RUMOER IN HET NABIJE OOSTEN OLLE, WINNERSHAG Interview met Saeb Salam in hart opstandig het Eskimo jongetje Excellent ZANDZAKKEN, PISTOLEN, BARRICADEN EN EEN ZEEROVERSSFEER -- oCinh van i^r de nieuwe in handige de nieuwe Amerikaanse shag van Maandag 21 juli 1958 XBEUWSCH DAGBLAD PAGINA 3 BEIROET, juli „Ga nou eerst naar Hoessein Ueini", zei een rebel, die rustig op een strandstoel lag te zonnen, tegen me, toen ik de wens te kennen had gegeven, de opstandige, ex-premier Saeb Salam in zijn hoofdkwartier op te zoeken. „Zeg tegen hem, wat je precies wilt en hij zal je zeker verder helpen.. Nee, een adres heb je niet nodigElke taxi chauffeur in Beiroet weet waar Hoessein Ueini woont en brengt je, als je zijn naam noemt, onmiddellijk naar zijn villa Hoessein Ueini ik heb het in een vorig artikel al geschreven is, evenals Saeb Salam, een oud-premier. Hij beheert het politieke bureau der rebellen en coördineert hun activiteiten op het niet-miütaire vlak. Als het ooit tot onderhandelingen komt, is hij de man, die de opstan delingen vertegenwoordigen zal en de gezamenlijke gedragslijn zal uitstippelen. Chamoen, Linanons benarde presi dent, ziet in Hoessein Ueini zijn groot ste vijand. Hij heeft dan ook een ar restatiebevel tegen hem laten uitvaar digen. Maar er is geen gendarme in het land, die iets voor de uitvoering er van voelt. Het opsluiten van Ueini in een gevangenis zou niet nalaten, een storm van protesten te ontketenen en zeker tot bloedige botsingen leiden. Vandaar, dat de paleis-achtige wo ning van de rebel als grond geldt, waar iedereen veilig is. Vandaar ook, dat hij en zijn adjudanten zich vrij over straat kunnen bewegen en onder het oog van de regering tegen de regering kunnen samenspannen. Siësta Ik kwam bij de ommuurde villa van Ueini aan, na meer dan een half uur in een taxi te hebben gezeten. De ene burger, die bij het inrijhek stond en die, voor 't oog tenminste, ongewapend was, liet me bijna onmiddellijk door en pakte de telefoon, om m'n komst te melden. Toen ik voor de schaduwrijke galerij van het huis uitstapte, kwam er een betrekkelijk jonge man op me af, ter wijl twee donkere, luchtig geklede vrouwen met bossen bloedrode bloe men in de hand op het bordes stonden te keuvelen. „Mister Ueini?.aarzelde ik. „Nee," glimlachte de Libanees, „een van z'n secretarissen. De heer Ueini slaapt op het ogenblik en mijn vraag is dan ook, of u niet om een uur of zes terug kunt komen." Ik' dacht aan de wijzers van de klok, die op drie uur stonden en aan de taxi chauffeur, die gevarengeld had ge vraagd en drie, zo niet vierdubbel ta rief zou berekenen. „Als het nodig is, kom ik natuurlijk graag terug," zei ik, er nauwkeurig op lettend me in zo beleefd mogelijke ter men uit te drukken. „Meneer Ueini zal het echter wel druk hebben en zijn tijd zal kostbaar zijn. Misschien kunt u me helpen. Ik wil naar de heer Salam in de Basta van Beiroet voor een inter view. Maar ik moet een vrijgeleide hebben en men heeft mij verteld, dat ik die hier kan krijgen." De man wuifde met de hand, alsof hij dit soort verzoeken dagelijks te be handelen kreeg. „Maakt u zich geen zorgen" zei hij. „Ik zal wel even bellen. Gaat u er maar naar toe en als u bij de eerste barricade arriveert, weet de wacht er van" „Dat is alles, nietwaar?" vroeg ik en ik kon er niets aan doen, dat m'n stem overvloeide van sarcasme. „Inderdaad," glimlachte hij. „Het is allem--l vrij eenvoudig.." Fouillering De taxi-chauffeur reed me naar de Basta: de zwaar gebarricadeerde, in heemse wijk van Beiroet, waarin Saeb Salam zich met zijn mannen ver schanst heeft. Hoeveel opstandelingen er precies zitten, is niet bekend de regering spreekt van achthonderd; de rebellen van tweeduizend maar het Libanese leger heeft er in elk geval een stevig cordon van tanks en mi trailleurs om