<XE2>
Het meiste werd zee gedragen
En van de duinen afgerold
l^adi
STEMMEN
Petsie
Pelle
Raadsels in Innsbruck
Pingo
Een jaar voor
verduistering
van 12 mille
POT-SIERLIJK
10 en
TELEVISIE
UIT DE KERKEN
Spreken in tongen
Zingen in
en buiten de kerb
Kijk breder om u heen
De vrolijke
avonturen
van
en
Q die kerkmensen
Burgelijke stand
VLISSINGEN
Maandag 4 augustus 1956
ZEEUWSCH DAGBLAD
PAGINA 4
Het strand is weer dicht bevolkt in deze vakantiemaand, ook het
Zeeuwse strand. Maar het oude volksvermaak van „in zee dragen" is
nergens meer te beleven. Gelukkig maar, want het was een nogal ruw
vermaak, vooral voor het „lijdend voorwerp", in dit geval een jong
meisje. Bovendien kon het gevaarlijk worden en mensenlevens kosten,
zoals we straks zullen zien.
Reeds in de 14e eeuw droegen de edellieden de hofdames een eind in
het water. Tot aan de Franse tijd heeft dit spel-met-meisjes bestaan.
We zijn er dus nog maar anderhalve eeuw van verlost.
Ik heb hier voor me een afbeelding
uit de Batavische Arcadia" van Johan
van Heemskerck, waarop we een jonge
ling met een meisje in zijn armen door
het water zien plassen. De schrijver is
er helemaal niet enthousiast over. Hij
vindt het geen vermaak voor fatsoenlijke
mensen, maar alleen een genot voor on
beschaafde lieden.
Onze Zeeuwse dichter Jacob Cats is er
evenmin bijzonder over te spreken. In
zijn „Spiegel van de oude en nieuwe
tijd" zien we een plaatje met twee ezels
er op met het onderschrift:
Een ezel die vrijt
Die schopt of smijt.
Wil hij hiermee zeggen, dat het nogal
ruw toegaat op de achtergrond, waar we
een afbeelding zien van het in zee dra
gen en rollen door de duinen!
Een ridder uit het Brittenland
Ging dwalen aan het Zeeuwse strand,
Hoe dat aldaar de jonge lien
Haar gaan vermaken aan de zee
Niet verre buiten Zierikzee
Dat zal dus wel in de westhoek van
Schouwen geweest zijn, in de buurt van
Haamstede. Daar zal Jacob Cats, geboren
in Brouwershaven, het wel eens-hebben
meegemaakt.
Hij laat nu "die zogenaamde Engelse
ridder vertellen wat hij ziet.
Ik kwam eens treden op het strand,
Daar ik veel jonge lieden vand;
Ik zag er zes of zeven paar,
De ene hier, de andere daar.
Maar boven al zo was er twee
Die gingen waardig naar de zee:
Een ieder had een jonge maagd
Die hij tot in het water draagt.
En of de vrijster vreze kreeg,
Ja, schier van angst ter neder zeeg,
Ook hem met bleke lippen bad,
Nog ging hij dieper in het nat
Totdat het water werd gezien
Tot aan, ja boven hare kniên.
De taal van Jacob Cats is eenvoudig,
u zult uit deze regels dus wel begrepen
hebben, hoe dit seplletje toeging. Maar
Nog is 't niet genoeg gedaan
Hij goot het water hier en daar
Tot in haar schoon gekrinkeld haar,
Zodat hetgeen eerst geestig stond
Geleek een natte waterhond.
Het moet je als meisje maar over
komen, je mooi gekrulde haar op zo'n
manier door zeewater behandeld te zien!
Hij zie tranen in haar ogen. Omdat hjj
niet verder meer het water in kan lopen
gaat hij met haar terug naar het strand,
opdat ze zich in de zon kan drogen?
O nee, het spel is nog niet uit. Ze krijgt
een nieuwe „behandeling", nu niet door
het water maar door zand.
Maar straks zo loopt hij van het strand
En trekt haar naar het mulle zand:
Hij legt haar op een hoge duin
En rolt dan van een steile kruin
Tot onder in het lage dal,
En daar eens weder even mal,
Hij zout haar in het gulle zand
En strooit het stof aan alle kant.
