GÜ/CPf!
Hun tijd overleefd?
Molens
in
gevaar
Zwitsaletten
rLide JONGENSPÜILOVER
RESTAURATIE
IS DUUR
Katerdag 28 september 1957 ZEEUWSCH DAGBLAD Pagina 5
„DE GOOYER"
MONUMENTENLIJST
MOLENS IN
AMSTERDAM
Bestrijd dal lome friepgevoel met
plaatsen, maar dan moeten ze niet de
eigenaars voor het geld laten opko
men
Er valt weinig te zeggen op zo'n op
merking, want wie kan de molenaar
ongelijk geven? Elke week een paar
tientjes op het natuurschoon voor an
deren toe te leggen, elk jaar een dui
zend gulden te betalen voor een „be
zitting", die toevallig van cultuur-his
torische waarde wordt geoordeeld, dat
valt inderdaad niet mee. Het is ge
makkelijk de mond vol te hebben over
natuurschoon en cultuur-historische
waarden en tegelijk de portemonnaie
angstvallig gesloten te houden
De molens zijn nn eenmaal econo
misch niet meer verantwoord, wij we
ten het. Eeuwen zijn voorbij gegaan,
sinds de glorietijd van de molens en
thans wordt er op de fabriek gema
len, worden de planken machinaal ge
zaagd. De „mulder" telt niet meer mee
en de machines lachen om de kracht
van wind en water!
Ingez. Med. (adv.)
DE GOOYER
Oncler de vele molens neemt de
z.g. walmolen, als hierboven af
gebeeld, een vooraanstaande
plaats in. Dergelijke molens, vaak
gebouwd op oude stadsmuren of
wallen, werden om zoveel moge
lijk van de wind te profiteren,
hoog, soms zeer hoog opgetrok
ken. Ze zijn alle in 't bezit van
een rondlopende stelling, waar
zich de apparatuur in bevindt om
de kap met de wieken op de wind
te draaien. Dit type wordt voor
namelijk gebruikt als korenmo
len. U kunt ze nog vinden in
Zuid-Holland, Zeeland, Utrecht
en Friesland
Vraag eens aan een buitenlander, en dan moet deze niet tegen onze
landsgrenzen aan wonen, hoe hij zich een Nederlander voorstelt
en hij zal u antwoorden, dat elke Hollander een ruim buis, een
wijde broek en klompen aan heeft, met een vissersmuts op het hoofd.
Vraag hem het Hollandse landschap te beschrijven en hij zegt u: een
vlak polderland met evenveel water als er molens zijn, heel veel
molens, duizenden molens!
Helaas, lezers, wij Hollanders weten beter, wij lopen op enkele uit
zonderingen na niet meer in 't visserspak en.er zijn geen molens
meer! De enkele machtige reuzen, die nog overbleven, zijn ten dode
opgeschreven
Eens was er een tijd, zo zegt de ge
schiedschrijver, dat de molens het Hol
landse landschap beheersten, dat het
geluid van de machtige molenwieken
door het gehele land te horen was, van
noord tot zuid, van oost tot west.
Overal kon men de suizende armen in
de lucht zien maaien en nimmer was
het wonder gerucht, dat opsteeg uit
het imposante molenlichaam, verre,
nimmer zweeg het zachte klagende
geluid daar in het binnenste van de
molen, nimmer ook het suizelen en
piepen van de molenarmen.Er
stonden overal in Holland de molens
verspreid, het was toen dé Zaankant,
die de kroon spande. Eens.
Want als wij nog niet wisten, dat
het allerminst goed gaat met onze
oude historische molens, dan kan dat
ene simpele regeltje over de Zaan
kant het ons Ieren: van de 1600 mo
lens, die hier eertijds hun machtige
wieken zwaaiden, zijn er thans nog
maar precies acht over. En slechts
zelden ziet men ze draaien, die im
posante armen aan het geweldige mo
lenlijf. De molens hebben hun tijd
overleefd, zij zijn monumenten gewor
den, rariteiten, economische ondingen.
