Hei slot van een uitvoerige bespreking van het boek van Prinses Wilhelmina
Bewogen schildering
van donkere jaren
Intenser
contact met
bevolking
Zaterdag 14 februari 1959 ZEEUWSCH DAGBLAD PaS- 7
Apotheose
Grote zorgen
Prins Bernhard
Ongeluk
Naar Engeland
Ballingschap
Betere tijden
Troonsafstand
Weinig staatslieden
Snelle vorming
Schilderen
Intens beleven
Onthullend eerlijk
EENZAAM MAAR NIET ALLEEN
Men weet'welke oplossing is
gevonden: twee regentschappen j
van prinses Juliana, waarvan de
tweede eindigde enkele dagen
voordat Koningin Wilhelmina haar
68ste verjaardag zou bereiken en
een halve eeuw zou hebben ge re-
geerd. Op de datum waarop in
1849 haar vader, koning Willem III, j
was ingehuldigd, de 12de mei,
deelde zij haar voornemen via de j
radio aan de bevolking mee.
OVER DE plechtigheid waar
mede haar troonsafstand en
de inhuldiging van haar i
dochter gepaard ging schrijft prin-
„Ik bid, dat Christus
blijdschap over Zijn hele
mensheid kome en haar
blijdschap in Hem vervuld
worde."'
Zo eindigt dit boek dat wij
reeds in de aanvang van onze
bespreking „uniek" hebben
genoemd. Een eerlijk, onop
gesmukt, met het hart en uit
diepe geloofsovertuiging ge»
schreven werk. Een waar ge»
tuigenis.
ook wordt de toon van dit boek
wanneer de prinses schrijft over
de grote invloed die op haar heb
ben gehad de geschriften van de
Sadhu Soendar Singh'waarvan
haar in 1927 een bloemlezing met
een voorwoord van baron Van
Boetzelaer van Dubbeldam in han
den kwam.
De woorden van deze grote
christen-apostel van India grepen
de Koningin aan. zij sprak erover
met de heer Van Boetzelaer van
Dubbeldam, zij kreeg steeds meer
belangstelling voor de uitspraken
van de Sadhu die alles onderge
schikt maakt aan de persoonlijke
ontmoeting met Christus, en die
leert dat het in het leven slechts
gaat om de levende verhouding
van de mens tot Christus. In die
jaren ook viel de ommekeer in het
leven van prins Hendrik, voor wie
eveneens Christus de universele
Liefde werd.
LATER in het boek, in de ge
voelige passages welke wor
den gewijd aan het heen
gaan, kort na elkander, van ko
ningin Emma en prins Hendrik,
blijkt bijzonder duidelijk hoe sterk
de opvattingen van de Sadhu
Soendar Singh' Koningin en prins
hebben beziggehouden.
De jaren omstreeks 1930 waren
voor Koningin Wilhelmina niet al
leen in haar persoonlijke leven
moeilijk: ook de toestand des
lands gaf tot grote zorgen aanlei
ding. De economische crisis trof
ons land heel sterk, veroorzaakte
hier honderdduizenden werklozen,
bittere armoede. En zij, verzucht
thans prinses Wilhelmina, die dat
grote probleem van de werkloos
heid hadden moeten oplossen, wa
ren daar niet rijp voor.
,,In het algemeen hadden de
mensen hier te lande niet ge
noeg doorgemaakt om aan de
ze verschrikkelijke nood een ein
de te maken. Het ontbrak hen,
die tot een snelle, zakelijke op
lossing moesten geraken, aan
imaginatie en durf, aan door
tastendheid en voortvarendheid
en aan de werkelijke wil om
een oplossing te vinden."
Betekenisvolle woorden, na zo
vele jaren. Vooral wanneer daar
na de schrijfster de wezenlijke in
houd ervan nog versterkt door te
wijzen op het slome tempo van de
bureaucratie en op de belemme
ringen welke ambtelijke hiërar
chie hun in de weg legden, die be
reid waren, aan de bestrijding van
de werkloosheid mede te werken
en objecten daarvoor gereed
maakten.
WIJ naderen in het boek van
de prinses het jaar 1936.
