Gefeest, gezongen en gedanst rondom het Boek
Boekenfeesten
in de loop der jaren
I GESCHENK VAN DE BOEKENWEEK i
Kaneel bi] het pond gekocht
wordt per grein genoten
het heelal
de muze en
Overwegend een leescultuur
ZEEUWSCH DAGBLAD
Pag. 9
Inniiiiiiiiii
Gala-avonden
Boeken-ballistiek
van Wim Kan
Jonge mensen in boek en verhaal
Vervaarlijk schot
Yrrah en Bose
Onder de middelmaat
BOEKENWEEK
J
NAAR VOREN KOMEN
„EN IK LEEF!"
tot het daecht"
lMlllllllllllllllllllllllllllillllllllllllilllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllll
71 /f ET een boekje in een hoekjeheeft de mid-
1 fl deleeuwer Thomas van Kempen eens als
wijze raad tot levensgeluk gegeven. En nog
g altijd ondervinden dagelijks vele mensen de
waarde van dat advies als zij ergens „in een hoekje
1 met een boekje vertoeven".
Dat hoekje kan een stoel in de warme huiskamer
zijn, maar evengoed een hoekplaatsje in een trein-
g coupé. Dat boek is soms een dichtbundel of een
E studieboek, soms iceer een luchtig verhaal of wat
llllllllllltltllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMllilll^
gepraat over de geneugten van het leven.
Maar eens in hel jaar komt in Nederland het S
boek uit zijn stille hoekje van boekenkast, boek-
winkel en huiskamer. Dan imaakt men het tot S
middelpunt van de Boekenweek.
Dan wordt er rondom het Boek gefeest, gezongen
en gedanst.
ij willen op deze pagina niet achterblijven en j§
in een praatje en een plaatje iets vertellen over
de boekenfeesten in de loop der jaren.
IlllllllllllllllllllllllI
De versieringen van Metten Koornstra
(rechts) als amusement tijdens het
Amsterdamse Schrijversbal en als
souvenir voor later
hihcht tuven seeilr
TTR is gisteravond in
J Amsterdam weer
feestgeviei'd ter ere van
het boek. Na een stem
mig begin met ernstig
luisterende en kijkende
dames en Keren in gala
begon tegen midder
nacht het jaarlijkse ple
zier van het schrijvers-
bal, waarvan u elders in
deze krant een verslag
vindt.
Rotterdam gaat woens
dag een boekenfeest
houden. Schrijvers,
boekverkopers en lezers
komen er in de Rivièra-
hal samen om een hapje
te eten, een slokje te
drinken, te luisteren
inaar de humor van Kan
en Bomans, naar de
culinaire praat van
Henriette Holthausen en
naar de lof op de wijn
door Maurice Roelants.
Daarna zal men er
evenals in Amsterdam
tot diep in de nacht
feestvieren.
In 1932 kwam in ons
land pas de eerste Boe
kenweek om in de jaren
die daarop volgden een
traditie te worden, tot
nog toe slechts in de
oorlogsjaren onderbro
ken.
<lt" .11 CCt* Vo#>f
In „Het Boekenge-
rucht", het extra-num
mer van het Nieuws
blad voor de Boekhan
del ter gelegenheid van
het 125-jarig bestaan
schrijft H. v. d. Horst
de geschiedenis van de
boekenfeesten.
IN mei van het jaar
1932 werd de eerste
Boekenweek gehouden,
compleet met een eigen
leuze, affiches, Ge
schenk, boekenavonden,
De officiële opening kon
men toen nog in iedere
huiskamer beluisteren,
want zij bestond uit een
causerie van de burge
meester van Utrecht,
dr. Fockema Andreae.
Daarmee bewees de
radio dat zij niet, zoal.s
de boekhandel vreesde,
de concurrent maar de
bevorderaar van het
lezen zou worden. De
later als boekbespreker
zo bekend geworden dr.
P. H. Ritter jr. leidde de
Utrechtse burgemeester
in. Maar de angst voor
de radio was er nog.
Dat bleek wel uit een
lied van die dagen:
Wat geeft ons leven rijke kleur?
Het Boek!