Toeristen, die de hoofdstad des lands
bezoeken en bij toeval terecht komen
in de buurt van het Funen, zullen
verrukt uitroepen: „Kijk eens, een
molen midden in de stad. Zie je wel,
Holland is één molenland, zelfs mid
den in Amsterdam staan ze nog!" In
derdaad, „midden" in Amsterdam
staat nog een molen als de laatste der
Mohikanen, „De Gooyer". Maar wat
die toeristen niet weten, is dat er en
kele eeuwen geleden een paar dozijn
molens in het hartje van de stad ston
den.
De Gooyer heeft niet altijd op de
plek gestaan, waar hij zich nu bevindt.
Oorspronkelijk stond hij op het bol
werk Oosterbeer. De windvang werd
erg belemmerd, toen daar de St. Char
les (Oranje-Nassau) kazerne werd ge
bouw. Onderhandelingen met het
stadsbestuur hadden tot gevolg, dat
de molen verplaatst en herbouwd
werd op de voet van de beide stads-
watermolens op het Funen.
Die verplaatsing geschiedde in 1801.
In 1927 was de toestand van de mo
len zo slecht, dat de Gemeente f 600
beschikbaar stelde voor een onder
zoek naar de mogelijkheid van alge-
he1' - ■ic.
De witte lage bovenkruier. ror>en
van steen opgetrokken, vindt men nog
op de Zeeuwse eilanden, o.a. in Krab-
bendijke, Eikerzee, Dreischor, Zoute-
lande en Biggekerke. De kap met wie
ken en staart is draaibaar vanaf de
begane grond. Deze grondmolens wor
den veel gebruikt voor het malen van
graan en veevoeder.
kig mogelijk. In 1928 werd hij volle
dig gerestaureerd. Later werd de Ge
meente eigenaar van „De Gooyer". Zij
beveiligde de molen tegen brandge
vaar, bracht een electromotor aan en
plaatste „De Gooyer" op de Monumen
tenlijst.
Waarschijnlijk is de allereerste eige
naar van de molen iemand geweest,
die uit het Gooi kwam, vandaar de
naam „De Gooyer". We kennen ook
nog de Gooise Boer en we horen Vos
meer de Spie in Vondel's Gijsbrecht
nog telkenjare zeggen „ik ben een
Gooiers kind". Ook de naam Funen is
historisch. In 1658 behaalde De Ruyter
bjj het Deense eiland Funen een over
winning op de Zweden. Deze zege was
van zoveel belang voor de Amsterdam
se Oostzeehandel, dat ter nagedachte
nis aan dat wapenfeit de tegenwoor
dige standplaats van „De Gooyer" het
Funen werd genoemd.
Evenals een echte Amsterdammer
niet graag de St. Nicolaaskerk, de Pol
lux of 't Scheepvaarthuis zou missen,
zo is hij ook gehecht aan De Gooyer,
die een dominerende plaats tussen de
De mooie witte molen van Sirjansland
is helaas bij de ramp verloren gegaan.
Op de foto ziet men duidelijk hoe de
wieken van deze molen type stenen
bovenkruiser „voor de borst" staan.
Eilanden en de Indische buurt in
neemt. En toch vraagt men zich te
recht met angst in het hart af: hoe
lang nog.
Onze molens zjjn in gevaar! Maar
misschien is dat mosterd na de maal
tijd, want hoe kan men eigenlijk nog
van gevaar spreken, als de slag reeds
lang is gevallen? Nog hier en daar
treft men de oude molens aan en de
regering, die begrijpt, dat zij maar
niet zonder meer „houten optreksels"
vormen, maar dat zij monumenten zijn
van onbestreden cultuur-historische
waarde, heeft praktisch al de nog
overgebleven molens zoals ook De
Gooyer op de Monumentenlijst ge
plaatst. Wel, dat is prachtig, zegt u.
