Hei slot van een uitvoerige bespreking van het boek van Prinses Wilhelmina Bewogen schildering van donkere jaren Intenser contact met bevolking Zaterdag 14 februari 1959 ZEEUWSCH DAGBLAD PaS- 7 Apotheose Grote zorgen Prins Bernhard Ongeluk Naar Engeland Ballingschap Betere tijden Troonsafstand Weinig staatslieden Snelle vorming Schilderen Intens beleven Onthullend eerlijk EENZAAM MAAR NIET ALLEEN Men weet'welke oplossing is gevonden: twee regentschappen j van prinses Juliana, waarvan de tweede eindigde enkele dagen voordat Koningin Wilhelmina haar 68ste verjaardag zou bereiken en een halve eeuw zou hebben ge re- geerd. Op de datum waarop in 1849 haar vader, koning Willem III, j was ingehuldigd, de 12de mei, deelde zij haar voornemen via de j radio aan de bevolking mee. OVER DE plechtigheid waar mede haar troonsafstand en de inhuldiging van haar i dochter gepaard ging schrijft prin- „Ik bid, dat Christus blijdschap over Zijn hele mensheid kome en haar blijdschap in Hem vervuld worde."' Zo eindigt dit boek dat wij reeds in de aanvang van onze bespreking „uniek" hebben genoemd. Een eerlijk, onop gesmukt, met het hart en uit diepe geloofsovertuiging ge» schreven werk. Een waar ge» tuigenis. ook wordt de toon van dit boek wanneer de prinses schrijft over de grote invloed die op haar heb ben gehad de geschriften van de Sadhu Soendar Singh'waarvan haar in 1927 een bloemlezing met een voorwoord van baron Van Boetzelaer van Dubbeldam in han den kwam. De woorden van deze grote christen-apostel van India grepen de Koningin aan. zij sprak erover met de heer Van Boetzelaer van Dubbeldam, zij kreeg steeds meer belangstelling voor de uitspraken van de Sadhu die alles onderge schikt maakt aan de persoonlijke ontmoeting met Christus, en die leert dat het in het leven slechts gaat om de levende verhouding van de mens tot Christus. In die jaren ook viel de ommekeer in het leven van prins Hendrik, voor wie eveneens Christus de universele Liefde werd. LATER in het boek, in de ge voelige passages welke wor den gewijd aan het heen gaan, kort na elkander, van ko ningin Emma en prins Hendrik, blijkt bijzonder duidelijk hoe sterk de opvattingen van de Sadhu Soendar Singh' Koningin en prins hebben beziggehouden. De jaren omstreeks 1930 waren voor Koningin Wilhelmina niet al leen in haar persoonlijke leven moeilijk: ook de toestand des lands gaf tot grote zorgen aanlei ding. De economische crisis trof ons land heel sterk, veroorzaakte hier honderdduizenden werklozen, bittere armoede. En zij, verzucht thans prinses Wilhelmina, die dat grote probleem van de werkloos heid hadden moeten oplossen, wa ren daar niet rijp voor. ,,In het algemeen hadden de mensen hier te lande niet ge noeg doorgemaakt om aan de ze verschrikkelijke nood een ein de te maken. Het ontbrak hen, die tot een snelle, zakelijke op lossing moesten geraken, aan imaginatie en durf, aan door tastendheid en voortvarendheid en aan de werkelijke wil om een oplossing te vinden." Betekenisvolle woorden, na zo vele jaren. Vooral wanneer daar na de schrijfster de wezenlijke in houd ervan nog versterkt door te wijzen op het slome tempo van de bureaucratie en op de belemme ringen welke ambtelijke hiërar chie hun in de weg legden, die be reid waren, aan de bestrijding van de werkloosheid mede te werken en objecten daarvoor gereed maakten. WIJ naderen in het boek van de prinses het jaar 1936. Koningin Wilhelmina en prinses Juliana brengen een' win- tervakantie door in Igls, nabij Innsbruck, en daar worden zij, op een dag, bezocht door Bernhard zur Lippe-Biesterfeld, in zijn Ford- je uit Parijs komend. Daarna za gen Juliana en hij elkander in Garmisch-Partenkirchen bij de skiwedstrijden, vervolgens