Er staat veel op
het spel
REGERINGSBELEID VOOR PERIODE 1957 TOT 1962
Voor 140.000 werknemers meer moet
werkgelegenheid worden gevonden
Export moet jaarlijks
stijgen met zes procent
NIEUW REGIONAAL BELEID
Overheid zal streven naar
spreiding van industrie
Tegen structurele werkloosheid-
en eenzijdig gerichte migratie
Investering van tenminste
elf miljard gulden
zenuwpijn
ZEEUWSCH DAGBLAD
AKKERTJES
Aanpassen aan eisen
van het buitenland
Kosten: 30 miljoen
in vijf jaar
Bijzondere
voorzieningen
Vrijheid
Beroepsbevolking zal in vijf jaar
met 300*000 personen toenemen
Woensdag 21 mei 1958
ZESDE INDUSTRIALISATIENOTA
■'pti mededeling (Adv.)
spit of spierpijn
helpen direct
OPNIEUW worden straks de kiezers
naar de stembus geroepen.
Op Woensdag 28 mei, vandaag over
een week dus, zullen door het gehele
land de verkiezingen voor de gemeen
teraden worden gehouden.
Deze verkiezingen dragen even
als die voor de provinciale staten
een ander karakter dan de kamerver
kiezingen. Het gaat nu niet om de aan
wijzing van volksvertegenwoordigers,
maar om de verkiezing van de plaatse
lijke overheid.
Dat hier door de onderdanen de
plaatselijke overheid wordt aangewe
zen, verandert niets aan haar karakter.
Ook van deze, door het volk gekozen
regeerders geldt, dat zij regeren bij de
gratie Gods en dat zij zijn geroepen
tot gehoorzaamheid aan het Woord des
Heren.
HIERUIT VOLGT al dadelijk, dat
wij moeten trachten, raadsleden te
kiezen, die zich ook in de politiek ge
bonden weten aan de Bijbel, als het
geopenbaarde Woord van God en be
geren, de belangen van de gehele be
volking te dienen in onderworpenheid
aan dat Woord.
Dit betekent niet, dat een raadslid
volstaan kan met te getuigen. Terecht
is de opmerking gemaakt, dat Christe
lijke politiek is voor deze wereld en
dat zij de oplossing vraagt van han
gende politieke vraagstukken in deze
tijd.
Daarom is het nodig, dat zij, die als
leden van de plaatselijke overheid
worden aangewezen, principieel ge
schoold zijn; dat zij kennis hebben van
de beginselen, die op dit gebied leiding
hebben te geven en dat er bij hen ge
vonden wordt een sterk besef van de
roeping van de Christen in de samen
leving.
Maar daarnaast fs het ook en niet
minder noodzakelijk, dat de te kiezen
raadsleden op de hoogte zijn, of zich
met ernst op de hoogte stellen van de
vraagstukken, die in de gemeentepoli
tiek aan de orde komen.
Dat is niet altijd gemakkelijk. Ook
op dit gebied is er veel veranderd de
laatste jaren. Alles is veel meer inge
wikkeld geworden. Er komen nu, tel
kens weer, vraagstukken aan de orde,
waaraan vroeger weinig of geen aan
dacht werd geschonken.
HET MERKWAARDIGE verschijn
sel doet zich voor, dat er voor de
raadsverkiezingen als regel veel min
der belangstelling bestaat, dan voor
van de Tweede Kamer.
Men zou eerder het omgekeerde ver
wachten.
Immers, bij de verkiezingen voor de
gemeenteraden gaat het in de eerste
plaats om plaatselijke belangen, om
vraagstukken, waarbij de gemeente-
naren ten nauwste betrokken zijn en
om personen, kandidaten, die bij de
kiezers veel meer bekend zijn.
De onderwerpen, die in de gemeen
teraden de aandacht vragen, zijn vaak
van niet geringe betekenis. Het gaat
om de behartiging van het onderwijs,
om vragen, die betrekking hebben op
de volksgezondheid, de volkshuisves
ting, de openbare zedelijkheid. Het gaat
om vragen van sociale en culturele
aard, om de belangen van het bedrijfs
leven, enz. Het gaat ook hier om de
handhaving van de grootste volksgoe
deren, om vrijheid en recht.
TROUWENS, ook voor de algemene
politiek zijn de raadsverkiezingen niet
zonder belang.
Dit blijkt wel zeer .duidelijk uit een
strooibiljet, door het bestuur van de
P.v.d.A. door het gehele land ver
spreid. In dat biljee, geschreven onder
de'vooral voor de P.v.d.A. teleurstel
lende uitslag van de statenverkiezin
gen, staan verscheidene dwaze dingen.
