In Spanje zijn heel propere
hotels te vinden
Bezoek aan een „droom winkeltje
K. sell. sell. o. C.B.B.B,
Voor Sadrach en zijn vriendjes
Maaike vond de vreemde figuur
op de dijk „een malle ome"
Voor mijn Henkie verliep maaltijd
met hindernissen
WEEKEND-MIJMERING
Japans protest tegen
Amerikaanse proeven
Denk toch aan
ons kroeskopje
Vervolg van
Jan en Jo
Zaterdag 5 juli 1958
ZBEUWSCH DAGBLAD
Pagina 10
Wij, Nederlandse vrouwen, lo-
Een wel een beetje met onze neus
de lucht, want wij zijn nu een
maal vermaard om, dat wij zulke
propere huisvrouwen zijn. En dan
is er bij sommigen, als men buiten
de grenzen stapt wel eens de angst
hoe zal het in de hotels staan met
de zindelijkheid. Ik heb in de loop
van de jaren die lichte angst wel
overwonnen. Het valt mee, ook
buiten de grenzen. Maar Spanje,
hoewel een stuk van ons eigen we
relddeel, leek ons toch wel wat
vervreemd van de rest en dus be
sloten we, wel goed uit te kijken.
Niets nodig, op verschillende
plaatsen in hotels, maar alles was
prima en niet zo duur!
In onze eerste aanlegplaats, Llansa,
troffen we het uitmuntend. Een nog
bijna nieuw hotel, met overal stromend
water. Wat wil men nog meer?
U vraagt hoe wel het klaarden met
ons Spaans. Wel, perfect. Wat denkt u,
dat ik voor niets geploeterd had. Ik
vroeg keurig om twee kamers, voor
zien van stromend water. Laat nu de
verantwoordelijke mijnheer me prompt
verstaan. Ik zelf daarover het meest
verbaasd. Heel zakelijk vroeg ik naar
de prijs enhield hem toen mijn
bloc-note en potlood voor, waarop hij
breed glimlachend de prijs schreef. Al
le misverstanden uitgesloten. (Ik was
er n.l. absoluut zeker van, dat ik géén
letter ervan zou verstaan, als hij be
dragen ging noemen).
Het was nog voor negen uur, toen
ons hart volkomen gerust was over ons
nachtlogies. Zouden we nietja, we
zouden wél een kleine wandeling ma
ken in de wonderzoele avondlucht.
Komen we daar al wandelend door
een smal straatje, wat we hier een
Steegje zouden noemen, maar wat in
Llansa dé dorpsstraat was, langs een
winkeltjeEen droom gewoon. Ge
lukkig, dat dit de vrouwenrubriek is,
waarin geen man een oog werpt, an
ders zou die onmiddellijk in zijn baard
grommen: „Daar gaan die vrouwen
nou voor naar het andere end van de
wereld om dadelijk te winkelen."
Laat ik er nou maar direct voor uit
komen, dat we het droomwinkeltje zijn
binnengegaan, hiertoe verlokt door...
de enige man van ons vierspan.
Eerst al het wondere, dat men des
avonds negen uur nog een winkel kan
binnen stappen om inkopen te doen.
VAN ALLES
Ja, wat denkt u, nu ik het woord:
„Droomwinkeltje" gebruikt hebt? Su
per-luxe? Radicaal mis. Wat zou ik
graag met u allen daar in Llansa in
dat winkeltje gestaan hebben. Het is
jammer genoeg niet mogelijk, en
al waren we daar met ons allen wel
present, dan ging het nog niet, want
de hele winkel was niet groter dan een
gewone huiskamer, maar het wonder
lijke was, dat men daarin van alles
kon vinden. De eerste vraag was naar
ansichtkaarten met de postzegels. Ver
schillende zegels, want op sommige
kaarten moest geschreven worden.
We leerden met een vaart alle vier
Spaans, dat het een lieve lust was en
we hebben eendrachtig met de Spaan
se winkelier en zijn vrouw gelachen,
tot de tranen ons over de wangen lie
pen. Maar kaarten zijn slechts een
klein onderdeel in de voorraad. Er
zijn natuurlijk souvenirs in rijke ver
scheidenheid enin matige prijzen.
