Gefeest, gezongen en gedanst rondom het Boek Boekenfeesten in de loop der jaren I GESCHENK VAN DE BOEKENWEEK i Kaneel bi] het pond gekocht wordt per grein genoten het heelal de muze en Overwegend een leescultuur ZEEUWSCH DAGBLAD Pag. 9 Inniiiiiiiiii Gala-avonden Boeken-ballistiek van Wim Kan Jonge mensen in boek en verhaal Vervaarlijk schot Yrrah en Bose Onder de middelmaat BOEKENWEEK J NAAR VOREN KOMEN „EN IK LEEF!" tot het daecht" lMlllllllllllllllllllllllllllillllllllllllilllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllll 71 /f ET een boekje in een hoekjeheeft de mid- 1 fl deleeuwer Thomas van Kempen eens als wijze raad tot levensgeluk gegeven. En nog g altijd ondervinden dagelijks vele mensen de waarde van dat advies als zij ergens „in een hoekje 1 met een boekje vertoeven". Dat hoekje kan een stoel in de warme huiskamer zijn, maar evengoed een hoekplaatsje in een trein- g coupé. Dat boek is soms een dichtbundel of een E studieboek, soms iceer een luchtig verhaal of wat llllllllllltltllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMllilll^ gepraat over de geneugten van het leven. Maar eens in hel jaar komt in Nederland het S boek uit zijn stille hoekje van boekenkast, boek- winkel en huiskamer. Dan imaakt men het tot S middelpunt van de Boekenweek. Dan wordt er rondom het Boek gefeest, gezongen en gedanst. ij willen op deze pagina niet achterblijven en j§ in een praatje en een plaatje iets vertellen over de boekenfeesten in de loop der jaren. IlllllllllllllllllllllllI De versieringen van Metten Koornstra (rechts) als amusement tijdens het Amsterdamse Schrijversbal en als souvenir voor later hihcht tuven seeilr TTR is gisteravond in J Amsterdam weer feestgeviei'd ter ere van het boek. Na een stem mig begin met ernstig luisterende en kijkende dames en Keren in gala begon tegen midder nacht het jaarlijkse ple zier van het schrijvers- bal, waarvan u elders in deze krant een verslag vindt. Rotterdam gaat woens dag een boekenfeest houden. Schrijvers, boekverkopers en lezers komen er in de Rivièra- hal samen om een hapje te eten, een slokje te drinken, te luisteren inaar de humor van Kan en Bomans, naar de culinaire praat van Henriette Holthausen en naar de lof op de wijn door Maurice Roelants. Daarna zal men er evenals in Amsterdam tot diep in de nacht feestvieren. In 1932 kwam in ons land pas de eerste Boe kenweek om in de jaren die daarop volgden een traditie te worden, tot nog toe slechts in de oorlogsjaren onderbro ken. <lt" .11 CCt* Vo#>f In „Het Boekenge- rucht", het extra-num mer van het Nieuws blad voor de Boekhan del ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan schrijft H. v. d. Horst de geschiedenis van de boekenfeesten. IN mei van het jaar 1932 werd de eerste Boekenweek gehouden, compleet met een eigen leuze, affiches, Ge schenk, boekenavonden, De officiële opening kon men toen nog in iedere huiskamer beluisteren, want zij bestond uit een causerie van de burge meester van Utrecht, dr. Fockema Andreae. Daarmee bewees de radio dat zij niet, zoal.s de boekhandel vreesde, de concurrent maar de bevorderaar van het lezen zou worden. De later als boekbespreker zo bekend geworden dr. P. H. Ritter jr. leidde de Utrechtse burgemeester in. Maar de angst voor de radio was er nog. Dat bleek wel uit een lied van die dagen: Wat geeft ons leven rijke kleur? Het Boek! En stelt zijn vrienden nooit teleur? Het Boek! Al is er