Verhoogde veertarieven gaan morgen in #Minister in machtspositie Provincie in dwangpositie' l Niet invoeren van verhoogde tarieven is woordbreuk MOTIE OM VERHOGING ONGEDAAN TE MAKEN Motie van alle fracties provinciate Staten stemden noodgedwongen toe GEDEPUTEERDE M.VAN POELJE: ACTIE VRIJE VERCN..- Anderen beslissen Vaste verbindingen Geld op tafel leggen Bezinning wf| kmrmn Rechtsgrond Zal Tweede Kamer moties handhaven? Geen te groot risico nemen Wachten? THOLEN jjjonderd^ ZEEUWSCH DAGBLAD Pagina 1 DAT ER IN ZEELAND algemene onte vredenheid heerst over de verhoging van de tarieven voor de veren over de Wester- schelde is gisteren duidelijk gebleken tijdens de vergadering van Provinciale Staten. Deze ontevredenheid kon men beluisteren in de vrij uitvoerige beschouwingen, die door de woordvoerders van de fracties werden ge houden en werd tenslotte vastgelegd in een motie, die na de urenlange besprekingen met algemene stemmen werd aangenomen. In deze motie spreken Provinciale Staten uit, dat men noodgedwongen in de tariefsverhoging zal moeten berusten, omdat het innemen van een an der standpunt de provincie voor niet te overziene financiële consequenties zou stellen. Bovendien De beschouwingen over de veerta rieven werden geopend door de heer L. P. van Oorschot (P.v.d.A.). Hij be sprak in het kort de voorgeschiedenis en herinnerde o.a. aan het feit, dat in 1945 de toenmalige regering besloot, gelet op de bijzondere positie van Zeeuwsch-Vlaanderen, de veren over de Westerschelde vrij te doen zijn. Men hoefde hiervoor niet te betalen. Enkele jaren later bleken andere mi nisters reeds spijt te heben over door h n voorgangers genomen beslissing. De tekorten op de exploitatie van de veren waren groot en men zocht naar een mogelijkheid hiervoor compensa tie te vinden. De heer Van Oorschot herinerde er aan dat in Prov. Staten steeds verzet is gerezen tegen tariefs verhoging. Na enkele jaren werd be sloten voor de eerste klasse veergeld te heffen. De passagiers voor de twee de klasse konden gratis worden ver- aldus spr., naar L. P. VAN OORSCHOT „In feite beslist de minister" «en hok verwezen. De heer Van Oor schot merkte voorts op dat slechts een klein restant van de vrije veren was overgebleven. Met het ageren tegen ie tariefsverhoging is men, zei spr., eigenlijk zes jaar te laat. Men had dit in 1952 reeds moeten doen. De invloed van Prov. Staten is, merkte de heer van Oorschot op, in feite nihil als het op vaststelling van de tarieven voor de veerboten aankomt. In feite lag het beslissingsrecht bij de minister en bij de regering. Wij hebben nu weer te aanvaarden, wat ons wordt opgelegd. Niet wij, doch an dere organen beslissen. De socialistische woordvoerder merkte op dat de moties, die in de Tweede Kamer zijn aangenomen, pro testen zijn tegen het beleid van de re gering. Het negeren van de moties vond de heer Van Oorschot ondemo cratisch. Spr. wilde een duidelijk ant woord hebben van Ged. Staten op de vraag, welke de gevolgen zullen zijn van een besluit om de verhoging der tarieven niet in te voeren. Ged. Staten en Prov. Staten staan met de rug te gen de muur. Wij moeten slikken, wat van hogerhand is beslist. Hebben Ged. Staten nog vrijheid om zelf te heslissen? Doet Zeeland niet, wat men in Den Haag wil, dan trekt de regering de koorden van de beurs dicht. De heer Van Oorschot stelde voor, dat het nieuwe gesprek met de minis- te- van verkeer en waterstaat eerder zal r'aats vinden dan in het voorjaar van 1959. Voor de K.V.P. sprak in eerste in stantie de heer P. V. M. Vercauteren. Hij begon met op te merken, dat het be' ujn geweest de op de tarief- ve 'letrekking hebbende stuk ken rst in de afdelingen van de staten te behandelen, doch direct daaraan