In Spanje zijn heel propere hotels te vinden Bezoek aan een „droom winkeltje K. sell. sell. o. C.B.B.B, Voor Sadrach en zijn vriendjes Maaike vond de vreemde figuur op de dijk „een malle ome" Voor mijn Henkie verliep maaltijd met hindernissen WEEKEND-MIJMERING Japans protest tegen Amerikaanse proeven Denk toch aan ons kroeskopje Vervolg van Jan en Jo Zaterdag 5 juli 1958 ZBEUWSCH DAGBLAD Pagina 10 Wij, Nederlandse vrouwen, lo- Een wel een beetje met onze neus de lucht, want wij zijn nu een maal vermaard om, dat wij zulke propere huisvrouwen zijn. En dan is er bij sommigen, als men buiten de grenzen stapt wel eens de angst hoe zal het in de hotels staan met de zindelijkheid. Ik heb in de loop van de jaren die lichte angst wel overwonnen. Het valt mee, ook buiten de grenzen. Maar Spanje, hoewel een stuk van ons eigen we relddeel, leek ons toch wel wat vervreemd van de rest en dus be sloten we, wel goed uit te kijken. Niets nodig, op verschillende plaatsen in hotels, maar alles was prima en niet zo duur! In onze eerste aanlegplaats, Llansa, troffen we het uitmuntend. Een nog bijna nieuw hotel, met overal stromend water. Wat wil men nog meer? U vraagt hoe wel het klaarden met ons Spaans. Wel, perfect. Wat denkt u, dat ik voor niets geploeterd had. Ik vroeg keurig om twee kamers, voor zien van stromend water. Laat nu de verantwoordelijke mijnheer me prompt verstaan. Ik zelf daarover het meest verbaasd. Heel zakelijk vroeg ik naar de prijs enhield hem toen mijn bloc-note en potlood voor, waarop hij breed glimlachend de prijs schreef. Al le misverstanden uitgesloten. (Ik was er n.l. absoluut zeker van, dat ik géén letter ervan zou verstaan, als hij be dragen ging noemen). Het was nog voor negen uur, toen ons hart volkomen gerust was over ons nachtlogies. Zouden we nietja, we zouden wél een kleine wandeling ma ken in de wonderzoele avondlucht. Komen we daar al wandelend door een smal straatje, wat we hier een Steegje zouden noemen, maar wat in Llansa dé dorpsstraat was, langs een winkeltjeEen droom gewoon. Ge lukkig, dat dit de vrouwenrubriek is, waarin geen man een oog werpt, an ders zou die onmiddellijk in zijn baard grommen: „Daar gaan die vrouwen nou voor naar het andere end van de wereld om dadelijk te winkelen." Laat ik er nou maar direct voor uit komen, dat we het droomwinkeltje zijn binnengegaan, hiertoe verlokt door... de enige man van ons vierspan. Eerst al het wondere, dat men des avonds negen uur nog een winkel kan binnen stappen om inkopen te doen. VAN ALLES Ja, wat denkt u, nu ik het woord: „Droomwinkeltje" gebruikt hebt? Su per-luxe? Radicaal mis. Wat zou ik graag met u allen daar in Llansa in dat winkeltje gestaan hebben. Het is jammer genoeg niet mogelijk, en al waren we daar met ons allen wel present, dan ging het nog niet, want de hele winkel was niet groter dan een gewone huiskamer, maar het wonder lijke was, dat men daarin van alles kon vinden. De eerste vraag was naar ansichtkaarten met de postzegels. Ver schillende zegels, want op sommige kaarten moest geschreven worden. We leerden met een vaart alle vier Spaans, dat het een lieve lust was en we hebben eendrachtig met de Spaan se winkelier en zijn vrouw gelachen, tot de tranen ons over de wangen lie pen. Maar kaarten zijn slechts een klein onderdeel in de voorraad. Er zijn natuurlijk souvenirs in rijke ver scheidenheid enin matige prijzen. Verder kun je voor linnengoed er ook wel terecht en praktische strandhoe- den kosten niet veel. Honger behoeft men in Llansa niet te hebben, want er zijn levensmiddelen genoeg in voor raad in de zaak. Elke keer opnieuw zijn we verbaasd over wat we aantreffen. Ten slotte moeten we gaan en we scheiden alsof we jarenlang vrienden zijn. Echt hui selijk. We zijn eenparig van oordeel, dat Llansa een kostelijk plekje is, maar tochde avonturiersgeest heeft