En stelt zijn vrienden nooit teleur?
Het Boek!
Al is er radio om ons heen. wat
blijft toch altijd nummer een
Het Boek!
In 1936 werd een begin gemaakt met
de feestelijke opening van de Boeken
week door de première van een door
Joh. van Doorne voor het boek geschre
ven éénakter te brengen onder de titel
..Zojuist verschenen."
HET jaar daarop volgde een G^ala-
avoh'd toen nog in Den Haag
gehouden als opening van de Boe
kenweek. Gerard Walschap en Anton
van Duinkerken hielden ei- cause
rieën, Paul Huf declameerde en het
Hofstadtoneel voerde twee éénakters
op.
In 1939 was er een Gala-feest in
Amsterdam met Charlotte Kohier die
Maria Lecina voordroeg en een voor
stelling van het Avantgardetoneel on-
ETEN, drinken, dansen en lezen.
Allemaal dingen die iets te
maken hebben met het Boekenfeest
in Rotterdam. Het feest in de Rivièra-
hal begint woensdagavond al des
avonds om zeven uur met enkele
hartige hapjes en een goed glas wijn.
Over die feestelijke maaltijd zal
Henriëtte Holthausen een en ander
vertellen, waarna de dichter Maurice
Roelants uit Brussel het wijnglas zal
heffen ter ere van het boek. („Een
goed glas wijn vergemakkelijkt de
oratie, geeft de geest meer lenigheid
en scherpte, maakt het troebele hel
der, tot een zekere grens, wel te.,
verstaan", schreef hij ons een dezer
d_ - 1 - - k,
agen.) - - z
Tijdens de maaltijd zal Godfried
Bomans op de hem zo eigene wijze
J. C. Thibaut ontwierp niet alleen
het omslag (zie hierboven) en de
tekeningen van het programma voor
het Rotterdamse Boekenfeest. Hy
maakte ook de ontwerpen van de
versieringen in de Rivierahal.
der leiding van Ad Hooykaas. Schrij
vers. boekhandelaren en lezers stroom
den naar de Amsterdamse Stadsschouw
burg. De toegangsprijzen waren toen
ook heel wat goedkoper dan nu. Men
kon al voor 46 cent binnenkomen en
de duurste plaats kostte toen 1,76.
In 1940 werd de laatste gala-avond
vóór de oorlog gehouden, maar de her
innering eraan bleef leven zodat na
de oorlog, zo gauw als dat mogelijk
was, het boekenfeest weer in ere werd
hersteld. Het werden gala-avonden,
waarop schrijvers, boekhandelaren en
lezers elkaar ontmoetten na een voor
stelling van toneel, muziek of cabaret.
nog iets vertellen over eetgewoonten
en de schrijver-avonturier Anthony
van Kampen over de eetgewoonten
van de kannibalen.
Wim Kan komt ook naar de Rivièra-
hal. Hij verheugt zich daar nu al op.
Juist toen wij hem deze week op een
avond troffen, voordat hij met Corry
in zijn autootje stapte om ergens in
Nederland te gaan optreden zei hij
ons: „In het algemeen zou ik willen
zeggen: Er zijn te weinig feesten en
te veel boeken. Merkwaardig is
ecfitér, dat er veel'mèer geféést Wordt
dan gelezen. Het is misschien "rtutfig
het lezen aan te moedigen door een
feest (bal na!). Veel te vaak organi
seren wij feesten in Nederland waar
geen „bal na" is. Dat is treurig.
Daarom: Op naar de Rivièrahal! Al
weer een avond waarop niet gelezen
k^n worden".
Woensdag zal Wim Kan trouwens
nog wel meer te vertellen hebben
over boeken en feesten, want na het
optreden van het Amsterdamse jour
nalistencabaret houdt hij voor de
feestvierende Rotterdammers een con
ference, wat op zichzelf al een
feest is.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiniiiiiiiiiuiiiiii
door Anthony Bosman
WJORDT EIKENSCHORS bij het pond gewogen, men weegt kaneel bij het
lood, dichtte Staring. Deze vanzelfsprekende waarheid geldt ook de boek-
jes met cartoons, die in het buitenland in vele tientallen verschijnen en in
ons land bij tijd en wijlen, omdat de Nederlander aarzelt in zijn zak te tasten
voor de wrange lach en de bittere zelfherkenning.
