Er staat veel op het spel REGERINGSBELEID VOOR PERIODE 1957 TOT 1962 Voor 140.000 werknemers meer moet werkgelegenheid worden gevonden Export moet jaarlijks stijgen met zes procent NIEUW REGIONAAL BELEID Overheid zal streven naar spreiding van industrie Tegen structurele werkloosheid- en eenzijdig gerichte migratie Investering van tenminste elf miljard gulden zenuwpijn ZEEUWSCH DAGBLAD AKKERTJES Aanpassen aan eisen van het buitenland Kosten: 30 miljoen in vijf jaar Bijzondere voorzieningen Vrijheid Beroepsbevolking zal in vijf jaar met 300*000 personen toenemen Woensdag 21 mei 1958 ZESDE INDUSTRIALISATIENOTA ■'pti mededeling (Adv.) spit of spierpijn helpen direct OPNIEUW worden straks de kiezers naar de stembus geroepen. Op Woensdag 28 mei, vandaag over een week dus, zullen door het gehele land de verkiezingen voor de gemeen teraden worden gehouden. Deze verkiezingen dragen even als die voor de provinciale staten een ander karakter dan de kamerver kiezingen. Het gaat nu niet om de aan wijzing van volksvertegenwoordigers, maar om de verkiezing van de plaatse lijke overheid. Dat hier door de onderdanen de plaatselijke overheid wordt aangewe zen, verandert niets aan haar karakter. Ook van deze, door het volk gekozen regeerders geldt, dat zij regeren bij de gratie Gods en dat zij zijn geroepen tot gehoorzaamheid aan het Woord des Heren. HIERUIT VOLGT al dadelijk, dat wij moeten trachten, raadsleden te kiezen, die zich ook in de politiek ge bonden weten aan de Bijbel, als het geopenbaarde Woord van God en be geren, de belangen van de gehele be volking te dienen in onderworpenheid aan dat Woord. Dit betekent niet, dat een raadslid volstaan kan met te getuigen. Terecht is de opmerking gemaakt, dat Christe lijke politiek is voor deze wereld en dat zij de oplossing vraagt van han gende politieke vraagstukken in deze tijd. Daarom is het nodig, dat zij, die als leden van de plaatselijke overheid worden aangewezen, principieel ge schoold zijn; dat zij kennis hebben van de beginselen, die op dit gebied leiding hebben te geven en dat er bij hen ge vonden wordt een sterk besef van de roeping van de Christen in de samen leving. Maar daarnaast fs het ook en niet minder noodzakelijk, dat de te kiezen raadsleden op de hoogte zijn, of zich met ernst op de hoogte stellen van de vraagstukken, die in de gemeentepoli tiek aan de orde komen. Dat is niet altijd gemakkelijk. Ook op dit gebied is er veel veranderd de laatste jaren. Alles is veel meer inge wikkeld geworden. Er komen nu, tel kens weer, vraagstukken aan de orde, waaraan vroeger weinig of geen aan dacht werd geschonken. HET MERKWAARDIGE verschijn sel doet zich voor, dat er voor de raadsverkiezingen als regel veel min der belangstelling bestaat, dan voor van de Tweede Kamer. Men zou eerder het omgekeerde ver wachten. Immers, bij de verkiezingen voor de gemeenteraden gaat het in de eerste plaats om plaatselijke belangen, om vraagstukken, waarbij de gemeente- naren ten nauwste betrokken zijn en om personen, kandidaten, die bij de kiezers veel meer bekend zijn. De onderwerpen, die in de gemeen teraden de aandacht vragen, zijn vaak van niet geringe betekenis. Het gaat om de behartiging van het onderwijs, om vragen, die betrekking hebben op de volksgezondheid, de volkshuisves ting, de openbare zedelijkheid. Het gaat om vragen van sociale en culturele aard, om de belangen van het bedrijfs leven, enz. Het gaat ook hier om de handhaving van de grootste volksgoe deren, om vrijheid en recht. TROUWENS, ook voor de algemene politiek zijn de raadsverkiezingen niet zonder belang. Dit blijkt wel zeer .duidelijk uit een strooibiljet, door het bestuur van de P.v.d.A. door het gehele land ver spreid. In dat biljee, geschreven onder de'vooral voor de P.v.d.A. teleurstel lende uitslag van de statenverkiezin gen, staan verscheidene dwaze dingen. Alles wat er aan goeds gebeurde de laatste jaren, wordt in hoofdzaak ge schreven op rekening van