Verder kun je voor linnengoed er ook
wel terecht en praktische strandhoe-
den kosten niet veel. Honger behoeft
men in Llansa niet te hebben, want er
zijn levensmiddelen genoeg in voor
raad in de zaak.
Elke keer opnieuw zijn we verbaasd
over wat we aantreffen. Ten slotte
moeten we gaan en we scheiden alsof
we jarenlang vrienden zijn. Echt hui
selijk. We zijn eenparig van oordeel,
dat Llansa een kostelijk plekje is,
maar tochde avonturiersgeest
heeft ons te pakken. We moeten toch
een eindje verder Spanje in, vinden
we de volgende morgen.
Daarom zijn we omstreeks negen uur
strandboulevards staan hotels aan-
eengereid, maar de visserij liet zich
toch nooit geheel verdringen en zo
troffen we een dorpje aan, waar hon
derden meters de bruine visnetten la
gen uitgespreid en daar waren vissers
druk in de weer om hun materiaal
weer zeewaardig te maken.
Doch achter de strandboulevard ziet
men meer het gewone dorpsleven. Dat
is aardig, om waar te nemen. Men
werkt er wel ter dege, doch het tempo
is anders dan het onze. Daaraan zal
het klimaat, dat in volzomertijd be
hoorlijk warm kan zijn, wel de oorzaak
zijn.
We kennen allemaal wel de Bra
bantse karren met die hoge wielen.
Het lijkt me onmogelijk daarmee vaart
weer kant en klaar voor onze verdere
ontdekkingstocht.
Het klinkt raadselachtig, maar het
is een zelfde tocht langs de zee als we
het vorige namiddag hebben gemaakt,
en toch was het steeds weer anders.
Telkens weer verrassende rotsfor
maties en steeds weer prachtige cac-
tusgroepen, die nu het zomerfestijn
vierden met grote bloemen in gloei
ende kleuren.
Het is in de natuur nooit eentonig.
Wij rijden met een heel kalm gan
getje als maar langs de zee, die met de
lucht wedijvert om ons het feestelijkst
blauw te laten zien. De weg is prima,
mits men geen haast heeft, want nog
steeds volgt de weg gedwee alle rim
pels in de rotswand. En als de rotsen
een liefelijk kleine baai hebben gear
rangeerd, waarin een dorp zo veilig
kan wegschuilen, dan maken we, zij 't
heel geleidelijk, ook een duik naar de
diepte, waardoor we meteen weer een
dorpje verkennen kunnen.
VISSERS
Het is direct te zien, dat toerisme de
toon gaat aangeven, want langs de
te zetten en zulke voertuigen ziet men
heel wat. En bovenop zit dan in alle
gemoedsrust de voerman. Ach waar
om zou je jezelf zo haasten? Ook mor
gen schijnt de zon. Brood en landwijn
zijn niet duur en wat wil men nog
meer? Als men er zo over denkt heeft
men ook tijd om de vreemdeling een
vriendelijke groet toe te roepen en
zo nodig hem te helpen weer op een
goede weg te komen en anders eens
raad te geven over hotels.
We hebben het zo best naar ons zin.
De natuur is prachtig, de zon schijnt
en de mensen zijn vriendelijk.
In de namiddag zijn we in Tossa
aangekomen en dan willen we geen
kilometer meer verder. Hier is zon,
zee en bos enweer een proper
hotel, waar we ineens als kind in huis
zijn, te meer.... omdat de man, die
de leiding heeft Engels spreekt als een
Engelsman. Dus neem ik vakantie. De
rest van ons viertal kan nu best zich
zelf helpen. Wel eens leuk om in je
vakantie een paar vrije dagen te krij
gen.
Als me ons in het hotel geïnstal-
Ingezonden mededeling (Adv.)