Koningin Wilhelmina en
prinses Juliana brengen een' win-
tervakantie door in Igls, nabij
Innsbruck, en daar worden zij, op
een dag, bezocht door Bernhard
zur Lippe-Biesterfeld, in zijn Ford-
je uit Parijs komend. Daarna za
gen Juliana en hij elkander in
Garmisch-Partenkirchen bij de
skiwedstrijden, vervolgens enkele
malen in Nederland waar hij, ge
holpen door enkele zeer goede en
vertrouwde Nederlandse vrienden,
een strikt incognito kon handha
ven.
Geschiedenis van verloving en
huwelijk zoals die in die dagen
aan alle Nederlanders bekend wer
den behoeven hier niet te worden
verhaald. maar*één passage uit
het boek van de prinses is te kos
telijk om haar niet te citeren.
Na het huwelijk op 7 januari
1937 was het vertrek voor de hu
welijksreis, als gevolg van de gro
te publieke nieuwsgierigheid een
heel probleem.
„Natuurlijk", aldus schrijft de
prinses, „wilde het jonge paar
geheel gevrijwaard worden van
opdringerige belangstelling. Zij
besloten toen onder strikte ge
heimhouding pas de volgende
dag te gaan en op hun huwe
lijksdag een schijnvertrek te en
sceneren, hetgeen hun goed ge
lukt is."
Wat deden zij namelijk? Na de
bruiloftsmaaltijd reden zij per au
to weg, maar.... niet verder
dan de stallen van het paleis aan
het Noordeinde. Daar werd de au
to rustig weggezet en omstreeks
half tien in de avond, toen in de
balzaal van het paleis het feest
in volle gang was. verschenen de
jonggehuwden daar.
Eerst was er een stomme ver
bazing onder de gasten. ..Toen
barstte het enthousiasme los."
In 19211 inspecteerde Koningin
Wilhelmina op de ff aalsdorper-
vlakte te paard het derde half regi
ment Huzaren, dat toen 114 jaar
bestond.
begaf zich daarna naar het zie
kenhuis, waar zij iedereen bijzon
der verslagen aantrof. Hoewel zij,
zoals zij schrijft, er dankbaar
voor was dat zij volkomen werd
ingelicht, liet zij zich geen angst
aanjagen. Wat men haar vertelde,
stemde haar zelfs enigszins wre
velig.
„Ik had", zo schrijft zij, „de
vaste geloofsovertuiging, dat
Bernhard behouden zou blijven
voor Juliana."
De geboorte van Beatrix, van
prinses Irene, de ontwikkelingen
in Duitsland, Oostenrijk, Tsjecho-
Slowakije en de druk van deze
laatste gebeurtenissen ook in ons
land, waar men het ergste moest
gaan verwachten, daaraan gaa.t de
prinses vrij kort vootbij om te
komen tot het laatste, maar ver:
reweg het langste hoofdstuk van
haar boek: De Tweede Wereldoor
log. Ruim de helft van haar boek
wijdt de prinses aan deze episode.
HOEWEL zonder twijfel ook
het aan de Tweede Wereld
oorlog gewijde gedeelte van
„Eenzaam maar niet alleen" een
harmonisch onderdeel is van het
boek van prinses Wilhelmina, zijn
conceptie en vormgeving een tikje
anders. Het is een feller, bewoge-
ner. hier en daar ook persoonlijker
beeld van het tijdperk dan het
voorafgaande.
De sombere Kerstmis 1939, de
stralende, zonnige lente van 1940
die de Koningin, vaak met het
prinselijk gezin, doorbracht in het
omstreeks die tijd door haar be
trokken Huis ten Bosch, de ver
jaardag. 30 april 1940, van prin
ses Juliana, een feest waarop door
de druk die ieder voelde naderen
zulk een domper werd gezet
10 MEI 1940.
De nacht werd doorgebracht in
de schuilkelder van Huis ten
Bosch.
Men vermoedde wat dreigde.
De dreiging werd werkelijkheid
om vier uur in de morgen.
MEN herinnert zich, dat be
trekkelijk kort na het hu
welijk prins Bernhard een
•rnstig ongeluk overkwam. In no
vember 1937 reed hij over de weg
-AmsterdamUtrecht, toen er een
/.andauto van een zijweg de weg
jpdraaride zonder een waarschu
wing te geven. De prins wprd.
irnstig gewond, naar het Burger-
'.iekenhuis in Amsterdam ge
bracht. Omdat spoedig de geboorte
van het eerste kind in het gezin
van prinses Juliana en prins Bern
hard werd verwacht, moest de
prinses zo voorzichtig mogelijk op
de hoogte worden gesteld.