de P.v.d.A., die steeds de stuwende kracht was. En daartegenover worden dan gesteld de confessionele partijen, „van wie het dan heet, dat zij een conservatieve koers" varen. Dit zijn dwaasheden, die geen tegen spraak behoeven. Maar wel juist is, als gezegd wordt, dat er bij de verkiezingen op 28 mei veel op het spel staat. Zó is het. Er staat veel op het spel. Niet alleen plaatselijk, maar ook landelijk. DAAROM is een krachtig beroep op de kiezers, om de Protestants-Christe lijke partijen, die in onderscheidene plaatsen eendrachtig samenwerken, krachtig te steunen, hier op zijn plaats. Wij mogen het zien als een groot voorrecht, als een geschenk van God, dat wij in ons land, vrij en onbelem merd, onze plaatselijke overheden mo gen kiezen. Maar het is een voorrecht, dat ook grote verplichtingen met zich brengt, Laten straks de kiezers van Christe- lijken huize bij het uitbrengen van hun stem tonen, dat zij zich hun ver antwoordelijkheid tegenover God en tegenover ons volk tenvolle bewust zijn. Er staat laat het ons gezegd zijn bij de stemming op 28 mei veel op het spel! G. Z. (Van onze parlementsredactie) De minister van economische zaken, prof. dr. J. Zijlstra, heeft bij de Tweede Kamer de zesde Indu strialisatienota ingediend. Daarin wordt een over zicht gegeven van de resultaten van de industriële ontwikkeling van ons land in de periode 1952 1957 en van het beleid, dat de regering in de pe riode 19571962 met betrekking tot de industri alisatie denkt te voeren. Enkele van de belang rijkste mededelingen in de nota zijn; 1. In de komende vijf jaar zal in de industrie voor een totaalbedrag van rond (minimaal) 11 mil jard gulden (in prijzen van 1957) moeten worden geïnvesteerd. 2. Boven het thans werkzame aantal zal in de komende periode nog voor 140.000 werknemers méér werkgelegenheid moeten worden gevonden in de industrie. De totale werkgelegenheid in de industriële sector stijgt daardoor met 8 procent. 3. Om deze toeneming van de werkgelegenheid te bereiken zal, rekening houdend met een stijging van de arbeidsproduktiviteit met 12 procent ruim 2 procent per -jaar de industriële pro- duktie dienen toe te nemen met 21 procent. De minister wijst erop, dat zijn nota geen „vijf-jaren-plan" bevat, maar slechts een aanwijzing wil geven omtrent de richting, waarin onze industriële ontwik keling zal moeten gaan. Aan de cijfers en berekeningen, die aan de taakstelling ten grondslag liggen (in de komende vijf jaar 140.000 nieuwe arbeidsplaatsen en een investeringsbedrag van f 11 miljard), moet men dan ook niet een te exacte en te absolute waarde toekennen, zo waarschuwt de bewindsman. Hij beziet in zijn nota het te voeren industrialisatie beleid tegen de achtergrond van: de tech nische ontwikkeling, de Euromarkt, de ruimtelijke ordening en de huidige con junctuurfase. Over de benodigde investeringen schrijft de minister, dat de uitbreidings investeringen, die een stijging van de bruto-industriële produktie tot ca f49,5 miljard in 1962 mogelijk moeten maken, geraamd worden op ca. f7 miljard. Te zamen met de vervangingsinvesteringen, die geschat worden op f3,8 miljard, zul len de totale investeringen in de komende 5 jaar dus f 11 miljard in prijzen van '57 bedragen. De financiering van deze industriële investeringen vergt jaarlijkse besparingen ter grootte van ca. 4 pet. van het nationale inkomen. De minister acht dit geen bijzonder groot probleem, gezien de totale jaarlijkse besparingen in de pe riode '52'57. De in die periode opgedane ervaring heeft geleerd, dat het bedrijfs leven in zeer belangrijke mate erin ge slaagd, is uit eigen middelen te financie ren, nl. voor ongeveer 80 pet, zodat slechts 20 pet uit nieuw aangetrokken gelden moest worden gefinancierd. Op merkelijk is, dat de jaren 1954 en 1955 gemiddeld een besparingspercentage te zien gaven van toch niet minder dan 20 pet. Naast de intensivering van de spaar- activiteit acht de minister ook het bewa ken