(Kale schuur schreeuwt,
om Ceta-Bever
Buitanbfjts)
Zijt ge nu met u allen zo bezorgd voor
mij geweest, dat ge even gewacht
hebt om wat voor onze Sadrach te
offeren? Ge dacht zeker, het valt
niet mee, direct na de vakantie weer
opeens dagwerk te hebben om de
duiten voor Sadrach te verantwoor
den. Echt aardig is dat en ik waar
deer het zo, doch nu ben ik weer
helemaal ingelopen en draaf keurig
in het gareel, dus kan ieder en elk
zijn duiten rechtstreeks, of per giro
op me los laten. Ik sta na de vakan
tie verkwikt en versterkt, nergens
voor, zelfs niet al stuurt een rijk
aard me honderd gulden! Stel je
eens voor! Dat werd een duizeling
wekkende luchtsprong, want o die
Sadrach, weggekropen achter zijn
klapperboompje, wat ligt hij me na
aan het hart!
Gelukkig zijn er toch nog van die men
sen geweest, heel gelukkig, die geen
consideratie voor mij hadden, maar
wel om ons kroeskopje dachten.
Daarom kan ik u nu vertellen, dat
we per giro kregen: f 10 van de fa
milie C. uit Colijnsplaat en f 2.50 van
de heer de R. uit Vlissingen.
VROLIJK MOMENT
Dan nog in contanten van mej. D. uit
Middelburg f 2,50 en ook nog f 2,50 in
contanten met een kostelijke brief
er bij. Wat heb ik daar een plezier
om gehad, al raakte de zaak een
collega journalist van ons blad.
De collega zorgde haastig dat de dui
ten in onze Sadrach-kas bij mij kwa
men en we zijn hem ook dankbaar,
dat we de brief er bij kregen, want
die zorgde voor een vrolijk ogenblik.
leerd hebben voor enkele dagen, gaan
we naar het strand, vinden daar een
kostelijk plekje en dan trek ik me
van heel de wereld niets meer aan,
want de zee is blauw en de zon blijft
maar schijnen. Ik wil lui zijn en met
dit ongunstige rapport over mezelf
stop ik voor vandaag.
Maja.
VANAF DE HOGE
dijk keek ik neer op de
bevallige huisjes, die le
ken te zijn geplakt tegen
het groen van het pol
derland. Koninklijke wo
ninkjes, zoals ze daar la
gen, welig begroeid met
klimop en rose roosjes.
Het «jas nog vrij vroeg
in de ochtend: er lag nog
een neveldamp laag over
het veld, zodat de con
touren van het bouw
land, dat zich in het rode
licht van de klimmende
zon baadde, enigszins
waren vervaagd. Maar
er kropen kleine figuur
tjes uit de lilliput-ge-
bouwtjes en ze haastten
zich met rare kris-kras
bewegingen naar de ein
der, die vanaf mijn hoge
plaats ontzettend ver
plaat:
leek.
Het waren maar een
paar huisjes, hoogstens
twintig en een klein to
rentje, dat eigenwijs zijn
spitse neus hemelwaarts
stak. Maar in het uitge
strekte boerenland, dat
er groen en golvend geel
uitzag, was het de enige
plaats, waar men iets
pan, wat men dan „cul
tuur" noemt, kon ont
dekken. Het was als een
oase in de woestijn van
boerenvlijt, die zich in
de wijde omtrek voor
mij uitstrekte.
Het hakkepuffend boot
je, dat mij over de brede
rivier had gebracht, ver
trok met een gierende
uithaal van de buiten
boordmotor. De schipper
tikte eenmaal aan zijn
pet, lichtelijk verwon
derd over het feit, dat
een vreemdeling dit oord
van zoete fluisterrust be
zocht.
De stilte dreef als een
heerlijk bedwelmend
parfum over de wijde
ruimte. In deze onbe
grensdheid was slechts
een figuur, een meisje.
Ze liep over het zand
paadje, dat onder langs
de dijk een witte streep
trok. Ze had goudblonde
lokken, die scherp afsta
ken tegen het hemels
blauw van haar trui. liet
witte rokje wapperde m
een warrelend windje. En
ze tuurde met haar gro
te kijkers naar de vreem
de figuur, die daar op de
dijkkruin fronsend voor
zich uit staarde.