Alles wat er aan goeds gebeurde de
laatste jaren, wordt in hoofdzaak ge
schreven op rekening van de P.v.d.A.,
die steeds de stuwende kracht was. En
daartegenover worden dan gesteld de
confessionele partijen, „van wie het
dan heet, dat zij een conservatieve
koers" varen.
Dit zijn dwaasheden, die geen tegen
spraak behoeven.
Maar wel juist is, als gezegd wordt,
dat er bij de verkiezingen op 28 mei
veel op het spel staat.
Zó is het. Er staat veel op het spel.
Niet alleen plaatselijk, maar ook
landelijk.
DAAROM is een krachtig beroep op
de kiezers, om de Protestants-Christe
lijke partijen, die in onderscheidene
plaatsen eendrachtig samenwerken,
krachtig te steunen, hier op zijn plaats.
Wij mogen het zien als een groot
voorrecht, als een geschenk van God,
dat wij in ons land, vrij en onbelem
merd, onze plaatselijke overheden mo
gen kiezen.
Maar het is een voorrecht, dat ook
grote verplichtingen met zich brengt,
Laten straks de kiezers van Christe-
lijken huize bij het uitbrengen van
hun stem tonen, dat zij zich hun ver
antwoordelijkheid tegenover God en
tegenover ons volk tenvolle bewust
zijn.
Er staat laat het ons gezegd
zijn bij de stemming op 28 mei veel
op het spel!
G. Z.
(Van onze parlementsredactie)
De minister van economische zaken, prof. dr. J.
Zijlstra, heeft bij de Tweede Kamer de zesde Indu
strialisatienota ingediend. Daarin wordt een over
zicht gegeven van de resultaten van de industriële
ontwikkeling van ons land in de periode 1952
1957 en van het beleid, dat de regering in de pe
riode 19571962 met betrekking tot de industri
alisatie denkt te voeren. Enkele van de belang
rijkste mededelingen in de nota zijn;
1. In de komende vijf jaar zal in de industrie
voor een totaalbedrag van rond (minimaal) 11 mil
jard gulden (in prijzen van 1957) moeten worden
geïnvesteerd.
2. Boven het thans werkzame aantal zal in de
komende periode nog voor 140.000 werknemers
méér werkgelegenheid moeten worden gevonden
in de industrie. De totale werkgelegenheid in de
industriële sector stijgt daardoor met 8 procent.
3. Om deze toeneming van de werkgelegenheid
te bereiken zal, rekening houdend met een stijging
van de arbeidsproduktiviteit met 12 procent
ruim 2 procent per -jaar de industriële pro-
duktie dienen toe te nemen met 21 procent.
De minister wijst erop, dat zijn nota
geen „vijf-jaren-plan" bevat, maar slechts
een aanwijzing wil geven omtrent de
richting, waarin onze industriële ontwik
keling zal moeten gaan. Aan de cijfers
en berekeningen, die aan de taakstelling
ten grondslag liggen (in de komende vijf
jaar 140.000 nieuwe arbeidsplaatsen en
een investeringsbedrag van f 11 miljard),
moet men dan ook niet een te exacte
en te absolute waarde toekennen, zo
waarschuwt de bewindsman. Hij beziet
in zijn nota het te voeren industrialisatie
beleid tegen de achtergrond van: de tech
nische ontwikkeling, de Euromarkt, de
ruimtelijke ordening en de huidige con
junctuurfase.
Over de benodigde investeringen
schrijft de minister, dat de uitbreidings
investeringen, die een stijging van de
bruto-industriële produktie tot ca f49,5
miljard in 1962 mogelijk moeten maken,
geraamd worden op ca. f7 miljard. Te
zamen met de vervangingsinvesteringen,
die geschat worden op f3,8 miljard, zul
len de totale investeringen in de komende
5 jaar dus f 11 miljard in prijzen van
'57 bedragen. De financiering van deze
industriële investeringen vergt jaarlijkse
besparingen ter grootte van ca. 4 pet. van
het nationale inkomen. De minister acht
dit geen bijzonder groot probleem, gezien
de totale jaarlijkse besparingen in de pe
riode '52'57. De in die periode opgedane
ervaring heeft geleerd, dat het bedrijfs
leven in zeer belangrijke mate erin ge
slaagd, is uit eigen middelen te financie
ren, nl. voor ongeveer 80 pet, zodat
slechts 20 pet uit nieuw aangetrokken
gelden moest worden gefinancierd. Op
merkelijk is, dat de jaren 1954 en 1955
gemiddeld een besparingspercentage te
zien gaven van toch niet minder dan 20
pet.