Hij laat niet af, hoe dat ze wijkt
Zodat ze nauw een mens gelijkt.
Dat laatste kunnen we volkomen be
grijpen!
Waarom dit vermaak?
Waarom dit vermaak? vraagt die ver
wonderd-toekijkende Engelsman zich af.
Is'het meisje misschien door een dolle
hond gebeten? Of heeft ze iets „miszeid",
kwaad gesproken, waarvoor ze gestraft
moet worden?
Niets hiervan. Deze vreemde manieren
worden alleen door de vrijer gebruikt,
om het karakter van het meisje te leren
kennen. Wordt ze gauw kwaad of vat ze
alles van de luchtige kant op? Is ze gauw
bang, of is ze een meisje met haar op
d'r tanden? Laten we nog even Cats
citeren:
Het is, vermits hij daaruit ziet,
Hoe zich een jonge vrijster heeft,
Als hij zo zeldzaam met haar leeft,
Of zen dan ook een jonkman viert
Dan of ze luid on lelijk tiert,
En of haar eertijds zoet gestel
Verandert in een nors gezwel.
En als het eens is uitgemald
Dan let hij, hoe ze hem bevalt,
En of hij verder dient te gaan
Dan of zijn vrijen heeft gedaan.
Deze laatste regel zou vast van toe
passing zijn als hij de meisjes van tegen
woordig zo durfde behandelen. Maar in
die goede (hm!) oude tijd waren de ze
den anders. De meisjes misschien ook
Een jaar gevangenisstraf met aftrek
der preventieve hechtenis, waarvan vier
maanden voorwaardelijk en een proeftijd
van drie jaar heeft de officier van justi
tie bij de rectbank te Amsterdam mr. J.
F. Hartsuiker gisterochtend geëist tegen
de 37-jarige Th. A. P., die bekende als
filmoperateur en kassabeheerder bij een
Amsterdamse bioscoop ruim f 12.000,te
hebben verduisterd. De officier eiste ook
onder toezichtsteliing van het medisch
consultatiebureau voor alcoholisme.
In de zomer van 1957 hield hij voor
het eerst, een bedrag achter om zijn ver
jaarsfeest te financieren. Steeds vaker
verzuimde hij al het ontvangen geld op
de bankrekening te storten en na oktober
van het vorige jaar hield hij alles voor
zichzelf.
De directeur, ontdekte dat er geen geld
meer op de rekening kwam. Ook de be
handeling van de' post door P. wekte bij
hem argwaan. Een accountants-onderzoek
bracht toen de fraude aan het licht.
wel.
De in Vlissingen geboren dichter Bel
lamy heeft in zijn „Roosje" dit volksver
maak beschreven, vermoedelijk aan het
strand bij Domburg. „Een jongeling, die
haar 't meest beviel" draagt Roosje een
eind in zee.
Het meisje roept en bidt vergeefs;
Hij gaat al fladderend voort:
Het water spat, klotst en bruist,
Dat hij haar nauwelijks hoort.
Steeds verder gaat hij met zijn lieve
last het water in. Zo ver, dat de mensen
op het strand het gevaarlijk vinden en
en vol schrik roepen: „Genoeg, keer weer
naar 't strand!" Maar hij kan niet
meer terugkeren.
Mijn vrienden, helpt mij! Ach ik zink
Hier in een draaikolk neer!
Het meisje grijpt hem om de halé
En zinkt met hem ter neer.
De vrienden kunnen niet helpen. Zwij
gend verlaten ze het strand en gaan naar
huis om daar de treurige boodschap over
te brengen.
Mij God, is 't waar, Is Roosje dood?
Ligt Roosje daar in zee?
Zo gilt en klaagt een iedereen:
De duinen gillen mee.
Dit tragisch verloop van het oude
volksgebruik „in-zee-dragen" beschrijft
Bellamy in 1784. Van later tijd heb ik er
niets meer over gelezen en schijnt het
verdwenen te zijn, ook uit Zeeland. Ge
lukkig maar, zou ik zeggen.
L. v. W.
Ingezonden mededeling (Adv.)