De Koningin deed dat zelf en
DE Koningin en het prinselijk
gezin werden overgebracht
naar het paleis Noordeinde.
Maar half geloofde de Koningin
de rapporten omtrent schermut
selingen in de stad; het stelde
haar teleur dat zij er niet uit
mocht, dat zij de gewonden niet
mocht bezoeken, dat zij geen con
tact had met de ministers, die ook
in schuilkelders zaten.
Wat moest er met het prinse
lijk gezin? Juliana en de kinde
ren moesten naar Engeland wor
den gebracht; de prins wilde dat
regelen maar wilde zelf niet mee.
Met veel moeite overreed de Ko
ningin hem, mee te gaan en dan
terug te keren. Haar plan was het.
evenals in 1914 koning Albert dei-
Belgen had gedaan, met het Ne
derlandse leger zuidwaarts te trek
ken.
Het is anders gegaan.
Nadat met instemming van
de opperbevelhebber de Konin
gin des nachts de Koning van
Groot-Britannië had opgebeld en
hem om versterkingen had ge
vraagd, kreeg zij van de opper
bevelhebber de raad. de residentie
te verlaten. De strijd was te on
gelijk. De opperbevelhebber stelde
de koningin voor. dat zij naar
Vlissingen of Zeeuws-Vlaanderen
zou gaan omdat daar de militai
re toestand er beter uitzag.
Van de beschrijving die prinses
Wilhelmina van deze tocht heeft
gegeven veroorlove men ons enige
citaten:
„Inderhaast pakte ik een
handkoffertje en verliet die och
tend Den Haag- per auto om
half tien, voorafgegaan door een
auto met politietroepen.
Ons eerste doel was Hoek van
Holland. In het Westland waren
echter volgens de berichten nog
niet alle parachutisten opge
ruimd. Gemeld was, dat zij veel
al vermomd waren in de kledij
van de bevolking en vaak klonk
dan ook vanuit de auto voor
ons het bevel: „Handen om
hoog!"
IN Hoek van Holland lag een
Engelse jager voor vertrek
gereed. Er werd ee loods
gezocht die het schip door de mij
nenvelden zou kunnen brengen;
daarvoor werd overste Logger
van de Marine-Reserve uit Rot
terdam gevonden. Direct nadat de
Koningin en haar gevolg aan
boord waren, vertrok de jager.
Maar. niet naar Zeeland. De
Engelse commandant bleek nl.
j volgens zijn instructies geen con-
I tact met de vaste wal op te ne
men en het was onverantwoord,
i de Koningin aan land te zetten
in Zeeland zonder dat tevoren
met de territoriaal bevelhebber j
1 daar overleg was gepleegd. Dat j
betekende: niet naar Vlissingen.
niet nkar Breskens. maar naai
Engeland, want dat mocht de En-
gelse commandant wel. Na een
korte krijgsraad in zwemves- j
ten" werd daartoe besloten.
De Prinses schrijft dan:
„Ik was me natuurlijk
ten
volle bewust van de verbijste
rende indruk, die dit vertrek
thuis zou maken, maar wa&r
het landsbelang dit meebracht,
zag ik mij verplicht de smaad
aan te durven van de schijn
van gevlucht te zijn.
Had de guerrilla tegen de val
schermtroepen mij niet van de
aanvang af alle verbindingen
met het strijdende leger afge
sneden, zo had ik mij naar de
strijdenden aan de Grebbe kun
nen begeven om het lot van de
krijgsman te delen en, zoals
Willem III het uitdrukte, als de
laatste man te vallen in de
laatste loopgraaf. Ik wist dus,
dat ook dat mij niet beschoren
vuas."
OVER HET VERBLIJF van de
Koningin in Engeland is in de
loop der jaren al heel veel
geschreven. Wat als bekend mag
worden verondersteld behoeft in
deze bespreking van haar boek
dus geen herhaling. Wat uiteraard
wel belangrijk is, dat- is de visie
van de schrijfster op die jaren.
De visie op haar ballingschap.
Van stonde af aan heeft zij het
als haar plicht beschouwd, te stel
len dat weliswaar Nederland bezet
gebied was, maar dat zulks niet
inhield het vervallen van het recht
om over eigen lot te beschikken.