van ons kosten- en preispeii (zodat onze concurrentiepositie op de buiten landse markten ook op langere duur ge waarborgd blijft) van groot belang voor het slagen van het te voeren industriali satiebeleid. De regering heeft besloten de investe ringsaftrek, voorzover deze thans nog is opgeschort, weer voor het overgrote deel in werking te stellen voor investeringen, die tot stand komen na de dag van publi catie van de desbetreffende beschikking van de minister van financiën. (Zie elders in ons blad)De regering heeft tot herstel van de investeringsaftrek besloten om te voorkomen, dat de teruggang der investe ringen, die zich thans voordoet de mi nister spreekt zelfs van een teruggang van 10 15 pet in '57'58 zich tot in 1960 en misschien nog verder zou voort zetten. Herstel van de investeringsactivi teit is namelijk van belang voor de struc turele werkgelegenheidsproblemen, dus 4. Daar de waarde van de bruto-industriële pro duktie in 1957 naar voorlopige schatting ca 41 mil jard gulden heeft bedragen, zal deze in 1962 moe ten zijn gestegen tot ca 49,5 miljard gulden (uit gedrukt in prijzen van 1957). 5. In de komende periode zal in het bijzonder grote aandacht dienen te worden besteed aan de opvoering van de export. Een jaarlijkse toeneming van het uitvoervolume van 5 a 6 pet. is noodza kelijk. 6. De in het kader van de bestedingsbeperking geschorste investeringsaftrek zal, voorzover thans nog opgeschort, voor het overgrote deel weer wor den ingevoerd. 7. Er zal in de periode '57'62 een nieuw regio naal industrialisatiebeleid Worden gevoerd, dat zich meer in het algemeen zal gaan richten op die streken, waar zich een ernstige acute structurele werkloosheid en (of) een omvangrijke, eenzijdig gerichte migratie voordoet of in de naaste toe komst dreigt voor te doen. Spreiding van de indu striële werkgelegenheid over gehéél ons land is de doelstelling van dit beleid, dat in de eerstkomende vijf jaar 30 miljoen zal vergen. voor de geleidelijke groei van de in dustriële werkgelegenheid. Daarnaast is het in de huidige situatie van grote bete kenis, dat een toeneming van opdrachten voor vernieuwing en uitbreiding der in dustriële apparatuur reeds op korte ter mijn tot een zekere vergroting van de activiteit en de werkgelegenheid in de Nederlandse industrie van investerings goederen en hun toeleveringsbedrijven zal leiden. Overigens wil de minister er wel op wijzen, dat maatregelen, die tot een ver groting van de bestedingen leiden, in de huidige omstandigheden alleen verant woord zijn, indien zij belangen van zeer dringende aard dienen. In dit licht wer den onlangs enige maatregelen genomen ter verbetering van de werkgelegenheids situatie op korte termijn. Grote waak zaamheid blijft echter geboden om te voorkomen, dat het zojuist weer eniger mate herstelde evenwicht tussen nationale middelen en bestedingen opnieuw wordt verstoord. De gevaren voor de Nederland se economie, die tot de beperkende maat regelen hebben geleid, zijn nog niet ge heel geweken, zo waarschuwt prof. Zijl stra. In zijn nota somt minister Zijlstra en kele factoren op, die een belangrijke in vloed zullen hebben op de industriële structuur van Nederland. De bewindsman noemt met name: de Euromarkt, de tech nische ontwikkeling, waaronder tevens is begrepen de ontwikkeling van de kern energie, en tenslotte de mechanisering en de automatisering, als een bijzonder be langwekkend aspect van deze technische ontwikkeling. Met betrekking tot het eerste punt, de Euromarkt, spreekt prof. Zijlstra er zijn grote voldoening over uit, dat het inzicht dat Nederland de Euro poort bij uitstek is, „zo spoedig en zo con creet wortel heeft geschoten". Toch rijzen er met de Euromarkt ook nieuwe problemen op het gebied van de industrialisatie. De Nederlandse industrie ziet zich genoodzaakt zich op velerlei ge bied te heroriënteren. Tot welke conse quenties dit zal leiden is op het ogenblik nog niet geheel te overzien. Wel