heen gelegd. Elke avond worden er schoten uitgewisseld en steeds doen zich in de buurt explosies voor. Het moet een koud kunstje voor het leger zijn, de opstandelingen in één nacht uit de Basta te vegen. Hun stel lingen en versterkingen zien er weinig solide uit en hun bewapening is verre van perfekt. De legerleiding doet het echter niet, omdat er dan honderden onschuldige slachtoffers zouden vallen en er gemakkelijk een godsdienstoor log uit zou kunnen voortvloeien. De Basta is namelijk een dicht bevolkte wijk, waarin voornamelijk mohamme danen wonen. "Vlak bij het rebellennest werd de taxi, waarin ik zat, door twee militai ren aangeroepen, die naast een met zandzakken versterkte mitrailleurstel ling stonden. Ik moest m'n papieren la ten zien en de reden opgeven, waarom ik de Basta in wilde gaan. Men ver bood me echter niets, maar drukte me wel op het hart, dat ik geheel op eigen risiko handelde. Het eerste, dat ik van de (strijden de) rebellen zag, waren drie, met tom- my-guns gewapende jongelieden, die voor een hoge straatbarricade van ste nen en aarde stonden. Ze waren ken nelijk van m'n komst op de hoogte het telefoontje uit Ueini's won ing was dus inderdaad doorgekomen want, nadat ik gefouilleerd was, werd ik door een poortje het op een zeeroversnest gelijkende fort binnengeleid, waar ze ker dertig „soldaten" achter een kop koffie op hun stoel hingen. Met „Hel io's", handdrukken en brede grijnzen werd ik begroet en twee van hen brachten me door een warnet van doorgraven en versterkte kronkel straatjes naar Salams woning. Het huis, ook bijna zo groot als een palels en eveneens gedeeltelijk ver scholen achter een hoge muur, zag er inderdaad als een militair hoofdkwar tier uit. In de turn wemelde het van mannen, die geweren, pistolen, sten- guns en bandelieren droegen en die er elke minuut van genoten. Sommigen hadden ook nog dolkmessen aan de gordel hangen, waarvan het duurste misschien vijf gulden kostte. Gevaar Ik weet niet, of Salam ook aan z'n siësta toe was, maar wat ik wel weet, is, dat een neef van hem mij verzocht, een uurtje in de vesting rond te gaan kijken. „Zijne Excellentie is bijzonder druk" verklaarde hij, „maar is bereid, u om vijf uur te ontvangen Ik ging de Basta in, begeleid door m'n escorte's, die me er onmiddellijk op attent maakten, dat ik niet mocht fotograferen. Het enige plaatje,.dat ik kon maken, was dat van het volkomen vernielde huis van de tegenwoordige premier, Sami Sohl, die volgens de re bellen met Chamoen samenheult. „Sami Sohl is hier in zeven weken niet geweest," zei een van m'n bege leiders, „en als hij 't zou wagen, de Basta in te komen, schiet ik hem ei genhandig neerWe hebben z'n huis spontaan opgeblazen, toen de wo ning van Salam door regeringstroepen onder vuur genomen werd en hij van boven naar beneden moest verhuizen". Dreigend voegde hij er nog aan toe: „Geloof 't of niet, maar als u eerst daags een enorm eknal hoort, ga dan eens naar het paleis van Chamoen kij ken Dat gaat er gegarandeerd aan en ik kan u de verzekering geven, dat er geen kat levend uitkomt. Terwijl ik net had afgeknipt, kwam er een reus van een rebel op me af, die met een diepe gloed van haat in de ogen zijn pistool op me richtte. „Jij! Amerikaan?" siste hij en ik hoorde klikkend een kogel in de ka mer glijden. „Nee," suste ik in het Frans, hem zo onverschillig mogelijk naderend. „Ik ben Hollander." „Ah.Hollandais De loop van het wapen zakte naar beneden en de booswicht begon opge lucht te lachen. „Holland goed, goed Sovjet Unie. Ik liet de fanaticus in de waan, dat Nederland tot het Itussische blok be hoorde en vroeg hem, waarom hij zo'n hekel aan Amerikanen had. „Amerika nen niet goed" herhaalde hij alleen een paar keer. „Iedere Amerikaan, die de Basta binnenkomt," besloot hij, niet zonde pathos, „zal