„Hai, ome", lachte ze,
zodat grappige kuiltjes in
de blossende kaken kwa
men. Met haar rode
klompjes trok ze tegelijk
een vreemde kronkel in
het zand, want ze was
blijven staan. Haar blote
kuiten staken uit witte
sokjes.
„Dag.... Eva" ant
woordde ik na een lichte
aarzeling, maar ze was
tenslotte in deze onme
telijkheid een enig nietig
vrouwtje.
Het meiske keek mij
met enige schroom aan
en aarzelend weerlegde
ze:
„Ikke hiet gien Eva. 'k
Hiet Maaike!"
Ze sloeg de ogen neer
en plukte bedachtzaam
witte madeliefjes van de
dijkrand.
„Jie liekt op Eva",
meende ik, automatisch
dialect sprekend.
„Jie bin een malle,
ome!"
Ze giechelde stiekem
pjes.
Ach, wat weet dat kind
ook af van deze wereld.
Is een ieder op zijn tijd
niet eens een keer „een
malle ome"?
Goudsbloemen (Foto Turkenburg)
Eenjarige zomerbloemen worden in
vrijwel elke tuin van zaad opgekweekt:
het enige bezwaar dat men er soms tegen
heeft is dit: sommige soorten bloeien
eerst laat in de nazomer en zeker indien
ze in de volle grond van de tuin gezaaid
moeten worden. Er zijn echter mogelijk
heden om vroeger bloemen te hebben,
doch dan dient men tegen het eind van
deze maand te zaaien of anders in sep
tember. Niet alle soorten zijn voor dit
doel geschikt, doch de goudsbloemen
kan men er heel goed voor gebruiken.
Nu gezaaid zullen ze dan volgende voor
zomer al heel vroeg bloeien; de bloeitijd
kan men dan over de ganse zomer uit
smeren en vooral indien dan volgend
vooriaar ook nog eens gezaaid wordt.
Korenbloemen zijn bekende snijbloe
men; ze bloeien ook wat laat indien in
de volle grond gezaaid moet worden,
doch ook deze komen in aanmerking om
nu te zaaien. Het is wel nodig op een
beschut plekje te zaaien en als het wat
al te hard gaat vriezen kan men hen
's winters wel beschermen door er wat
rijshout of groene sparrentakken over
heen te leggen.
Ook klaprozen kan men op deze ma
nier kweken en vergeet dan niet ook
eens een proef te nemen met de Go-
detia's; mooie snijbloemen die dan veel
vroeger zullen bloeien.
De Japanse regering heeft woensdag
bij de Amerikaanse ambassade in To
kio geprotesteerd tegen de komende
Amerikaanse kernproeven bij Johnston
Island in de Stille Oceaan. Deze proe
ven zullen eind juli worden gehouden.
Japan behoudt zich het recht voor
schadevergoeding te vragen als het dat
nodig acht.
Deze laatste f 2.50 was van de heer
Van S. te Goes, die met de kinderen
zo blij is, dat hij nu ongestoord kan
slapen, dank zij de verhuizing van
een levenmakend bedrijf.
EEN GOEDE TIP
Ik geef dit even door, want misschien
is het een goede tip. Wie ergens blij
om is, zet de vreugde om in con
tanten of contantjes voor Sadrach.
Zelfs het kleinste „contantje" of gi
rootje is welkom, want naar 'n goed
oud-vaderlands spreekwoord, maken
„vele kleintjes nog immer een grote"
Dit keer is dit te zamen; f 17.50. Van
vorige malen hadden we reeds f6
en f30 en f25. Zodat nu totaal bij
een is gebracht f 78.50.
Natuurlijk ik het fijn, dat we dit heb
ben, maarzeg nu zelf, en reken
me na, wat is f78.50 voor driehon
derd kinderen? De vrachtkosten dan
niet meegerekend, want zolang we
niet meer hel ben, ben ik nog steeds
van zins daar een bank-overval voor
te plegen. Dit laatste onder ons ge
zegd engezwegen. Doch nu zit
er niets anders op voorlopig, dan dat
ik mijn vakantiepakje uittrek en het
bedelpak weer aan doe en ik ram
mel de bedelnap voor uw aller oren.