De Flexa één-pot-methode:
eerst de verf verdund erop - dan
onverdund er overheen. De snelste
methode om uw huis te sieren
met Kleur Voot Jaren.
de veri voor het schilderteest
Vraag het gratis boekje 'Knap het op met
kleur' aan FLEXA, postbus 2, Leiden
DINSDAG 5 AUGUSTUS 1958
HILVERSUM I (402 m.). AVRO: 7.00
Nws. 7.10 Gym. 7.20 Gram. VPRO: 7.50
Dagopening. AVRO: 8.00 Nws, 8.15 Gram.
9.10 V. d. vrouw. 9.15 Gram. 9.35 Water-
st. 9.40 Morgenwijding. 10.00 Gram. 10.50
V. d. kleuters. 11.00 V. d. zieken, 12.00
Promenade ork. en solist. 12.20 Pol. caus.
12.30 Land- en tuinb.meded. 12.33 Prome
nade ork. en solist. 13.00 Nws. 13.15 Me-
ded. en gram, 13.25 Dansmuz. 13.55 Beurs-
ber. 14.00 De wraakroep van Siva, hoor-
sp. 14.35 Omr.ork., mannenkoor en sol.
15.15 V d. jeugd. 16.30 De avondzon van
het Heidendom, caus. 16.45 Sopr. en pi
ano. 17.15 Wereldmuziekconcours Kerk-
rade 1958. 18.00 Nws. 18.15 Pianospel. 18.30
V. d. jeugd. 18.55 Paris vous parle. 19.00
Gram. 19.45 Filmpraatje. 20.00 Nws. 20.05
Gram. 20.35 Oorlogshelden, hoorsp. 2145
Act. 22.00 Strijkkwart. 22.40 Vocaal Dub-
belkwart. 23.00 Nws. 23.15 Koersen van
New York. 23.16 New York calling. 23.21
24.00 Gram.
HILVERSUM II (298 m.>. KRO: 7.00
Nws. 7.15 Gram. 7.45 Morgengebed en
lit.kal. 8.00 Nws. 8.15 Gram. 8.50 V. d.
vrouw. 9.45 Lichtbaken, cas. 10.00 V. d.
kleuters. 10.30 Gram. of progr. v. d.
jeugd. 11.00 V. d. vrouw, li.30 Gram.
11.50 Als de ziele luistert, caus. 12.00
Middagklok - noodklok. 12.03 Gram. 12.30
Land- en tuinb.meded. 12.33 Gram, 12.55
Zonnewijzer. 13.00 Nws. en kath. nws.
13.20 Gram. 13.30 Dansmuz. 14.00 Gram.
14.30 V. d. plattelandsvrouwen. 14.40
Gram. 15.00 Gram. of progr. v. d. jeugd.
15.30 Orgelconc. 16.00 V. d. zieken. 16.30
Ziekenlof. 17.00 V. d. jeugd. 17.40 Beurs-
ber. 17.45 Regeringsuitz.: Rijksdelen
Overzee: Gesproken brief uit Paramari
bo, door W. Joseph. 18.00 Gram. 19.20
K.V.P., pol. caus. 18.30 Lichte muz. 18.50
Gram. 19.00 Nws. 19.10 Comm. 19.15
Koorzang. 19.30 Gram. 20.30 Act. 20.45
Holland Festival 1958: Strijkkwart. 21.30
Koor, Noord- Hollands Filharm. ork. en
sol. 22.15 Gram. 22.45 Avondgebed en lit.
kal. 2" 00 Nws 23.1524.00 Gram.
BRUSSEL (324 m.): 12.00 Gram. 12.15
Pianospel. 12.30 Weerber. 12.34 Tuinb.
kron. 12.40 Pianospel (verv.). 12.55 Koer
sen. 13.00 Nws. 13.11 Gram. 14.00 Idem.
14.30 Wereldtentoonstelling. 16.00 Koer-
sensen. 16.02 Gram. 17.00 Nws. 17.10 Or
gelrecital. 17.45 Boekbespr. 18.00 Gram.
18.30 V. d. sold. 19.00 Nws. 19.30 Wereld
tentoonstelling. 20.00 Syndikale kron.
20.10 Ork conc. 22.00 Nws. 22.15 Gram.
22.55—23.00 Nws,
TELEVISIEPROGRAMMA
NTS: 20.00 Journ. en weekoverz. 20.20
2150 Filmprogr.
De rantsoenering van benzine
voor particulieren te Moskou is met
ingang van 1 augustus opgeheven.