Naast de intensivering van de spaar-
activiteit acht de minister ook het bewa
ken van ons kosten- en preispeii (zodat
onze concurrentiepositie op de buiten
landse markten ook op langere duur ge
waarborgd blijft) van groot belang voor
het slagen van het te voeren industriali
satiebeleid.
De regering heeft besloten de investe
ringsaftrek, voorzover deze thans nog is
opgeschort, weer voor het overgrote deel
in werking te stellen voor investeringen,
die tot stand komen na de dag van publi
catie van de desbetreffende beschikking
van de minister van financiën. (Zie elders
in ons blad)De regering heeft tot herstel
van de investeringsaftrek besloten om te
voorkomen, dat de teruggang der investe
ringen, die zich thans voordoet de mi
nister spreekt zelfs van een teruggang
van 10 15 pet in '57'58 zich tot in
1960 en misschien nog verder zou voort
zetten. Herstel van de investeringsactivi
teit is namelijk van belang voor de struc
turele werkgelegenheidsproblemen, dus
4. Daar de waarde van de bruto-industriële pro
duktie in 1957 naar voorlopige schatting ca 41 mil
jard gulden heeft bedragen, zal deze in 1962 moe
ten zijn gestegen tot ca 49,5 miljard gulden (uit
gedrukt in prijzen van 1957).
5. In de komende periode zal in het bijzonder
grote aandacht dienen te worden besteed aan de
opvoering van de export. Een jaarlijkse toeneming
van het uitvoervolume van 5 a 6 pet. is noodza
kelijk.
6. De in het kader van de bestedingsbeperking
geschorste investeringsaftrek zal, voorzover thans
nog opgeschort, voor het overgrote deel weer wor
den ingevoerd.
7. Er zal in de periode '57'62 een nieuw regio
naal industrialisatiebeleid Worden gevoerd, dat
zich meer in het algemeen zal gaan richten op die
streken, waar zich een ernstige acute structurele
werkloosheid en (of) een omvangrijke, eenzijdig
gerichte migratie voordoet of in de naaste toe
komst dreigt voor te doen. Spreiding van de indu
striële werkgelegenheid over gehéél ons land is de
doelstelling van dit beleid, dat in de eerstkomende
vijf jaar 30 miljoen zal vergen.
voor de geleidelijke groei van de in
dustriële werkgelegenheid. Daarnaast is
het in de huidige situatie van grote bete
kenis, dat een toeneming van opdrachten
voor vernieuwing en uitbreiding der in
dustriële apparatuur reeds op korte ter
mijn tot een zekere vergroting van de
activiteit en de werkgelegenheid in de
Nederlandse industrie van investerings
goederen en hun toeleveringsbedrijven
zal leiden.
Overigens wil de minister er wel op
wijzen, dat maatregelen, die tot een ver
groting van de bestedingen leiden, in de
huidige omstandigheden alleen verant
woord zijn, indien zij belangen van zeer
dringende aard dienen. In dit licht wer
den onlangs enige maatregelen genomen
ter verbetering van de werkgelegenheids
situatie op korte termijn. Grote waak
zaamheid blijft echter geboden om te
voorkomen, dat het zojuist weer eniger
mate herstelde evenwicht tussen nationale
middelen en bestedingen opnieuw wordt
verstoord. De gevaren voor de Nederland
se economie, die tot de beperkende maat
regelen hebben geleid, zijn nog niet ge
heel geweken, zo waarschuwt prof. Zijl
stra.
In zijn nota somt minister Zijlstra en
kele factoren op, die een belangrijke in
vloed zullen hebben op de industriële
structuur van Nederland. De bewindsman
noemt met name: de Euromarkt, de tech
nische ontwikkeling, waaronder tevens is
begrepen de ontwikkeling van de kern
energie, en tenslotte de mechanisering en
de automatisering, als een bijzonder be
langwekkend aspect van deze technische
ontwikkeling. Met betrekking tot het
eerste punt, de Euromarkt, spreekt prof.
Zijlstra er zijn grote voldoening over uit,
dat het inzicht dat Nederland de Euro
poort bij uitstek is, „zo spoedig en zo con
creet wortel heeft geschoten".