Helaas, ook hier zijn vele haken en
ogen.
Wij hebben erover gesproken met
molenaar De Boer, eigenaar van een
der laatste zogenaamde „paltrokmo-
lens" aan het Westzijderveld, nabij
Zaandam.
„Weet u", zei hij ons, „zo'n molen
kost alleen al aan onderhoudskosten
een dikke duizend gulden per jaar.
En dan dienen ze nog alleen maar
voor natuurschoon."
„Vindt u dan niet, dat het een groot
belang is de molens voor het Holland
se landschap te behouden?"
„Zeker", antwoordde hij ietwat bit
ter, „het is allemaal prachtig, als ze
zo'n molen op de Monumentenlijst
Zoals het met de molens langs de
Zaan en in de Noord is gegaan en nog
gaat, zo ging het ook met de molens
in Amsterdam.
Die Amsterdamse molens dateren al
van vóór 1544, toen de stad er negen
telde. Namens als Gasthuismolensteeg
en Roomolensteeg herinneren aan die
vergane glorie der wentelende wieken.
De molens werkten niet alleen voor
particulieren, ook voor inrichtingen
van weldadigheid. Zo maalde „De
Gooyer" voor het Stads Armenhuis 14
gedeelte van de rogge en V* gedeelte
van de tarwe.
Het was verboden om op zondag te
malen en de eigenaars moesten lid
zijn van het molenaars- of St. Victor-
gilde. Meestal waren de molens eigen
dom van verschillende personen. Een
bakker kon echter nooit deel aan een
molen hebben. De molenaars waren
van hun kant verplicht om bier en
brood te kopen bij de brouwers en de
bakkers, voor wie zij maalden.
De Amsterdamse familie Minuit be
zat in de 17e eeuw vele aandelen in
de korenmolens van de hoofdstad.-Op
29 november 1668 transporteerde een
zekere Sara Piemans, weduwe van
Jan Minuit, aan haar schoonzoon, Ger-
rit van Ernst, „de gehele korenmolen
de Gooyer, staande op 't bolwerk aan
de steenen beer bij Houtewael en vijf
andere".
DE LAATSTE „STRIJD"
Na de mens heeft de molen nog een
grote vijand: het vuur! De brandweer-
Het oudste windmolentype in Neder
land is de Standerdmolen, die op de
wind gezet wordt door het gehele mo-
ïenlichaam om een standerd of spil te
draaien. Aan de achterzijde bevinden
zich de staartboom en het kruiwiel,
waarmee de molen op de wind ge
draaid wordt. Houten assen en kam-
wielen brengen de beweging van de
wieken over op de bovenste der beide
molenstenen, waartussen het graan
wordt fijngemalen.
lieden beschikken tegenwoordig over
moderne, afdoende middelen, maar in
vroeger eeuwen behooren molenbran-
den tot de gevaarlijkste gebeurtenis
sen. Toen in de 17e eeuw nabij het
Noordhollandse dorp, De Rijp, op het
Schermereiland („het schoonste dorp
in Hollandt", zo getuigde Leeghwater,
die in De Rijp werd geboren) de wie
ken van een molen op een stormach
tige nacht door de vang liepen en de
molen in brand geraakte, vlogen de
brandende hennepbossen, voortgedre
ven door de storm, door de lucht,
waardoor ook in het dorp zelf brand
ontstond en De Rijp in één rampzalige
nacht volkomen werd platgebrand. Het
dorp is deze verwoesting nimmer te
boven gekomen en van een eertijds
vrij belangrijk centrum in Noordhol
landse Waterland verviel het tot het
stille gehucht zoals wij het ook thans
nog kennen.
Maar al zijn we nu eeuwen verder,
het vuur bleef en blijft de grote vij
and van de molen, daar helpt geen
lievemoederen en zelfs geen moderne
brandweer aan, dat is wel gebleken,
toen een van het laatste dozijn mo
lens langs de Zaan afbrandde. „De
Strijd".