Tot dusver kregen de eigenaars van
personenauto's een dertigduizend
in de Sowjet-hoofdstad een rant
soen dat hen in staat stelde ongeveer
duizend kilometer per maand af te
leggen.
De Iraakse regering heeft vrijdag
besloten de Perzische golf in het
vervolg „Arabische golf" te noemen.
Gedurende zijn verblijf in een vakan
tieoord heeft dr. O. Gilhuis van 's-Gra-
venhage-Oost een samenkomst bijge
woond van „Stromen van Kracht". In
het „Kerkblad van de Geref. Kerken in
Den Haag" geeft hij daarvan een ver
slag, waaraan wjj het onderstaande
ontlenen.
Het tweede gedeelte van de dienst
bestond uit het spreken ln tongen.
Eerst werd God gevraagd of Hij ook
deze avond weer die gave werkzaam
wilde maken.
En, zoals de voorganger later dank
te, God liet hen ook ditmaal niet in de
steek.
Terwijl gedurende dit deel van de
samenkomst allen stonden, spraken er
inderdaad vier ln vreemde talen, drie
vrouwen en een man. Twee gaven zon
der meer een getuigenis in het Hol
lands. De vreemde tongensprekers
vertaalden zelf dadelijk wat ze gezegd
hadden.
Ik ving zinnen op die mij sterk aan
het esperanto deden denken. Mijns in
ziens had dit niets met het spreken in
tongen naar bijbelse trant te maken.
In Handelingen staat, dat de tong van
stand veranderd en zo vreemde klan
ken uitstootte. Ik hoorde hier wel on
bekende woorden, maar het was de
Hollandse tongval die ik vernam. Ty
pisch was ook dat ze het zelf vertaal
den. In Corinthe is sprake van vertol
kers van tongen, mensen die konden
zeggen wat anderen met hun tongen-
taal bedoelden. De vertaling van de
boodschappen eindigde steeds met het:
zo zegt de Heer.
De invloed van deze boodschappen
leverde niets nieuws op en kwam hier
op neer: Ik ben in uw midden. Verlaat
Mijn wegen niet. Ik kom spoedig.
Even later stond ik weer ln de frisse
lucht. Ik dacht aan de tekst: verderf
het niet, er zit een zegen in.
Maar ook was ik versterkt in mijn
gevoelen, dat de kerk deze mensen
moet vasthouden. Wat zij er missen
kan ook daar meer nagejaagd worden:
warmte, enthousiasme, wat minder ge
bondenheid aan vaste regels voor de
eredienst, meer onderlinge band enz.
Terwijl ze er bewaard blijven voor een
scheef trekken van bepaalde Schriftge-
gevens en voor een al te enghartige,
egocentrische versmalling van het
Christelijke leven.
Volgens ds. St. P. Njjdam in „Her
vormd Amersfoort", behoren de kerk
gangers toch beter te beseffen, welk
een voorrecht het Is, dat zjj ln de kerk
mogen zingen. Vaalt zingt men gedach
teloos en liefdeloos, terwijl het zo veel
kan doen, wanneer er uit volle borst
en met het hart wordt gezongen.
Ik herinner mij nog levendig hoe ik
ontroerd werd door het krachtige zin
gen van een lofpsalm door de gemeente
Genemulden. Ik weet van een dominee,
die expres Psalm 68 16 daar opgaf,
omdat hij het zo Indrukwekkend vond
om oud en jong in een machtig koor
te horen aanheffen: „Gij, koninkrijken,
zingt Gods lof, heft psalmen op naar
't hemelhof".
Ik heb de indruk, dat het vaak de
sleur is, die ons zingen als gemeente
zo mat maakt. De organist heeft de
opgegeven psalm (of het gezang) al
duizend en één-maal gespeeld en de
kerkgangers hebben het lied al wie weet
hoe vaak gezongen. Bij beiden dreigt
het gevaar, dat de gloed en de bezie
ling er,uit raken. Wij moeten samen
vechten tegen de verzoeking om ma
chinaal, automatisch, mechanisch met
de kerkzang bezig te zijn.