Wel moest dat ook in Londen met
overleg en zaakkennis gebeuren;
er was een niet altijd scherp te
trekken grens wat daar moest ge
beuren en wat moest worden uit
gesteld tot na hiet einde van de
oorlog, en de prinses verzucht dat
ook onder de Nederlanders in Lon
den lang niet allen de moeilijke
situatie juist konden beoordelen.
Reeds betrekkelijk kort nadat
in zekere zin natuurlijk
in de ballingschap een zekere sta-
I tus quo was bereikt, een zekere
I aanvaarding van een werkproce-
j dure, volgde een nieuw-probleem:
Wat na de oorlog?
Een nieuwe koers voor het na
oorlogse beleid, die moest er ko-
men. Hoe? Dat er eien omwente-
I ling op maatschappelijk .terrein
l moest worden verwacht was dui-
j delijk, en voor de Koningin te dui
delijker omdat zij die na 1914-
1918 reeds had ervaren. Veel, zo
zegt zij, heeft zij hierover vooral
gesproken met de heer Gerbrandy
en omdat het haar wens was de
gedachten over vernieuwing van
met name de band tussen Neder
land en de rijksdelen overzee per
soonlijk in te leiden werd toen
overeengekomen, dat de heer Ger
brandy de radiotoespraken van de
Koningin in ontwerp zou inzien en
overleg met haar erover zou ple
gen. Inderdaad wei'd op deze wij
ze langs strikt constitutionele weg
een verantwoorde voorlichting en
leiding mogelijk.
De overweldiging van Nèder-
landsch-Indië door de Japanners,
de steeds somberder, steeds ellen
diger wordende verhalen over de
toestand van Nederland die de
steeds weer door de Koningin ont
vangen Engelandvaarders deden,
de vele Duitse overwinningen, het
verblijf van prinses Juliana en de
prinsessen in Canada, dat alles
passeert de revue, dat alles
schetst prinses Wilhelmina. zoals
zij in het begin van haar boek
opmerkte:
„als een buitenstaander wier
innerlijke drijfveren zij kent."
De contacten met de verzets
strijders, met de mannen van Ma
rine, land- en luchtmacht, met de
ministers, met de „oude" en de
„nieuwe" Nederlandse kolonie in
Londen, het wordt alles exact, fei
telijk, kort en duidelijk beschre
ven.
DAN komen de betere tijden:
de bevrijding van het zuiden
des lands, de eerste "voet die
de Koningin weer op Nederlandse
bodem zette (maar nog als gast
van de geallieerden, in haar eigen
land): 13 maart 1945, te Eede in
Zeeuws-Vlaanderen. En dat laat
ste, voor het westen des lands zo
gruwelijke halfjaar van de oorlog.
Op 2 mei 1945 vlogen Koningin
Wilhelmina en Prinses Juliana
naar Nederland terug. De capitu
latie volgde zeer kort daarna.
Over de politiek, gevoerd in de
jaren na 1945 wil de prinses, zo
stelt zij het uitdrukkelijk, in dit
boek niet schrijven. De gebeurte
nissen zijn nog te dichtbij, de
ontwikkeling nog te zeer in volle
beweging. Wel laat zij er geen
twijfel aan bestaan dat heel veel
anders is gegaan dan men tijdens
de oorlog in Londen verwachtte,
en hoopte. Dat veel van het
„oude" terugkeerde en dat dit
niet altijd tot vreugde aanleiding
heeft gegeven.
Dan komt, tegen het slot van
dit boek, een van de ook uit histo
risch oogpunt boeiendste en be
langwekkendste gedeelten: de
troonsafstand.
Waarom heeft Koningin Wilhel
mina afstand gedaan van de
troon? En waarom op de wijze
waarop dit is gegaan en die zij
laat er geen twijfel over niet
geheel overeenkomstig haar wen
sen is geweest?
ZIJ begint haar beschouwing
hierover met te herinneren
aan de troonsafstand van Ka-
rel V. ten behoeve van Philips II
in 1555, een feit dat altijd bij
zonder diepe indruk op haar heeft
gemaakt. Zij overwoog, dat zij in
haar leven vele beslissingen had
genomen en had zien nemen, en
dat het haar al vaker was opge
vallen dal de doeltreffendheid van
menige beslissing beter verzekerd
zou zijn geweest wanneer die niet
was genomen door mensen in hun
levensavond. Zij wilde voorts niet
de indruk wekken dat zij wilde
aanblijven tot na de viering van
haar vijftigjarig regeringsjubi
leum.