mag worden aangenomen, aldus minister Zijl stra, dat het verkrijgen van een sterkere concentratie van bedrijven, o.a. door fu sie, zal kunnen worden verkregen. Mocht blijken, dat er met name op fiscaal ge bied zekere belemmeringen zouden zijn die die samenwerking van bedrijven ern stig zouden tegengaan, dan zal de minister overleg plegen met zijn ambtgenoot van financiën om na te gaan in hoeverre mo gelijkheden aanwezig zijn om daauaan tegemoet te komen. Prof. Zijlstra zegt er van overtuigd te zijn, dat het Nederlandse bedrijfsleven over voldoende veerkracht beschikt om in de overgangsperiode van 12 tot 15 jaar de aanpassingen, die de In de zesde industrilaisatienota deelt minister Zijlstra mede dat het beleid van de overheid gericht zal zijn op spreding van de industrie. Zullen er nu ook voor Zeeland grotere kansen komen? Hierboven een foto van de minister met op de achtergrond het wapen van onze provincie. Euromarkt vergt, tot stand te brengen. De minister meent, dat het beleid, dat in het verleden is gevoerd ten opzichte van het aantrekken en de Vestiging van buitenlandse ondernemingen in Neder land, in de naaste toekomst ongewijzigd dient te worden voortgezet. De totstand koming van een vrijhandelszone acht h(J voor de gehele Nederlandse economische ontwikkeling van bijzondere betekenis, al dient ertegen gewaakt te worden, dat een dergelijke zone de concurrentiepositie van de Nederlandse industrie zou ver slechteren. (Vervolg op pag. 5) Speciale aandacht zal naar de mening van minister Zijlstra in de komende pe riode de opvoering van de export vragen. De noodzakelijke uitbreiding van het in dustriële produktie-apparaat vraagt in de naaste toekomst een jaarlijkse vergro ting van de uitvoer met gemiddeld 5 a 6 procent. Hoewel dit percentage m het licht van de uitvoerstijging gedurende de jaren '52'57 niet overmatig hoog blijkt, (Van onze parlementsredactie) Minister Zijlstra kondigt in de Zesde Industrialisatienota, die hij thans bij de Tweede Kamer heeft ingediend, voor de periode 1957 1962 een nieuw regionaal industrialisatiebeleid aan, een zgn. industrie- spreidingsbeleid, dat in die vijf jaar 30 miljoen zal kosten. Het regionale industrialisatiebeleid zal in de toekomst meer nog dan in het verleden de aandacht vragen, aldus de minister. Het zal zich niet al leen bepalen tot de gebieden met een acute structurele werkloosheid, maar zich eveneens uitstrekken tot gebieden met een sterke migratie naar andere delen va nons land, en tot streken waar een ernstig struc tureel tekort aan werkgelegenheid dreigt te ontstaan door structuur wijzigingen in de bestaansbronnen of door een sterke bevolkingsgroei. Om dit beleid te verwezenlijken zullen algemeen klimaatverbeterende en specifiek stimulerende maatregelen genomen worden. ontvangt. Het Rijk zal namelijk 50 pet van de prijs van het verworven terrein aan de gemeente betalen op voorwaarde, dat de ondernemer op zijn minst 20 pet, van het terrein te eigen behoeve direct met industriële bedrijfsruimte bebouwt. Het spreekt daarbij vanzelf, dat over de aanleg van dergelijke industrieterreinen van te voren overeenstemming dient te zijn bereikt tussen het ministerie van economische zaken, het betrokken pro vinciale en het betrokken gemeentebe stuur. 1. De algemene klimaatverbeterende maatregelen komen neer op de aanleg en verbetering van de verbindingen tussen de betrokken gewesten en de rest van het land. De minister van verkeer en water staat zal zoveel mogelijk zijn beleid in overeenstemming brengen met de belan gen van de regionale industrialisatie. 