Toch rijzen er met de Euromarkt ook
nieuwe problemen op het gebied van de
industrialisatie. De Nederlandse industrie
ziet zich genoodzaakt zich op velerlei ge
bied te heroriënteren. Tot welke conse
quenties dit zal leiden is op het ogenblik
nog niet geheel te overzien. Wel mag
worden aangenomen, aldus minister Zijl
stra, dat het verkrijgen van een sterkere
concentratie van bedrijven, o.a. door fu
sie, zal kunnen worden verkregen. Mocht
blijken, dat er met name op fiscaal ge
bied zekere belemmeringen zouden zijn
die die samenwerking van bedrijven ern
stig zouden tegengaan, dan zal de minister
overleg plegen met zijn ambtgenoot van
financiën om na te gaan in hoeverre mo
gelijkheden aanwezig zijn om daauaan
tegemoet te komen. Prof. Zijlstra zegt er
van overtuigd te zijn, dat het Nederlandse
bedrijfsleven over voldoende veerkracht
beschikt om in de overgangsperiode van
12 tot 15 jaar de aanpassingen, die de
In de zesde industrilaisatienota deelt
minister Zijlstra mede dat het beleid
van de overheid gericht zal zijn op
spreding van de industrie. Zullen er
nu ook voor Zeeland grotere kansen
komen? Hierboven een foto van de
minister met op de achtergrond het
wapen van onze provincie.
Euromarkt vergt, tot stand te brengen.
De minister meent, dat het beleid, dat
in het verleden is gevoerd ten opzichte
van het aantrekken en de Vestiging van
buitenlandse ondernemingen in Neder
land, in de naaste toekomst ongewijzigd
dient te worden voortgezet. De totstand
koming van een vrijhandelszone acht h(J
voor de gehele Nederlandse economische
ontwikkeling van bijzondere betekenis, al
dient ertegen gewaakt te worden, dat een
dergelijke zone de concurrentiepositie
van de Nederlandse industrie zou ver
slechteren.
(Vervolg op pag. 5)
Speciale aandacht zal naar de mening
van minister Zijlstra in de komende pe
riode de opvoering van de export vragen.
De noodzakelijke uitbreiding van het in
dustriële produktie-apparaat vraagt in
de naaste toekomst een jaarlijkse vergro
ting van de uitvoer met gemiddeld 5 a
6 procent. Hoewel dit percentage m het
licht van de uitvoerstijging gedurende de
jaren '52'57 niet overmatig hoog blijkt,
(Van onze parlementsredactie)
Minister Zijlstra kondigt in de Zesde Industrialisatienota, die hij
thans bij de Tweede Kamer heeft ingediend, voor de periode 1957
1962 een nieuw regionaal industrialisatiebeleid aan, een zgn. industrie-
spreidingsbeleid, dat in die vijf jaar 30 miljoen zal kosten. Het
regionale industrialisatiebeleid zal in de toekomst meer nog dan in het
verleden de aandacht vragen, aldus de minister. Het zal zich niet al
leen bepalen tot de gebieden met een acute structurele werkloosheid,
maar zich eveneens uitstrekken tot gebieden met een sterke migratie
naar andere delen va nons land, en tot streken waar een ernstig struc
tureel tekort aan werkgelegenheid dreigt te ontstaan door structuur
wijzigingen in de bestaansbronnen of door een sterke bevolkingsgroei.
Om dit beleid te verwezenlijken zullen algemeen klimaatverbeterende
en specifiek stimulerende maatregelen genomen worden.
ontvangt. Het Rijk zal namelijk 50 pet
van de prijs van het verworven terrein
aan de gemeente betalen op voorwaarde,
dat de ondernemer op zijn minst 20 pet,
van het terrein te eigen behoeve direct
met industriële bedrijfsruimte bebouwt.
Het spreekt daarbij vanzelf, dat over de
aanleg van dergelijke industrieterreinen
van te voren overeenstemming dient te
zijn bereikt tussen het ministerie van
economische zaken, het betrokken pro
vinciale en het betrokken gemeentebe
stuur.
1. De algemene klimaatverbeterende
maatregelen komen neer op de aanleg en
verbetering van de verbindingen tussen
de betrokken gewesten en de rest van het
land. De minister van verkeer en water
staat zal zoveel mogelijk zijn beleid in
overeenstemming brengen met de belan
gen van de regionale industrialisatie.