ons te pakken. We moeten toch een eindje verder Spanje in, vinden we de volgende morgen. Daarom zijn we omstreeks negen uur strandboulevards staan hotels aan- eengereid, maar de visserij liet zich toch nooit geheel verdringen en zo troffen we een dorpje aan, waar hon derden meters de bruine visnetten la gen uitgespreid en daar waren vissers druk in de weer om hun materiaal weer zeewaardig te maken. Doch achter de strandboulevard ziet men meer het gewone dorpsleven. Dat is aardig, om waar te nemen. Men werkt er wel ter dege, doch het tempo is anders dan het onze. Daaraan zal het klimaat, dat in volzomertijd be hoorlijk warm kan zijn, wel de oorzaak zijn. We kennen allemaal wel de Bra bantse karren met die hoge wielen. Het lijkt me onmogelijk daarmee vaart weer kant en klaar voor onze verdere ontdekkingstocht. Het klinkt raadselachtig, maar het is een zelfde tocht langs de zee als we het vorige namiddag hebben gemaakt, en toch was het steeds weer anders. Telkens weer verrassende rotsfor maties en steeds weer prachtige cac- tusgroepen, die nu het zomerfestijn vierden met grote bloemen in gloei ende kleuren. Het is in de natuur nooit eentonig. Wij rijden met een heel kalm gan getje als maar langs de zee, die met de lucht wedijvert om ons het feestelijkst blauw te laten zien. De weg is prima, mits men geen haast heeft, want nog steeds volgt de weg gedwee alle rim pels in de rotswand. En als de rotsen een liefelijk kleine baai hebben gear rangeerd, waarin een dorp zo veilig kan wegschuilen, dan maken we, zij 't heel geleidelijk, ook een duik naar de diepte, waardoor we meteen weer een dorpje verkennen kunnen. VISSERS Het is direct te zien, dat toerisme de toon gaat aangeven, want langs de te zetten en zulke voertuigen ziet men heel wat. En bovenop zit dan in alle gemoedsrust de voerman. Ach waar om zou je jezelf zo haasten? Ook mor gen schijnt de zon. Brood en landwijn zijn niet duur en wat wil men nog meer? Als men er zo over denkt heeft men ook tijd om de vreemdeling een vriendelijke groet toe te roepen en zo nodig hem te helpen weer op een goede weg te komen en anders eens raad te geven over hotels. We hebben het zo best naar ons zin. De natuur is prachtig, de zon schijnt en de mensen zijn vriendelijk. In de namiddag zijn we in Tossa aangekomen en dan willen we geen kilometer meer verder. Hier is zon, zee en bos enweer een proper hotel, waar we ineens als kind in huis zijn, te meer.... omdat de man, die de leiding heeft Engels spreekt als een Engelsman. Dus neem ik vakantie. De rest van ons viertal kan nu best zich zelf helpen. Wel eens leuk om in je vakantie een paar vrije dagen te krij gen. Als me ons in het hotel geïnstal- Ingezonden mededeling (Adv.) (Kale schuur schreeuwt, om Ceta-Bever Buitanbfjts) Zijt ge nu met u allen zo bezorgd voor mij geweest, dat ge even gewacht hebt om wat voor onze Sadrach te offeren? Ge dacht zeker, het valt niet mee, direct na de vakantie weer opeens dagwerk te hebben om de duiten voor Sadrach te verantwoor den. Echt aardig is dat en ik waar deer het zo, doch nu ben ik weer helemaal ingelopen en draaf keurig in het gareel, dus kan ieder en elk zijn duiten rechtstreeks, of per giro op me los laten. Ik sta na de vakan tie verkwikt en versterkt, nergens voor, zelfs niet al stuurt een rijk aard me honderd gulden! Stel je eens voor! Dat werd een duizeling wekkende luchtsprong, want o die Sadrach, weggekropen achter zijn klapperboompje, wat ligt hij me na aan het hart! Gelukkig zijn er toch nog van die men sen geweest, heel gelukkig, die geen consideratie voor mij hadden, maar wel om ons kroeskopje dachten. Daarom kan ik u nu vertellen, dat we per giro kregen: f 10 van de fa milie C. uit Colijnsplaat en f 2.50 van de heer de R. uit Vlissingen. VROLIJK MOMENT Dan nog in contanten van mej. D. uit Middelburg f 2,50 en ook nog