<XE2> Het meiste werd zee gedragen En van de duinen afgerold l^adi STEMMEN Petsie Pelle Raadsels in Innsbruck Pingo Een jaar voor verduistering van 12 mille POT-SIERLIJK 10 en TELEVISIE UIT DE KERKEN Spreken in tongen Zingen in en buiten de kerb Kijk breder om u heen De vrolijke avonturen van en Q die kerkmensen Burgelijke stand VLISSINGEN Maandag 4 augustus 1956 ZEEUWSCH DAGBLAD PAGINA 4 Het strand is weer dicht bevolkt in deze vakantiemaand, ook het Zeeuwse strand. Maar het oude volksvermaak van „in zee dragen" is nergens meer te beleven. Gelukkig maar, want het was een nogal ruw vermaak, vooral voor het „lijdend voorwerp", in dit geval een jong meisje. Bovendien kon het gevaarlijk worden en mensenlevens kosten, zoals we straks zullen zien. Reeds in de 14e eeuw droegen de edellieden de hofdames een eind in het water. Tot aan de Franse tijd heeft dit spel-met-meisjes bestaan. We zijn er dus nog maar anderhalve eeuw van verlost. Ik heb hier voor me een afbeelding uit de Batavische Arcadia" van Johan van Heemskerck, waarop we een jonge ling met een meisje in zijn armen door het water zien plassen. De schrijver is er helemaal niet enthousiast over. Hij vindt het geen vermaak voor fatsoenlijke mensen, maar alleen een genot voor on beschaafde lieden. Onze Zeeuwse dichter Jacob Cats is er evenmin bijzonder over te spreken. In zijn „Spiegel van de oude en nieuwe tijd" zien we een plaatje met twee ezels er op met het onderschrift: Een ezel die vrijt Die schopt of smijt. Wil hij hiermee zeggen, dat het nogal ruw toegaat op de achtergrond, waar we een afbeelding zien van het in zee dra gen en rollen door de duinen! Een ridder uit het Brittenland Ging dwalen aan het Zeeuwse strand, Hoe dat aldaar de jonge lien Haar gaan vermaken aan de zee Niet verre buiten Zierikzee Dat zal dus wel in de westhoek van Schouwen geweest zijn, in de buurt van Haamstede. Daar zal Jacob Cats, geboren in Brouwershaven, het wel eens-hebben meegemaakt. Hij laat nu "die zogenaamde Engelse ridder vertellen wat hij ziet. Ik kwam eens treden op het strand, Daar ik veel jonge lieden vand; Ik zag er zes of zeven paar, De ene hier, de andere daar. Maar boven al zo was er twee Die gingen waardig naar de zee: Een ieder had een jonge maagd Die hij tot in het water draagt. En of de vrijster vreze kreeg, Ja, schier van angst ter neder zeeg, Ook hem met bleke lippen bad, Nog ging hij dieper in het nat Totdat het water werd gezien Tot aan, ja boven hare kniên. De taal van Jacob Cats is eenvoudig, u zult uit deze regels dus wel begrepen hebben, hoe dit seplletje toeging. Maar Nog is 't niet genoeg gedaan Hij goot het water hier en daar Tot in haar schoon gekrinkeld haar, Zodat hetgeen eerst geestig stond Geleek een natte waterhond. Het moet je als meisje maar over komen, je mooi gekrulde haar op zo'n manier door zeewater behandeld te zien! Hij zie tranen in haar ogen. Omdat hjj niet verder meer het water in kan lopen gaat hij met haar terug naar het strand, opdat ze zich in de zon kan drogen? O nee, het spel is nog niet uit. Ze krijgt een nieuwe „behandeling", nu niet door het water maar door zand. Maar straks zo loopt hij van het strand En trekt haar naar het mulle zand: Hij legt haar op een hoge duin En rolt dan van een