Het zien van enkele cartoons is een
genot voor wie de spot met de mens
kan aanvaarden: het is kaneel bij
het lood. Maar een boekje vol cartoons
is dikwijls te veel, want zelfs de nei
ging tot de ironische lach is niet te
onderdrukken en men bladert het boek
je door en heeft kaneel bij het pond.
Het is opmerkenswaardig hoe spoe
dig de vreugde vervlakt en de fijnproe
ver een holle bolle Gijs wordt, die
geen oog meer heeft voor de nuance
ringen, welke van ontnuchtering tot
wanhoop kunnen gaan.
ADRIAAN MORRIËN schrijft in zijn
inleiding tot de bundel cartoons
Yrrahtioneel van Yrrah, dat een
cartoon als een vervaarlijk schot is,
dat op de argeloze, onvoorbereide
kijker wordt afgevuurd. Maar de kij
ker van een boekje met cartoons heeft
de argeloosheid en het onvoorbereid
zijn niet meer. Integendeel, na de eer
ste tekening is hij op alles bedacht
en voorbereid, hij weet wat hem te
wachten staat.
De cartoon kan slechts trefzeker
zijn, indien hij op een krantenpagina,
op een bladzijde van een tijdschrift
alleen staat en volkomen onverwacht
de lezer confronteert met de waan
zin, de zieligheid, de absurdheid van
de mens en diens doen en laten.
EN TOCH, ik zou de boekjes met
cartoons niet willen missen. Een
voudig, omdat ik niet alle kranten
en alle tijdschriften kan lezen, omdat
deze boekjes gelegenheid geven het
werk van een cartoonist te leren ken
nen. Bovendien, men kan kaneel bij
het pond kopen, maar het per grein
genieten. Men koopt het boekje, kijkt
het door, zet het in de boekenkast en
neemt het. ter hand indien men daar
aan behoefte heeft. Het voordeel is:
een kast vol amusement, spot. ont
luistering, medelijden en wat al niet
meer, waaruit men naar believen zich
onder vuur kan laten nemen.
Daarom moge ik uw aandacht ves
tigen op drie boekjes met cartoons, die
de laatste tijd in ons land zijn ver
schenen.
Immers weinig uitgaven passen be
ter bij het slagwoord van deze pagi
na ,,het boek is geen heer in gekle
de rok" dan dit soort uitgaven, die
er niet voor terugschromen elke heer
van zijn geklede rok en zelfs van zijn
vakantie-sporthemd te ontdoen-
DE ARBEIDERSPERS viaagt de aan
dacht voor de tekeningen van
Yrrah, die gebundeld zijn onder de
titel Yrrahtioneel. Felle, onthullende
cartoons zijn het, die de mens in al
zijn armzaligheid en absurditeit to
nen. De mensen van Yrrah hebben
lompe voeten en zij zijn aan de aar
de geworteld in hun kleinheid, hun zie
ligheid, hun belachelijkheid. Het absur-
ditisme van Yrrah is gegrondvest in
het dagelijks leven en daarom des te
treffender.
Bij De Bezige Bij kwamen twee
bundels uit: een met 99 cartoons van
de Fransman Bosc onder de titel Homo
Sapiens en' een bloemlezing Cartoon
59. Homo Sapiens is een parade van
militaire en begrafenisstoeten, van
arken en arena's, welke soms door een
absurde mathematiek worden be
heerst, andere keren de militaire ab
surditeit aan de kaak stellen door het
onmogelijke systematisch te laten ge
beuren. Een bundel waarbij men lacht,
onbekommerd, omdat het eigen ik er
niet bij is betrokken.
HET BOEKJE, dat' zich als Cartoon 59
aandient1,' is dat beslist niet. Men
zou het eerder een bundel (vrij wil
lekeurige) sterren van het jaar kunnen
noemen, waarvoor Rosny uit België,
Loriot, Neu en Poth uit Duitsland,
Hoffnung en Ronald Searke uit Enge
land. Bosc. Chaval en Sempé uit
Frankrijk, Cartrinus en Van den Born
uit Nederland, Paul Flora uit Oosten
rijk en Alain, Sam Cobean en Virgil
Patch uit Amerika zijn uitverkoren.