een openbare vergadering te wijden. Ook hij ging in het kort de geschie denis van de veren na en merkte op, dat G.S. in een dwangpositie zijn komen te verkeren. Zijn, aldus spr., de motieven, die in 1945 golden voor vrije veren namelijk dat er een economische, sociale en culturele bin ding diende te zijn tussen Zeeuwsch- Vlaanderen en overig Nederland niet meer van kracht? Verhoging der tarieven zal remmend werken op de ontwikkeling van Zeeuwsch-Vlaande ren. De heer Vercauteren zei voorts dat gestreefd moet worden naar een vaste verbinding. Terloops merkte hij op het optreden van de Kamers van Koop handel niet te kunnen b.-grijpen. Ook deze spreker besloot zijn beschouwing met Ged. Staten te verzoeken een dni- delijb antwoord op bestaande vragen te geven. De heer A. H. S. Stemerding (C.H.) vond het begrijpelijk dat er heftige reacties zijn gekomen, toen bekend werd dat de veertarieven zouden wor den verhoogd. Hij betreurde het ech ter dat de methode van reageren fout is geweest. Deze zaak was te ernstig voor een rel. Het verheugde hem van het actiecomité de verzekering te heb ben gekregen, dat men zal trachten in de toekomst de zaak in handen te hou den. De heer Stemerding citeerde een brief van de regering van 27 okt. 1945, waarin werd medegedeeld dat vrije veren voor Zeeuwsch-Vlaanderen niet slechts van belang zouden zijn, doch in betrekking tot dit gebied ook een landsbelang zijn. Niet de kosten waren toen norma tief voor het optreden, doch de plicht van de regering. Grote bruggen kosten miljoenen. Is het dan zo dwaas de veren vrij te doen zjjn? De leus: vrije veren heeft in houd, aldus spr. Dat ook Belgen goed koop worden overgezet is een Neder lands belang (toerisme). De motieven, die in 1945 pleitten voor vrije veren gelden thans nog, temeer daar de Bel gen de tunnel bij Antwerpen vrij van rechten heben gemaakt Het actieconr*moet voortgaan. Daarbij moet m 'ten op de actie, die uitemdelr -- -ollen ook heeft doen v««viwiu- A. H. S. Stemerding „Tweede Ka mer had voor geld dienen te zorgen." tarief voor auto's vond spreker niet onredelijk, omdat men enkele kilometers niet hoeft te rijden. De heer Stemerding merkte ook op, dat Ged. Staten in een moeilijk par ket waren geraakt. Zij hebben echter niet gecapituleerd. Meent men dat dit wel het geval is, dan hebben ook Prov. Staten dit gedaan. De minister verkeerde in een machtspositie en het provinciaal be stuur in een dwangpositie. Het geld was de stok achter de deur. Men moest kiezen: hogere tarieven of geen bete re outillage. Dhr. Stemerding merk te vervolgens op, dat men z.i. in de Tweede Kamer ook over de geldmid delen om de moties te realiseren, had moeten praten. Praat men niet tege lijk over geld, dan is een motie een slag in de lucht. De heer Stemerding zei vervolgens niet te begrijpen dat de heer Mes, lid van Ged. Staten, het college dat tot overeenstemming was gekomen met de minister, op een vergadering van de K.V.P. in Hulst achter een motie zich heeft gesteld, die veel verder ging Willen we de tarieven op 1 augustus niet laten ingaan, wat dan. Wie zal werd in de discussie opgemerkt, dat in feite de beslissing reeds is genomen en dat niet-invoering na het akkoord dat Ged. Staten met de minister van verkeer en waterstaat hebben bereikt, woord breuk zou betekenen. In de beschouwingen over de tarieven werd o.a. opgemerkt, dat weliswaar in de Tweede Kamer twee moties zijn aangenomen, die op verlaging van tarieven, c.q. niet verhoging aandrongen, doch dat de volksvertegenwoordiging geen wegen heeft aangewezen om de financiële gevolgen van het uitvoeren van deze moties op te vangen. Daarom is in de gisteren in Provinciale Staten van Zeeland aangenomen motie een verzoek aan de regering opgenomen, om zo spoedig mogelijk gelden be schikbaar te stellen, die nodig zijn om de verho ging van de tarieven weer ongedaan te maken. dan betalen? Met de regering valt niet te spotten. Alleen met hulp van de Tweede Kamer is uit de impasse te komen. Daarom is het gewenst met de kamerfracties te spreken, want er moet geld op tafel komen. De heer Stemerding betoogde voorts dat het niet juist is, Ged. Staten ver wijten te maken. Is er tekortgescho ten, dan zijn wij daaraan allemaal schuldig, aldus spr. Er is, betoogde de C.H.