„De Strijd" was een der oudste, nog
bestaande molens langs de Zaan, Sinds
1684 stond hij daar aan 't Kalf nabij
Zaandam en bijna drie eeuwen gele
den had hij heel wat meer concurren
tie dan de laatste jaren. Rondom hem
wemelde het immers van molens en
ruisend zweefde het lied van zijn wie
ken over de Zaan. De Zaankanters zijn
nog nijver als destijds, maar de in
dustrieën zijn veranderd en het
oude, eentonige lied - van de molens
verdween de een na de ander.
Om ongeveer 2 uur in de nacht ge-
Paltrokmolens
worden veel ge
bruikt voor het
zagen van hout.
Lang geleden
stonden deze mo
lens vrij op een
vlot, dat op het
water dreef, zo
dat men ze ge
makkelijk naar
elke gewenste
richting kon la
ten draaien.
De molen „De Korenbloem"
te Goes.
raakte de historische molen in brand
wat doet het er, achteraf toe, wat
de oorzaak was? en drie uur later
om 5 uur 's morgens, was er van het
trotse molenlichaam niets meer over
dan 'n troosteloze ruïne. Het was 'n
hopeloze taak deze brand te blussen.
Aangewakkerd door een felle noor
denwind, sloegen de vlammen al heel
spoedig uit de rieten romp, terwijl de
oeroude balken voor het vuur een
willig voedsel vormden. Gelukkig
stond de molen zo geïsoleerd en be
schikt de brandweer tegenwoordig
over zulke moderne middelen, dat er
geen gevaar was voor het overslaan
van de vlammen. Dat was vroeger wel
eens anders. In die tijd keek men in
het veen niet op een turfje, was het
niet zó erg, als er één molen verlo
ren ging, maar thans betekende het
tën ondergaan van „De Strijd" een
onherstelbaar verlies.
„De Strijd" was niet zolang daar
voor, hij maalde zelfs kort voor de
brand nog, aangekocht door de ver
eniging „De Zaanse Molen". Hij vorm
de een merkwaardigheid, die thans
eveneens verloren is gegaan, namelijk
dat hij nog maar de enige molen was
met een zogenaamde „platte stelling".
Ook dat unicum bestaat niet meer.
„De Strijd" heeft zijn tijd voorgoed
gestreden
Molens in gevaar! Die woorden
vormen een bitter grapje. Wat zal
men van gevaar spreken, als de
strijd voor alle molens reeds lang
gestreden is? En toch, töeh zou
den wij ook nu nog die Nederlan
ders, die nog enig hart hebben
voor hun schone land en voor ons
karakteristieke vlakke landschap,
willen toeroepen: „Nederlanders,
let op uw saeck!" Let op uw mo
lens, op die laatste paar molens,
die overgebleven zijn. Bewaart ze
voor nu en voor later, want anders
zal al te spoedig de tijd komen, dat
wij onze prachtige molens, de trots
van ons Hollandse landschap, nog
slechts als rariteitenop plaat-
jes kunnen bewonderen!
Cor Dokter
op*n '^t)tc\onoUi|
rjvml
los afkanten, de averechte steken ook
averecht breien. Het split met 1 toer
vasten omhaken, daarna de treksluiting
er niet zich thai rinzetten Vervolgens
langs de voor- en aenterKane elk 70 st.
opnemen en hierop een boord in 1 st.
recht, 1 st. averecht breien van 7 cm, dan
de steken los afkanten.
Het werk aan de verkeerde kant onder
een vochtige doek licht persen, boorden
niet raken. Naden met een stiksteek
dichtnaaien, boorden overhands.
LEEFTIJD 10 TOT 12 JAAR
Materiaal; 350 gram Scheepjes Silvret-
ta kl. 1605. Naalden no. 2V4 en no. 3.
Treksluiting van 14 cm.