Het is erg beschamend, dat er op een
bruiloft, in een feestzaal, bij een mee
ting vaak veel meer met enthousiasme
gezongen wordt dan in de kerk. Zitten
wij dan zo ongevoelig en onberoerd on
der de Evangelieprediking en worden
wij maar zo weinig geraakt en getrof
fen door hetgeen geen oor gehoord
heeft, geen oog gezien heeft en ln geen
mensenhart is opgekomen en wat Gód
toch bereid heeft voor hen, die Hem
lief hebben?
Het grote nieuws van Gods reddend
erbarmen werd eenmaal de wereld in
gezonden door de engelen, en wij mo
gen het verder zingen, opdat het de
hele wereld mag doorgaan tot aan het
meest afgelegen oord.
Schrijvend over het beroepingswerk
in de Hervormde Kerk schrijft ds. W.
L. Tukker van Rotterdam in het „Ge
reformeerd Weekblad" (Ultg. Bout,
Hulzen)
Tenslotte is er nog een zijde aan het
beroepingswerk, waarin de gerefor
meerde zede niet altijd wordt hoog ge
houden. En dat is het achten en lief
hebben van gereformeerde predikanten
louter om der wille van de waarheid.
Niet altijd is het zo, dat de man met
het éne talent dat verwaarloost. Soms
verwaarloost een man met vijf talenten
zijn vijf talenten en soms zet een man
met één talent dat éne talent op woe
ker. En dat éne talent Is van gelijke
waardij als elk der vijf talenten.
Waardeert de gemeente, waarderen
de kerkeraden dat ook? Het is lang
niet altijd de man met één of twee ta
lenten, die men maar niet beroept. Daar
blijven vaak zeer waardevolle predikers
buiten de circulatie om allerlei rede
nen (op ver afgelegen plaatsen bijvoor
beeld), terwijl soms weinig waarde
volle wél rouleren.
Daar zijn soms oprechte en trouwe
dienstknechten, die maar dl moeten
blijven op hun standplaats, niet tot ver
driet van hun gemeente overigens. Ook
niet altijd tot schade en verdriet van
die predikers. Hun jarenlang staan in
een gemeente doet ze vaak te naarsti-
ger studeren en doet hun arbeid te
meer beklijven in hun gemeente. Dat
zijn vaak de gemeenten, waar de diep-
32-5
1. Kijk, daar beneden ligt ons
mooie schip „Mary". Jammer ge
noeg is het zo vast gelopen, dat wij
met alle kracht zullen moeten
werken om het los te krijgen.
2. Maak ruimte, ik kom er aan,
ach, Karei de Klokkenluider luidt
de klok en nu gaan ze allemaal
weer slapen. Wat moeten we doen?
3. Pelle, nu slapen ze allemaal
als marmotten. Wat hebben we nu
aan die sterke mensen als ze liggen
te slapen? Juist nu, nu we kunnen
beginnen om het schip los te krij
gen.
39)
Hij stak een verse sigaret op en dat
kalmeerde hem zo, dat hij een regel
matig verhaal kon opdissen over die
middag en die avond.
Hij zag een korte woede in de ogen
van Zuckwaller fonkelen, toen hij aan
het punt kwam van de ontdekking
der microfoto's en het uitstel, om hem
daarvan op de hoogte te stellen en
tenslotte de overval en de diefstal
van de foto's.
Zuckwaller reageerde evenwel zijn
woede af door enkele malen stug
langs zijn snor te wrijven.
„Dat is dan de prille liefde", zei
hij desondanks mild.
André was even heel verbaasd. Hij
had een felle uitbarsting verwacht en
dit was voor hem wel een anti-climax.
Hij bedacht, dat Oostenrijkers in dit
opzicht toch wel heel levenswijs zijn.
„Dat was liefde", zei hij. „Inspec
teur, ik weet niet, of het wel juist
is, dat ik van dit meisje hou. Ik heb
er al eerder met u over gesproken,
maar niemand dan zij wist iets van
die microfoto's af. Niemand. En toch
hebben ze me een uur geleden zo'n
harde klap op mijn hoofd gegeven,
dat ik er nu nog van suizebol en die
er bovendien oorzaak van werd, dat
de microfoto's ook verdwenen zijn".