enkele malen in Nederland waar hij, ge holpen door enkele zeer goede en vertrouwde Nederlandse vrienden, een strikt incognito kon handha ven. Geschiedenis van verloving en huwelijk zoals die in die dagen aan alle Nederlanders bekend wer den behoeven hier niet te worden verhaald. maar*één passage uit het boek van de prinses is te kos telijk om haar niet te citeren. Na het huwelijk op 7 januari 1937 was het vertrek voor de hu welijksreis, als gevolg van de gro te publieke nieuwsgierigheid een heel probleem. „Natuurlijk", aldus schrijft de prinses, „wilde het jonge paar geheel gevrijwaard worden van opdringerige belangstelling. Zij besloten toen onder strikte ge heimhouding pas de volgende dag te gaan en op hun huwe lijksdag een schijnvertrek te en sceneren, hetgeen hun goed ge lukt is." Wat deden zij namelijk? Na de bruiloftsmaaltijd reden zij per au to weg, maar.... niet verder dan de stallen van het paleis aan het Noordeinde. Daar werd de au to rustig weggezet en omstreeks half tien in de avond, toen in de balzaal van het paleis het feest in volle gang was. verschenen de jonggehuwden daar. Eerst was er een stomme ver bazing onder de gasten. ..Toen barstte het enthousiasme los." In 19211 inspecteerde Koningin Wilhelmina op de ff aalsdorper- vlakte te paard het derde half regi ment Huzaren, dat toen 114 jaar bestond. begaf zich daarna naar het zie kenhuis, waar zij iedereen bijzon der verslagen aantrof. Hoewel zij, zoals zij schrijft, er dankbaar voor was dat zij volkomen werd ingelicht, liet zij zich geen angst aanjagen. Wat men haar vertelde, stemde haar zelfs enigszins wre velig. „Ik had", zo schrijft zij, „de vaste geloofsovertuiging, dat Bernhard behouden zou blijven voor Juliana." De geboorte van Beatrix, van prinses Irene, de ontwikkelingen in Duitsland, Oostenrijk, Tsjecho- Slowakije en de druk van deze laatste gebeurtenissen ook in ons land, waar men het ergste moest gaan verwachten, daaraan gaa.t de prinses vrij kort vootbij om te komen tot het laatste, maar ver: reweg het langste hoofdstuk van haar boek: De Tweede Wereldoor log. Ruim de helft van haar boek wijdt de prinses aan deze episode. HOEWEL zonder twijfel ook het aan de Tweede Wereld oorlog gewijde gedeelte van „Eenzaam maar niet alleen" een harmonisch onderdeel is van het boek van prinses Wilhelmina, zijn conceptie en vormgeving een tikje anders. Het is een feller, bewoge- ner. hier en daar ook persoonlijker beeld van het tijdperk dan het voorafgaande. De sombere Kerstmis 1939, de stralende, zonnige lente van 1940 die de Koningin, vaak met het prinselijk gezin, doorbracht in het omstreeks die tijd door haar be trokken Huis ten Bosch, de ver jaardag. 30 april 1940, van prin ses Juliana, een feest waarop door de druk die ieder voelde naderen zulk een domper werd gezet 10 MEI 1940. De nacht werd doorgebracht in de schuilkelder van Huis ten Bosch. Men vermoedde wat dreigde. De dreiging werd werkelijkheid om vier uur in de morgen. MEN herinnert zich, dat be trekkelijk kort na het hu welijk prins Bernhard een •rnstig ongeluk overkwam. In no vember 1937 reed hij over de weg -AmsterdamUtrecht, toen er een /.andauto van een zijweg de weg jpdraaride zonder een waarschu wing te geven. De prins wprd. irnstig gewond, naar het Burger- '.iekenhuis in Amsterdam ge bracht. Omdat spoedig de geboorte van het eerste kind in het gezin van prinses Juliana en prins Bern hard werd verwacht, moest de prinses zo voorzichtig mogelijk op de hoogte worden gesteld. De Koningin deed dat zelf en DE Koningin en het prinselijk gezin werden overgebracht naar het paleis Noordeinde. Maar half geloofde de Koningin de rapporten omtrent schermut selingen in de stad; het stelde haar