Het gaat om een paar honderd kin
deren, die niets hebben van al het
geen de onzen in zo rijke mate be
zitten. Laten wij dit samen weer
doen, om Christus wil.
Uw Maja.
„Dat het met moeder nu zo goed gaat,
is natuurlijk het allervoornaamste, maar
er zijn toch ook andere dingen, die zor
gen kunnen geven, al is dat niet, zoals
met moeder, dat het over leven en dood
gaat. Door moeders ziekte moest alles
anders gaan dan gewoonlijk en we heb
ben nu ook al maanden Lies, die ons is
komen helpen, waarmee we echt blij
waren, weten jullie nog wel, want an
ders had de boel lelijk in de war gelo
pen. Dat alles samen heeft veel geld ge
kost en wel zoveel, dat ik er niet aan
denken kan, om net als andere jaren,
dat aardige huisje bij het strand te huren
voor de vakantietijd. Want het is niet
alleen het huren van het huisje, maar
we moeten er heen en wel met een berg
bagage en dan moeten we ook weer te
rug. En vanzelf, rekenen de kleintjes er
op, dat er zo nu en dan eens een ijsje
komt en ja wat komt er nog meer bij?
Dat kan van dit jaar niet. Het spijt me
geducht, want ik had het jullie graag
genoeg gegund. Dat wordt dus thuisblij
ven een hele vakantie en daarvoor heb
ik jullie hulp nodig. Kijk eens jullie zijn
de oudsten en als jullie zou beginnen
met een beetje te mopperen, dan nemen
de anderen dat dadelijk over en wat zal
dan een vakantie voor ons worden. Nu
wilde ik vragen aan mijn twee oudsten,
kan ik op jullie medewerking rekenen?"
Vader kijkt Jan en Jo op zijn beurt
ernstig vragend aan.
Het heeft Jan vooral het eerste ogen
blik 'n raar gevoel gegeven, dit jaar niet
aan zee te zijn en daar met 'n reuze club
met elkaar stoeien en zwemmen hele
dagen lang. Het was net alsof er met
stoeien een van de grote knapen boven
op zijn borst kwam zitten om te laten
zien dat hij overwonnen. Maar onmiddel
lijk duwde hij dat akelige gevoel weg.
Moeder gaat immers weer beter worden
en dat is het voornaamste. Hij kijkt va
der zo vastberaden aan als een jongen
van vijftien jaar dat maar doen kan en
hij zegt: „U kunt op mij rekenen vader."
Jo knikt enkel maar. Ze is het helemaal
met Jan eens.
Vader kijkt nu opeens heel wat minder
bezorgd.
,Er zijn toch nog twee lichtpunten,
dat wil ik jullie nu vertellen gaan.
Moeder gaat, zodra de vakantie begint
naar oma, waar ze het heel rustig kan
hebben, want je begrijpt wel, dat het
niet altijd zo stilletjes zal gaan, als de
vier anderen, hele dagen rondom het
huis zullen zijn. O, nu zeg ik vier an
deren, maar dat zullen er maar drie zijn,
want ik heb het verzoek gekregen van
mijnheer en mevrouw Van den Brink of
ik onze Wim voor drie weken met hen
wil meegeven als zij met vakantie gaan.
Je weet hun Jaap, de vriend van onze
Wim, is alleen als jongen tussen vier
zussen en nu ze hun huis geruild hebben
voor de vakantie trekken zij naar een
stil dorp in Drente. Voor Jaap zal er
alleen niet veel te beleven vallen en
daarom vragen ze Wim mee. Ze worden
daar gebracht met de bestelauto van
mijnheers broer, zodat er zelfs geen reis
kosten aan verbonden zijn. Voor ons zal
dat een stuk schelen, want Wim zou het
wel het meest zijn tegengevallen."