Van elk is ongeveer een tiental car
toons uitgekozen, lang niet allemaal.
even goed en sommige onder de mic|-
delmaat. De oorsprong van dit boekje
ligt bij een Zwitserse uitgeverij, die
zich met de schone naam van Dioge
nes heeft versierd, maar veel licht
heeft de lamp blijkbaar niet gegeven,
want tot hoogtepunten heeft de speur
tocht niet geleid. Dat is jammer bij
het weinige, dat in ons land aan ka
neel bij het pond wordt gewogen.
TNAT weet ik zelf niet" luidt de wat vreemde titel van het boekje, dat
de boekenkopers tijdens de Boekenweek van hun boekhandelaar
cadeau krijgen. Waarom de schrijfster van het boekje die wonderlijke titel
koos, komt men echter heel gauw aan de weet.
Zij haalde hem aan uit een heel oud
Tartaars sprookje over een jongetje,
dat geen ouders had. Hij had niets te
eten en hij had geen kleren om aan
te trekken. Zo leefde hij en geen meis
je zou met hem willen trouwen. Daar
kwam een vos aan en die sprak tot
de jongen: Hoe moet jij mens worden?
waarop de jongen antwoordde: Hoe ik
een mens moet worden? Dat weet ik
zelf niet.
UIT DE LITERATUUR van vroeger
en nu diepte de schrijfster zoveel
mogelijk gegevens op, die een verkla
ring zouden kunnen geven van het pro
bleem der jeugd, dat in het opstel van
een zeventigtal bladzijden tegelijk het
probleem der hedendaagse volwasse
nen aansnijdt.
,,Dat de jeugd nog nooit zozeer een
f
Een wasvrouw uit het
plaatsje Sneek
(Bezitster van een
bibliotheek)
Zet steeds nauwkeurig
elke ween
Al haar boeken in de week.
Daarna legt zij ze op de bleek.
Een zuster, die wat op
haar leek,
Vond dat een zonderlinge
streek
En 's zondagsochtends
na de preek
Haalde zij water uit de beek,
Terwijl haar man daarbij
toekeek.
Dan zette zij daar op
die bleek
Even nauwkeurig elke week
Weer al die boeken in
de week
En zelfs lezer, voelt
als leek,
Dat dat toch nerregens
op leek
Want (één), geen boek
hoort in de week
En (twee), evenmin op
de bleek,
Hoewel de woorden
..boek" en „week"
Als één geheel zo gek
niet bleek.
Eu zó ontstond de
BOEKENWEEK
CHRIS SCHEFFER
probleem is geweest als juist in onze
eigen tijd. betekent eigenlijk, dat voor
de mens in het algemeen alles onze
ker, relatief geworden is. Wat vroeger
een afdoende reactie was: Het is al
tijd zo geweest en het zal altijdwel
zo blijven, gaat nu niet meer op.
Ouderen uit voorbije dagen waren er
van overtuigd, dat de jongeren zouden
opgroeien en op hun beurt een plaats
innemen in het bestel der dingen, dal
ondanks veranderingen in de tijd ge
bouwd was op een basis van vaste be
ginselen. dat rustte op de pijlers van
normen en waarden, waaraan niet te
tornen viel."
HET KIND van vroeger en nu karak
teriseert de schrijfster aan de hand
van 3000 jaren literatuur. Uit een berg
van literaire geschriften komen de
kinderen en jonge mensen naar voren.
Eerst die uit het klassieke drama en
epos: in Hektors lieveling uit de Ilias
en de sterke halfgod Achilles uit het
zelfde verhaal van Homerus, de jon
geman Telemachos en de prinses Nau-
sikaa uit de Odyssee; dan de jonge
helden en edelvrouwen uit de Middel
eeuwse literatuur.