teleur dat zij er niet uit mocht, dat zij de gewonden niet mocht bezoeken, dat zij geen con tact had met de ministers, die ook in schuilkelders zaten. Wat moest er met het prinse lijk gezin? Juliana en de kinde ren moesten naar Engeland wor den gebracht; de prins wilde dat regelen maar wilde zelf niet mee. Met veel moeite overreed de Ko ningin hem, mee te gaan en dan terug te keren. Haar plan was het. evenals in 1914 koning Albert dei- Belgen had gedaan, met het Ne derlandse leger zuidwaarts te trek ken. Het is anders gegaan. Nadat met instemming van de opperbevelhebber de Konin gin des nachts de Koning van Groot-Britannië had opgebeld en hem om versterkingen had ge vraagd, kreeg zij van de opper bevelhebber de raad. de residentie te verlaten. De strijd was te on gelijk. De opperbevelhebber stelde de koningin voor. dat zij naar Vlissingen of Zeeuws-Vlaanderen zou gaan omdat daar de militai re toestand er beter uitzag. Van de beschrijving die prinses Wilhelmina van deze tocht heeft gegeven veroorlove men ons enige citaten: „Inderhaast pakte ik een handkoffertje en verliet die och tend Den Haag- per auto om half tien, voorafgegaan door een auto met politietroepen. Ons eerste doel was Hoek van Holland. In het Westland waren echter volgens de berichten nog niet alle parachutisten opge ruimd. Gemeld was, dat zij veel al vermomd waren in de kledij van de bevolking en vaak klonk dan ook vanuit de auto voor ons het bevel: „Handen om hoog!" IN Hoek van Holland lag een Engelse jager voor vertrek gereed. Er werd ee loods gezocht die het schip door de mij nenvelden zou kunnen brengen; daarvoor werd overste Logger van de Marine-Reserve uit Rot terdam gevonden. Direct nadat de Koningin en haar gevolg aan boord waren, vertrok de jager. Maar. niet naar Zeeland. De Engelse commandant bleek nl. j volgens zijn instructies geen con- I tact met de vaste wal op te ne men en het was onverantwoord, i de Koningin aan land te zetten in Zeeland zonder dat tevoren met de territoriaal bevelhebber j 1 daar overleg was gepleegd. Dat j betekende: niet naar Vlissingen. niet nkar Breskens. maar naai Engeland, want dat mocht de En- gelse commandant wel. Na een korte krijgsraad in zwemves- j ten" werd daartoe besloten. De Prinses schrijft dan: „Ik was me natuurlijk ten volle bewust van de verbijste rende indruk, die dit vertrek thuis zou maken, maar wa&r het landsbelang dit meebracht, zag ik mij verplicht de smaad aan te durven van de schijn van gevlucht te zijn. Had de guerrilla tegen de val schermtroepen mij niet van de aanvang af alle verbindingen met het strijdende leger afge sneden, zo had ik mij naar de strijdenden aan de Grebbe kun nen begeven om het lot van de krijgsman te delen en, zoals Willem III het uitdrukte, als de laatste man te vallen in de laatste loopgraaf. Ik wist dus, dat ook dat mij niet beschoren vuas." OVER HET VERBLIJF van de Koningin in Engeland is in de loop der jaren al heel veel geschreven. Wat als bekend mag worden verondersteld behoeft in deze bespreking van haar boek dus geen herhaling. Wat uiteraard wel belangrijk is, dat- is de visie van de schrijfster op die jaren. De visie op haar ballingschap. Van stonde af aan heeft zij het als haar plicht beschouwd, te stel len dat weliswaar Nederland bezet gebied was, maar dat zulks niet inhield het vervallen van het recht om over eigen lot te beschikken. Wel moest dat ook in Londen met overleg en zaakkennis gebeuren; er was een niet altijd scherp te trekken grens wat daar moest ge beuren en wat moest worden uit gesteld tot na hiet einde van de oorlog, en de prinses verzucht dat ook onder de Nederlanders in Lon den lang niet allen de moeilijke situatie juist konden beoordelen. Reeds