steile kruin Tot onder in het lage dal, En daar eens weder even mal, Hij zout haar in het gulle zand En strooit het stof aan alle kant. Hij laat niet af, hoe dat ze wijkt Zodat ze nauw een mens gelijkt. Dat laatste kunnen we volkomen be grijpen! Waarom dit vermaak? Waarom dit vermaak? vraagt die ver wonderd-toekijkende Engelsman zich af. Is'het meisje misschien door een dolle hond gebeten? Of heeft ze iets „miszeid", kwaad gesproken, waarvoor ze gestraft moet worden? Niets hiervan. Deze vreemde manieren worden alleen door de vrijer gebruikt, om het karakter van het meisje te leren kennen. Wordt ze gauw kwaad of vat ze alles van de luchtige kant op? Is ze gauw bang, of is ze een meisje met haar op d'r tanden? Laten we nog even Cats citeren: Het is, vermits hij daaruit ziet, Hoe zich een jonge vrijster heeft, Als hij zo zeldzaam met haar leeft, Of zen dan ook een jonkman viert Dan of ze luid on lelijk tiert, En of haar eertijds zoet gestel Verandert in een nors gezwel. En als het eens is uitgemald Dan let hij, hoe ze hem bevalt, En of hij verder dient te gaan Dan of zijn vrijen heeft gedaan. Deze laatste regel zou vast van toe passing zijn als hij de meisjes van tegen woordig zo durfde behandelen. Maar in die goede (hm!) oude tijd waren de ze den anders. De meisjes misschien ook Een jaar gevangenisstraf met aftrek der preventieve hechtenis, waarvan vier maanden voorwaardelijk en een proeftijd van drie jaar heeft de officier van justi tie bij de rectbank te Amsterdam mr. J. F. Hartsuiker gisterochtend geëist tegen de 37-jarige Th. A. P., die bekende als filmoperateur en kassabeheerder bij een Amsterdamse bioscoop ruim f 12.000,te hebben verduisterd. De officier eiste ook onder toezichtsteliing van het medisch consultatiebureau voor alcoholisme. In de zomer van 1957 hield hij voor het eerst, een bedrag achter om zijn ver jaarsfeest te financieren. Steeds vaker verzuimde hij al het ontvangen geld op de bankrekening te storten en na oktober van het vorige jaar hield hij alles voor zichzelf. De directeur, ontdekte dat er geen geld meer op de rekening kwam. Ook de be handeling van de' post door P. wekte bij hem argwaan. Een accountants-onderzoek bracht toen de fraude aan het licht. wel. De in Vlissingen geboren dichter Bel lamy heeft in zijn „Roosje" dit volksver maak beschreven, vermoedelijk aan het strand bij Domburg. „Een jongeling, die haar 't meest beviel" draagt Roosje een eind in zee. Het meisje roept en bidt vergeefs; Hij gaat al fladderend voort: Het water spat, klotst en bruist, Dat hij haar nauwelijks hoort. Steeds verder gaat hij met zijn lieve last het water in. Zo ver, dat de mensen op het strand het gevaarlijk vinden en en vol schrik roepen: „Genoeg, keer weer naar 't strand!" Maar hij kan niet meer terugkeren. Mijn vrienden, helpt mij! Ach ik zink Hier in een draaikolk neer! Het meisje grijpt hem om de halé En zinkt met hem ter neer. De vrienden kunnen niet helpen. Zwij gend verlaten ze het strand en gaan naar huis om daar de treurige boodschap over te brengen. Mij God, is 't waar, Is Roosje dood? Ligt Roosje daar in zee? Zo gilt en klaagt een iedereen: De duinen gillen mee. Dit tragisch verloop van het oude volksgebruik „in-zee-dragen" beschrijft Bellamy in 