-spreker, een afspraak gemaakt met de minister. Deze afspraak moet nagekomen wor den. Het zou in strijd zijn met de goe de trouw dit niet te doen. Wij zullen de bittere pil moeten slikken. Er is niets aan te doen. Niet aanvaarden van de tarieven kan een financiële debacle voor de provincie betekenen. De heer Stemerding stelde voor in een motie de Tweede Kamer te ver zoeken geld beschikbaar te stellen voor de veren. De heer J. Hommes (A.R.) keurde, namens zijn fractie, de uitwassen van de in Zeeuwsch-Vlaanderen gevoerde actie sterk af. Hij hoopte dat voortaan J. HOMMES „Geen verwij ten aan het college van Ged. Staten.' in de geordende weg geprotesteerd zal worden. Vele verwijten zijn gericht aan Ged. Staten. Het college zou te vlug door De „vereutsgel" werd gisteren aange boden aan de Commissaris der Konin gin en aan dr. E. P. Verkerk, lid van de Tweede Kamer der Staten-Gene- raal. de knieën zijn gegaan en niet vol doende koopmanschap hebben ge toond. De heer Hommes releveerde de brief van de Kamer van Koophandel, waarin verbetering van outillage wordt gevraagd aan de regering, even tueel tegen betaling van hogere tarie ven. Ged. Staten hebben ook gekozen voor verbetering der outillage, omdat dit dringend noodzakelijk was. Het verantwoordelijkheidsbesef noopt tot ernstige bezinning en men zal rekening moeten houden met de realiteit. Hadden Ged. Staten in Den Haag met de vuist op tafel moeten slaan? Wij moeten nuchter zijn. Ged. Staten konden niat anders handelen, dan zij hebben gedaan. De heer Hommes stelde de vraag of het zin heeft moties in te dienen. Hij zei, dat zijn fractie dit niet zal doen, doch zal overwegen aan eventuele mo ties van andere fracties adhesie te be tuigen. De slotfase van het verendrama is nog niet aangebroken. In andere col leges zal het gesprek hierover worden voortgezet. De belangen van Zeeland en in het bijzonder van Zeeusch- Vlaanderen mogen niet uit het oog worden verloren. De heer D. Kodde (S.G.P.) gaf als zijn mening, dat het besluit tot vrij dom van veergelden, dat de regering in 1945 heeft genomen, niet welover wogen is geweest. De heer Kodde in formeerde naar de verantwoordelijk heid voor de beslissing. Is de beslissing van Ged. Staten wel een vrije beslis sing geweest? Zat men met de rug te gen de muur? De middelen om zelf standig de veren te exploideren ont breken de provincie. De heer Kodde betoogde dat de na de oorlog gevoer- Provinciale Staten van Zeeland heben gisteren de volgende motie, in gediend namens alle fracties, zonder hoofdelijke stemming aanvaard. De Provinciale Staten van Zeeland op 30 juli 1958 in vergadering bijeen, met grote teleurstelling kennisgenomen hebbende van het schrijven van de minister van Verkeer en Waterstaat dato 17 juli 1958, waarbij aan Ged. Staten wordt bericht, dat de uitspraak van de Tweede Kamer der Staten General in het standpunt der regering met betrekking tot de op 1 augustus in te voeren tarieven geen wijziging heeft gebracht, van oordeel zijnde dat noodgedwongen hierin zal moeten worden be rust, omdat de provinciale financiën niet toelaten een ander standpunt in te nemen, verzoeken de regering zo spoedig mogelijk gelden beschik bar te stellen, die