25 st. zijn 10 cm breed en 33 naalden
zjjn 10 cm hoog, gebreid in tricotsteek
op naalden no. 3.
Patroon: le naald: goede kant, X 1 st.
averecht, 1 st. afhalen met de draad
vóór het werk, van X af herhalen.
2e naald: en alle even naalden, ave
recht.
3e naald: X 1 st. afhalen met de draad
vóór het werk, 1 st. averecht, van X af
herhalen.
5e naald: vanaf de le naald herhalen.
Onderaan de linkermouw beginnen.
Opzetten 40 st. en 5 cm In 1 st. recht,
1 st. averecht breien op naalden no. 214
Daarna overgaan op naalden no. 3 en tri
cotsteek breien met in de 1ste naald
verdeeld 15 st. meerderen. Vervolgens
aan beide kanten 15 x elke 8ste naald
1 st. meerderen. Is de totale hoogte 41
cm, dan aan beide kanten voor de zijna
den elke 2e naald 3 x 2, 2 x 1, 5 x 11 st.
bijopzetten, totaal 211 st. Doorbreien tot
de totale hoogte 50 cm is, dan de mid
delste steek met een gekleurl draadje
aangeven en aan weerskanten hiervan
opnemen en hierop 3 cm in 1 st. recht,
7 x elke 6e naald 1 st. meerderen. Na de
lste meerdering echter het werk in 2 de
len splitsen (schoudersluiting) en dus
voor- en achterpand afzonderlijk afbrei
en tot de andere schouder, dan weer over
alle steken samen gaan breien. Bij 52 cm
hoogte voor de smalle garneerstreep 6
naalden in patroon breien, dan 5 cm
tricotsteek, dan voor de brede garneer
streep 14 naalden in patroon breien, ver
der weer tricotsteek tot de totale hoogte
62 cm is.
Nu voor de halsronding als volgt: voor
de voorhals in elke 2e naald 1 x 4, 1 x 3,
3 x 2, 4 x 1 st. afkanten. Doorbreien tot
er vanaf de zijnaad 20 cm is, gebreid, dan
is het midden van het voorpand bereikt
en breit men de andere helft, dus tot de
laatste halsmeerdering er aan en laat dit
deel even rusten tot men met het achter
pand even ver is. In het achterpand geen
halsronding maken, dus dit recht houden
Xijn beide delen tot de schouder gereed,
'dan over alle steken van beide delen
verder breien in spiegelbeeld van de an
dere helft, dus nu minderen waar ge
meerderd en meerderen waar geminderd
werd.
Afwerken. Langs de halsronding 60 st.
1 st. averecht breien, daarna alle steken
HSjnMtS
Eens stonden in Nederland de molens
overal verspreid. Zij gaven karakter
aan het landschap. Van lieverlede ver-
dwijnen de molens echter. Stoom, olie
en elektriciteit hebben de windkracht
vervangen.
Er zijn in ons
land nog circa
1300 windmolens
waarvan er 700
voornamelijk in
Zuid- en Noord
holland en Fries
land, als water
molens dienst
doen ten einde
overtollig regen
water via grote
en kleine kanalen
naar zee te trans
porteren. Hier
kijkt de molenaar
van „De Strijd"
naar zijn brood
winning. In de
bezettingstijd ga
ven de wieken
van de molens
aan öf er razzia's
werden gehouden
öf perwachf toer
den. Menige „orts-
commanda nt"
heeft deze taal
der molens nooit
kunnen leren.
(Zie foto hier
naast.)
Het bezit van een molen is niet be
paald een sinecure. Meestal kost het
onderhoud en restauratie duizend gul
den, waardoor een goede exploitatie
haast niet mogelijk is. Overal probeert
men met behulp van subsidies de mo
lens te redden, maar de praktijk wijst
uit dat dit in veel te langzaam tempo
gaat, waardoor menige molen de slo
per in handen valt.