1784. Van later tijd heb ik er niets meer over gelezen en schijnt het verdwenen te zijn, ook uit Zeeland. Ge lukkig maar, zou ik zeggen. L. v. W. Ingezonden mededeling (Adv.) De Flexa één-pot-methode: eerst de verf verdund erop - dan onverdund er overheen. De snelste methode om uw huis te sieren met Kleur Voot Jaren. de veri voor het schilderteest Vraag het gratis boekje 'Knap het op met kleur' aan FLEXA, postbus 2, Leiden DINSDAG 5 AUGUSTUS 1958 HILVERSUM I (402 m.). AVRO: 7.00 Nws. 7.10 Gym. 7.20 Gram. VPRO: 7.50 Dagopening. AVRO: 8.00 Nws, 8.15 Gram. 9.10 V. d. vrouw. 9.15 Gram. 9.35 Water- st. 9.40 Morgenwijding. 10.00 Gram. 10.50 V. d. kleuters. 11.00 V. d. zieken, 12.00 Promenade ork. en solist. 12.20 Pol. caus. 12.30 Land- en tuinb.meded. 12.33 Prome nade ork. en solist. 13.00 Nws. 13.15 Me- ded. en gram, 13.25 Dansmuz. 13.55 Beurs- ber. 14.00 De wraakroep van Siva, hoor- sp. 14.35 Omr.ork., mannenkoor en sol. 15.15 V d. jeugd. 16.30 De avondzon van het Heidendom, caus. 16.45 Sopr. en pi ano. 17.15 Wereldmuziekconcours Kerk- rade 1958. 18.00 Nws. 18.15 Pianospel. 18.30 V. d. jeugd. 18.55 Paris vous parle. 19.00 Gram. 19.45 Filmpraatje. 20.00 Nws. 20.05 Gram. 20.35 Oorlogshelden, hoorsp. 2145 Act. 22.00 Strijkkwart. 22.40 Vocaal Dub- belkwart. 23.00 Nws. 23.15 Koersen van New York. 23.16 New York calling. 23.21 24.00 Gram. HILVERSUM II (298 m.>. KRO: 7.00 Nws. 7.15 Gram. 7.45 Morgengebed en lit.kal. 8.00 Nws. 8.15 Gram. 8.50 V. d. vrouw. 9.45 Lichtbaken, cas. 10.00 V. d. kleuters. 10.30 Gram. of progr. v. d. jeugd. 11.00 V. d. vrouw, li.30 Gram. 11.50 Als de ziele luistert, caus. 12.00 Middagklok - noodklok. 12.03 Gram. 12.30 Land- en tuinb.meded. 12.33 Gram, 12.55 Zonnewijzer. 13.00 Nws. en kath. nws. 13.20 Gram. 13.30 Dansmuz. 14.00 Gram. 14.30 V. d. plattelandsvrouwen. 14.40 Gram. 15.00 Gram. of progr. v. d. jeugd. 15.30 Orgelconc. 16.00 V. d. zieken. 16.30 Ziekenlof. 17.00 V. d. jeugd. 17.40 Beurs- ber. 17.45 Regeringsuitz.: Rijksdelen Overzee: Gesproken brief uit Paramari bo, door W. Joseph. 18.00 Gram. 19.20 K.V.P., pol. caus. 18.30 Lichte muz. 18.50 Gram. 19.00 Nws. 19.10 Comm. 19.15 Koorzang. 19.30 Gram. 20.30 Act. 20.45 Holland Festival 1958: Strijkkwart. 21.30 Koor, Noord- Hollands Filharm. ork. en sol. 22.15 Gram. 22.45 Avondgebed en lit. kal. 2" 00 Nws 23.1524.00 Gram. BRUSSEL (324 m.): 12.00 Gram. 12.15 Pianospel. 12.30 Weerber. 12.34 Tuinb. kron. 12.40 Pianospel (verv.). 12.55 Koer sen. 13.00 Nws. 13.11 Gram. 14.00 Idem. 14.30 Wereldtentoonstelling. 16.00 Koer- sensen. 16.02 Gram. 17.00 Nws. 17.10 Or gelrecital. 17.45 Boekbespr. 18.00 Gram. 18.30 V. d. sold. 19.00 Nws. 19.30 Wereld tentoonstelling. 20.00 Syndikale kron. 20.10 Ork conc. 22.00 Nws. 22.15 Gram. 22.55—23.00 Nws, TELEVISIEPROGRAMMA NTS: 20.00 Journ. en weekoverz. 