betrekkelijk kort nadat in zekere zin natuurlijk in de ballingschap een zekere sta- I tus quo was bereikt, een zekere I aanvaarding van een werkproce- j dure, volgde een nieuw-probleem: Wat na de oorlog? Een nieuwe koers voor het na oorlogse beleid, die moest er ko- men. Hoe? Dat er eien omwente- I ling op maatschappelijk .terrein l moest worden verwacht was dui- j delijk, en voor de Koningin te dui delijker omdat zij die na 1914- 1918 reeds had ervaren. Veel, zo zegt zij, heeft zij hierover vooral gesproken met de heer Gerbrandy en omdat het haar wens was de gedachten over vernieuwing van met name de band tussen Neder land en de rijksdelen overzee per soonlijk in te leiden werd toen overeengekomen, dat de heer Ger brandy de radiotoespraken van de Koningin in ontwerp zou inzien en overleg met haar erover zou ple gen. Inderdaad wei'd op deze wij ze langs strikt constitutionele weg een verantwoorde voorlichting en leiding mogelijk. De overweldiging van Nèder- landsch-Indië door de Japanners, de steeds somberder, steeds ellen diger wordende verhalen over de toestand van Nederland die de steeds weer door de Koningin ont vangen Engelandvaarders deden, de vele Duitse overwinningen, het verblijf van prinses Juliana en de prinsessen in Canada, dat alles passeert de revue, dat alles schetst prinses Wilhelmina. zoals zij in het begin van haar boek opmerkte: „als een buitenstaander wier innerlijke drijfveren zij kent." De contacten met de verzets strijders, met de mannen van Ma rine, land- en luchtmacht, met de ministers, met de „oude" en de „nieuwe" Nederlandse kolonie in Londen, het wordt alles exact, fei telijk, kort en duidelijk beschre ven. DAN komen de betere tijden: de bevrijding van het zuiden des lands, de eerste "voet die de Koningin weer op Nederlandse bodem zette (maar nog als gast van de geallieerden, in haar eigen land): 13 maart 1945, te Eede in Zeeuws-Vlaanderen. En dat laat ste, voor het westen des lands zo gruwelijke halfjaar van de oorlog. Op 2 mei 1945 vlogen Koningin Wilhelmina en Prinses Juliana naar Nederland terug. De capitu latie volgde zeer kort daarna. Over de politiek, gevoerd in de jaren na 1945 wil de prinses, zo stelt zij het uitdrukkelijk, in dit boek niet schrijven. De gebeurte nissen zijn nog te dichtbij, de ontwikkeling nog te zeer in volle beweging. Wel laat zij er geen twijfel aan bestaan dat heel veel anders is gegaan dan men tijdens de oorlog in Londen verwachtte, en hoopte. Dat veel van het „oude" terugkeerde en dat dit niet altijd tot vreugde aanleiding heeft gegeven. Dan komt, tegen het slot van dit boek, een van de ook uit histo risch oogpunt boeiendste en be langwekkendste gedeelten: de troonsafstand. Waarom heeft Koningin Wilhel mina afstand gedaan van de troon? En waarom op de wijze waarop dit is gegaan en die zij laat er geen twijfel over niet geheel overeenkomstig haar wen sen is geweest? ZIJ begint haar beschouwing hierover met te herinneren aan de troonsafstand van Ka- rel V. ten behoeve van Philips II in 1555, een feit dat altijd bij zonder diepe indruk op haar heeft gemaakt. Zij overwoog, dat zij in haar leven vele beslissingen had genomen en had zien nemen, en dat het haar al vaker was opge vallen dal de doeltreffendheid van menige beslissing beter verzekerd zou zijn geweest wanneer die niet was genomen door mensen in hun levensavond. Zij wilde voorts niet de indruk wekken dat zij wilde aanblijven tot na de viering van haar vijftigjarig regeringsjubi leum. „Mijn besluit stond vast: nog voor ik achtenzestig jaar zou worden, afstand doen. Ik nam twee vertrouwden in de arm, die mij bij de voorbereiding daar van de aangewezen hulpkrach ten toeschenen en deed hiln een voorstel