f 2,50 in contanten met een kostelijke brief er bij. Wat heb ik daar een plezier om gehad, al raakte de zaak een collega journalist van ons blad. De collega zorgde haastig dat de dui ten in onze Sadrach-kas bij mij kwa men en we zijn hem ook dankbaar, dat we de brief er bij kregen, want die zorgde voor een vrolijk ogenblik. leerd hebben voor enkele dagen, gaan we naar het strand, vinden daar een kostelijk plekje en dan trek ik me van heel de wereld niets meer aan, want de zee is blauw en de zon blijft maar schijnen. Ik wil lui zijn en met dit ongunstige rapport over mezelf stop ik voor vandaag. Maja. VANAF DE HOGE dijk keek ik neer op de bevallige huisjes, die le ken te zijn geplakt tegen het groen van het pol derland. Koninklijke wo ninkjes, zoals ze daar la gen, welig begroeid met klimop en rose roosjes. Het «jas nog vrij vroeg in de ochtend: er lag nog een neveldamp laag over het veld, zodat de con touren van het bouw land, dat zich in het rode licht van de klimmende zon baadde, enigszins waren vervaagd. Maar er kropen kleine figuur tjes uit de lilliput-ge- bouwtjes en ze haastten zich met rare kris-kras bewegingen naar de ein der, die vanaf mijn hoge plaats ontzettend ver plaat: leek. Het waren maar een paar huisjes, hoogstens twintig en een klein to rentje, dat eigenwijs zijn spitse neus hemelwaarts stak. Maar in het uitge strekte boerenland, dat er groen en golvend geel uitzag, was het de enige plaats, waar men iets pan, wat men dan „cul tuur" noemt, kon ont dekken. Het was als een oase in de woestijn van boerenvlijt, die zich in de wijde omtrek voor mij uitstrekte. Het hakkepuffend boot je, dat mij over de brede rivier had gebracht, ver trok met een gierende uithaal van de buiten boordmotor. De schipper tikte eenmaal aan zijn pet, lichtelijk verwon derd over het feit, dat een vreemdeling dit oord van zoete fluisterrust be zocht. De stilte dreef als een heerlijk bedwelmend parfum over de wijde ruimte. In deze onbe grensdheid was slechts een figuur, een meisje. Ze liep over het zand paadje, dat onder langs de dijk een witte streep trok. Ze had goudblonde lokken, die scherp afsta ken tegen het hemels blauw van haar trui. liet witte rokje wapperde m een warrelend windje. En ze tuurde met haar gro te kijkers naar de vreem de figuur, die daar op de dijkkruin fronsend voor zich uit staarde. „Hai, ome", lachte ze, zodat grappige kuiltjes in de blossende kaken kwa men. Met haar rode klompjes trok ze tegelijk een vreemde kronkel in het zand, want ze was blijven staan. Haar blote kuiten staken uit witte sokjes. „Dag.... Eva" ant woordde ik na een lichte aarzeling, maar ze was tenslotte in deze onme telijkheid een enig nietig vrouwtje. Het meiske keek mij met enige schroom aan en aarzelend weerlegde ze: „Ikke hiet gien Eva. 'k Hiet Maaike!" Ze sloeg de ogen neer en plukte bedachtzaam witte madeliefjes van de dijkrand. „Jie liekt op Eva", meende ik, automatisch dialect sprekend. „Jie bin een malle, ome!" Ze giechelde stiekem pjes. Ach, wat weet dat kind ook af van deze wereld. Is een ieder op zijn tijd niet eens een keer „een malle ome"? Goudsbloemen (Foto Turkenburg) Eenjarige zomerbloemen worden in vrijwel elke tuin van zaad opgekweekt: het enige bezwaar dat men er soms tegen heeft is dit: sommige soorten bloeien eerst laat in de nazomer en zeker indien ze in de volle grond van de tuin gezaaid moeten worden. Er zijn echter mogelijk heden om vroeger bloemen te hebben, doch dan dient men tegen het eind van deze maand te zaaien of anders in sep tember. Niet alle soorten zijn voor dit doel geschikt, doch de goudsbloemen kan men er heel goed voor gebruiken. Nu gezaaid zullen ze dan volgende voor zomer al heel vroeg bloeien; de bloeitijd kan men dan over de ganse zomer uit smeren en vooral indien dan volgend vooriaar ook nog eens gezaaid wordt. Korenbloemen