In volgende hoofdstukken doorkruist
Hella Haasse de wereldliteratuur van
de Middeleeuwen tot heden. Hoe gron
dig zij te werk ging bewijzen wel de
titels van de hoofdstukken: Shakespea
re, Van Vondel tot Saartje Burger
hart, Wezen en vondelingen (met
schrijversnamen als die van Hector
Malot. Emily Brontë, Stendhal, Dick
ens, Daudet e.a.). Jonge mensen in
het oude Rusland, Heimwee en Eer
lijkheid als verweer.
Homerus tot Simon Vinkenoog en
Cees Nooteboom komen wij in het
Geschenk van de Boekenweek tegen
als uitleggers van het probleem dei-
jonge mensen tussen het kind- en vol
wassenzijn.
HELLA HAASSE lost natuurlijk net
probleem van de jeugd in die
enkele bladzijden niet op. Haar con
clusie. die wij hierboven aanhaalden.
staat al op de eerste bladzijde ervan,
maar aan het einde besluit zij met
wat Frits van Egen, de jongen uit Si
mon van het Reve's Avonden fluistert:
Ik leef! Ik adem. ik beweeg, dus ik
lééf. Wat kan er nog gebeuren. Er
kunnen rampen komen, pijnen, ver
schrikkingen komen. Maar ik leef. Ik
kan opgesloten zijn, of door gruwelij
ke ziekten worden bezocht. Maar
steeds adem ik, en beweeg ik. En ik
leef!"
„Dat weet ik zelf niet" is een kost
baar geschenk. Niet alleen oni alles wat
de schrijfster over de jeugd weet te
vertellen, maar meer nog omdat het
ons volwassenen dwingt tot nadenken
over de problemen van de jonge men
sen, die onze kinderen zijn.
DE dichter Joost parafraseerde op zo'n
boekenfeest eens het Boerengesel-
schap van Biederode:
,,De dichters en de schrijvers
die haddense gevraecht,
Gelockt met broot en borrels
so veel een mens verdraecht
Met wijf of vrient of maecht
Het boekenfeest met hunnen geest
te vullen tot het daecht
Want h'et waren niet de toneel- en I
muziekuitvoeringen, die een legende
om het jaarlijkse Boekenfeest en schrij
versbal vormden. Het was veeleer het
luidruchtig plezier van de zwart-ge-
rokte heren en hun fraai uitgedoste
dames, dat ieder jaar weer opnieuw j
alle zalen, gangen en trappen van de
statige Amsterdamse Stadsschouwburg
vult.
Een jury van- typografische ontwerpers
en illustratoren bekroonden de inzen
dingen van Frederique Spaanderman
en van Bartha Bik.
Frederique schonk De muze en het
heelal een dynamisch omslag en een
aantal moderne illustraties, Bartha
Bik zorgde voor een fraaie typogra
fische vormgeving.
Het lijdt geen twijfel of de bijna
50.000 exemplaren van dit boekje zul
len hun weg wel vinden naar de jon
geren (en ouderen) die ook de avon
turen van de Muze in vorige jaren
gretig kochten voor de lage prijs (ne
gentig cent.
door G. H. M. van Huet
LIOEVEEL mensen zullen schrikken, als
wij zeggen, dat de beschaving waarin
wij leven, overwegend een leescultuur is?
Dat wy in een beschaving leven, nemen
wij graag aan. Dat een beschaafd mens
toch op zyn minst lezen en schrijven kan,
is voor ieder een uitgemaakte zaakwy
gaan immers allemaal naar school loe en
worden daar in de geheimen van die Rvee
bezigheden ingewijd. Maar zijn zij, die
bezigheden, zo voornaam, dat zij het karak
ter van een cultuur bepalen?
Onze twijfel dienaangaande kan spoedig
uit de weg worden geruimd. Wij behoeven
slechts te bedenken, dat enige eeuwen ge
leden nog geen geschreven wetten beston
den en dat, als wij maar een paar generaties
teruggaan, wij een lieel andere vorm van
samenleving, de zgn. orale cultuur, ontdek
ken en wij heseffen, in hoeverre de alge
mene. leerplicht ons bestaan vernieuwd
heeft. Vroeger verstond men zich monde
ling met elkaar: het nieuwtje ging rond van
buurman tot buurman, de wetten baseerden
zich op gebruiken, de heilige formules
waren het bezit van weinigen en liet enige
hoek, dat men kende, was de Bijbel. Hieruit
werd voorgelezen en het gezelschap luis
terde toe.