„Mijn besluit stond vast: nog
voor ik achtenzestig jaar zou
worden, afstand doen. Ik nam
twee vertrouwden in de arm, die
mij bij de voorbereiding daar
van de aangewezen hulpkrach
ten toeschenen en deed hiln een
voorstel hoe ik mij dacht, dat
dit zou kunnen gaan. Tot mijn
teleurstelling verwierpen zij dit
op grond van de bestaande ju
bileumplannen. zonder a^n mijn
wensen tegemoet te komen
door hunnerzijds een tegenvoor
stel te doen, hetgeen erop neer
kwam, dat zij niet wensten me
de te werken aan een oplossing
op dat voor de jubileumplan
nen ver gevorderd tijdstip.
Moeilijke, ja, verdrietige maan
den volgden, waarin ik geheel
alleen en zonder enige medewer
king naar een oplossing moest
zoeken."
Het boek „Eenzaam maar niet
alleen" is uitgegeven bij W. ten
Have. Voor de omslagtekening
ervan heeft de prinses zelf het
motief aangegeven.
Hierbij stond haar voor de geest
de rijke symboliek van de penning,
die in 1580 met toestemming van
Prins Willem I van Oranje geslagen
werd.
Volgens een oude Griekse sage
wordt de Ijsvogel door de goden be
schermd tegen de stormen, zodat bij
rustig zijn nest kan bouwen op het
water van een overigens onstuimige
zee.
ses Wilhelmina enkele bladzijden
slechts, maar die zijn indringend,
overtuigend in hun soberheid en
vooral spreekt er zo duidelijk uit
dat de rede, die Koningin Juliana
tot haar moeder hield en die zo dui
delijk recht uit het hart kwam,
ertoe heeft bijgedragen dat de
scheidende Koningin zich minder
ontsteld en ongelukkig voelde.
Wij komen dan aan het laatste
hoofdstuk van haar boek, dat is
bedoeld als een apotheose. Wacht
te mij nog een taak? zo vraagt
zij zich in deze laatste bladzijden
af. En zij geeft zichzelf en de le
zer onmiddellijk het. antwoord: Zij
was al jaren geleden begonnen
met de voorbereiding van de taak
die zij nu kon uitvoeren en waar
van het ideaal kan worden om
schreven met heel enkele woor
den slechts: Alle mensen brengen
tot Christus.
Deze laatste bladzijden van haar
boek zijn het persoonlijke getui
genis van prinses Wilhelmina, zijn
de bladzijden waar zij naartoe
heeft geschreven. In deze laatste
bladzijden legt zij de lezer de
vraag voor waarom naar haar
opvatting alles draait: Is.de mens
bereid, alle vraagstukken in de
geest van Christus te helpen oplos
sen, en is de mens zich ervan
bewust dat zo onzekerheid en ver
twijfeling kunnen verkeren in ver
trouwen, hoop en geloofszeker
heid, of wil de mens eigen begeer
ten nastreven, plannen beramen
die onverenigbaar zijn met Gods
bestel?
Geen twijfel laat zij erover
bestaan dat dit de zin was
van haar leven, dat dit de
zin is van dit boek:
IJf prinsesjes en liun vriendinnetje hij een zieenihnd in Cunudu. Foto run Koninjfin II ilhelmina
DE WAARHEID van de uil-
spraak dat de twintigste
eeuw eigenlijk pas is be
gonnen na 1918 is ons zelden zo
duidelijk geworden als tijdens
het lezen van „Eenzaam, maat
niet alleen", het boek van prin
ses Wilhelmina.
In enkele, men zou haast zeg
gen: rap geschreven pagina's,
die tot de beste van het boek be
horen, schetst zij de grote ver
anderingen zowel in de politieke
als in de geestelijke constellatie
van Nederland na 1918, veran
deringen die voor een zeer groot
deel het gevolg waren van de
andere opvattingen welke in de
landen om ons heen zich na de
wapenstilstand van 11 novem
ber 1918 hadden baangebroken.