nodig zijn om de per 1 augustus ingande verhoging der tarieven van de veren over de Westerschelde ongedaan te maken, verzoeken Ged. Staten deze motie ter kennis te brengen van de mi nister van Verkeer en Waterstaat, de regering en de Eerste en Tweede Kamer der Staten Generaal en met de minister van Verkeer en Water staat zo spoedig mogelijk in overleg te treden. Deze motie was ondertekend door de heren L. P. van Oorschot (P.v.d. A), P. V. M. Vercauteren (K.V.P.), J. Hommes (A.R), A. H. S. Ste merding (C.H.), J. F. G. Schlingemann (V.V.D.) en D. Kodde (S.G.P.) en werd met algemene stemmen aangenomen DE DISCUSSIE in Provinciale Staten heeft zich meer tegen het beleid van de minister van verkeer en waterstaat en van de regering gericht, dan tegen dat van Gedeputeerde Staten van Zeeland. Deze opmerking maakte de heer M. J. van Poelje, lid van Ged. Staten, gisteren bij de beantwoording van de diverse opmerkingen van de statenleden over de verenkwestie. De heer Van Poelje waarschuwde!'met klem tegen de gevolgen van het niet doen ingaan van de nieuwe tarieven op 1 augustus. Wie zou dan moeten be talen? Men kan wel zeggen, dat de Tweede Kamer wel zal zorgen, dat er geld op tafel komt, maar is men daar zo zeker van? De regering kan bij het behan delen van de nieuwe begroting van verkeer en waterstaat aas niet-aanvaarden van dit stak eventuele gevolgen verbinden en hoe zal de Kamer dan reageren? De heer Van Poelje vond het opvolgen van de suggesties om de tarieven niet in te voeren te riskant. Bovendien stelde de gedeputeerde, dat niet invoering ronduit woordbreuk zou zijn. Er is een afspraak gemaakt met minister Algera. De heer Van Poelje ging nog eens de motieven na, die hebben geleid tot contact met de minister, namelijk het tekort aan outillage. Het college heeft niets geheim willen houden. Feilloos is stellig niet gewerkt. Iedere volgende fase van de besprekingen met de mi nister zal ter kennis van Prov. Staten worden gebracht De heer Van Poelje bestreed de op merking van zjjn partijgenoot Van Oorschot, dat het ondemocratisch is van de regering moties naast zich neer te leggen. Dit behoort, aldus spr. juist tot het wezen van de democratie. Of wij dat in Zeeland onplezierig vinden, is een andere zaak. Spr. merkte op dat het beslissings recht van Ged. Staten niet bijster groot is. Hij citeerde de overeenkomst, welke dienaangaande met de minister bestaat, waaruit blijkt, dat in feite in Den Haag wordt beslist. Ged. Staten zijn echter niet bereid thans alle ver antwoordelijkheid op de minister af te schuiven. De staten hebben de motie over de vrije veren ingetrokken en daarna konden Ged. Staten met de mi nister gaan praten. De intrekking van die motie was een daad van beleid. Nemen Prov. Staten een motie aan, waarin wordt uitgesproken dat de nieuwe tarieven niet moeten worden ingevoerd, dan zullen Ged, Staten, kondigde de heer Van Poelje aan, de ze motie naast zich neer leggen. Hoewel de heer Van Poelje waarde ring had voor het optreden van de Ka mers, vond hij dit optreden toch wat slap. Men heeft bij de behandeling van de begroting geen geldmiddelen ver schaft. Men wist toch, dat het tekort groot zou zijn, groter dan het geraam de bedrag op de begroting van ver keer en waterstaat. De slotfase is nog niet bereikt. Ook de minister staat voor een moeilijke M. .T. van Poelje „Wii zijn ver plicht onze over eenkomst met de minister na te 'tornen. Ged. Sta ten willen geen woordbreuk ple gen." beslissing. Er kunnen zich voorts nog moeilijkheden voordoen bij de behan deling van de begroting. Ter beantwoording van de heer Kod de merkte spr. op dat de wegenbelas ting geen zuivere bestemmingsbelas ting meer is. Ged. Staten kunnen hier geen ver andering in brengen. Niet op zondag varen is uitgesloten, betoogde de heer Van Poelje voorts aan het adres van de S.G.P.