radio om ons heen. wat blijft toch altijd nummer een Het Boek! In 1936 werd een begin gemaakt met de feestelijke opening van de Boeken week door de première van een door Joh. van Doorne voor het boek geschre ven éénakter te brengen onder de titel ..Zojuist verschenen." HET jaar daarop volgde een G^ala- avoh'd toen nog in Den Haag gehouden als opening van de Boe kenweek. Gerard Walschap en Anton van Duinkerken hielden ei- cause rieën, Paul Huf declameerde en het Hofstadtoneel voerde twee éénakters op. In 1939 was er een Gala-feest in Amsterdam met Charlotte Kohier die Maria Lecina voordroeg en een voor stelling van het Avantgardetoneel on- ETEN, drinken, dansen en lezen. Allemaal dingen die iets te maken hebben met het Boekenfeest in Rotterdam. Het feest in de Rivièra- hal begint woensdagavond al des avonds om zeven uur met enkele hartige hapjes en een goed glas wijn. Over die feestelijke maaltijd zal Henriëtte Holthausen een en ander vertellen, waarna de dichter Maurice Roelants uit Brussel het wijnglas zal heffen ter ere van het boek. („Een goed glas wijn vergemakkelijkt de oratie, geeft de geest meer lenigheid en scherpte, maakt het troebele hel der, tot een zekere grens, wel te., verstaan", schreef hij ons een dezer d_ - 1 - - k, agen.) - - z Tijdens de maaltijd zal Godfried Bomans op de hem zo eigene wijze J. C. Thibaut ontwierp niet alleen het omslag (zie hierboven) en de tekeningen van het programma voor het Rotterdamse Boekenfeest. Hy maakte ook de ontwerpen van de versieringen in de Rivierahal. der leiding van Ad Hooykaas. Schrij vers. boekhandelaren en lezers stroom den naar de Amsterdamse Stadsschouw burg. De toegangsprijzen waren toen ook heel wat goedkoper dan nu. Men kon al voor 46 cent binnenkomen en de duurste plaats kostte toen 1,76. In 1940 werd de laatste gala-avond vóór de oorlog gehouden, maar de her innering eraan bleef leven zodat na de oorlog, zo gauw als dat mogelijk was, het boekenfeest weer in ere werd hersteld. Het werden gala-avonden, waarop schrijvers, boekhandelaren en lezers elkaar ontmoetten na een voor stelling van toneel, muziek of cabaret. nog iets vertellen over eetgewoonten en de schrijver-avonturier Anthony van Kampen over de eetgewoonten van de kannibalen. Wim Kan komt ook naar de Rivièra- hal. Hij verheugt zich daar nu al op. Juist toen wij hem deze week op een avond troffen, voordat hij met Corry in zijn autootje stapte om ergens in Nederland te gaan optreden zei hij ons: „In het algemeen zou ik willen zeggen: Er zijn te weinig feesten en te veel boeken. Merkwaardig is ecfitér, dat er veel'mèer geféést Wordt dan gelezen. Het is misschien "rtutfig het lezen aan te moedigen door een feest (bal na!). Veel te vaak organi seren wij feesten in Nederland waar geen „bal na" is. Dat is treurig. Daarom: Op naar de Rivièrahal! Al weer een avond waarop niet gelezen k^n worden". Woensdag zal Wim Kan trouwens nog wel meer te vertellen hebben over boeken en feesten, want na het optreden van het Amsterdamse jour nalistencabaret houdt hij voor de feestvierende Rotterdammers een con ference, wat op zichzelf al een feest is. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiniiiiiiiiiuiiiiii door Anthony Bosman WJORDT EIKENSCHORS bij het pond gewogen, men weegt kaneel bij het lood, dichtte Staring. Deze vanzelfsprekende waarheid geldt ook de boek- jes met cartoons, die in het buitenland in vele tientallen verschijnen en in ons land bij tijd en wijlen, omdat de Nederlander aarzelt in zijn zak te tasten voor de wrange lach en de bittere zelfherkenning. Het zien van enkele cartoons is een genot voor wie de spot met de mens kan aanvaarden: het is kaneel bij het lood. Maar een boekje vol cartoons is dikwijls te veel, want zelfs de nei ging tot de ironische lach is niet te onderdrukken en men bladert het boek je door en heeft kaneel bij het pond. Het is opmerkenswaardig hoe spoe dig de vreugde vervlakt en de fijnproe ver een holle bolle Gijs wordt, die geen oog meer heeft voor de nuance ringen, welke van ontnuchtering tot wanhoop kunnen gaan. ADRIAAN MORRIËN schrijft in zijn inleiding tot de bundel cartoons Yrrahtioneel van Yrrah, dat een cartoon als een vervaarlijk schot is, dat op de argeloze, onvoorbereide kijker wordt afgevuurd. Maar de kij ker van een boekje met cartoons heeft de argeloosheid en het onvoorbereid zijn niet meer. Integendeel, na de eer ste tekening is hij op alles bedacht en voorbereid, hij weet wat hem te wachten staat. De cartoon kan slechts trefzeker zijn, indien hij op een krantenpagina, op een bladzijde van een tijdschrift alleen staat en volkomen onverwacht de lezer confronteert met de waan zin, de zieligheid, de absurdheid van de mens en diens doen en laten. EN TOCH, ik zou de boekjes met cartoons niet willen missen. Een voudig, omdat ik niet alle kranten en alle tijdschriften kan lezen, omdat deze boekjes gelegenheid geven het werk van een cartoonist te leren ken nen. Bovendien, men kan kaneel bij het pond kopen, maar het per grein genieten. Men koopt het boekje, kijkt het door, zet het in de boekenkast en neemt het. ter hand indien men daar aan behoefte heeft. Het voordeel is: een kast vol amusement, spot. ont luistering, medelijden en wat al niet meer, waaruit men naar believen zich onder vuur kan laten nemen. Daarom moge ik uw aandacht ves tigen op drie boekjes met cartoons, die de laatste tijd in ons land zijn ver schenen. Immers weinig uitgaven passen be ter bij het slagwoord van deze pagi na ,,het boek is geen heer in gekle de rok" dan dit soort uitgaven, die er niet voor terugschromen elke heer van zijn geklede rok en zelfs van zijn vakantie-sporthemd te ontdoen- DE ARBEIDERSPERS viaagt de aan dacht voor de tekeningen van Yrrah, die gebundeld zijn onder de titel Yrrahtioneel. Felle, onthullende cartoons zijn het, die de mens in al zijn armzaligheid en absurditeit to nen. De mensen van Yrrah hebben lompe voeten en zij zijn aan de aar de geworteld in hun kleinheid, hun zie ligheid, hun belachelijkheid. Het absur- ditisme van Yrrah is gegrondvest in het dagelijks leven en daarom des te treffender. Bij De Bezige Bij kwamen twee bundels uit: een met 99 cartoons van de Fransman Bosc onder de titel Homo Sapiens en' een bloemlezing Cartoon 59. Homo Sapiens is een parade van militaire en begrafenisstoeten, van arken en arena's, welke soms door een absurde mathematiek worden be heerst, andere keren de militaire ab surditeit aan de kaak stellen door het onmogelijke systematisch te laten ge beuren. Een bundel waarbij men lacht, onbekommerd, omdat het eigen ik er niet bij is betrokken. HET BOEKJE, dat' zich als Cartoon 59 aandient1,' is dat beslist niet. Men zou het eerder een bundel (vrij wil lekeurige) sterren van het jaar kunnen noemen, waarvoor Rosny uit België, Loriot, Neu en Poth uit Duitsland, Hoffnung en Ronald Searke uit Enge land. Bosc. Chaval