20.20 2150 Filmprogr. De rantsoenering van benzine voor particulieren te Moskou is met ingang van 1 augustus opgeheven. Tot dusver kregen de eigenaars van personenauto's een dertigduizend in de Sowjet-hoofdstad een rant soen dat hen in staat stelde ongeveer duizend kilometer per maand af te leggen. De Iraakse regering heeft vrijdag besloten de Perzische golf in het vervolg „Arabische golf" te noemen. Gedurende zijn verblijf in een vakan tieoord heeft dr. O. Gilhuis van 's-Gra- venhage-Oost een samenkomst bijge woond van „Stromen van Kracht". In het „Kerkblad van de Geref. Kerken in Den Haag" geeft hij daarvan een ver slag, waaraan wjj het onderstaande ontlenen. Het tweede gedeelte van de dienst bestond uit het spreken ln tongen. Eerst werd God gevraagd of Hij ook deze avond weer die gave werkzaam wilde maken. En, zoals de voorganger later dank te, God liet hen ook ditmaal niet in de steek. Terwijl gedurende dit deel van de samenkomst allen stonden, spraken er inderdaad vier ln vreemde talen, drie vrouwen en een man. Twee gaven zon der meer een getuigenis in het Hol lands. De vreemde tongensprekers vertaalden zelf dadelijk wat ze gezegd hadden. Ik ving zinnen op die mij sterk aan het esperanto deden denken. Mijns in ziens had dit niets met het spreken in tongen naar bijbelse trant te maken. In Handelingen staat, dat de tong van stand veranderd en zo vreemde klan ken uitstootte. Ik hoorde hier wel on bekende woorden, maar het was de Hollandse tongval die ik vernam. Ty pisch was ook dat ze het zelf vertaal den. In Corinthe is sprake van vertol kers van tongen, mensen die konden zeggen wat anderen met hun tongen- taal bedoelden. De vertaling van de boodschappen eindigde steeds met het: zo zegt de Heer. De invloed van deze boodschappen leverde niets nieuws op en kwam hier op neer: Ik ben in uw midden. Verlaat Mijn wegen niet. Ik kom spoedig. Even later stond ik weer ln de frisse lucht. Ik dacht aan de tekst: verderf het niet, er zit een zegen in. Maar ook was ik versterkt in mijn gevoelen, dat de kerk deze mensen moet vasthouden. Wat zij er missen kan ook daar meer nagejaagd worden: warmte, enthousiasme, wat minder ge bondenheid aan vaste regels voor de eredienst, meer onderlinge band enz. Terwijl ze er bewaard blijven voor een scheef trekken van bepaalde Schriftge- gevens en voor een al te enghartige, egocentrische versmalling van het Christelijke leven. Volgens ds. St. P. Njjdam in „Her vormd Amersfoort", behoren de kerk gangers toch beter te beseffen, welk een voorrecht het Is, dat zjj ln de kerk mogen zingen. Vaalt zingt men gedach teloos en liefdeloos, terwijl het zo veel kan doen, wanneer er uit volle borst en met het hart wordt gezongen. Ik herinner mij nog levendig hoe ik ontroerd werd door het krachtige zin gen van een lofpsalm door de gemeente Genemulden. Ik weet van een dominee, die expres Psalm 68 16 daar opgaf, omdat hij het zo Indrukwekkend vond om oud en jong in een machtig koor te horen aanheffen: „Gij, koninkrijken, zingt Gods lof, heft psalmen op naar 't hemelhof". Ik heb de indruk, dat het vaak de sleur is, die ons zingen als gemeente zo mat maakt. De organist heeft de opgegeven psalm (of het gezang) al duizend en één-maal gespeeld en de kerkgangers hebben het lied al wie weet hoe vaak gezongen. Bij beiden dreigt het gevaar, dat de gloed en de bezie ling er,uit raken. Wij moeten samen vechten tegen de verzoeking om ma chinaal, automatisch, mechanisch met de kerkzang bezig te zijn. Het is erg beschamend, dat er op een bruiloft, in een feestzaal, bij een mee ting vaak veel meer met enthousiasme gezongen wordt dan in de kerk. Zitten wij dan zo ongevoelig en onberoerd on der de Evangelieprediking