Tegenwoordig echter lezen wij de ganse
dag. Daar zijn de kranten, de tijdschriften,
de zakenbrieven, de formulieren, de folders
en memoranda, de beursverslagen en sta
tistieken. Als wij het jampotje, dat voor
Hans Andreus liggen in de zon
ons op tafel staat, omdraaien, vinden wij
op de achterkant een kleingedvukt verhaal.
De slager stopt ons een strookje papier met
recepten in de hand. De drogist heeft hele
stapels raadgevingen voor ons klaarliggen.
En we lezen dit alles, zij het ook niet niet
onverdeelde aandacht; Als wij dus alles bij
elkaar tellen, wat wij per dag aan leesstof
onder ogen krijgen, dan zouden we bijna
mogen zeggen, dat we genoeg lezen. Onze
cultuur staal inderdaad in het teken van
liet woord. Het woord prijkt op de aanplak
zuilen en hangt in neonletters aan de daken,
het is alomtegenwoordig, wij komen het
zó vaak tegen, dat wij het bijzondere van
[zyn bestaan eenvoudig vergelen. Wij lezen
zonder te weten, dat wij lezen want lezen,
zo vinden wij, doe je toch alleen maar in
een bock.
J pN JUIST van een boek zijn wij vaak
bang. Hoewel: bang is hier niet hel
juiste woord, afkerig lykt me beter. Een
boek oppakken en openslaan is voor velen
zo ongeveer het laatste waaraan zij zich
wagen. Er moet zich wel niets anders aan
hun horizon voordoen, er moet niemand
I thuis zyn, de radio moet voor reparatie
I zijn weggehaald, geen krant of tijdschrift
j binnen het bereik en zijzelf ziek le bed
met een lege middag voor zich dan
misschien grijpen zy naar een boek. Geze
gend ogenblik, als de anderen thuiskomen
j en men weer kan beginnen te pratenHet
boek wordt meteen opzij geschoven.
Toch kan een lezer moeilyk anders doen
dan zich over het bestaan van niet-lezers
verwonderen. Hij heeft immers aan boekeu
i zoveel heerlijke uren te danken, dat hij
zich een leven waarin dit genot ontbreekt
onmogeiyk kan voorstellen. Nu, die verba
zing heerst ook aan de andere kant. Want
de met-lezer weigert in te zien, wal je
aan die uren. doorgebracht met staren op j
stomme regels en liet omslaan van blad
zijden. eigenlyk hebt. /ij weten niet wat
zij missen, zegt de lezer vergoelijkend. En
hy herinnert zich spontaan een aantal hoe
ken waaraan hij meer plezier beeft beleefd
dan hij zomaar onder woorden kan bren-
gen'. Een biografie van Napoleon was erbij
en een leven van Lincoln: reisverslagen,
komende uit alle delen van de aarde; verder 1
romans in tien verschillende soorten; lief-
desromans, avonturenromans, psycholo
gische, sociologische, humoristische romans,
romans over domineesfamilies en over
pastoors, over één dag uit een mensenleven
en over een iiiiljonairsgeslacht gedurende 1
drie, vier generaties; verder theologische en'
filosofische boeken; hoeken over grote'
onderwerpen als de geschiedenis van het j
brood en over kleine als het tanunaken
van een enkel musje.
Zou hij, de fy/.tr, dezelfde zijn geweest,
als hij die hoeken niet gelezen had? Wij
raken hier aan een hachelyk punt. Als 1
lezen inderdaad niets anders is dan zitten,
staren en werktuiglyk bladzyden omslaan,
dan is het een tijdverdrijf ais ieder ander.
Je zou om de tyd te doden ook iets anders
kunnen ondernemen. Van lezen blijft echter
altijd iels hangen: het is een verrijking
van onze feitenkennis, het betekent een
toeneming van ons inzicht in de wereld.