„Wellicht was die klap de beloning
voor uw onbezonnen uitstel van van
middag", zei Zuckwaller. „Maar waar
om zegt u nu weer zo overhaast, dat
de liefde tot het verleden behoort.
Dat kunt u niet werkelijk menen.
En uw houding van vanavond loo
chent uw woorden, Herr André Rost.
Ik heb u al eerder gezegd, Fraulein
Marianne is een meisje uit duizen
den, een meisje, om veel van te
houden, om goed voor te zijn, om
mee te trouwen. En ik ben er van
overtuigd, dat zij niets, maar dan ook
niets, te maken heeft met deze hele
reeks van misdaden."
André was niet zo doordrongen van
haar onschuld. Hij moest zichzelf toe-
Dagelijh vervolgverhaal
geven, dat hij heel graag aan die on
schuld zou geloven, maar op dit ogen
blik kon hij het nog niet.
„Maar wie zou dan die overvaller
van vanavond hebben getipt, dat ik
die foto's had gevonden, waar zij ook
al zo lang en zo tevergeefs naar ge
zocht hadden."
„Niemand", antwoordde Zuckwaller
beslist, „niemand. En Fraulein Van
der Bij zeker niet. Heus, Herr Rost,
geloof me, ik ken de mensheid een
beetje en alles rondom dit meisje is
de onschuld zelf. Dat u juist op het
goede ogenblik, voor de bende dan
altijd, buiten westen werd geslagen,
kunt u rustig .onderbrengen onder de
categorie „zeer merkwaardige samen
lopen van omstandigheden".
De jonge man wreef zich in ge
dachten door het haar en bleef steken
bij de pijnlijke buil.
„Dat moet een behoorlijke klap ge
weest zijn". Hij begon zich na de
overtuigende woorden van de inspec
teur langzaam beter te voelen. „Eén
ding staat echter vast: Harold von
Emsighofer heeft ook hiervoor een
alibi. Hij kan het niet gedaan heb
ben."
Het gezicht van Gustav Zuckwaller
betrok. De wonderlijke mildheid,
waarmee hij Marianne van der Bij's
romantische gevoelens rondom dat
uitstel had beschouwd, maakte plaats
voor een grote bitterheid.
Zijn toon werd officieel: „In op
dracht van de hogere autoriteiten heb
ik vanmiddag Herr Harold von Em
sighofer in vrijheid moeten stellen.
De hoofdcommissaris achtte geen ter
men aanwezig, hem voor die inklim
ming vast te houden en hij vond het
verdere bewijsmateriaal te schaars,
om een gevangenhouding van langere
duur aannemelijk te maken. En zo is
Von Emsighofer weer op, vrije voe
ten."
„Maar, inspecteur, dat kan toch
niet. Dat is toch je reinste waanzin."
„Het is ook waanzin", zei Zuckwal
ler kort. „Maar de hoofdcommissaris
had een plannetje. Hij dacht en denkt
Von Emsighofer op een heel aparte
manier te vangen. En voor zijn hoge
autoriteit kan ik alleen maar nederig
mijn hoofd buigen." De inspecteur
voegde kwaadaardig aan zijn wat
schampere opmerking toe: „En toch
zal Von Emsighofer me niet ont
gaan
André Rost vond het ogenblik ge
komen op een ander, niet minder
belangrijk onderwerp over te gaan.
„Misschien wilt u er liever niets
over zeggen, Herr Inspektor. Maar is
er al iets meer bekend over de moord
op de man met het litteken?"
Het vermoeide gezicht van Gustav
Zuckwaller klaarde iets op.
„Ja, we zijn in één dag verder ge
komen met deze zaak, dan in al die
dagen met de moord op Fritz Muller.
Dat is nog steeds een volkomen raad
sel en bij Volgelkopje schijnt het nu
reeds te dagen. Om te beginnen werd
hij niet vermoord in de Völser
Strasse."
De inspecteur wachtte even op de
uitwerking van die woorden. Toen hij
verwondering bij André zag, vervolg
de hij: „Hij is daar neergelegd, om
ons op een dwaalspoor te brengen.