en worden wij maar zo weinig geraakt en getrof fen door hetgeen geen oor gehoord heeft, geen oog gezien heeft en ln geen mensenhart is opgekomen en wat Gód toch bereid heeft voor hen, die Hem lief hebben? Het grote nieuws van Gods reddend erbarmen werd eenmaal de wereld in gezonden door de engelen, en wij mo gen het verder zingen, opdat het de hele wereld mag doorgaan tot aan het meest afgelegen oord. Schrijvend over het beroepingswerk in de Hervormde Kerk schrijft ds. W. L. Tukker van Rotterdam in het „Ge reformeerd Weekblad" (Ultg. Bout, Hulzen) Tenslotte is er nog een zijde aan het beroepingswerk, waarin de gerefor meerde zede niet altijd wordt hoog ge houden. En dat is het achten en lief hebben van gereformeerde predikanten louter om der wille van de waarheid. Niet altijd is het zo, dat de man met het éne talent dat verwaarloost. Soms verwaarloost een man met vijf talenten zijn vijf talenten en soms zet een man met één talent dat éne talent op woe ker. En dat éne talent Is van gelijke waardij als elk der vijf talenten. Waardeert de gemeente, waarderen de kerkeraden dat ook? Het is lang niet altijd de man met één of twee ta lenten, die men maar niet beroept. Daar blijven vaak zeer waardevolle predikers buiten de circulatie om allerlei rede nen (op ver afgelegen plaatsen bijvoor beeld), terwijl soms weinig waarde volle wél rouleren. Daar zijn soms oprechte en trouwe dienstknechten, die maar dl moeten blijven op hun standplaats, niet tot ver driet van hun gemeente overigens. Ook niet altijd tot schade en verdriet van die predikers. Hun jarenlang staan in een gemeente doet ze vaak te naarsti- ger studeren en doet hun arbeid te meer beklijven in hun gemeente. Dat zijn vaak de gemeenten, waar de diep- 32-5 1. Kijk, daar beneden ligt ons mooie schip „Mary". Jammer ge noeg is het zo vast gelopen, dat wij met alle kracht zullen moeten werken om het los te krijgen. 2. Maak ruimte, ik kom er aan, ach, Karei de Klokkenluider luidt de klok en nu gaan ze allemaal weer slapen. Wat moeten we doen? 3. Pelle, nu slapen ze allemaal als marmotten. Wat hebben we nu aan die sterke mensen als ze liggen te slapen? Juist nu, nu we kunnen beginnen om het schip los te krij gen. 39) Hij stak een verse sigaret op en dat kalmeerde hem zo, dat hij een regel matig verhaal kon opdissen over die middag en die avond. Hij zag een korte woede in de ogen van Zuckwaller fonkelen, toen hij aan het punt kwam van de ontdekking der microfoto's en het uitstel, om hem daarvan op de hoogte te stellen en tenslotte de overval en de diefstal van de foto's. Zuckwaller reageerde evenwel zijn woede af door enkele malen stug langs zijn snor te wrijven. „Dat is dan de prille liefde", zei hij desondanks mild. André was even heel verbaasd. Hij had een felle uitbarsting verwacht en dit was voor hem wel een anti-climax. Hij bedacht, dat Oostenrijkers in dit opzicht toch wel heel levenswijs zijn. „Dat was liefde", zei hij. „Inspec teur, ik weet niet, of het wel juist is, dat ik van dit meisje hou. Ik heb er al eerder met u over gesproken, maar niemand dan zij wist iets van die microfoto's af. Niemand. En toch hebben ze me een uur geleden zo'n harde klap op mijn hoofd gegeven, dat ik er nu nog van suizebol en die er bovendien