hoe ik mij dacht, dat dit zou kunnen gaan. Tot mijn teleurstelling verwierpen zij dit op grond van de bestaande ju bileumplannen. zonder a^n mijn wensen tegemoet te komen door hunnerzijds een tegenvoor stel te doen, hetgeen erop neer kwam, dat zij niet wensten me de te werken aan een oplossing op dat voor de jubileumplan nen ver gevorderd tijdstip. Moeilijke, ja, verdrietige maan den volgden, waarin ik geheel alleen en zonder enige medewer king naar een oplossing moest zoeken." Het boek „Eenzaam maar niet alleen" is uitgegeven bij W. ten Have. Voor de omslagtekening ervan heeft de prinses zelf het motief aangegeven. Hierbij stond haar voor de geest de rijke symboliek van de penning, die in 1580 met toestemming van Prins Willem I van Oranje geslagen werd. Volgens een oude Griekse sage wordt de Ijsvogel door de goden be schermd tegen de stormen, zodat bij rustig zijn nest kan bouwen op het water van een overigens onstuimige zee. ses Wilhelmina enkele bladzijden slechts, maar die zijn indringend, overtuigend in hun soberheid en vooral spreekt er zo duidelijk uit dat de rede, die Koningin Juliana tot haar moeder hield en die zo dui delijk recht uit het hart kwam, ertoe heeft bijgedragen dat de scheidende Koningin zich minder ontsteld en ongelukkig voelde. Wij komen dan aan het laatste hoofdstuk van haar boek, dat is bedoeld als een apotheose. Wacht te mij nog een taak? zo vraagt zij zich in deze laatste bladzijden af. En zij geeft zichzelf en de le zer onmiddellijk het. antwoord: Zij was al jaren geleden begonnen met de voorbereiding van de taak die zij nu kon uitvoeren en waar van het ideaal kan worden om schreven met heel enkele woor den slechts: Alle mensen brengen tot Christus. Deze laatste bladzijden van haar boek zijn het persoonlijke getui genis van prinses Wilhelmina, zijn de bladzijden waar zij naartoe heeft geschreven. In deze laatste bladzijden legt zij de lezer de vraag voor waarom naar haar opvatting alles draait: Is.de mens bereid, alle vraagstukken in de geest van Christus te helpen oplos sen, en is de mens zich ervan bewust dat zo onzekerheid en ver twijfeling kunnen verkeren in ver trouwen, hoop en geloofszeker heid, of wil de mens eigen begeer ten nastreven, plannen beramen die onverenigbaar zijn met Gods bestel? Geen twijfel laat zij erover bestaan dat dit de zin was van haar leven, dat dit de zin is van dit boek: IJf prinsesjes en liun vriendinnetje hij een zieenihnd in Cunudu. Foto run Koninjfin II ilhelmina DE WAARHEID van de uil- spraak dat de twintigste eeuw eigenlijk pas is be gonnen na 1918 is ons zelden zo duidelijk geworden als tijdens het lezen van „Eenzaam, maat niet alleen", het boek van prin ses Wilhelmina. In enkele, men zou haast zeg gen: rap geschreven pagina's, die tot de beste van het boek be horen, schetst zij de grote ver anderingen zowel in de politieke als in de geestelijke constellatie van Nederland na 1918, veran deringen die voor een zeer groot deel het gevolg waren van de andere opvattingen welke in de landen om ons heen zich na de wapenstilstand van 11 novem ber 1918 hadden baangebroken. Nederland vond eigenlijk pas na die datum de plaats in de rij der volkeren, die onze geografische ligging ons aan wijst en waarop het land recht heeft. Er was geen afzijdigheid meer mogelijk, noch politiek, noch economisch, noch cultureel. fn die jaren heeft zich de con ceptie welke de jonge in 1918 eerst 38 jaar tellende Koningin Wilhelmina van haar taak had in menig opzicht gewijzigd. Nu, in haar terugblik is zij van oordeel dat zij zich als vorstin voor 1918 toch voor een goed deel met vraagstukken van meer beperkte draagwijdte heeft moeten bezig houden; dit soort vraagstukken kwam na het