Men moet deze woorden niet al te objec
tief nemen. Wij lezen 11I. niet met het
vooropgezette doel onszelf te ontwikkelen.
Integendeel, wij lezen inderdaad uit verzet
tegen de verveling: om ons van het onbe
grip af te sluiten, onze eigen vrienden te
kiezen en aan de eenzaamheid te ontsnap
pen. Die eenzaamheid kan zowel geestelijk
als lichamelijk zijn dc geestelyke is de
ergste, want zij omvat hart, verstand en
fantasie. Waar deze drie tekortkomen, ont
staat verveling, ook al bevinden wij ons in
hei uitbundigste gezelschap.
TJET IS geen wonder, dat wij, gegeven
de beperktheid van onze levenskring,
ons in hel dagelijkse bestaan zo onverzadig
baar tonen. Maar wat onze directe omgeving
ons onthoudt en dat is altijd iets, ook
al zijn wij gelukkig getróuwd en bezitten
wij goede vrienden kunnen wij in de
boeken vinden. Een mens is nl. meer dan
waarvoor zyn omgeving hem aanziet: hij
heeft onvervulbare wensen, onuitsprekelijke
behoeften, zonderlinge invallen waaraan hy
geen naam zou kunnen geven. Op een goede
dag herkent hy zichzelf in een hoek. Dit
hoeft niet zo ver te gaan als met dr. SehTie-
iiiami, de archeoloog, die eerst koopman
was en pas door het lezen van Homerus en
Pausamas zichzelf ontdekte, zijn zaken
eraan gaf, opgravingen ging verrichten en
Troje vond. Maar iels van Schlieman» -zit
in ieder van ons, een ongerealiseerde moge
lijkheid, die ons onrustig maakt, een intiem
verlangen waarover wij niet kunnen praten,
omdat wy het niet kennen. Het is het ver
langen naar verten of de behoefte aan stijl,
een verborgen satirische ader, een neiging
tot zwier en rijkdom, tederheid. Kan men
niet met mensen omgaan, die dit verbor
gene 111 ons wekken, dan doet men er goed
aan zijn toevlucht te nemen tol de boeken.
Een man-met-hoeken heeft altijd iemand
om legen tc praten, meestal is het iemand
die meer weet dan hij, die de dingen beter
ziet en die bereid is daarom immers
heeft hij boeken geschreven ze hem 00b
le verklaren.
Dat weet ik zelf niet.
jDEHALVE het Geschenk voor de
„grote mensen" is er ook dit
jaar weer een boekenweekuitgave
voor de jongeren. Zij heet De muze
en het heelal.
In 1948 is men met de uitgave van
die bloemlezingen uit de Nederlandse
poëzie begonnen. Ieder jaar koos men
een ander onderwerp, waarmee de
Muze zich had bezig gehouden.
Guus Söhteman verzamelde een vijf
tigtal gedichten; die handelen over
licht en duister, over aarde, zon, maan
en sterren, over ruimtevaart, een pri
mula en een citroen. Daarin heeft hij
getracht een beeld te geven van dc
dichters, die zich in de loop
der eeuwen bezig hielden mei
de kosmos.
Hoewel men er ook verzen in
vindt van voorbije eeuwen
(Hooft, de Schoolmeester, Re-
vius Gezelle en Vondel) beval
het boekje voor het grootste
deel verzen van tijdgenoten en
vooral van de jongere dichters,
die de jeugd uiteraard het ge
makkelijkst aanspreken.
Is de keuze van het onder
werp voor de bloemlezing ge
richt op de belangstellingssfeer
van de hedendaagse jeugd, de
wijze van uitgave is dat niel
minder. De boekjes van vorige
jaren werden stuk voor stuk op
fraaie wijze verzorgd en ge
illustreer^ door bekwame vol
wassen kunstenaars: Bert Bou
man, Jan van Keulen, Jan
Bons, Bertram, Jenny Dalen
oord e. a.
Deze keer heeft men de jeugd
zelf het boekje laten verzorgen.
Zowel voor de typografie als
voor de illustraties is een prijs
vraag gehouden onder de pas
afgestudeerden van de Amster
damse Kunstnijverheidsschool.