het zonlicht niet meer zien „Officieren" De heldhaftige Arabier wandelde weer weg en stak zn' pistool losjes in het holster. Ik zag hem eerlijk gezegd, met vreugde verdwijnen, want plotse ling was ik me gaan realiseren, dat er meer van deze sujetten in het fort kon den rondlopen en dat de vrijgeleide, die ik gekregen had, geen enkele waarborg gaf. Een groepje van een man of tien kwam op me af: magere, in khaki ge stoken jongelieden, die allen dezelfde sten-gun over de schouder droegen. Ze spraken geen Engels of Frans, maar een van de rebellen, die me escorteer de, vertelde me, dat het gedroste leger officieren waren en dat ze geïnter viewd wensten te worden. Ik deed 't, zonder overigens de ge ringste zekerheid te hebben met „lui tenants van het Libanese leger" te spreken. De paar algemene kreten, welke ze opgetekend wilden hebben, kwamen hierop neer, dat ze voor een goede zaak vochten en dat de eind overwinning in het verschiet lag. Om vijf uur precies zat ik in de kel derverdieping van het huis van Salam, op een divan, die doorboog van ande re wachtenden. Het waren mezelf incluis kennelijk mensen van weinig belang, want de dikke, in dure zomer- costuums gestoken heren, die regelma tig binnenkwamen („Kamerleden," fluisterde een Libanees, die zeer onder de indruk was, me in 't oor), werden met veel égards naar de ex-premier geleid, terwijl mij voortdurend gezegd werd: „Het spijt me werkelijk, maar het duurt nu toch echt niet langer meer dan vijf minuten. Enfin: ik had wat gelegenheid, rond te kijken en ook dat is wel aardig om een indruk van een persoon te krijgen. Aan de muur hing een portret van de Maronietische patriarch, Paul Me- ouchi, met daaronder een kandelaar, waarin drie rode kaarsen waren ge stoken. De vensters, die ijzeren spijlen hadden, waren met zandzakken ver sterkt, terwijl bij de ingang twee le den van Salams lijfwacht stonden, die alle binnenkomenden ontwapenden en fouilleerden. 't Felste licht op de persoonlijkheid van de rebellenleider wierpen wel die ingelijste schietschijfjes, welke men in elke Europese schiettent kan vinden, Salam, ex-premier van Libanon, liet elke bezoeker, die dit wilde, zien, dat hij de roos goed kon raken Eindelijk was het mijn beurt en met duizend verontschuldigingen werd ik doorgelaten. En na eerst door een ruim 1 Van onze reiscotrespondent >rucj.cj.en Link van Bruggen in gesprek met ex-premier Saeb Salam (links), die de opstandelingen in de Basta van Beiroet leidt keldergewelf met op sofa's zittende mannen en vrouwen te zijn geleid, kwam ik in een vrij kleine kamer, waar een gezette, ruim vijftigjarige man een verhit telefoongesprek voer de. Een donkere bril schommelde gea giteerd tussen de weldoorvoede vingers LIBANON doet.... Wij hebben geen enkel ver trouwen meer in hem en zullen ge§n verkiezingen erkennen, die onder zyn leiding plaats vindenDe vorige ver kiezingen heeft hij ook vervalst...." Salam vond het „gezeur" over geor ganiseerde Syrische infiltratie meer dan belachelijk en de vermeende wa penleveranties van de Verenigde Ara bische Republiek aan de rebellen was volgens hem helemaal geen zaak om over te praten. „Wat voor wapens heeft u bij ons in de Basta gezien?" vroeg hij. „Tommy-guns, sten-guns, Lee En- fields, Hotchkisses, Brownings, Colts..." „Juist", onderbrak hij, „van alles door elkaar dus. En vergeet u vooral de vele jachtgeweren niet.... Denkt u niet, dat Egypte en Syrië ons heel wat betere wapens kunnen leveren?.... mag toch wel aannemen, dat we niet zo dom zijn, ze te verstoppen...." „Wat wilt u met Chamoen?" vroeg ik nog. „Chamoen moet eerst aftreden, an ders denken we er niet aan, de wapen® neer te leggen.... En hij moet niet den ken, dat hij er met een vakantie naaf Zwitserland afkomt, waar hij overi gens miljoenen op de bank heeft ge zet.... Hij