-woordvoerder. KODDE „Welke rechtsgrond?" de politiek van de kabinetten de lage re publiekrechtelijke organen geheel afhankelijk van Den Haag hebben ge maakt. Sprekend over de mogelijkheid van rijksveren, zei spr. bevreesd te zijn voor centralisatie. Wij kunnen dan wel praten, maar helemaal niet beslis sen. De heer Kodde sprak vervolgens over het zoeken van een rechtsgrond voor veertarieven. Een der gronden is, aldus spr. de wegenbelasting. Dat is een bestemmingsbelasting. In die rich ting zal moeten worden gezocht. Nadat de heer Kodde de verplaatsingskosten nog in geding had gebracht vroeg hij Ged. Staten voor een nieuwe beslis sing wordt genomen, Prov. Staten te horen. Spr. zei geen behoefte te hebben aan een motie. Teneinde op de veer- kosten te besparen, wilde de heer Kodde de veren op zondag stilleggen. De V.V.D.-woordvoerder, de heer J. F. G. Schlingemann, vond dat de spre kers in eerste instantie zich op de vlakte hadden gehouden. De fractie van de V.V.D. heeft steeds op het standpunt gestaan, dat goede verbin dingen wenselijk en nodig zijn. Ged. Mr. J. F. G. SCHLINGEMANN „Kunnen wij ons standpunt nog herzien?" Staten en Prov. Staten hebben geko- zij voor betere verbindingen en hoge re tarieven. De V.V.D.-fractie staat achter de motie Verkerk, zoals deze in de Tweede Kamer is ingediend. Voorts stelde de heer Schlingemann voor dat de tarieven thans niet ver anderd zullen worden, maar dat zal worden gewacht op de behandeling van de nieuwe begroting van verkeer en waterstaat in de Tweede Kamer, indien de consequenties voor de pro vincie tenminste aanvaardbaar zijn. Als de enige consequentie is, dat de tweede boot dan niet mag worden be steld, dan is dat te aanvaarden voor een korte tijd. De heer Algera zal toch met een aanvullende begroting voor het tekort op de veerdiensten moeten komen in de kamer. (ZIE OOK PAGINA 7) De raad der gemeente Tholen komt maandagmiddag om 4 uur in open bare vergadering bijeen. Punten van behandeling zijn o.m.: geldlening, aankoop van grond, uitgifte van grond, onderzoek geloofsbrieven nieuw benoemde raadsleden. Geslaagd Voor het examen nijverheidsonderwijs 1958 (pedagogisch getuigschrift N.O.) zijn geslaagd de heren F. Priester te Kloetinge en N. Verhulst te Westkapelle. De heer Van Poelje heeft er voorts op gewezen, in antwoord op opmer kingen van de heer Stemerding, dat de heer Mes in Hulst als individueel lid van de K.V.P., doch in Middelburg als lid van G.S. heeft gehandeld. De heer Mes wilde persoonlijk verder gaan, dan hij in Ged. Staten zou kunnen ver wezenlijken. Overigens staat de heer Mes voiledig achter het standpunt, dat Ged. Staten hebben kenbaar gemaakt, aldus spr. De heer Mes beklemtoonde dit naderhand nog eens. In tweede instantie merkte de heer Van Poelje op, dat de volksvertegen woordiging Zeeland een heel eind tege moet is gekomen. De vraag is echter, tot welke prijs de Tweede Kamer de heide moties wil handhaven. Ged. Sta ten kunnen de outillage van de veren niet in de waagschaal stellen, want de mogelijkheid bestaat, dat de Kamer de moties zal intrekken, indien de rege ring daaraan vergaande consequenties zou willen vsrbinden. Het is van belang, betoogde de ge deputeerde, dat de provincie de veren beheert en exploiteert. Een suggestie van de heer Hommes, om de notulen van deze statenzitting ter kennis te brengen van de Kamerleden zeide de heer Van Poelje gaarne in Ged. Staten in overweging te willen geven. Op een opmerking van de heer Kodde ant woordde spr. dat het zoeken van een rechtsgrond niet gemakkelijk is.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1958 | | pagina 2