Nederland vond eigenlijk
pas na die datum de plaats
in de rij der volkeren, die
onze geografische ligging ons aan
wijst en waarop het land recht
heeft. Er was geen afzijdigheid
meer mogelijk, noch politiek,
noch economisch, noch cultureel.
fn die jaren heeft zich de con
ceptie welke de jonge in 1918
eerst 38 jaar tellende Koningin
Wilhelmina van haar taak had in
menig opzicht gewijzigd. Nu, in
haar terugblik is zij van oordeel
dat zij zich als vorstin voor 1918
toch voor een goed deel met
vraagstukken van meer beperkte
draagwijdte heeft moeten bezig
houden; dit soort vraagstukken
kwam na het einde van de eer
ste wereldoorlog allengs meer op
het tweede plan. Steeds meer
bleek de noodzaak, vooral bij het
bepalen van de plaats van ons
land in de wereld, te komen tot
een politiek van lange adem. tot
het entameren van problemen
welker afwikkeling niet binnen het
tijdsbestek van de levensduur van
éen kabinet kön geschieden.
DE Koningin achtte het haar
taak als het ware de leids-
vrouwe te zijn. die de gro
te lijn bewaarde en doorgaf aan
de elkander opvolgende kabinet
ten, zodat er een continuïteit werd
gewaarborgd. Overigens: in dit
gedeelte van haar boek komt een
uitspraak voor, die juist in het
licht van het bovenstaande bijzon
dere betekenis krijgt. Het is deze:
„Er waren toen d.w.z. kort
na de eerste wereldoorlog
weinig figuren, die de grote pro
blemen beheersten. De laatste
vijfenzeventig jaren hebben w ei
nig werkelijke staatslieden op
geleverd."
In deze periode, waarin dus
haar taak op duidelijke wijze ver
schoof, belangrijker werd. meen
de Koningin Wilhelmina dat haar
optreden naar buiten ook van
enigszins andere aard moest wor
den, meer in overeenstemming
met de gewijzigde conceptie van
haar taak.
Dat hield in een sterke inkrim
ping van het uiterlijke vertoon
waarmede voorheen haar optre
den naar buiten steeds was ge
kenmerkt; er moesten voor haar
meer mogelijkheden komen, in
contact te treden met de diverse
lagen van de bevolking, er moes
ten minder ceremonies komen,
minder recepties, minder officië
le plechtigheden, maar wel meer
mogelijkheden voor de vorstin om
te verstaan wat er leefde in de
bevolking.
Bovendien: zij was behalve Ko
ningin der NederlandeiT ook echt
genote. ook moeder. En deze moe-
tier bad niet alleen tot taak haar
dochter op te bpeden. maar moest
de dochter bovendien voorbereiden
en doen voorbereiden op een le
ven waarvan zij zelf wist hoe
zwaar, hoe voortdurend de gehe
le mens eisend dat was.
DAAR kwam nog een pro
bleem bij. In onze Grond
wet is bepaald dat de
troonopvolger na het achttiende
levensjaar de aangewezen regent
in dit geval regentes is voor
het geval de regerende vorst iets
mocht overkomen. Dat legde op
deze moeder en op de vader
de verplichting, de dochter in
sneller tempo een intellectuele
vorming te geven dan voor andere
kinderen nodig is.
Daarom heeft prinses Juliana in
eenzaamheid les gehad: zij ging
niet naar een gewone school, zij
moest alleen onder leiding van
Koningin Juliana beëdigde haar moeder als ridder eerste klasse der
Militaire Willemsorde.
speciale leraren <de leerstof
van hbs en van gymnasium door
worstelen in zulk een hoog tem
po dat zij vroeger dan andere
kinderen aan het hoger onderwijs
zou kunnen beginnen. Met steeds
als doel: indien zij achttien jaar
oud is, moet zij zo veel weten,
dat zij voor ha-ar taak berekend
is. En bovendien: naast de ge
wone leervakken, naast de al
jong begonnen lessen in de poli
tieke geschiedenis, mochten op
het programma van de toekom
stige koningin ook vele aspecten
van de cultuur niet worden ver
waarloosd.
.Juliana bleek reeds heel jong
muzikaal te zijn," merkt thans
de moeder op.
De prinses werd de vrije keu
ze van een instrument gelaten
teneinde de verveling en de te
leurstelling van de traditionele
pianolessen te ontgaan, ook al
omdat haar ouders van de me
ning uitgingen, zoals prinses Wil
helmina schrijft, dat ieder instru
ment het muzikale gehoor van de
mens kan ontwikkelen en dat de
vrije keus van een instrument
de belangstelling voor het kind
voor de muziek vergroot.
Juliana's keus viel op de viool.