oorzaak van werd, dat de microfoto's ook verdwenen zijn". „Wellicht was die klap de beloning voor uw onbezonnen uitstel van van middag", zei Zuckwaller. „Maar waar om zegt u nu weer zo overhaast, dat de liefde tot het verleden behoort. Dat kunt u niet werkelijk menen. En uw houding van vanavond loo chent uw woorden, Herr André Rost. Ik heb u al eerder gezegd, Fraulein Marianne is een meisje uit duizen den, een meisje, om veel van te houden, om goed voor te zijn, om mee te trouwen. En ik ben er van overtuigd, dat zij niets, maar dan ook niets, te maken heeft met deze hele reeks van misdaden." André was niet zo doordrongen van haar onschuld. Hij moest zichzelf toe- Dagelijh vervolgverhaal geven, dat hij heel graag aan die on schuld zou geloven, maar op dit ogen blik kon hij het nog niet. „Maar wie zou dan die overvaller van vanavond hebben getipt, dat ik die foto's had gevonden, waar zij ook al zo lang en zo tevergeefs naar ge zocht hadden." „Niemand", antwoordde Zuckwaller beslist, „niemand. En Fraulein Van der Bij zeker niet. Heus, Herr Rost, geloof me, ik ken de mensheid een beetje en alles rondom dit meisje is de onschuld zelf. Dat u juist op het goede ogenblik, voor de bende dan altijd, buiten westen werd geslagen, kunt u rustig .onderbrengen onder de categorie „zeer merkwaardige samen lopen van omstandigheden". De jonge man wreef zich in ge dachten door het haar en bleef steken bij de pijnlijke buil. „Dat moet een behoorlijke klap ge weest zijn". Hij begon zich na de overtuigende woorden van de inspec teur langzaam beter te voelen. „Eén ding staat echter vast: Harold von Emsighofer heeft ook hiervoor een alibi. Hij kan het niet gedaan heb ben." Het gezicht van Gustav Zuckwaller betrok. De wonderlijke mildheid, waarmee hij Marianne van der Bij's romantische gevoelens rondom dat uitstel had beschouwd, maakte plaats voor een grote bitterheid. Zijn toon werd officieel: „In op dracht van de hogere autoriteiten heb ik vanmiddag Herr Harold von Em sighofer in vrijheid moeten stellen. De hoofdcommissaris achtte geen ter men aanwezig, hem voor die inklim ming vast te houden en hij vond het verdere bewijsmateriaal te schaars, om een gevangenhouding van langere duur aannemelijk te maken. En zo is Von Emsighofer weer op, vrije voe ten." „Maar, inspecteur, dat kan toch niet. Dat is toch je reinste waanzin." „Het is ook waanzin", zei Zuckwal ler kort. „Maar de hoofdcommissaris had een plannetje. Hij dacht en denkt Von Emsighofer op een heel aparte manier te vangen. En voor zijn hoge autoriteit kan ik alleen maar nederig mijn hoofd buigen." De inspecteur voegde kwaadaardig aan zijn wat schampere opmerking toe: „En toch zal Von Emsighofer me niet ont gaan André Rost vond het ogenblik ge komen op een ander, niet minder belangrijk onderwerp over te gaan. „Misschien wilt u er liever niets over zeggen, Herr Inspektor. Maar is er al iets meer bekend over de moord op de man met het litteken?" Het vermoeide gezicht van Gustav Zuckwaller klaarde iets op. „Ja, we zijn in één dag verder ge komen met deze zaak, dan in al die dagen met de moord op Fritz Muller. Dat is nog steeds een volkomen raad sel en bij Volgelkopje schijnt het nu reeds te dagen. Om te beginnen werd hij niet vermoord in de