2. De stimulerende maatregelen hebben
betrekking op industrieterreinen en in
dustriegebouwen. De minister stelt zich
voor in de bestaande subsidieregeling
voor de aanleg van industrieterreinen
wijziging te brengen. De nieuwe regeling
zal erop neerkomen, dat de betrokken
ondernemer bij aankoop (of verwerving
in erfpacht) van gemeentelijke industrie
terreinen in plaatsen die als ontwikke
lingskernen zijn aangewezen, een reductie
Ook in de bestaande regeling betreffen
de industriegebouwen komt verandering.
Minister Zijlstra is van mening, dat de
stimulering van de industriële bouw in
de ontwikkelingskernen in het kader van
het nieuwe regionale beleid moet worden
verruimd. Als voorwaarde zal o.m. gaan
gelden, dat een zeker aantal arbeidskrach
ten tewerk moet worden gesteld. De be
windsman denkt in dit verband aan een
regeling, die slechts ten dele afhankelijk
is van het aantrekken door de betreffende
ondernemer van een van tevoren vastge
steld minimum aantal arbeidskrachten.
Bij de tot nu toe geldende premierege
ling gold de voorwaarde, dat per 50 vierk.
m nieuw gebouwde nuttige vloeropper
vlakte 1 mannelijke arbeidskracht uit de
geregistreerde arbeidsreserve additioneel
moest worden tewerk gesteld. De nieuwe
regeling zal in tegenstelling tot de be
staande geen vaste onveranderlijke pre
mie kennen, maar deze premie zal een
stijging vertonen naarmate de te bouwen
nuttige vloeroppervlakte groter is. Boven
dien zal met de uitkering, die in gedeelten
zal geschieden, reeds worden begonnen
na de aanvang van de bouw.
Tenslotte zal financiële steun worden
verleend in bijzondere voorzieningen, die
niet tot de taak van de andere departe
menten kunnen worden gerekend, maar
die in of in uitzonderingsgevallen
buiten de ontwikkelingsgebieden no
dig mochten blijken om een doeltreffende
spreiding van de werkgelegenheid te be
vorderen. De minister spreekt in dit ver
band van voorzieningen op het gebied
van de openbare nutsbedrijven, de bouw
van los- en laadwallen e.d., waarin een
tegemoetkoming door de rijksoverheid
kan worden verleend van maximaal 75
pet van het onrendabele gedeelte van de
betreffende investering. Bij uitzondering
kan een incidentele tegemoetkoming wor
den verleend bij de aanleg' van industrie
terreinen in plaatsen buiten de probleem
gebieden, die met het oog op de bevorde
ring van de decentralisatie vanuit het
westen voor industrievestiging van be
lang zjjn.
Uitvoerig licht de minister in zijn nota
de koers, die het nieuwe regionale indus
trialisatiebeleid zal volgen, toe. Tot nu toe
had dit regionale beleid zich in hoofd
zaak beperkt tot het stimuleren van de
industrialisatie in een aantal ontwikke
lingsgebieden in verband met de struc
turele werkloosheid, die in deze gebieden
bestond.
Het nieuwe regionale industrialisatie
beleid zal zich in principe meer in het
algemeen gaan richten op die streken,
waar een ernstige acute structurele
werkloosheid en (of) een omvangrijke
eenzijdig gerichte migratie zich thans
voordoet of in de naaste 'oekomst dreigt
te ontstaan.
De migratie van arbeidskrachten uit de
ontwikkelingsgebieden werd in het tot nu
toe gevoerde beleid gezien als een factor,
die tot vermindering van de structurele
werkloosheid bijdroeg. Zij werd als het
ware als gegeven bij het regionale beleid
aanvaard. In het nieuwe beleid komt
hierin verandering, doordat het eveneens
gericht wordt op die gebieden van waar
uit een regelmatige stroom van imigran-
ten naar het overige Nederland afvloeit.
Een omvangrijke en eenzijdig gerichte
migratiestroom leidt immers uiteindelijk
tot een relatieve veroudering van de be
volking in de beti-okken gebieden het
zijn immers meestal de jongeren, die weg
trekken wat een steeds verdergaande
verarming van het economische en maat
schappelijke leven tot gevolg heeft.
Minister Zijlstra acht het een groot na
tionaal belang, dat er voldoende ruimte is
voor nieuwe industriële vestigingen, die
dank zij de gunstige positie van het wes
ten in het kader van de Euromarkt tot
stand kunnen komen.