moet voor een rechtbank verschijnen, om zich te verantwoorden voor zijn zelfzuchtige daden, welke hij in de functie van president van Liba non verricht heeft.... Kandidaten voor het presidentschap waren er genoeg, vertelde Saeb Salam Het huis van premier Sami Sohl in de Basta, dat, uit wraak voor de beschieting van Saeb Salams wonin0 werd opgeblazen. Zo zien de woonvertrekken van Salams huis er uit. Om dat regeringstroepen zijn wo ning voortdurend onder vuur nemen, is de rebellenleider naar de kelder verhuisd, waar hij thans een hoofdkwartier heeft ingericht. Aan de pink van de linkerhand hing een kettinkje van witte kralen, dat in het Nabije Oosten dient om de vingers wat rust te geven. Fluisterend werd ik op het bed van de rebellenleider neergeplant en de tijd, die ik ook hier weer moest wach ten, doodde ik opnieuw met de omge ving te bestuderen. Een blauwe ka merjas met witte stippen hing aan de deurknop van een grote spiegelkast. In een kamer er naast, waarvan de deur openstond, zag ik een rij, door elkaar gemikte schoenen staan. Een ventilator die voor een totaal met zandzakken gevuld venster stond, zorgde voor wat afkoeling. „Ze hebben me boven uit m'n woon vertrekken gebombardeerd" zei Saeb Salam, toen hij klaar was met telefo neren. „Een kopje koffie?" Hij knipte met de vingers naar zijn ge dienstigen, die hem, met een bijna aan doenlijke hondentrouw, omringden. Jachtgeweren „U wilt zeker een interview. Nou, dat kan, als u 't tenminste niet erg vindt zo nu en dan door de telefoon gestoord te worden. Het gaat over Chamoen, niet waar? Nou, die is cor rupter dan wie dan ook. Hij is ook een grote leugenaar, want alles wat hij van mij gezegd heeft is niet waar." „Chamoen heeft de traditionele neu traliteitspolitiek van Libanon verraden Wij waren al neutraal, voordat iemand ooit van Nasser had gehoord. Wij wil len niets van Egypte en Syrië hebben en zijn alleen in opstand gekomen, om dat de president het westen tracht te gebruiken, om zijn ambtstermijn te verlengen. Hij is een chanteur. Schrijf dat op! Hij chanteert het westen op gruwelijke wijze" „Maar president Chamoen heeft toch nooit zelf de uitspraak gedaan, dat hij er op uit was, herkozen te worden. Ex- cellntie?" wierp ik behoedzaam tegen, gen. „Of hij iets in deze richting heeft ge zegd, doet niets ter zake.. Waar het op aan komt, is, wat de man wil en nog, „bekwame, rechtschapen en poli tici", maar hij zei. Namen kon h ij wel iswaar niet noemen, doch ik kon ef van verzekerd zijn, dat een overwin ning van de rebellen geen plotseling; politieke draai naar het Oosten zou betekenen, omdat de Libanezen wi«- ten, waar hun belangen lagen. Ik nam afscheid van de fel pratend® Salam, die voortdurend door telefoon tjes en binnenstormende adjudanten gestoord werd en die overal tegelijk tijd voor wilde hebben. En toen ik uit de Basta werd geleid en mijn beide escortes me hartelijk dé hand drukten, moest ik steeds aan de beschuldigingen denken, welke Salaid aan het adres van Chamoen had ge richt. Chamoen zegt van Salam namelijk precies hetzelfde. 130. Ja, ook Oeral krijgt een beurt en hoewel hij het wel een beetje 'n „eng" gevoel vindt laat hij het rustig toe. Ge lukkig! De beer heeft dus tóch begrepen dat de twee vriendjes hem van die ake lige pijn hebben bevrijd, en daarvoor komt hij nu op zijn berenmanier be danken! „Hoera!" roepen de jongens. „Bobo, nu hoeven we niet meer bang te zijn; nu is de reuzenbeer ook onze vriend net als jij". En terwijl de beren een ge zellig berenpraatje houden zien de jon gens, hoe de berenjagers er in de verte met hun boot vandoor gaan. Daar be hoeven ze dus ook niet meer bang voor te zijn. Bobo, de reuzenbeer en de beid® jongens zijn veilig! Ingezonden mededeling (Adv.)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1958 | | pagina 3