkte waar hij woonde of woonde bij zijn werk. Maar het is wel zo. dat sinds de opkomst van de industrie, met name nadat de techniek daarin haar intrede deed. een te kenend verschil optreedt met vroegere tijden. Enkele typische voorbeelden kunnen dat ver duidelijken. Bij de middeleeuwse ambachtsman, de mees ter in het vak. die met gezel en leerling werk te, waren woonhuis en werkplaats doorgaans één De velen, die heden ten dage in fabrie ken en kantoren werken, gaan 's ochtends naar hun werk en keren 's avonds naar hun huis te rug. Dat is de overheersende figuur geworden, hoèwel er ook categorieën zijn, waarbij werk plaats of winkel nog verweven zijn met hun wonen. In de nieuwe Zuiderzeepolder, zo hoor ik. willen zich boeren vestigen, maar dan in de cultuurcentra, in stadjes of nieuwe dornen. De bedrijfsgebouwen staan dan op hun land en zij gaan wel per auto naar hun werk. Toch was vanouds de vestiging op het land van de land bouwer en de veeteler een tynische vorm van eenheid van wonen en werkcn. De aloude tegenstelling tussen stad en platte land wo^dt dan ook aangevochten Hoe zou men hna>- bii de randstad Holland kunnen rOastse'-»? Dit uiteenleggen van wonen én werken heeft vergaande gevolgen. Onze steden gaan naast woonwijken en industriewijken oók gordels met publieke gèbouWèn krijgen en een koon- er ver- rvj wj "!''<-** *>r>v< r> v- keer van de bevolking en anderen plaatsvindt. WONEN IS wat het oude woord vacare eigen lijk betekent, dwz. verwijlen bij de ander en het andere, opdat het zijn gaven, zijn rijkdom aan mij kan geven, kan uitdelen. Er is heel wat zgn. vacantie, die met vacare niet veel meer te maken heeft. Is wonen dan hierin een tegendeel van wer ken, een tegendeel van op zoek tiaar verstrooi ing en sensatie, dat het in letterlijke zin niets doen betekent? Natuurlijk niet; het bestaat in een andere wijze van omgaan met elkaar of met de dingen. Wij gaan ook met elkaar .om in het werkmilieu, tenminste dat is te hopen; want anders zijn wij er alleen om het arbeidsproces te laten verlopen, dwz. niet als mensen tesa men tot stand brengend. Maar het samenzijn in het werken staat altijd in het werk-verband; het is geen samen-,,leven", wat juist wel van het wonen nfoet kunnen worden gezegd. Daarom zijn de technische „dienstbodes" in onze hui zen wat anders dan de machines in een fa briek: zij maken het mogelijk aan huisvrouw en gezin om te wonen. De doelmatigheid en efficien cy regeren het gezin niet zó als het bedrijf. Samenzijn in het wonen omvat het gesprek, op gebouwd uit actief luisteren en actief, zichzelf openbarend spreken maar evenzeer het welsprekende stilzwijgen, waarvan wij kunnen genieten. Samenzijn in het wonen omvat het spel. niet óm dit of dat, óm de pot of óm de tijd te doden, maar als zinvol in zichzelf, genietend van elkaar in de vele vormen van spelen, die er zijn of uit te vinden zijn. Ook de milde hu mor is er thuis, die de dodelijke ernst voor komt, zoals wij dat tekenend noemen. OMGAAN MET DINGEN ZO IS er ook een veelvormige wijze van om gaan met „dingen", met huisdier en kamer plant, met materiaal en technische dingen, die wonen kenmerkt. Laat ik daarvan één voorbeeld geven. Al wer kende betekent materiaal voor ons iets met de ze en gene eigenschappen, dat dienen kan voor dit of voor dat. Extreem geformuleerd zou men kunnen zeggen dat de technicus vanuit de staat van gegevens over enig materiaal en de staat van eisen, vanuit de bestemming ervan opge steld, kan bepalen of het voor zijn doel geschikt is of niet. Maar de lijfelijke omgang met ma teriaal, het zelf met de handen behandelen er van en zich uitdrukken in handvaardigheid en het product ervan, bergt een voor velen onver moede, eigen rijkdom. Maar daarvoor is rust nodig het hóeft niet af en openheid ten aanzien van wat het materiaal zelf is. wat het te bieden heeft en waarin het verkracht wordt; en daarom is deze wijze van omgaan meer spel dan arbeid en meer bij het wonen op zijn plaats dan in de arbeid. Zo zijn er meer voorbeelden. Dat.is één aspect, een ander is, dat wij al leen maar kunnen wonen en wensen te wonen, verzorgd door vele woonvoorzieningen. Dat werkt de collectieve woonvormen in de hand en die vragen op hun beurt om aangepaste wooncultuur, inclusief woonzeden. Ik zal daar nu niet op in gaan. Ieder kent de tragiek van oudere men sen, die meer met hun meubelen zijn vergroeid dan met hun woning en geen huis kunnen vin den voor hun meubyair! Ook kennen wij de moeilijkheden, die samenhangen met bijv. on voldoende geluidsisolatie in woonblokken, of die samenhangen met het onvermogen van velen.'om zich in te stellen op andere woonverhoudingen. Het bovenstaande kan wellicht volstaan om duidelijk te maken, dat de mens, die een maat schappij opbouwt als een arbeidsbestel, terdege moet nagaan voor welke opgave hij zichzelf stelt wat betreft het wonen. Wij hebben in onze tijd grote moeite met wonen, maar dan met werkelijk wonen, niet zo zeer met ondergebracht zijn of een adres heb ben. Dat verarmt ons leven, hoezeer wij hel vol stoppen met werken, met reizen, met publieke vermakelijkheden, met van alles, dat wij in on ze agenda „moeten" optekenen om niet te ver geten waartoe wii ons verplicht hebben Dat wij vooral aandacht moeten hebben of krijgen voor wonen, staat er nooit in. Dat behoeft ook niet, want het moet voorafgaan aan elk zinvol gebruik van een agenda! Wonen is bij zichzelf zijn. met de zijnen sa menzijn, thuis zijn, dat wil zeggen, omgaan "met elkaar, met ,,de onzen" en met de din gen, met huis en huisraad op de wijze van „wie woont". OM MEER TE „ZIJN W'ANNEER de relatieve beperktheid van meubi lair en van zgn wandversiering in nieuwe weningen ons uitnodigt om wat er is, wat wij hebben gekozen, dan ook tot ons te laten spre ken, met aandacht en met openheid ermee om te gaan. dan zou dat winst zijn. En wanneer wij besluiten niet louter tussen ..kleuren" te wonen waarbij het materiaal tot het bijna niets van de plasticiteit, ver vormbaarheid is teruggebracht en bewust ook materiaal kiezen, waarmede datgene wat „ge groeid" is, bij ons binnenkomt, dan zou dat winst zijn. Wanneer wij dan weer thuis met aandacht en toewijding zouden kunnen omgaan met de „dingen" en met elkaar, dat hoort ineen dan zou de veelal onvermoede rijkdom van wo nen meer ons deel worden. Wij zouden minder behoeven te ..hebben" om meer te „zijn", meer voor elkaar èn meer in onze omgang met de dingen, die wij hebben bestemd om worden ingelijfd. AMERSFOORT maart 1959

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1959 | | pagina 9