en Sempé uit Frankrijk, Cartrinus en Van den Born uit Nederland, Paul Flora uit Oosten rijk en Alain, Sam Cobean en Virgil Patch uit Amerika zijn uitverkoren. Van elk is ongeveer een tiental car toons uitgekozen, lang niet allemaal. even goed en sommige onder de mic|- delmaat. De oorsprong van dit boekje ligt bij een Zwitserse uitgeverij, die zich met de schone naam van Dioge nes heeft versierd, maar veel licht heeft de lamp blijkbaar niet gegeven, want tot hoogtepunten heeft de speur tocht niet geleid. Dat is jammer bij het weinige, dat in ons land aan ka neel bij het pond wordt gewogen. TNAT weet ik zelf niet" luidt de wat vreemde titel van het boekje, dat de boekenkopers tijdens de Boekenweek van hun boekhandelaar cadeau krijgen. Waarom de schrijfster van het boekje die wonderlijke titel koos, komt men echter heel gauw aan de weet. Zij haalde hem aan uit een heel oud Tartaars sprookje over een jongetje, dat geen ouders had. Hij had niets te eten en hij had geen kleren om aan te trekken. Zo leefde hij en geen meis je zou met hem willen trouwen. Daar kwam een vos aan en die sprak tot de jongen: Hoe moet jij mens worden? waarop de jongen antwoordde: Hoe ik een mens moet worden? Dat weet ik zelf niet. UIT DE LITERATUUR van vroeger en nu diepte de schrijfster zoveel mogelijk gegevens op, die een verkla ring zouden kunnen geven van het pro bleem der jeugd, dat in het opstel van een zeventigtal bladzijden tegelijk het probleem der hedendaagse volwasse nen aansnijdt. ,,Dat de jeugd nog nooit zozeer een f Een wasvrouw uit het plaatsje Sneek (Bezitster van een bibliotheek) Zet steeds nauwkeurig elke ween Al haar boeken in de week. Daarna legt zij ze op de bleek. Een zuster, die wat op haar leek, Vond dat een zonderlinge streek En 's zondagsochtends na de preek Haalde zij water uit de beek, Terwijl haar man daarbij toekeek. Dan zette zij daar op die bleek Even nauwkeurig elke week Weer al die boeken in de week En zelfs lezer, voelt als leek, Dat dat toch nerregens op leek Want (één), geen boek hoort in de week En (twee), evenmin op de bleek, Hoewel de woorden ..boek" en „week" Als één geheel zo gek niet bleek. Eu zó ontstond de BOEKENWEEK CHRIS SCHEFFER probleem is geweest als juist in onze eigen tijd. betekent eigenlijk, dat voor de mens in het algemeen alles onze ker, relatief geworden is. Wat vroeger een afdoende reactie was: Het is al tijd zo geweest en het zal altijdwel zo blijven, gaat nu niet meer op. Ouderen uit voorbije dagen waren er van overtuigd, dat de jongeren zouden opgroeien en op hun beurt een plaats innemen in het bestel der dingen, dal ondanks veranderingen in de tijd ge bouwd was op een basis van vaste be ginselen. dat rustte op de pijlers van normen en waarden, waaraan niet te tornen viel." HET KIND van vroeger en nu karak teriseert de schrijfster aan de hand van 3000 jaren literatuur. Uit een berg van literaire geschriften komen de kinderen en jonge mensen naar voren. Eerst die uit het klassieke drama en epos: in Hektors lieveling uit de Ilias en de sterke halfgod Achilles uit het zelfde verhaal van Homerus, de jon geman Telemachos en de prinses Nau- sikaa uit de Odyssee; dan de jonge helden en edelvrouwen uit de Middel eeuwse literatuur. In volgende hoofdstukken doorkruist Hella Haasse de wereldliteratuur van de Middeleeuwen tot heden. Hoe gron dig zij te werk ging bewijzen wel de titels van de hoofdstukken: Shakespea re, Van