Hij lag op zijn rug en volgens de
schotwond zou hij voorover gevallen
moeten zijn. Die schotwond heeft
trouwens nog meer verklaard. Dokter
Zahngreber is op zijn verklaring te
ruggekomen, dat de man tussen drie
uur en half vijf gedood moet zijn,
want het schot was niet ineens dode
lijk. Het slachtoffer heeft daarna nog
enige tijd geleefd en in die tijd is
hij getransporteerd naar de Völser
Strasse. Tijdens dat vervoer moet hij
gestorven zijn. De theorie, dat de
aanval eerder dan drie uur gebeurde,
krijgt bovendien steun door het hor
loge van de man. Hij viel met zijn
linkerarm voor het lichaam en het
glas van het uurwerk werd versplin
terd bij die val. Het horloge bleef
stilstaan op kwart over één."
(Wordt vervolgd.)
ste stempels op gezet worden. En deze
mannen, die zich nooit op de voorgrond
plaatsen, vinden een schat, die niet elk
bezit, namelijk: bescheidenheid.
Nu menen wij echter, dat de kerke
raden zich veel beroepenleed konden
besparen, als zij eens wat breder om
zich heen keken. Men behoeft toch
waarlijk niet altijd een man uit het
nieuws te hebben, om een goede domi
nee te krijgen.
De hele wereld is het er roerend over
eens, dat de kerkmensen niet deugen.
Ze hebben het achter de elleboog. Dr.
W. H. van Zuylen te Rotterdam-Zuid,
houdt niettemin staande, dat het die
nen van God de enige blijvende bron is
van het goede handelen ln de wereld
tegenover de naaste. In de „Gerefor
meerde Kerkbode" van Rotterdam
merkt dr. Van Zuylen op:
Het is niet van belang ontbloot eens
terug te grijpen naar een in 19X4 ver
schenen beschouwing van dr. H. T. de
Graaf over „Geloof en misdaad".
Hij verwerkt daarin de gegevens van
een door anderen gehouden enquête. De
proefpersonen worden daarin verdeeld
in vijf groepen. Vier ervan zijn voor
ons van belang. De eerste groep zijn de
warm-godsdienstigen, de tweede de
conventioneel-godsdienstigen, de derde,
de spotters en de vierde de onverschil
ligen.
Men heeft nu nagegaan, hoe verschil
lende ondeugden en deugden verdeeld
zijn over de vier groepen. Het gaat o.a.
over egoïsme, hulpvaardigheid, luiheid
en napraten.
Egoïsme. Bij de eerste groep zijn er
5 pet., bij de tweede groep 17 pet., b(j
de derde groep 29 pet., bij de vierde
groep 23 pet. egoïsten.
Hulpvaardigheid. Bij de eerste groep
zijn er 86 pet., bij de tweede groep 72
pet., bij de derde groep 60 pet., bij de
vierde groep 66 pet. hulpvaardigen.
Luiheid. Bij de eerste groep zijn er
2 pet., bij de tweede groep 6 pet., bij
de derde groep 13 pet., bij de vierde
groep 9 pet. luien.
Napraterij. Bij de eerste groep zijn
er 13 pet., bij de tweede groep 24 pet.,
bjj de derde groep 24 pet., bij de vierde
groep 17 pet. napraters.
U ziet wel, dat bij de warmgodsdlen-
stigen de deugden het meest gevonden
worden en de ondeugden het minst.
Zeer merkwaardig is, dat napraterij
iets, wat juist de gelovigen verweten
wordt, omdat deze zich blindelings door
de predikant of de priester zou laten
lelden het minst voorkomt bij de
overtuigd gelovige en bij de spotter net
zo veel als bij de gewoonte-christen.
Niemand zal natuurlijk op de gedach
te komen, dat met deze statistische ge
gevens bewezen is, dat het geloof tot
goed zedelijk handelen brengt. Het be
wijs daarvoor ligt in Zondag 24: Het
is onmogelijk, dat, zo wie Christus
door een waar geloof ingeplant is, niet
zoude voortbrengen vruchten der dank
baarheid. Toch ls het goed om te zien,
dat het levend geloof verstand en lief
de beide scherpt, en een vijand van de
zonde is.
Geboren: Anne L., d.v. J. v. Boven en
C. Roelse; Anthonius B. L. z.v. A. P. de
Paauw en I. M. Scherbeijn; Jozina M. A.,
d.v. J. M. Verboom en J. M. Kommer; Su
sanna A., d.v. P. J. de Leeuwen en M. E.
de Rijke; Suzanna, d.v. A W. v. d. Lin
den en J. M. v. d. Berg; Christiaan, z.v.