einde van de eer ste wereldoorlog allengs meer op het tweede plan. Steeds meer bleek de noodzaak, vooral bij het bepalen van de plaats van ons land in de wereld, te komen tot een politiek van lange adem. tot het entameren van problemen welker afwikkeling niet binnen het tijdsbestek van de levensduur van éen kabinet kön geschieden. DE Koningin achtte het haar taak als het ware de leids- vrouwe te zijn. die de gro te lijn bewaarde en doorgaf aan de elkander opvolgende kabinet ten, zodat er een continuïteit werd gewaarborgd. Overigens: in dit gedeelte van haar boek komt een uitspraak voor, die juist in het licht van het bovenstaande bijzon dere betekenis krijgt. Het is deze: „Er waren toen d.w.z. kort na de eerste wereldoorlog weinig figuren, die de grote pro blemen beheersten. De laatste vijfenzeventig jaren hebben w ei nig werkelijke staatslieden op geleverd." In deze periode, waarin dus haar taak op duidelijke wijze ver schoof, belangrijker werd. meen de Koningin Wilhelmina dat haar optreden naar buiten ook van enigszins andere aard moest wor den, meer in overeenstemming met de gewijzigde conceptie van haar taak. Dat hield in een sterke inkrim ping van het uiterlijke vertoon waarmede voorheen haar optre den naar buiten steeds was ge kenmerkt; er moesten voor haar meer mogelijkheden komen, in contact te treden met de diverse lagen van de bevolking, er moes ten minder ceremonies komen, minder recepties, minder officië le plechtigheden, maar wel meer mogelijkheden voor de vorstin om te verstaan wat er leefde in de bevolking. Bovendien: zij was behalve Ko ningin der NederlandeiT ook echt genote. ook moeder. En deze moe- tier bad niet alleen tot taak haar dochter op te bpeden. maar moest de dochter bovendien voorbereiden en doen voorbereiden op een le ven waarvan zij zelf wist hoe zwaar, hoe voortdurend de gehe le mens eisend dat was. DAAR kwam nog een pro bleem bij. In onze Grond wet is bepaald dat de troonopvolger na het achttiende levensjaar de aangewezen regent in dit geval regentes is voor het geval de regerende vorst iets mocht overkomen. Dat legde op deze moeder en op de vader de verplichting, de dochter in sneller tempo een intellectuele vorming te geven dan voor andere kinderen nodig is. Daarom heeft prinses Juliana in eenzaamheid les gehad: zij ging niet naar een gewone school, zij moest alleen onder leiding van Koningin Juliana beëdigde haar moeder als ridder eerste klasse der Militaire Willemsorde. speciale leraren <de leerstof van hbs en van gymnasium door worstelen in zulk een hoog tem po dat zij vroeger dan andere kinderen aan het hoger onderwijs zou kunnen beginnen. Met steeds als doel: indien zij achttien jaar oud is, moet zij zo veel weten, dat zij voor ha-ar taak berekend is. En bovendien: naast de ge wone leervakken, naast de al jong begonnen lessen in de poli tieke geschiedenis, mochten op het programma van de toekom stige koningin ook vele aspecten van de cultuur niet worden ver waarloosd. .Juliana bleek reeds heel jong muzikaal te zijn," merkt thans de moeder op. De prinses werd de vrije keu ze van een instrument gelaten teneinde de verveling en de te leurstelling van de traditionele pianolessen te ontgaan, ook al omdat haar ouders van de me ning uitgingen, zoals prinses Wil helmina schrijft, dat ieder instru ment het muzikale gehoor van de mens kan ontwikkelen en dat de vrije keus van een instrument de belangstelling voor het kind voor de muziek vergroot. Juliana's keus viel op de viool. TEKENEN, schilderen. en zeer veel kunstgeschiedenis behoorden ook op het werk programma van de toekomstige koningin. En haar moeder had daarvoor zeker zeer veel belang stelling, omdat zijzelf altijd een toegewijde