Vondel tot Saartje Burger hart, Wezen en vondelingen (met schrijversnamen als die van Hector Malot. Emily Brontë, Stendhal, Dick ens, Daudet e.a.). Jonge mensen in het oude Rusland, Heimwee en Eer lijkheid als verweer. Homerus tot Simon Vinkenoog en Cees Nooteboom komen wij in het Geschenk van de Boekenweek tegen als uitleggers van het probleem dei- jonge mensen tussen het kind- en vol wassenzijn. HELLA HAASSE lost natuurlijk net probleem van de jeugd in die enkele bladzijden niet op. Haar con clusie. die wij hierboven aanhaalden. staat al op de eerste bladzijde ervan, maar aan het einde besluit zij met wat Frits van Egen, de jongen uit Si mon van het Reve's Avonden fluistert: Ik leef! Ik adem. ik beweeg, dus ik lééf. Wat kan er nog gebeuren. Er kunnen rampen komen, pijnen, ver schrikkingen komen. Maar ik leef. Ik kan opgesloten zijn, of door gruwelij ke ziekten worden bezocht. Maar steeds adem ik, en beweeg ik. En ik leef!" „Dat weet ik zelf niet" is een kost baar geschenk. Niet alleen oni alles wat de schrijfster over de jeugd weet te vertellen, maar meer nog omdat het ons volwassenen dwingt tot nadenken over de problemen van de jonge men sen, die onze kinderen zijn. DE dichter Joost parafraseerde op zo'n boekenfeest eens het Boerengesel- schap van Biederode: ,,De dichters en de schrijvers die haddense gevraecht, Gelockt met broot en borrels so veel een mens verdraecht Met wijf of vrient of maecht Het boekenfeest met hunnen geest te vullen tot het daecht Want h'et waren niet de toneel- en I muziekuitvoeringen, die een legende om het jaarlijkse Boekenfeest en schrij versbal vormden. Het was veeleer het luidruchtig plezier van de zwart-ge- rokte heren en hun fraai uitgedoste dames, dat ieder jaar weer opnieuw j alle zalen, gangen en trappen van de statige Amsterdamse Stadsschouwburg vult. Een jury van- typografische ontwerpers en illustratoren bekroonden de inzen dingen van Frederique Spaanderman en van Bartha Bik. Frederique schonk De muze en het heelal een dynamisch omslag en een aantal moderne illustraties, Bartha Bik zorgde voor een fraaie typogra fische vormgeving. Het lijdt geen twijfel of de bijna 50.000 exemplaren van dit boekje zul len hun weg wel vinden naar de jon geren (en ouderen) die ook de avon turen van de Muze in vorige jaren gretig kochten voor de lage prijs (ne gentig cent. door G. H. M. van Huet LIOEVEEL mensen zullen schrikken, als wij zeggen, dat de beschaving waarin wij leven, overwegend een leescultuur is? Dat wy in een beschaving leven, nemen wij graag aan. Dat een beschaafd mens toch op zyn minst lezen en schrijven kan, is voor ieder een uitgemaakte zaakwy gaan immers allemaal naar school loe en worden daar in de geheimen van die Rvee bezigheden ingewijd. Maar zijn zij, die bezigheden, zo voornaam, dat zij het karak ter van een cultuur bepalen? Onze twijfel dienaangaande kan spoedig uit de weg worden geruimd. Wij behoeven slechts te bedenken, dat enige eeuwen ge leden nog geen geschreven wetten beston den en dat, als wij maar een paar generaties teruggaan, wij een lieel andere vorm van samenleving, de zgn. orale cultuur, ontdek ken en wij heseffen, in hoeverre de alge mene. leerplicht ons bestaan vernieuwd heeft. Vroeger verstond men zich monde ling met elkaar: het nieuwtje ging rond van buurman tot buurman, de wetten baseerden zich op gebruiken, de heilige formules waren het bezit van weinigen en liet enige hoek, dat