Völser Strasse." De inspecteur wachtte even op de uitwerking van die woorden. Toen hij verwondering bij André zag, vervolg de hij: „Hij is daar neergelegd, om ons op een dwaalspoor te brengen. Hij lag op zijn rug en volgens de schotwond zou hij voorover gevallen moeten zijn. Die schotwond heeft trouwens nog meer verklaard. Dokter Zahngreber is op zijn verklaring te ruggekomen, dat de man tussen drie uur en half vijf gedood moet zijn, want het schot was niet ineens dode lijk. Het slachtoffer heeft daarna nog enige tijd geleefd en in die tijd is hij getransporteerd naar de Völser Strasse. Tijdens dat vervoer moet hij gestorven zijn. De theorie, dat de aanval eerder dan drie uur gebeurde, krijgt bovendien steun door het hor loge van de man. Hij viel met zijn linkerarm voor het lichaam en het glas van het uurwerk werd versplin terd bij die val. Het horloge bleef stilstaan op kwart over één." (Wordt vervolgd.) ste stempels op gezet worden. En deze mannen, die zich nooit op de voorgrond plaatsen, vinden een schat, die niet elk bezit, namelijk: bescheidenheid. Nu menen wij echter, dat de kerke raden zich veel beroepenleed konden besparen, als zij eens wat breder om zich heen keken. Men behoeft toch waarlijk niet altijd een man uit het nieuws te hebben, om een goede domi nee te krijgen. De hele wereld is het er roerend over eens, dat de kerkmensen niet deugen. Ze hebben het achter de elleboog. Dr. W. H. van Zuylen te Rotterdam-Zuid, houdt niettemin staande, dat het die nen van God de enige blijvende bron is van het goede handelen ln de wereld tegenover de naaste. In de „Gerefor meerde Kerkbode" van Rotterdam merkt dr. Van Zuylen op: Het is niet van belang ontbloot eens terug te grijpen naar een in 19X4 ver schenen beschouwing van dr. H. T. de Graaf over „Geloof en misdaad". Hij verwerkt daarin de gegevens van een door anderen gehouden enquête. De proefpersonen worden daarin verdeeld in vijf groepen. Vier ervan zijn voor ons van belang. De eerste groep zijn de warm-godsdienstigen, de tweede de conventioneel-godsdienstigen, de derde, de spotters en de vierde de onverschil ligen. Men heeft nu nagegaan, hoe verschil lende ondeugden en deugden verdeeld zijn over de vier groepen. Het gaat o.a. over egoïsme, hulpvaardigheid, luiheid en napraten. Egoïsme. Bij de eerste groep zijn er 5 pet., bij de tweede groep 17 pet., b(j de derde groep 29 pet., bij de vierde groep 23 pet. egoïsten. Hulpvaardigheid. Bij de eerste groep zijn er 86 pet., bij de tweede groep 72 pet., bij de derde groep 60 pet., bij de vierde groep 66 pet. hulpvaardigen. Luiheid. Bij de eerste groep zijn er 2 pet., bij de tweede groep 6 pet., bij de derde groep 13 pet., bij de vierde groep 9 pet. luien. Napraterij. Bij de eerste groep zijn er 13 pet., bij de tweede groep 24 pet., bjj de derde groep 24 pet., bij de vierde groep 17 pet. napraters. U ziet wel, dat bij de warmgodsdlen- stigen de deugden het meest gevonden worden en de ondeugden het minst. Zeer merkwaardig is, dat napraterij iets, wat juist de gelovigen verweten wordt, omdat deze zich blindelings door de predikant of de priester zou laten lelden het minst voorkomt bij de overtuigd gelovige en bij de spotter net zo veel als bij de gewoonte-christen. Niemand zal