zijn bekende snijbloe men; ze bloeien ook wat laat indien in de volle grond gezaaid moet worden, doch ook deze komen in aanmerking om nu te zaaien. Het is wel nodig op een beschut plekje te zaaien en als het wat al te hard gaat vriezen kan men hen 's winters wel beschermen door er wat rijshout of groene sparrentakken over heen te leggen. Ook klaprozen kan men op deze ma nier kweken en vergeet dan niet ook eens een proef te nemen met de Go- detia's; mooie snijbloemen die dan veel vroeger zullen bloeien. De Japanse regering heeft woensdag bij de Amerikaanse ambassade in To kio geprotesteerd tegen de komende Amerikaanse kernproeven bij Johnston Island in de Stille Oceaan. Deze proe ven zullen eind juli worden gehouden. Japan behoudt zich het recht voor schadevergoeding te vragen als het dat nodig acht. Deze laatste f 2.50 was van de heer Van S. te Goes, die met de kinderen zo blij is, dat hij nu ongestoord kan slapen, dank zij de verhuizing van een levenmakend bedrijf. EEN GOEDE TIP Ik geef dit even door, want misschien is het een goede tip. Wie ergens blij om is, zet de vreugde om in con tanten of contantjes voor Sadrach. Zelfs het kleinste „contantje" of gi rootje is welkom, want naar 'n goed oud-vaderlands spreekwoord, maken „vele kleintjes nog immer een grote" Dit keer is dit te zamen; f 17.50. Van vorige malen hadden we reeds f6 en f30 en f25. Zodat nu totaal bij een is gebracht f 78.50. Natuurlijk ik het fijn, dat we dit heb ben, maarzeg nu zelf, en reken me na, wat is f78.50 voor driehon derd kinderen? De vrachtkosten dan niet meegerekend, want zolang we niet meer hel ben, ben ik nog steeds van zins daar een bank-overval voor te plegen. Dit laatste onder ons ge zegd engezwegen. Doch nu zit er niets anders op voorlopig, dan dat ik mijn vakantiepakje uittrek en het bedelpak weer aan doe en ik ram mel de bedelnap voor uw aller oren. Het gaat om een paar honderd kin deren, die niets hebben van al het geen de onzen in zo rijke mate be zitten. Laten wij dit samen weer doen, om Christus wil. Uw Maja. „Dat het met moeder nu zo goed gaat, is natuurlijk het allervoornaamste, maar er zijn toch ook andere dingen, die zor gen kunnen geven, al is dat niet, zoals met moeder, dat het over leven en dood gaat. Door moeders ziekte moest alles anders gaan dan gewoonlijk en we heb ben nu ook al maanden Lies, die ons is komen helpen, waarmee we echt blij waren, weten jullie nog wel, want an ders had de boel lelijk in de war gelo pen. Dat alles samen heeft veel geld ge kost en wel zoveel, dat ik er niet aan denken kan, om net als andere jaren, dat aardige huisje bij het strand te huren voor de vakantietijd. Want het is niet alleen het huren van het huisje, maar we moeten er heen en wel met een berg bagage en dan moeten we ook weer te rug. En vanzelf, rekenen de kleintjes er op, dat er zo nu en dan eens een ijsje komt en ja wat komt er nog meer bij? Dat kan van dit jaar niet. Het spijt me geducht, want ik had het jullie graag genoeg gegund. Dat wordt dus thuisblij ven een hele vakantie en daarvoor heb ik jullie hulp nodig. Kijk eens jullie zijn de oudsten en als jullie zou beginnen met een beetje te mopperen, dan nemen de anderen dat dadelijk over en wat zal dan een vakantie voor ons worden. Nu wilde ik vragen aan mijn twee oudsten, kan ik op jullie medewerking rekenen?" Vader kijkt Jan en Jo op zijn beurt ernstig vragend aan. Het heeft Jan vooral het eerste ogen blik 'n raar gevoel gegeven, dit jaar niet aan zee te zijn en daar met 'n reuze club met elkaar stoeien en zwemmen hele dagen lang. Het was net alsof er met stoeien een van de grote knapen boven op zijn borst kwam zitten om te laten zien dat hij overwonnen. Maar onmiddel lijk duwde hij dat akelige gevoel weg. Moeder gaat immers weer beter worden en dat is het voornaamste. Hij kijkt va der zo vastberaden aan