TEKENEN, schilderen. en
zeer veel kunstgeschiedenis
behoorden ook op het werk
programma van de toekomstige
koningin. En haar moeder had
daarvoor zeker zeer veel belang
stelling, omdat zijzelf altijd een
toegewijde amateur-schilderes is
geweest. Voor deze ontspanning
kon zij zich niet altijd voldoende
tijd geven, maar het was voor
haar een bijzonder heilzame en
krachtig werkende verpozing. Al
leen: de ..ondergrond" die zij be
zat als tekenares was onvoldoen
de; nadat zij .enkele jaren, puur
uit liefhebberij, had getekend en
met pastel had gewerkt,
(„Het was", zo merkt zij op,
„de uiteraard halfbewust als
zo danig herkende vlucht uit
de zorgen en de druk van het
leven uit die tijd"
kwam zij tot de conclusie dat zich
in al haar werk dezelfde fout her
haalde.
Toen werd de schilder Albert
Roelofs die al adviezen had ge
geven voor de tekenlessen aan
prinses Juliana erbij gehaald.
Hij zag in een pastelstudietje van
de tuin van paleis Noordeinde wel
wat meer dan alleen dilettantis
me, en verklaarde zich bereid de
koningin teken- en schilderles te
geven.
Prinses Wilhelmina gedenkt de:
ze leermeester heel dankbaar; hij
liet haar hard en ernstig werken,
zij mocht alleen maar tekenen
wat hij aanwees, 'en dat waren
aanvankelijk maar eenvoudige za
ken als een blad, een boom, maar
hij slaagde erin, de prestaties van
zijn leerlinge op aanmerkelijk ho
ger plan te brengen. Zij heeft zijn
overlijden, in 1929. diep betreurd.
Daarna heeft de prinses les ge
had van de schilders Van Konij
nenburg die haar zeer veel
vrijer liet in de keuze van het
onderwerp, 'zo lang maar de te
kening een weergave probeerde
te zijn van de stof die hij met
haar had behandeld en ten slot
te Van Soest, de laatste twee
jaren voor de wereldoorlog van
1939. Tijdens de oorlog overleed
deze laatste leermeester, na die
tijd „werk ik alleen en drijf op
eigen wieken," merkt prinses Wil
helmina op.
IN de loop der jaren is voor
haar dat blijkt in dit deel
van het boek duidelijk
haar kunst veel meer voor haar
geworden dan een liefhebberij, een
ontspanning: het is gegroeid tot
een wezenlijk stuk religie, tot een
intens en langdurig beleven van
de natuur, van de schepping,
waarbij de technische vreugde van
het natuurgetrouw kunnen weer
geven van een landschap wordt
overtroffen door het gevoel van
verbondenheid met de Schepper.
KONINGIN Wilhelmina nader
de de middelbare leeftijd.
In haar boek. terugkijkend
op die periode, is prinses Wilhel
mina onthullend-eerlijk over de
moeilijkheden welke zulk een pe
riode in het leven van elke mens
oplevert. Haar persoonlijke pro
blemen hadden zich opgelost, de
nieuwe conceptie van haar taak
als koningin had gestalte gekre
gen. en nu bleek voor een goed
deel de noodzakelijke spanning uit
het dagelijkse leven verdwenen.
Een tredmolen, noemt zij die pe
riode, want problemen en idealen
vormen de dalen en de toppen in
het menselijke bestaan maar, zo
filosofeert zij, wanneer die er niet
meer zijn wordt het leven een
eentonige wijde vlakte. De ken
merken van de daaglijksheid wor
den gelijkvloersheid, matheid, en
het gevaar voor vervlakking is
steeds aanwezig. Een waar woord
en men moet zich ieder mens,
dus waarom ook niet een Konin
gin? tegen dergelijke gevaren
te weer stellen. Zij heeft dat ge
daan en itan nu schrijven daLzij na
deze periode besefte „dat onder die
domper rijper en krachtiger leven
aan het ontstaan was."
Men weet, dat in die jaren het
Koninklijk gezin enkele malen va
kanties heeft doorgebracht in
Noorwegen en in Zweden. Tot vrij
ver in het Noorden, ja, tot in Lap
land toe hebben deze reizen zich
uitgestrekt. Later ook was er een
bezoek aan Schotland. Over deze
reizen, over de vele tekeningen en
pastels die de Koningin vervaar
digde in dit landschap, dat haar
blijkbaar altijd zeer sterk heeft
aangetrokken, schrijft zij vol lief
de.
Zeer openhartig, zeer persoonlijk