natuurlijk op de gedach te komen, dat met deze statistische ge gevens bewezen is, dat het geloof tot goed zedelijk handelen brengt. Het be wijs daarvoor ligt in Zondag 24: Het is onmogelijk, dat, zo wie Christus door een waar geloof ingeplant is, niet zoude voortbrengen vruchten der dank baarheid. Toch ls het goed om te zien, dat het levend geloof verstand en lief de beide scherpt, en een vijand van de zonde is. Geboren: Anne L., d.v. J. v. Boven en C. Roelse; Anthonius B. L. z.v. A. P. de Paauw en I. M. Scherbeijn; Jozina M. A., d.v. J. M. Verboom en J. M. Kommer; Su sanna A., d.v. P. J. de Leeuwen en M. E. de Rijke; Suzanna, d.v. A W. v. d. Lin den en J. M. v. d. Berg; Christiaan, z.v. A. G. Goudt en J. de Vries; Janna P., d.v. G. J. Leendertse en C. L. Dees; Ja- comina C„ d.v. F. W. de Troije en J. Jas- perse; Meindert A. P., z.v. J. Inderwisch en C. C. v. Marion; Martinus E. G. M., z.v. G. J. de Groene en M. P. C. Per- sijn; Johanna J. S„ d.v. L. J. v. Luijk en J. Lute; Lambertha M. J., d.v. I. Stel wagen en C. M. Grassens; Roseline E., d.v. P. R. Walter en M. J. v. Bergen; Jo han D. G„ z.v. D. J. G. Degreef en C. A Aarbodem. Ondertrouwd: H. v. d. Heiden, 46 j. te Oss en M. J. W. v. d. Berge, 32 j.; W. H. J. Vallen, 21 j. en P. J. Groenenberg, 21 j. te Koudekerke; J. M. Maas, 19 j. te Ridderkerk en C. P. Peters, 20 j. Gehuwd: J. J. Notebaart, 50 j. en M. L. Scheepers, 46 j.; G. Stam, 23 j. en W. Ja- cobse, 23 j.; J. Kloet, 24 j. en A. Bots, 22 j.; A. Francke, 27 j. en J. W. Goor, 26 j.; Zb. Winter, 37 j. en A. A. M. G. v.'Hir- sel 26 j.; A. P. Rouffaer, 59 j. en A. M. Bedet, 35 j.; A. A. Wijgman, 37 j. en J. M. Amadio, 28 j.; E. Joosse, 23 j. te Middel burg en A. Bosschaart 25 j.; W. A de Hondt, 24 j. en S. K. J. Crinse, 17 j. Overleden: H. H. Visser, 76 j. wed v. H. Beneker; J. de Bart, 47 j. e.v. J. de Nooijer. DRIEWEGEN Gehuwd: B. van de Ketterij, 30 j. en P. S. M. Otte, 28 j. RILLAND-B ATH Geboren: Carl A. H„ z.v. R. Hoekstra en D. M. Evertz; Adriaan J„ z.v. C. J, van den Durpel en C. W. van de Sande; Cornelia P., d.v. J. M. E. van den Aars- sen en L. M. van Sluijs. Ondertrouwd: G. Tissink, 24 j. te Axel en J. J. Lobbezoo, 24 j.; J. J. Lindhout, 23 j. en F. J. Kole, 16 j. Gehuwd: A. J. Tempelaars, 21 j. te Bergen op Zoom en C. J. Meesters, 20 j.; G. I. Traas, 26 j. en M. Lambregtse, 20 j.; M. L, van der Moer, 44 j. te Arnemuiden en P. M. Jobse, 26 j. Overleden: L. Engelaar, 85 j. ST. MAARTENSDIJK Geboren: Anne M„ d.v. G. T. Beuk- Geboren: Anne M., d.v. G. T. van Beuk. man en A. M. Daleboudt; Simon W„ z.v. J. Quist en W. M. Geluk; Tanna W„ d.v. A. J. Groe neweg en C. A. Blok; Trijntje J., d.v. D. Nienhuis en A. de Haan. Gehuwd: I. C. Lindhout en C. de Rijke; L. J. Anemaet en J. D. van der Rhee; F. J. Stols en J. P. op den Brouw. Overleden J. van den Hoek, 69 j. echt- gen. v. M. H. Bontenbal; W. Bazen, 77 j. echtgen. v. M. Knuist. RITTHEM Geboren: Pieter, z.v. L. Barentsen en J. Ovaa. Ondertrouwd: L. Verh.age, 25 j. en J. P. Goedhart, 23 j. Overleden te Vlissingen: M. D. Karre- man, 8 j. ^-GRAVENPOLDER t Geboren: Leendert C„ z.v. J. Hoekman en M. J. Feijtel. Gehuwd: M. Wisse en S. J. van der Hooft.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1958 | | pagina 4