Enerzijds dient dit doel te worden na
gestreefd door een verantwoorde sprei
ding van de bedrijvigheid binnen het wes
ten des lands, maar anderzijds ook door
te stimuleren, dat industriële activiteiten,
die niet noodzakelijk aan het westen als
vestigingsgebied zijn gebonden, zoveel
naar elders worden afgeleid, met name
ook naar die gebieden waar een structu
reel tekort aan werkgelegenheid heerst
of in de naaste toekomst valt te verwach
ten. Het nieuwe beleid zal zich dus meer
bewust gaan richten op de spreiding van
de industriële werkgelegenheid over ge
heel ons land.
De vrijheid van vestigingskeuze van de
ondernemer moet daarbij een der uit
moet men toch bedenken, dat de industrie
in deze jaren de steun heeft gehad van
een hijzonder gunstige hoogconjunctuur.
Onder een nrrmalere conjuncturele ont
wikkeling zal een dergelijke uitbreiding
van de export niet dan met grote moeite
kunnen worden gerealiseerd. De mate,
waarin de Nederlandse industrie erin
slaagt haar concurrentiepositie te verbe
teren, zal daarbij doorslaggevend zijn.
In dit verband maakt de minister mel
ding van enkele tekortkomingen, die z.l.
dringend verbetering vereisen, het niet
of niet voldoende aanpassen van sommige
Nederlandse exportprodukten aan de ei
sen, die de buitenlandse afnemer daaraan
stelt; de soms volstrekt onvoldoende ken
nis of toepassing van de speciale verkoop
techniek, die voor de afzet op buitenland
se markten nodig is, het ontplooien van
exportactiviteiten van louter incidentele
aard zonder dat men poogt een basis te
leggen voor ee^ meer continue buiten
landse afzet. Neg te veel ziet men in der
gelijke gevallen, dat de buitenlandse afzet
als een soort sluitpost wordt behandeld.
De minister wil daarom niet nalaten er
nog eens met nadruk op te wijzen, dat
voor een succesvolle afzet op buitc-land-
se markten een weldoordacht commer
cieel exportbeleid voor de onderneming
een eerste vereiste is.
Prof. Zijlstra stelt zich dan ook voor da
economische en handelsvoorlichting met
kracht voort te zetten. Ook wil hij in ster
kere mate medewerking verlenen aan het
geven van meer bekendheid in het bui
tenland aan het Nederlandse produkt.
Over de exportfinanciering deelt hij
mee, dat „de pogingen om te komen tot
hernieuwde exportfinaneieringsactiviteit
van de zijde der Exportfinancieringsmaat
schappij bevredigende voortgang hebben".
gangspunten van dit beleid blijven. Wel
zal, evenals in het verleden, het principe
gehandhaafd blijven van het bevorderen
van een concentratie van de economische
bedrijvigheid in een aantal nader te be
palen plaatsen (zg. ontwikkelingskernen),
waar de feitelijke omstandigheden een
zo groot mogelijke waarborg geven voor
het verkrijgen van het beoogde effect.
„Een wezenstrek van dit beleid is", aldus
minister Zijlstra elders, „dat bij de vesti
ging van een bedrijf niemand wordt ge
hinderd, maar dat sommigen worden ge
stimuleerd (nl. bij vestiging op bepaalde
plaatsen)
Over de vestigingsmogelijkheden aan
de Nieuwe Waterweg merkt de minister
nog op, dat een terreintekort aan diep
vaarwater in dit gebied in de komende
decennia niet uitgesloten mag worden ge
acht.
Over de kwantitatieve taakstelling voor
de komende periode merkt minister Zijl
stra op, dat als gevolg van de uitzonder
lijk hoge geboortecijfers tijdens en vlak
na de tweede wereldoorlog de natuurlijke
toeneming van de beroepsbevolking in de
jaren '57'62 geraamd wordt op 300.000
personen, of gemiddeld 60.000 per jaar,
tegen een gemiddelde van 40.000 per jaar
in de periode 19521957. Daarnaast moet
worden gerekend op een extra-groei van
de beroepsbevolking van naar schatting
25.000, o.m. als gevolg van het deelnemen
van gehuwde vrouwen aan het arbeids
proces.
Voorts zullen door vermindering van
de werkgelegenheid in de landbouw naar
raming 20.000 arbeidskrachten vrij ko
men. De netto-emigratie wordt geschat
op 50.000. Van de 295.000 personen, waar
voor dus in de komende jaren een ar
beidsplaats zal moeten worden geschapen
zal naar raming ongeveer 25.000 bij de
overheid kunnen worden geplaatst (o.m.
bij het onderwijs) en 130.000 in de dien
stensector, zodat voor 140.000 personen in
de industrie werkgelegenheid zal moeten
worden gevonden.