2. De stimulerende maatregelen hebben betrekking op industrieterreinen en in dustriegebouwen. De minister stelt zich voor in de bestaande subsidieregeling voor de aanleg van industrieterreinen wijziging te brengen. De nieuwe regeling zal erop neerkomen, dat de betrokken ondernemer bij aankoop (of verwerving in erfpacht) van gemeentelijke industrie terreinen in plaatsen die als ontwikke lingskernen zijn aangewezen, een reductie Ook in de bestaande regeling betreffen de industriegebouwen komt verandering. Minister Zijlstra is van mening, dat de stimulering van de industriële bouw in de ontwikkelingskernen in het kader van het nieuwe regionale beleid moet worden verruimd. Als voorwaarde zal o.m. gaan gelden, dat een zeker aantal arbeidskrach ten tewerk moet worden gesteld. De be windsman denkt in dit verband aan een regeling, die slechts ten dele afhankelijk is van het aantrekken door de betreffende ondernemer van een van tevoren vastge steld minimum aantal arbeidskrachten. Bij de tot nu toe geldende premierege ling gold de voorwaarde, dat per 50 vierk. m nieuw gebouwde nuttige vloeropper vlakte 1 mannelijke arbeidskracht uit de geregistreerde arbeidsreserve additioneel moest worden tewerk gesteld. De nieuwe regeling zal in tegenstelling tot de be staande geen vaste onveranderlijke pre mie kennen, maar deze premie zal een stijging vertonen naarmate de te bouwen nuttige vloeroppervlakte groter is. Boven dien zal met de uitkering, die in gedeelten zal geschieden, reeds worden begonnen na de aanvang van de bouw. Tenslotte zal financiële steun worden verleend in bijzondere voorzieningen, die niet tot de taak van de andere departe menten kunnen worden gerekend, maar die in of in uitzonderingsgevallen buiten de ontwikkelingsgebieden no dig mochten blijken om een doeltreffende spreiding van de werkgelegenheid te be vorderen. De minister spreekt in dit ver band van voorzieningen op het gebied van de openbare nutsbedrijven, de bouw van los- en laadwallen e.d., waarin een tegemoetkoming door de rijksoverheid kan worden verleend van maximaal 75 pet van het onrendabele gedeelte van de betreffende investering. Bij uitzondering kan een incidentele tegemoetkoming wor den verleend bij de aanleg' van industrie terreinen in plaatsen buiten de probleem gebieden, die met het oog op de bevorde ring van de decentralisatie vanuit het westen voor industrievestiging van be lang zjjn. Uitvoerig licht de minister in zijn nota de koers, die het nieuwe regionale indus trialisatiebeleid zal volgen, toe. Tot nu toe had dit regionale beleid zich in hoofd zaak beperkt tot het stimuleren van de industrialisatie in een aantal ontwikke lingsgebieden in verband met de struc turele werkloosheid, die in deze gebieden bestond. Het nieuwe regionale industrialisatie beleid zal zich in principe meer in het algemeen gaan richten op die streken, waar een ernstige acute structurele werkloosheid en (of) een omvangrijke eenzijdig gerichte migratie zich thans voordoet of in de naaste 'oekomst dreigt te ontstaan. De migratie van arbeidskrachten uit de ontwikkelingsgebieden werd in het tot nu toe gevoerde beleid gezien als een factor, die tot vermindering van de structurele werkloosheid bijdroeg. Zij werd als het ware als gegeven bij het regionale beleid aanvaard. In het nieuwe beleid komt hierin verandering, doordat het eveneens gericht wordt op die gebieden van waar uit een regelmatige stroom van imigran- ten naar het overige Nederland afvloeit. Een omvangrijke en eenzijdig gerichte migratiestroom leidt immers uiteindelijk tot een relatieve veroudering van de be volking in de beti-okken gebieden het zijn immers meestal de jongeren, die weg trekken wat een steeds verdergaande verarming van het economische en maat schappelijke leven tot gevolg heeft. Minister Zijlstra acht het een groot na tionaal belang, dat er voldoende ruimte is voor nieuwe industriële vestigingen, die dank zij de gunstige positie van het wes ten in het kader van de Euromarkt tot stand kunnen komen. Enerzijds dient dit doel te worden na gestreefd door een verantwoorde sprei ding van de bedrijvigheid binnen het wes ten des lands, maar anderzijds ook door te stimuleren, dat industriële activiteiten, die niet noodzakelijk aan het westen als vestigingsgebied zijn gebonden, zoveel naar elders worden