„Jan grinnikt even en hij zegt, dat dit
alvast een pak van zijn hart is, want
Wim gaat zich verbeelden, dat hjj nu zo
zachtjes aan bij de groten gaat horen en
hij klemt zich steeds meer vast aan zijn
grote broer Jan..
Vader zegt in de schoolvakantie van
de jongeren ook vakantie te zullen ne
men, en dan zullen ze als het weer goed
is fietstochten ondernemen.
Jan en Jo vinden, dat de narigheden,
die ze vreesden, heel wat zijn meegeval
len het voornaamste is toch maar dat
moeder beter is en dat na de vakantie
alles misschien weer gewoon kan gaan.
Moeder zal dan een poosje kalmpjes aan
moeten doen, maar Lies blijft de hele
maand september nog bij hen. en dan
ben ik er ook nog, denkt Jo. Zij zal dan
eens alle vrije ogenblikjes besteden om
moeder werk uit de handen te nemen.
Vader vindt, dat nu de zaken bespo
ken zijn, ze weer eens naar de anderen
moeten gaan kijken. Hij heeft hen wel
voortdurend zoveel mogelijk in het oog
gehouden, want vlak bij water blijft toch
maar gevaarlijk. De vier jongeren heb
ben vader noch Jan-Jo gemist. Er valt
genoeg te kijken. Wim is er al lang ach
ter, dat het op zo'n schip toch maar een
kostelijk leventje is. Daar komt eenvou
dig geen school bij te pas.
Dat is éven een voordeeltje. Hij zegt
het onverbloemd tegen vader, die jam
mer voor Wim, gaat vertellen, dat kna-
schip blijven wonen, maar dat zij op een
pen van zijn leeftijd niet eens op het
bepaald soort school gaan en dat het
alleen in de vakantietijd is dat ze b(j
vader en moeder op het schip mogen
zijn en verder is het leren op school.
Dat neemt de aardigheid wel veel weg
voor Wim. Toch denkt hij er nu hard
over, om als hij groot is toch op een
schip te gaan. Elke dag op reis, het kan
niet mooier.
Ineke vindt het schip wel mooi zo van
af de wal gezien, maar Beppie is het
helemaal met Wim eens en ze maken
het plan later samen op een schip te
gaan en Beppie bedingt er meteen b(j
dat er dan ook zo'n aardig hondje bij
moet komen, wat Wim direct toestemt.
(Wordt vervolgd).
Maarschalk Tito heeft vrijdagoch
tend een parade afgenomen van de
circa 8000 nog in leven zijnde partisa-
nen, die vijftien jaar geleden op deze
plaats hebben deelgenomen aan een
grote slag tegen de Duitsers. De plech
tigheid werd o.a. bijgewoond door pre
sident Nasser van Egypte.
Het is sinds 1 april met de
„lichting 1958" nog niet een
keer voorgevallen. Mijn Hen
kie kijkt dus heel vreemd op
als ik hem volg naar de zesde
klas, waar steeds „geluncht"
wordt. Ach, u moest dat Hen
kie van ons kennen. Hij is
het waard. Schoon jong in
jaren, zit hij reeds vol zorgen.
Geloof me hij heeft al rim
pels in het hoge voorhoofdje.
Voor mij is hij vaak ook echt
bezorgd als er eens een keer
een van mijn kroost wat las
tig is. Ik zie hem in de toe
komst voorzitter van tal van
verenigingen, welker leden
eendrachtig hun krachten in
zetten ten bate vanDe
voorzitter zal een voortdu
rend voorbeeld en stimulans
zijn. Daarvan ben ik zo zeker.
Daar loop ik de tijd weer
vooruit.
IN ZES AANGELAND
Ik ben dus in zes aange
land met Henkie aan mijn
zijde. Hij kijkt me aan en
vraagt met klem: „Mot üwes
'ier komme? Ze praete alle-
mael."
„Nou jo, jullie vertellen me
onder schooltijd toch ook wel
eens wat," help ik hem her
inneren, wel wetend, dat dit
een afleidingsmanoeuvre is.