A. G. Goudt en J. de Vries; Janna P.,
d.v. G. J. Leendertse en C. L. Dees; Ja-
comina C„ d.v. F. W. de Troije en J. Jas-
perse; Meindert A. P., z.v. J. Inderwisch
en C. C. v. Marion; Martinus E. G. M.,
z.v. G. J. de Groene en M. P. C. Per-
sijn; Johanna J. S„ d.v. L. J. v. Luijk en
J. Lute; Lambertha M. J., d.v. I. Stel
wagen en C. M. Grassens; Roseline E.,
d.v. P. R. Walter en M. J. v. Bergen; Jo
han D. G„ z.v. D. J. G. Degreef en C. A
Aarbodem.
Ondertrouwd: H. v. d. Heiden, 46 j. te
Oss en M. J. W. v. d. Berge, 32 j.; W. H.
J. Vallen, 21 j. en P. J. Groenenberg, 21
j. te Koudekerke; J. M. Maas, 19 j. te
Ridderkerk en C. P. Peters, 20 j.
Gehuwd: J. J. Notebaart, 50 j. en M. L.
Scheepers, 46 j.; G. Stam, 23 j. en W. Ja-
cobse, 23 j.; J. Kloet, 24 j. en A. Bots, 22
j.; A. Francke, 27 j. en J. W. Goor, 26 j.;
Zb. Winter, 37 j. en A. A. M. G. v.'Hir-
sel 26 j.; A. P. Rouffaer, 59 j. en A. M.
Bedet, 35 j.; A. A. Wijgman, 37 j. en J. M.
Amadio, 28 j.; E. Joosse, 23 j. te Middel
burg en A. Bosschaart 25 j.; W. A de
Hondt, 24 j. en S. K. J. Crinse, 17 j.
Overleden: H. H. Visser, 76 j. wed v.
H. Beneker; J. de Bart, 47 j. e.v. J. de
Nooijer.
DRIEWEGEN
Gehuwd: B. van de Ketterij, 30 j. en P.
S. M. Otte, 28 j.
RILLAND-B ATH
Geboren: Carl A. H„ z.v. R. Hoekstra
en D. M. Evertz; Adriaan J„ z.v. C. J,
van den Durpel en C. W. van de Sande;
Cornelia P., d.v. J. M. E. van den Aars-
sen en L. M. van Sluijs.
Ondertrouwd: G. Tissink, 24 j. te Axel
en J. J. Lobbezoo, 24 j.; J. J. Lindhout,
23 j. en F. J. Kole, 16 j.
Gehuwd: A. J. Tempelaars, 21 j. te
Bergen op Zoom en C. J. Meesters, 20 j.;
G. I. Traas, 26 j. en M. Lambregtse, 20 j.;
M. L, van der Moer, 44 j. te Arnemuiden
en P. M. Jobse, 26 j.
Overleden: L. Engelaar, 85 j.
ST. MAARTENSDIJK
Geboren: Anne M„ d.v. G. T. Beuk-
Geboren: Anne M., d.v. G. T. van Beuk.
man en A. M. Daleboudt; Simon W„ z.v.
J. Quist en W. M. Geluk; Tanna W„ d.v.
A. J. Groe neweg en C. A. Blok; Trijntje
J., d.v. D. Nienhuis en A. de Haan.
Gehuwd: I. C. Lindhout en C. de Rijke;
L. J. Anemaet en J. D. van der Rhee;
F. J. Stols en J. P. op den Brouw.
Overleden J. van den Hoek, 69 j. echt-
gen. v. M. H. Bontenbal; W. Bazen, 77 j.
echtgen. v. M. Knuist.
RITTHEM
Geboren: Pieter, z.v. L. Barentsen en
J. Ovaa.
Ondertrouwd: L. Verh.age, 25 j. en J.
P. Goedhart, 23 j.
Overleden te Vlissingen: M. D. Karre-
man, 8 j.
^-GRAVENPOLDER t
Geboren: Leendert C„ z.v. J. Hoekman
en M. J. Feijtel.
Gehuwd: M. Wisse en S. J. van der
Hooft.