afgeleid, met name ook naar die gebieden waar een structu reel tekort aan werkgelegenheid heerst of in de naaste toekomst valt te verwach ten. Het nieuwe beleid zal zich dus meer bewust gaan richten op de spreiding van de industriële werkgelegenheid over ge heel ons land. De vrijheid van vestigingskeuze van de ondernemer moet daarbij een der uit moet men toch bedenken, dat de industrie in deze jaren de steun heeft gehad van een hijzonder gunstige hoogconjunctuur. Onder een nrrmalere conjuncturele ont wikkeling zal een dergelijke uitbreiding van de export niet dan met grote moeite kunnen worden gerealiseerd. De mate, waarin de Nederlandse industrie erin slaagt haar concurrentiepositie te verbe teren, zal daarbij doorslaggevend zijn. In dit verband maakt de minister mel ding van enkele tekortkomingen, die z.l. dringend verbetering vereisen, het niet of niet voldoende aanpassen van sommige Nederlandse exportprodukten aan de ei sen, die de buitenlandse afnemer daaraan stelt; de soms volstrekt onvoldoende ken nis of toepassing van de speciale verkoop techniek, die voor de afzet op buitenland se markten nodig is, het ontplooien van exportactiviteiten van louter incidentele aard zonder dat men poogt een basis te leggen voor ee^ meer continue buiten landse afzet. Neg te veel ziet men in der gelijke gevallen, dat de buitenlandse afzet als een soort sluitpost wordt behandeld. De minister wil daarom niet nalaten er nog eens met nadruk op te wijzen, dat voor een succesvolle afzet op buitc-land- se markten een weldoordacht commer cieel exportbeleid voor de onderneming een eerste vereiste is. Prof. Zijlstra stelt zich dan ook voor da economische en handelsvoorlichting met kracht voort te zetten. Ook wil hij in ster kere mate medewerking verlenen aan het geven van meer bekendheid in het bui tenland aan het Nederlandse produkt. Over de exportfinanciering deelt hij mee, dat „de pogingen om te komen tot hernieuwde exportfinaneieringsactiviteit van de zijde der Exportfinancieringsmaat schappij bevredigende voortgang hebben". gangspunten van dit beleid blijven. Wel zal, evenals in het verleden, het principe gehandhaafd blijven van het bevorderen van een concentratie van de economische bedrijvigheid in een aantal nader te be palen plaatsen (zg. ontwikkelingskernen), waar de feitelijke omstandigheden een zo groot mogelijke waarborg geven voor het verkrijgen van het beoogde effect. „Een wezenstrek van dit beleid is", aldus minister Zijlstra elders, „dat bij de vesti ging van een bedrijf niemand wordt ge hinderd, maar dat sommigen worden ge stimuleerd (nl. bij vestiging op bepaalde plaatsen) Over de vestigingsmogelijkheden aan de Nieuwe Waterweg merkt de minister nog op, dat een terreintekort aan diep vaarwater in dit gebied in de komende decennia niet uitgesloten mag worden ge acht. Over de kwantitatieve taakstelling voor de komende periode merkt minister Zijl stra op, dat als gevolg van de uitzonder lijk hoge geboortecijfers tijdens en vlak na de tweede wereldoorlog de natuurlijke toeneming van de beroepsbevolking in de jaren '57'62 geraamd wordt op 300.000 personen, of gemiddeld 60.000 per jaar, tegen een gemiddelde van 40.000 per jaar in de periode 19521957. Daarnaast moet worden gerekend op een extra-groei van de beroepsbevolking van naar schatting 25.000, o.m. als gevolg van het deelnemen van gehuwde vrouwen aan het arbeids proces. Voorts zullen door vermindering van de werkgelegenheid in de landbouw naar raming 20.000 arbeidskrachten vrij ko men. De netto-emigratie wordt geschat op 50.000. Van de 295.000 personen, waar voor dus in de komende jaren een ar beidsplaats zal moeten worden geschapen zal naar raming ongeveer 25.000 bij de overheid kunnen worden geplaatst (o.m. bij het onderwijs) en 130.000 in de dien stensector, zodat voor 140.000 personen in de industrie werkgelegenheid zal moeten worden gevonden.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1958 | | pagina 3