amateur-schilderes is geweest. Voor deze ontspanning kon zij zich niet altijd voldoende tijd geven, maar het was voor haar een bijzonder heilzame en krachtig werkende verpozing. Al leen: de ..ondergrond" die zij be zat als tekenares was onvoldoen de; nadat zij .enkele jaren, puur uit liefhebberij, had getekend en met pastel had gewerkt, („Het was", zo merkt zij op, „de uiteraard halfbewust als zo danig herkende vlucht uit de zorgen en de druk van het leven uit die tijd" kwam zij tot de conclusie dat zich in al haar werk dezelfde fout her haalde. Toen werd de schilder Albert Roelofs die al adviezen had ge geven voor de tekenlessen aan prinses Juliana erbij gehaald. Hij zag in een pastelstudietje van de tuin van paleis Noordeinde wel wat meer dan alleen dilettantis me, en verklaarde zich bereid de koningin teken- en schilderles te geven. Prinses Wilhelmina gedenkt de: ze leermeester heel dankbaar; hij liet haar hard en ernstig werken, zij mocht alleen maar tekenen wat hij aanwees, 'en dat waren aanvankelijk maar eenvoudige za ken als een blad, een boom, maar hij slaagde erin, de prestaties van zijn leerlinge op aanmerkelijk ho ger plan te brengen. Zij heeft zijn overlijden, in 1929. diep betreurd. Daarna heeft de prinses les ge had van de schilders Van Konij nenburg die haar zeer veel vrijer liet in de keuze van het onderwerp, 'zo lang maar de te kening een weergave probeerde te zijn van de stof die hij met haar had behandeld en ten slot te Van Soest, de laatste twee jaren voor de wereldoorlog van 1939. Tijdens de oorlog overleed deze laatste leermeester, na die tijd „werk ik alleen en drijf op eigen wieken," merkt prinses Wil helmina op. IN de loop der jaren is voor haar dat blijkt in dit deel van het boek duidelijk haar kunst veel meer voor haar geworden dan een liefhebberij, een ontspanning: het is gegroeid tot een wezenlijk stuk religie, tot een intens en langdurig beleven van de natuur, van de schepping, waarbij de technische vreugde van het natuurgetrouw kunnen weer geven van een landschap wordt overtroffen door het gevoel van verbondenheid met de Schepper. KONINGIN Wilhelmina nader de de middelbare leeftijd. In haar boek. terugkijkend op die periode, is prinses Wilhel mina onthullend-eerlijk over de moeilijkheden welke zulk een pe riode in het leven van elke mens oplevert. Haar persoonlijke pro blemen hadden zich opgelost, de nieuwe conceptie van haar taak als koningin had gestalte gekre gen. en nu bleek voor een goed deel de noodzakelijke spanning uit het dagelijkse leven verdwenen. Een tredmolen, noemt zij die pe riode, want problemen en idealen vormen de dalen en de toppen in het menselijke bestaan maar, zo filosofeert zij, wanneer die er niet meer zijn wordt het leven een eentonige wijde vlakte. De ken merken van de daaglijksheid wor den gelijkvloersheid, matheid, en het gevaar voor vervlakking is steeds aanwezig. Een waar woord en men moet zich ieder mens, dus waarom ook niet een Konin gin? tegen dergelijke gevaren te weer stellen. Zij heeft dat ge daan en itan nu schrijven daLzij na deze periode besefte „dat onder die domper rijper en krachtiger leven aan het ontstaan was." Men weet, dat in die jaren het Koninklijk gezin enkele malen va kanties heeft doorgebracht in Noorwegen en in Zweden. Tot vrij ver in het Noorden, ja, tot in Lap land toe hebben deze reizen zich uitgestrekt. Later ook was er een bezoek aan Schotland. Over deze reizen, over de vele tekeningen en pastels die de Koningin vervaar digde in dit landschap, dat haar blijkbaar altijd zeer sterk heeft aangetrokken, schrijft zij vol lief de. Zeer openhartig, zeer persoonlijk

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1959 | | pagina 7