„Ja maer...." werpt hij
tegen, maar komt niet verder,
want de groteren, overstem
men de kleine man. Nu ik er
toch ben, hebben ze me wel
wat te vertellen.
Heel even laat ik ze gaan,
roep ze dan tot orde en doe
het gebed voor het eten. Na
tuurlijk heerst er gedurende
de maaltijd meer vrijheid dan
gewoon onder de lessen, maar
het loopt nooit veel vaart met
overtredingen, omdat ze na
het eten allemaal graag naar
het plein gaan om daar de be
nen weer eens lekker te
strekken. En als ze praten,
dat is gebod, moet het met
beperkt geluidsvolume zijn.
De collega's hebben hen best
geleerd, om juist af te stem
men. Kees uit zes is een be
kende praatvaar en vandaag
schijnt hij heel wat op zijn
hart te hebben, wat niet erg
is, maar zijn actieradius reikt
te ver, zodat het hinderlijk
wordt. Daarom geef ik hem
de goede raad fluks een fikse
hap te nemen, zodat zijn mond
een poosje gestopt is. Kees
lacht eens en ik doe hetzelf
de, want ik weet, dat het in
orde komt. Jaap uit zeven,
een leutige kerel, kijkt eens
hoofdschuddend naar Kees en
zegt dan tegen mij: .Juf
frouw, da's nou zo 'n verve
lend ventjie, altied zit 'm te
klessen en as wilUe klaer
binne, dan mot 'ie nog be
ginne. We zalle 'm eris een
lessie in gauw ete motte
geve."
Jaap kijkt weer eens grin
nikend achterom en Kees
weet het te presteren met een
volle mond hetzelfde te doen.
JAAP GEEFT LES
Beleefd vraag ik aan Jaap,
of ik er bij mag zyn als hij
les gaat geven. Ik moet zo
veel les geven en vind het
daarom aardig het eens door
een ander te zien doen.
De gevraagde toestemming
krijg ik grif van Jaap. Intus
sen is het me niet ontgaan,
dat ons eigen Henkie, die op
de voorste bank, dus vlak bij
mij zit, het niet naar zijn zin
heeft. Bezorgd en verwij
tend kijkt hij naar Kees en
dan, enkel maar bezorgd,
naar mij. Hetzelfde herhaalt
hij met Jaap.
Hier is nu zijn eigen juf
frouw en toch zijn er volgens
hem geen wet en geen regel.
Om hem gerust te stellen
knik ik hem monter toe,
trachtend zo uit te drukken,
dat het heus zo erg niet is als
hij denkt. Het werkt aver-
rechts, want het benepen
stemmetje en echte zorgrim-
pels in het voorhoofd vraagt
hij: „Juffrouw zal ik 't a
m'neer gaen zeggen, dat ze
zo praete?"
Ik schrik me naar, want
nou zal mijn Henkie de wind
van voren krijgen, als ik hem
niet verdedig.
NIET VLUG GENOEG
Helaas ik ben niet vlug ge
noeg, want onmiddellijk
klinkt Jaap's klare stem door
het lokaal: „Wel, 'ebbie ooit.,
da's alwéér een vervelend
ventjie. Die ouw ik met z'n
'oofd onder de kraen." En
dan weerspreekt Jaap's scha
terlach het vreselijk dreige
ment.
Toch is Henkie in zijn wiek
geschoten. Ijverig vertel ik,
dat die Jaap een grapjas is,
wat enige ontspanning in het
gerimpelde voorhoofd te weeg
brengt.
Kees heeft inmiddels zyn
tijd goed gebruikt. Zelfs hij
is klaar en kunnen we ein
digen.
Weer is ons Henkie aan
mijn zij, als ik wegga om ein
delijk ook mijn honger te
gaan stillen.
In de gang vraagt hij ti
mide: „Juffrouw mot uwes
nou morrege ook weer kom
me as we ete?"
Als ik hem zeg, dat ik dat
vast niet doe, is hij zichtbaar
opgelucht.
Klein zorgen manneke. Als
je zo doorgaat, zul je het niet
gemakkelyk hebben in het
leven. En wat kan lk er aan
doen?