als een jongen van vijftien jaar dat maar doen kan en hij zegt: „U kunt op mij rekenen vader." Jo knikt enkel maar. Ze is het helemaal met Jan eens. Vader kijkt nu opeens heel wat minder bezorgd. ,Er zijn toch nog twee lichtpunten, dat wil ik jullie nu vertellen gaan. Moeder gaat, zodra de vakantie begint naar oma, waar ze het heel rustig kan hebben, want je begrijpt wel, dat het niet altijd zo stilletjes zal gaan, als de vier anderen, hele dagen rondom het huis zullen zijn. O, nu zeg ik vier an deren, maar dat zullen er maar drie zijn, want ik heb het verzoek gekregen van mijnheer en mevrouw Van den Brink of ik onze Wim voor drie weken met hen wil meegeven als zij met vakantie gaan. Je weet hun Jaap, de vriend van onze Wim, is alleen als jongen tussen vier zussen en nu ze hun huis geruild hebben voor de vakantie trekken zij naar een stil dorp in Drente. Voor Jaap zal er alleen niet veel te beleven vallen en daarom vragen ze Wim mee. Ze worden daar gebracht met de bestelauto van mijnheers broer, zodat er zelfs geen reis kosten aan verbonden zijn. Voor ons zal dat een stuk schelen, want Wim zou het wel het meest zijn tegengevallen." „Jan grinnikt even en hij zegt, dat dit alvast een pak van zijn hart is, want Wim gaat zich verbeelden, dat hjj nu zo zachtjes aan bij de groten gaat horen en hij klemt zich steeds meer vast aan zijn grote broer Jan.. Vader zegt in de schoolvakantie van de jongeren ook vakantie te zullen ne men, en dan zullen ze als het weer goed is fietstochten ondernemen. Jan en Jo vinden, dat de narigheden, die ze vreesden, heel wat zijn meegeval len het voornaamste is toch maar dat moeder beter is en dat na de vakantie alles misschien weer gewoon kan gaan. Moeder zal dan een poosje kalmpjes aan moeten doen, maar Lies blijft de hele maand september nog bij hen. en dan ben ik er ook nog, denkt Jo. Zij zal dan eens alle vrije ogenblikjes besteden om moeder werk uit de handen te nemen. Vader vindt, dat nu de zaken bespo ken zijn, ze weer eens naar de anderen moeten gaan kijken. Hij heeft hen wel voortdurend zoveel mogelijk in het oog gehouden, want vlak bij water blijft toch maar gevaarlijk. De vier jongeren heb ben vader noch Jan-Jo gemist. Er valt genoeg te kijken. Wim is er al lang ach ter, dat het op zo'n schip toch maar een kostelijk leventje is. Daar komt eenvou dig geen school bij te pas. Dat is éven een voordeeltje. Hij zegt het onverbloemd tegen vader, die jam mer voor Wim, gaat vertellen, dat kna- schip blijven wonen, maar dat zij op een pen van zijn leeftijd niet eens op het bepaald soort school gaan en dat het alleen in de vakantietijd is dat ze b(j vader en moeder op het schip mogen zijn en verder is het leren op school. Dat neemt de aardigheid wel veel weg voor Wim. Toch denkt hij er nu hard over, om als hij groot is toch op een schip te gaan. Elke dag op reis, het kan niet mooier. Ineke vindt het schip wel mooi zo van af de wal gezien, maar Beppie is het helemaal met Wim eens en ze maken het plan later samen op een schip te gaan en Beppie bedingt er meteen b(j dat er dan ook zo'n aardig hondje bij moet komen, wat Wim direct toestemt. (Wordt vervolgd). Maarschalk Tito heeft vrijdagoch tend een parade afgenomen van de circa 8000 nog in leven zijnde partisa- nen, die vijftien jaar geleden op deze plaats hebben deelgenomen aan een grote slag tegen de Duitsers. De plech tigheid werd o.a. bijgewoond door pre sident Nasser van Egypte. Het is sinds 1 april met de „lichting 1958" nog niet een keer voorgevallen. Mijn Hen kie kijkt dus heel vreemd op als ik hem volg naar de zesde klas, waar steeds „geluncht" wordt. Ach, u moest dat Hen kie van ons kennen. Hij is het waard. Schoon jong in jaren, zit hij reeds vol zorgen. Geloof me hij heeft al rim pels in het hoge voorhoofdje. Voor mij is hij vaak ook echt bezorgd als er eens een keer