men kende, was de Bijbel. Hieruit werd voorgelezen en het gezelschap luis terde toe. Tegenwoordig echter lezen wij de ganse dag. Daar zijn de kranten, de tijdschriften, de zakenbrieven, de formulieren, de folders en memoranda, de beursverslagen en sta tistieken. Als wij het jampotje, dat voor Hans Andreus liggen in de zon ons op tafel staat, omdraaien, vinden wij op de achterkant een kleingedvukt verhaal. De slager stopt ons een strookje papier met recepten in de hand. De drogist heeft hele stapels raadgevingen voor ons klaarliggen. En we lezen dit alles, zij het ook niet niet onverdeelde aandacht; Als wij dus alles bij elkaar tellen, wat wij per dag aan leesstof onder ogen krijgen, dan zouden we bijna mogen zeggen, dat we genoeg lezen. Onze cultuur staal inderdaad in het teken van liet woord. Het woord prijkt op de aanplak zuilen en hangt in neonletters aan de daken, het is alomtegenwoordig, wij komen het zó vaak tegen, dat wij het bijzondere van [zyn bestaan eenvoudig vergelen. Wij lezen zonder te weten, dat wij lezen want lezen, zo vinden wij, doe je toch alleen maar in een bock. J pN JUIST van een boek zijn wij vaak bang. Hoewel: bang is hier niet hel juiste woord, afkerig lykt me beter. Een boek oppakken en openslaan is voor velen zo ongeveer het laatste waaraan zij zich wagen. Er moet zich wel niets anders aan hun horizon voordoen, er moet niemand I thuis zyn, de radio moet voor reparatie I zijn weggehaald, geen krant of tijdschrift j binnen het bereik en zijzelf ziek le bed met een lege middag voor zich dan misschien grijpen zy naar een boek. Geze gend ogenblik, als de anderen thuiskomen j en men weer kan beginnen te pratenHet boek wordt meteen opzij geschoven. Toch kan een lezer moeilyk anders doen dan zich over het bestaan van niet-lezers verwonderen. Hij heeft immers aan boekeu i zoveel heerlijke uren te danken, dat hij zich een leven waarin dit genot ontbreekt onmogeiyk kan voorstellen. Nu, die verba zing heerst ook aan de andere kant. Want de met-lezer weigert in te zien, wal je aan die uren. doorgebracht met staren op j stomme regels en liet omslaan van blad zijden. eigenlyk hebt. /ij weten niet wat zij missen, zegt de lezer vergoelijkend. En hy herinnert zich spontaan een aantal hoe ken waaraan hij meer plezier beeft beleefd dan hij zomaar onder woorden kan bren- gen'. Een biografie van Napoleon was erbij en een leven van Lincoln: reisverslagen, komende uit alle delen van de aarde; verder 1 romans in tien verschillende soorten; lief- desromans, avonturenromans, psycholo gische, sociologische, humoristische romans, romans over domineesfamilies en over pastoors, over één dag uit een mensenleven en over een iiiiljonairsgeslacht gedurende 1 drie, vier generaties; verder theologische en' filosofische boeken; hoeken over grote' onderwerpen als de geschiedenis van het j brood en over kleine als het tanunaken van een enkel musje. Zou hij, de fy/.tr, dezelfde zijn geweest, als hij die hoeken niet gelezen had? Wij raken hier aan een hachelyk punt. Als 1 lezen inderdaad niets anders is dan zitten, staren en werktuiglyk bladzyden omslaan, dan is het een tijdverdrijf ais ieder ander. Je zou om de tyd te doden ook iets anders kunnen ondernemen. Van lezen blijft echter altijd iels hangen: het is een verrijking van onze feitenkennis, het betekent een toeneming van ons inzicht in de wereld. Men moet deze woorden niet al te objec tief nemen. Wij lezen 11I. niet met het vooropgezette doel onszelf te ontwikkelen. Integendeel, wij lezen inderdaad uit verzet tegen de verveling: om ons van het onbe grip af te sluiten, onze eigen vrienden te kiezen en aan de eenzaamheid te ontsnap pen. Die eenzaamheid kan zowel geestelijk als lichamelijk zijn dc geestelyke is de ergste, want zij omvat hart, verstand en fantasie. Waar deze drie tekortkomen, ont staat verveling, ook al bevinden wij ons in hei uitbundigste gezelschap. TJET IS geen wonder, dat wij, gegeven de beperktheid van onze levenskring, ons in hel dagelijkse bestaan zo onverzadig baar tonen. Maar wat onze directe omgeving ons onthoudt en dat is altijd iets, ook al zijn wij gelukkig getróuwd en bezitten wij goede vrienden kunnen wij in de boeken vinden. Een mens is nl. meer dan waarvoor zyn omgeving hem aanziet: hij heeft onvervulbare wensen, onuitsprekelijke behoeften, zonderlinge invallen waaraan hy geen naam zou kunnen geven. Op een goede dag herkent hy zichzelf in een hoek. Dit hoeft niet zo ver te gaan als met dr. SehTie- iiiami, de archeoloog, die eerst koopman was en pas door het lezen van Homerus en Pausamas zichzelf ontdekte, zijn zaken eraan gaf, opgravingen ging verrichten en Troje vond. Maar iels van Schlieman» -zit in ieder van ons, een ongerealiseerde moge lijkheid, die ons onrustig maakt, een intiem verlangen waarover wij niet kunnen praten, omdat wy het niet kennen. Het is het ver langen naar verten of de behoefte aan stijl, een verborgen satirische ader, een neiging tot zwier en rijkdom, tederheid. Kan men niet met mensen omgaan, die dit verbor gene 111 ons wekken, dan doet men er goed aan zijn toevlucht te nemen tol de boeken. Een man-met-hoeken heeft altijd iemand om legen tc praten, meestal is het iemand die meer weet dan hij, die de dingen beter ziet en die bereid is daarom immers heeft hij boeken geschreven ze hem 00b le verklaren. Dat weet ik zelf niet. jDEHALVE het Geschenk voor de „grote mensen" is er ook dit jaar weer een boekenweekuitgave voor de jongeren. Zij heet De muze en het heelal. In 1948 is men met de uitgave van die bloemlezingen uit de Nederlandse poëzie begonnen. Ieder jaar koos men een ander onderwerp, waarmee de Muze zich had bezig gehouden. Guus Söhteman verzamelde een vijf tigtal gedichten; die handelen over licht en duister, over aarde, zon, maan en sterren, over ruimtevaart, een pri mula en een citroen. Daarin heeft hij getracht een beeld te geven van dc dichters, die zich in de loop der eeuwen bezig hielden mei de kosmos. Hoewel men er ook verzen in vindt van voorbije eeuwen (Hooft, de Schoolmeester, Re- vius Gezelle en Vondel) beval het boekje voor het grootste deel verzen van tijdgenoten en vooral van de jongere dichters, die de jeugd uiteraard het ge makkelijkst aanspreken. Is de keuze van het onder werp voor de bloemlezing ge richt op de belangstellingssfeer van de hedendaagse jeugd, de wijze van uitgave is dat niel minder. De boekjes van vorige jaren werden stuk voor stuk op fraaie wijze verzorgd en ge illustreer^ door bekwame vol wassen kunstenaars: Bert Bou man, Jan van Keulen, Jan Bons, Bertram, Jenny Dalen oord e. a. Deze keer heeft men de jeugd zelf het boekje laten verzorgen. Zowel voor de typografie als voor de illustraties is een prijs vraag gehouden onder de pas afgestudeerden van de Amster damse Kunstnijverheidsschool.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1959 | | pagina 9