een van mijn kroost wat las tig is. Ik zie hem in de toe komst voorzitter van tal van verenigingen, welker leden eendrachtig hun krachten in zetten ten bate vanDe voorzitter zal een voortdu rend voorbeeld en stimulans zijn. Daarvan ben ik zo zeker. Daar loop ik de tijd weer vooruit. IN ZES AANGELAND Ik ben dus in zes aange land met Henkie aan mijn zijde. Hij kijkt me aan en vraagt met klem: „Mot üwes 'ier komme? Ze praete alle- mael." „Nou jo, jullie vertellen me onder schooltijd toch ook wel eens wat," help ik hem her inneren, wel wetend, dat dit een afleidingsmanoeuvre is. „Ja maer...." werpt hij tegen, maar komt niet verder, want de groteren, overstem men de kleine man. Nu ik er toch ben, hebben ze me wel wat te vertellen. Heel even laat ik ze gaan, roep ze dan tot orde en doe het gebed voor het eten. Na tuurlijk heerst er gedurende de maaltijd meer vrijheid dan gewoon onder de lessen, maar het loopt nooit veel vaart met overtredingen, omdat ze na het eten allemaal graag naar het plein gaan om daar de be nen weer eens lekker te strekken. En als ze praten, dat is gebod, moet het met beperkt geluidsvolume zijn. De collega's hebben hen best geleerd, om juist af te stem men. Kees uit zes is een be kende praatvaar en vandaag schijnt hij heel wat op zijn hart te hebben, wat niet erg is, maar zijn actieradius reikt te ver, zodat het hinderlijk wordt. Daarom geef ik hem de goede raad fluks een fikse hap te nemen, zodat zijn mond een poosje gestopt is. Kees lacht eens en ik doe hetzelf de, want ik weet, dat het in orde komt. Jaap uit zeven, een leutige kerel, kijkt eens hoofdschuddend naar Kees en zegt dan tegen mij: .Juf frouw, da's nou zo 'n verve lend ventjie, altied zit 'm te klessen en as wilUe klaer binne, dan mot 'ie nog be ginne. We zalle 'm eris een lessie in gauw ete motte geve." Jaap kijkt weer eens grin nikend achterom en Kees weet het te presteren met een volle mond hetzelfde te doen. JAAP GEEFT LES Beleefd vraag ik aan Jaap, of ik er bij mag zyn als hij les gaat geven. Ik moet zo veel les geven en vind het daarom aardig het eens door een ander te zien doen. De gevraagde toestemming krijg ik grif van Jaap. Intus sen is het me niet ontgaan, dat ons eigen Henkie, die op de voorste bank, dus vlak bij mij zit, het niet naar zijn zin heeft. Bezorgd en verwij tend kijkt hij naar Kees en dan, enkel maar bezorgd, naar mij. Hetzelfde herhaalt hij met Jaap. Hier is nu zijn eigen juf frouw en toch zijn er volgens hem geen wet en geen regel. Om hem gerust te stellen knik ik hem monter toe, trachtend zo uit te drukken, dat het heus zo erg niet is als hij denkt. Het werkt aver- rechts, want het benepen stemmetje en echte zorgrim- pels in het voorhoofd vraagt hij: „Juffrouw zal ik 't a m'neer gaen zeggen, dat ze zo praete?" Ik schrik me naar, want nou zal mijn Henkie de wind van voren krijgen, als ik hem niet verdedig. NIET VLUG GENOEG Helaas ik ben niet vlug ge noeg, want onmiddellijk klinkt Jaap's klare stem door het lokaal: „Wel, 'ebbie ooit., da's alwéér een vervelend ventjie. Die ouw ik met z'n 'oofd onder de kraen." En dan weerspreekt Jaap's scha terlach het vreselijk dreige ment. Toch is Henkie in zijn wiek geschoten. Ijverig vertel ik, dat die Jaap een grapjas is, wat enige ontspanning in het gerimpelde voorhoofd te weeg brengt. Kees heeft inmiddels zyn tijd goed gebruikt. Zelfs hij is klaar en kunnen we ein digen. Weer is ons Henkie aan mijn zij, als ik wegga om ein delijk ook mijn honger te gaan stillen. In de gang vraagt hij ti mide: „Juffrouw mot uwes nou morrege ook weer kom me as we ete?" Als ik hem zeg, dat ik dat vast niet doe, is hij zichtbaar opgelucht. Klein zorgen manneke. Als je zo doorgaat, zul je het niet gemakkelyk hebben in het leven. En wat kan lk er aan doen?

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1958 | | pagina 10